Maçonnieke encyclopedie-F.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


Frankrijk / FREEMASONRY IN FRANCE
1. Van de aanvang tot 1748.
2. Van 1743-'71.
3. Van 1771-'95.
4. Van 1795-1814.
5.Van 1814 -'5l
6. Van 1852-62.
7. Van 186l-1871
8. Van 1871 tot heden.
De Huidige structuur (1880) van de Franse Gr.°. Or.°. is als volgt;
La Tradition Maçonnique
Frankrijk GLdF
Frankrijk GOdF
FGLN
Franc Maçonnerie Le
FREEMASONRY IN FRANCE
New Views on the Revival.
Early French History.
Sketch of Later Events.
Conclusion on this Part.
The Growth of Rites.
the Oration of Ramsay.
Masonic Historical Myths.
Scope of the Criticism.
An Age of Eclipse.
Descensus Averni.
France Alters its Constitutions.
Present Position of French Freemasonry.
The Grand Orient and American Masonry.
The French Rites.
Bibliography
HISTORIA FRANC-MACONNERIE
FRANC-MAÇON, FRANC- MAÇONNERIE.








Frankrijk Historia Franc-Maçonnerie
De geschiedenis van de Vrijmij.°. in F. is, in meer dan een opzicht, hoogst belangrijk en zo 't waar is, wat wel niet betwijfeld kan worden, dat de geschiedenis de leermeester is van de volken, dan zal de hedendaagse Vrijmij.°.. goed doen uitFrankrijks geschiedenis lessen van levenswijsheid te putten. We moeten ons hier tot enige algemeenheden bepalen, en zullen daarom slechts die bijzonderheden vermelden die voor de geschiedenis van de 0.°.. van belang zijn. Hoofdbron is het werk van Kloss " Geschichte der Freimauerei in Frankreich," waarbij het werk van Clavel, Histoire pittoresque de la Franche Maçonerie ook goede diensten kon bewijzen. In deze geschiedenis zijn volgens Kloss (vrgl.Lenning's Encyclopadie) zes perioden te onderscheiden; wij menen die in acht afdelingen te moeten splitsen.
1. Van de aanvang tot 1748. In de eerste helft van de vorige eeuw(1700) werd deVrijmij.°. uit Engeland naar F. overgebracht, het juiste jaar waarin dit geschiedde is niet met zekerheid op te geven. Over 't algemeen neemt men Lalande aan, die mededeelt dat Lord Derwent-Waters, Ridder Maskelyne, Mr. Heguerty en enige andere Engelsen in 1725 te Parijs een Loge hebben gesticht, welk voorbeeld in de volgende 10 jaren door meerdere andere gevolgd werd. Intussen schijnt eerst in 8 April 1782 een officieele constituering van een Loge door de Engelse Gr.°..L.°.. te hebben plaats gehad. De oudste berichten aangaande Loges buiten Parija dateren van 1732-35. In de eerste tijd werkten de Franse Maçons zeer in het verborgene. Volgens Lalando was de bovengenoemde Derwent Waters de eerste Gr.°.Mr.°..van de Parijse Loges en werd hij in 1786 opgevolgd door Lord Hernouester die daartoe door de vier of zes toen te Parijs bestaande Werkpl.°.. gekozen werd. De leden van deze Loge waren vrijwel allen Engelsen, die voor langere of kortere tijd te Parijs woonden, waarbij zich echter enige Fransen uit de hoogste adel, als b.v.de maarschalk d'Estées, de Hertog d'Antin enz.voegden. Reeds vroeg hadden deze Loges allerlei vervolgingen te verduren, voor de eerste maal in Juli of Augustus 1737. Bij een Engelsman, die in het Hotel de Bourgogne logeerde, werd huiszoeking gedaan en men vond, waarschijnlijk door verraad van een opera zangeres, daar.enige ritualen, die in handen van de Luitenant Generaal van politie René Herrault kwamen. Toen later bij de wijnhandelaar Chapelot een maç.°. vergadering gehouden werd, veroordeelde de politie hem tot een boete van 1000 Livre en sluiting van zijn winkel voor de tijd van zes maanden. Op 14 September werd, bij trompetgeschal, "den volke verkondigd" dat gelijke straffen bedreigd werden tegen allen die in hun huis maçonnieke vergaderingen zouden toelaten. Intussen schijnt men bijeenkomsten, waaraan alleen Engelsen deelnamen, niet verboden te hebben. Dit verbod had blijkbaar niet veel kracht, want op 12 Febr. 1788 werd een groot maç.°..feest te Luneville gehouden en na het overlijden van Herouester werd de Hertog d'Antin openlijk tot derde Gr.°.Mr.°. gekozen. De kerk was echter in deze dagen tegenover deVrijmij.°. nog machteloos want wel had Clemens XII (z.d.) op 28 April 1738 een bul tegen de Orde uitgevaardigd, maar daar deze niet offcieel door het Parlement geregistreerd was, kon ze niet van kracht zijn. Intussen vaardigde de aartsbisschop van Marseille in 1742 een mandement tegen de 0.°. uit, terwijl men trachtte haar op allerlei wijze bespottelijk te maken in de ogen van het grote publiek. Als gevolg hiervan ontstonden in die tijd verschillende geheime verenigingen die met de Vrjmij.°..intussen niets gemeen hebben. Op bevel van de straks genoemde chef van de politie Herault werden de gevonden ritualen gepubliceerd, 't welk natuurlijk een verdediging tengevolge had en wel van de hand van die zelfde Ramsay die later de O.°..zoveel nadeel zou berokkenen. Dit werk werd door de Inquisitie op 20 Febr. 1789 veroordeeld en daarop openlijk verbrand. Toendertijd kende men de zogenaamde Oppergraden nog niet. Men hield zich aan de oude, oorspronkelijke vorm. Maar de poging van de abt Péran en anderen om te bewijzen dat de Vrijmij.°. uit de kruistochten afkomatig waa en met. de Orde van St. Jan of de Malthezerorde; in historisch verband stond, gaf toen reeds de eerste aanleiding tot de invoering van allerlei systemen, die in strijd zijn met het wezen van de O.°.

2. Van 1743-'71. Toen de Hertog d'Antin op 9 Dec 1743 overleden was, werd twee dagen later de Graaf de Clermont tot vierde Gr.°. Mr.°. gekozen; tegelijker tijd werd een nieuw wetboek uitgevaardigd, dat getrokken was uit Anderson's constitutieboek en waarin uitdrukkelijk bepaald werd dat de toendertijd opkomende Schotse Meesters niet konden beschouwd worden als een bevoorrechtegraad. Deze poging om het oorspronkelijk karakter van de Bond zuiver te handhaven, verdiende alle waardeering, maar het opperebestuur van de 0.°., toen genaamd grande Loge Anglaise de France of ook wel Grande Loge Générale was niet innerlijk krachtiggenoeg om de misbruiken, die toen reeds van alle kanten in de Vrijmij.°.inslopen, met goed gevolg te bekampen. Die misbruiken moesten voor een groot deel verklaard worden uit de lichtvaardigheid, waarmee men nieuwe leden aannam. Te Parjs werden de maç.°..vergaderingen werkelijk schitterende drinkgelagen en in de provincie werd het nog erger. De Gr.°. Mr.°.. die in 1747 van de Koning officieel vergunning had gekregen dit ambt te bekleden, verzette zich niet tegen die ongerechtigheden. Daarbij kwam de echt Franse trek naar alles wat schittert, en al werden de Schotsche Oppergraden telkens als onmaçonniek bestreden, toch waren deze als met een nimbus omringd, die de Fransman onweerstaanbaar aantrok. Van vervolgingen van de O.°.. is in deze tijd weinig sprake; enkele aanvallen, door de geestelijkheid gedaan, werden voor kennisgeving.aangenomen. In 1755 deed de Gr.°. L.°. een belangrijke schrede voorwaarts door, onder de graaf de Clermont, een nieuw wetboek samen te stellen, dat voor alle Loges, van het koninkrijk verbindend zou zijn; de Gr.°. L.°.. krijgt nu de naam :"Grande Loge de F'rance". Merkwaardig is, dat in dit wetboek bepaald werd dat slechts Christenen in de 0.°. konden worden opgenomen terwijl de katholieke Broeders nog aan nadere bepalingen onderworpen werden: Ze moesten op St. Jan de mis bijwonen enz enz. Terwijl eindelijk ook de Schotse graad werd erkend, zodat de Oppergraden in beginsel, waren ingevoerd. De weg was nu geopend tot verdere afdwalingen van allerlei aard. De Chevalier de Bonneville voerde weldra een nieuwe Oppergraad in, het z.g.n kapittel van Clermont, dat zich echter in Frankrijk weldra in andere Oppergrr.°. oploste, maar in Duitsland bleef voor_bestaan. En meerdere Oppergraden volgden: in 1756 de "l,Chevaliers d'Orient", in 1758 de "Empereurs d'Orient et d'Occident", die op de Gr.°..L.°.. een beduidende invloed uitoefenden en tot allerlei scheuringen aanleiding gaven. De "Empereurs" behoorden meestal tot de hoogste standen; de "Chevaliers" telden hun medeleden meestal onder de burgers en terwijl nu de laatsten in de Gr.°. L.°. .werden opgenomen, vormden de eersten weldra een onafhankelijke tweede Gr: .L.°..Maar ook onder de Chevaliers kwam scheuring, zodat zich in 1762 een nieuw "Souverain Conceil des Chevaliers d'Orient" vormde. Weldra was men echter dit kibbelen moe en kwam er in '62 een verzoening tot stand. De vrede was echter niet van lange duur. De aristocratise partij van de"Empereurs d'Orient" had bij de verkiezingen van '65 de overwinning weten te behalen; de tegenpartij protesteerde en in '66 werden de weerspannigen gebannen. Toen de "Chevalliers" niettemin voortgingen Kapittels op te richten, werden ze telkens bestraft en op 4 Febr. 1767 formeel opgeheven. Deze suspensie bleef van kracht tot de dood van de Gr.°.Mr.°., hoewel toch nog in stilte verschillende kapittels werden opgericht

3. Van 1771-'95. Na de dood van de Graaf de Clermont vergaderde de leden van de Gr.°. L.°. op 11 Juni en kozen tot Gr.°.Mr.°. de Hertog van Chartres, later Hertog van Orleans; tegelijkertijd werd het verbanningsdecreet van 1766 herroepen en de gebannen democratie weer in de 0.°. opgenomen. De Gr.°.. L.°..benoemde toen de Hertog de Luxembourg tot "Substitut Generaal". Deze laatste bracht een wijziging van het wetboek tot stand, waarin bepaald werd dat de Gr.°.:L.°. bestond uit de Meesters van alle regelmatige, d w. z. door haar geconstitueerde Loges. Verder werden in December van dat jaar nog 22 Provinciaal Groot Inspecteurs benoemd, die de verschillende Loges moesten bezoeken. De Hertog de Luxembourg ontving de titel van "Administrateur Général de Loges régulières de France"; de Gr.°.Mr.°..werd tevens erkend als Souvereine Gr.°. Mr.°.. van alle conseils, kapittels en Schotse Loges, "du Grand Globe de France" en van het "Souverain Conseil des Empereurs d'Orient et d'Occident", en van de "Subléme Mére Loge écossaise". Hierdoor was de weg geeffend tot vereniging van de Oppergraden met de Gr.°. Loge; van de zijde van het " Souverein Conseil des Chevaliers d'Orient" werd een commissie benoemd, die een vereniging van beide maç.°. lichamen moest voorbereiden en een herziening van de graden voorstelde. Op 9 Maart '78 kwam de vereniging tot stand en werd één maç.°. lichaam erkend, "Grande Loge Nationale de Françe" genaamd. De meesters van de Parijse Loges voelden zich intussen in hun oude rechten gekort; zij hadden altijd met elkaar de Gr.°. L.°. uitgemaakt en zagen zich nu door anderen verdrongen. De scheuring stond weer voor de deur en toen de oude Gr.°.L.°. bleef protesteren, werd ze door de nieuwe Grande Loge Natonal, waartoe 40 Hertogen, Graven en hoogadellijke heeren behoorden, formeel opgeheven en haar beambten feitelijk gedwongen vaak met geweld, de zegels, oorkonden, archieven enz. uitteleveren. De aristocratie had gezegevierd. Van nu af aan draagt de Grande Loge National eenvoudig de naam Grand Orient de France. Merkwaardig is het besluit van dit Gr.°. 0.°. van 24 Juni 1774, waarbij de opname van handwerkslieden verboden werd (!) en ook gezegd werd dat personen voor het openbaar tooneel bestemd (met uitzondering van de musici) niet in de Orde konden opgenomen worden. Men trachtte deze zeer anti-maçonieke maatregel te rechtvaardigen door de bewering, dat bedoelde personen te veel afhankelijk waren van het publiek om met voldoende moed en genoeg beslistheid voor de zaak van de vrijheid en van de verbroedering optetreden. De Adoptie-Loges (zie"Maçonnerie d'adoption") werden ingevoerd, eindelijk werden alle Loges uitgenodigd alleen in de drie symbolieke Graden te werken. Mocht men verwachten dat hierdoor het bestaan van de Hogere graden gevaar liep, zou men zich bedriegen. De Schotse graden werden wel in de Gr.°.L.°. opgenomen, maar de Loge "St. Lazare", te Parijs wierp zich nu op als Moederloge van een z.g. "Hermetische Vrijmetselarij" namelijk de "Rit écossais philosophique" en nam nu de naam aan "Jean d'Ecosse du contrat social". De Gr.°.L.°. bestreed al die afwijkingen, verklaarde al die systemen niet te kunnen erkennen, toch ging men blijmoedig op deze weg voort en leende zelfs 't oor aan Cagliostro (z.d.), die zijn "Rit Egyptien" invoerde; de adoptie- vrijmetselarij nam in omvang en luister als met de dag toe. Het zou te verleiden hier alle zogenaamd maç.°. lichamen te vermelden die af en toe werden opgericht en alle een groter of kleiner aantal leden telden. De Gr.°. L.°. scheen tegenover al die dwaasheden machteloos te zijn; in '87 beproefde zij nog een reorganisatie van de drie symbolieke graden. Maar de "politieke omstandigheden werden ernstiger. en begonnen zich ook op maç.°. gebied te doen gevoelen, te meer daar het waarachtig maç.°. leven, onder al die ijdelheid was ingesluimerd. In 1791 werden reeds de meeste Loges gesloten, ook de Mére-Loge Du Rit ecossais en de oude Grande Loge staakten de arbeid. ln 1793 verklaarde de Hertog van Orleans, nu Burger Egalité, in het "Journal de Paris" dat hij zich van de Vrijmij.°. afscheidde; hij stierf op 6 Nov. van dat jaar onder de guillotine. In 1794 scheen de Vrijmetselarij in Frankrijk ten grave te zijn gedaald. Intussen was in deze treurige periode het aantal Loges snel toegenomen en enkele, als b.v. "Les neuf soeurs" te Paris, telden de beroemdste mannen, als Fénélon en Voltaire, onder haar leden.

4. Van 1795-1814. Gedurende de dagen van het Schrikbewind waren te Parijs drie Loges in 't leven gebleven, namelijk "Guillaume Tell" later "Le Centre des ainés" genaamd, "Les ainés de la liberté" en "St.Louis de la Martinique" beide laatste verenigde zich in '97 onder den naam "Du Pont Parfait". In '95 kwam de vraag ter sprake of het oude "Grand Orient" weer zou worden opgericht, men beantwoordde die bevestigend, en op 27 Dec.1795 hervatte dit lichaam de arbeid. De 28 Sept. 1798 word het door het hoofd van de politie, Le Chartier, erkend. Een van zijn eerste bemoeiingen was de vereniging met de oude Gr.°. L.°.. Deze vereniging kwam tot stand, maar. uit vrees voor scheuring, werd de kwestie van de Oppergraden buiten bespreking gelaten. Het"Grand Orient" werd nu tot het eenige, wettig Maç.°. lichaam in Frankrijk geproclameerd. Maar de vrienden van de Oppergraden waren niet gestorven. In 1800 verscheen een maç.°. geschrift "Le miroir de la vérité", waar in 1802 een zekere Abraham, een ijverig maçon, oproeping deed aan de verstrooide leden van de Schotse graden, waarin hij Edinburg schetste als wieg en bakermat van de Vrijmij.°. en allen opriep de oude, maar geldende ritus weer te herstellen. Het Gr.°. 0.°. antwoordde hierop in zeer verzoenende zin, maar beweerde dat de Vrijmetselarij geenszins van buitenlandsen oorsprong was, maar in Frankrijk reeds 13 eeuwen (!) had bestaan. Weer was men midden in de strijd. Buiten Parijs werd daarvan intussen weinig gevoeld; men wijde zich met kracht aan allerlei liefdadige arbeid, vierde zeer galante feesten, beoefende de adoptie-maçonnerie met grote ijver en smaakte oneindig veel genot; het aantal Loges nam hand overhand weer toe: Wederom kwamen nieuwe scheuringen. In 1804 keerde de Ritmeester de Grosse-Tilly van St.Domingo naar Frankrijk terug en vervaardigde een maç.°. systeem, dat de naam droeg "Rit ancien et accepte". Hij vertelde dat hij in 1802 van het Supreme Conseil te Charleston de volmacht gekregen had Loges naar deze ritus te constitueren. Op 2l October 1804 werd te Parijs een nieuw maç.°. lichaam opgericht van deze ritus, onder de naam van "Grande Loge générale écossaise de France". Ze benoemde Prins Louis Napoleon tot Gr.°._Mr.°., de Grosse-Tilly was zijn representant. Het Grand Orient benoemde nu Prins Joseph Napoleon tot Gr.°. Mr.°. en Prins Louis tot Vice-Gr.°. Mr.°.. Om verdere verdeeldheid te voorkomen werd nu weer een vereniging van beide corporaties beproefd, en op de dag van de kroning van Keizer Napoleon (8 Dec.1804) werd de acte van vereniging ondertekend. Daarmee was stilzwijgend erkend dat het Gr.°. 0.°. alle systemen en elken ritus officieel erkende. Dit vond geen algemene goedkeuring. Tengevolge van dit besluit constitueerde zich reeds op 22 Dec. het "Suprême Conseil pour la France des 33 Grades", en waar men gedacht had verbroedering te brengen, werd het meer en meer openbaar dat er een diepgaand verschil van gevoelen bestond. Keizer Napoleon I wist door zijn invloed de vrede te bewaren en Cambacérès werd tot hoofd van alle in F. bestaande riten erkend, ook als "Souverain Grand Commandeur des Suprémes Conseils". Door hem werd een geheel en heilzame hervorming van het Gr.°. 0.°. in 't leven geroepen, die nog heden in menig opzicht doorwerkt. Door de oprichting van het "institut des Dames écossais du Mont-Thabor (zie Dames) kreeg de adoptie maçonnerie meer betekenis. Ook de Suprême Conseil ging zijn statuten en verordeningen herzien. Aan het einde van deze periode had de Franse maçonnerie het toppunt van bloei bereikt

5.Van 1814 -'5l . Het tijdvak dat we nu binnentreden is, over hoeveel jaren 't ook loopt, van minder betekenis en veeleer een herhaling van de eindeloze strijdt tussen de beide grote maç.°. lichamen. Alle dwaasheden van't laatst van de voorgaande eeuw waren voorbijgegaan, maar de toestand liet altijd nog veel te wensen over. Na de terugkeer van de Bourbons hervatte het Suprême Conseil en spoedig ook het Grand Orient weer de arbeid. Cambacérès legde in 1814 het ambt van Gr.°.Mr.°. neer en voorlopig werden er nu drie Grand - Conservateurs - administrateurs gekozen. Weldra begon de strijd van het Suprême Conseil tegen het Gr.°. Orient weer en eindigde nu daarmee, dat het eerstgenoemde in 1875 als administratieve macht verdween; het had de kans verloren om zich, door ondersteuning van de hoge adel, tegenover het Gr.°. Or.°. te kunnen handhaven. Als afdeling van het Gr.°. Or.°. bestond nu voortaan een Suprême Conseil des rites en een Grand Consistoire van 33 leden tot bestuur van de Oppergraden. Als Hoge Graden werden nu ook erkend de "Rit d'Hérédom ancien et accepté" in 25, en de "Rit. écossais ancien et accepté" in 33 graden verdeeld. Toch waren nieuwe scheuringen aanstaande. De bovengenoemde Gross - Tilly hief 't hoofd weer op en wilde zijn Amerikaanse graden weer invoeren en tegelijkertijd vormde zich een nieuw maç.°. systeem in de z.g. "Ordre maçonnique de Mizraïm". Deze dwaasheid werd gelukkig spoedig onderdrukt, maar dit ging niet zo gemakkelijk met de Schotse ritus, die weer in het Suprême Conseil trachtte te herleven. Nadat ook de Schotse graden weer onder elkander verdeeld waren geworden, ontstond er eindelijk een gemeenschapelijk Opperbestuur van de Schotse Ritus, onder de naam "Suprême Conseil pour la France" (7 Mei 1821), waarin de hoge adel rijkelijk vertegenwoordigd was, maar ook het Gr.°. Or.°. kon er op roemen de beroemdste mannen onder zijn leden te tellen, hoewel toch het merendeel bestond uit ambtenaren, advocaten, artsen en zelfs eenvoudige kooplieden. Wij geloven dus dat de strijd tussen beide maç.°. lichamen, in zijn diepste grond, de strijd was tussen aristocratie en oligarchise democratie. Het Suprême Conseil was er intussen op bedacht zich beter en ruimer te organiseren. Er ontstond nu voor de hoogste Graden een "Trésilluatre Loge du Suprême Conseil" en voor de overige 29 lagere een "Loge de Grande Commanderie, later "Loge Centrale" genoemd. Maar ook het "Grand Orient" breidde zijn werkzaamheden uit. De leden hadden, zoals uit een jaarverslag van 1821 blijkt, in een jaar niet minder dan 101 vergaderingen gehouden, waarin 500 verschillende onderwerpen behandeld werden. In 1824 werd de rust weer van buiten af verstoord. 0p politieke gronden werd in dat jaar de Vrijmij.°. in enige departementen weer vervolgd. We weten trouwens niet of dit veel te betekenen had. Althans in 1825 herleefden de oude verwikkelingen in de boezem van de orde zelf weer, en de reeds bestaande scheiding dreigde in een algehele scheuring te ontaarden. Het Gr.°. Or.°. had intussen de algemene wet laten herzien, de werkzaamheden van de inspecteur vermeerderde, en op 't einde van 1826 deed het nu een nieuwe poging om beide hoge maç.°. lichamen te verenigen. Het stelde daartoe voor een totale samensmelting (fusion) van beide, terwijl aan de leden van het Suprême Conseil enige voorrechten verleend zouden worden. De onderhandelingen werden tot April 1827 voortgezet, maar moesten worden afgebroken, omdat het Suprême Conseil zijn gehele onafhankelijkheid wilde handhaven en alleen in zoverre tot een "pacte de cociliation" kon besluiten, tot dat beide riten onder èèn Hoofd zouden gesteld worden. Was eenheid dus onmogelijk van beide kanten werd weldra weer met zekere heftigheid gestreden en 't kon niet uitblijven, de prof.°. W.°. zou daarin aanleiding vinden om de gehele 0.°. aan te vallen. De Jesuïten wisten in troebel water te vissen en gedurende de jaren '27 en '28 verschenen voornamelijk in het dagblad "L'éclair", allerlei hatelijke aanvallen op de Broederschap. We moeten echter niet vergeten dat door de verschillende Loges toch uitnemend werd gewerkt. Tal van prijsvragen werden uitgeschreven, allerlei inrichtingen van onderwijs werden geopend, enz. enz. en vooral de L.°. "des Trinosophes" te Parijs, onder de uitmuntende leiding van Des - Etangs, die haar rituaal geheel vereenvoudigd en in overeenstemming met de eisen des tijds gebracht had, was krachtig werkzaam tot verbreiding van de maç.°. geest. De troonsbestijging van Louis Philippe had beide corporaties aanleiding gegeven tot luisterrijke feestvieringen en toen de kalmte terugkeerde besloot het Gr.°. Or.°. zijn statuten weer te herzien, waarbij vooral de aanname van nieuwe leden aan scherpere bepalingen werd onderworpen. In de loop van 1885 werden weer pogingen tot vereniging beproefd en in 1841 scheen men, althans voorlopig, tot een resultaat te zullen komen. Aan het hoofd van het Supr.°. Cons.°. stond sedert 1838 de Hertog de Decazes, aan 't hoofd van het Gr.°. Or.°. Bouilly. Men kwam tot het inzicht dat een totale fusie een onmogelijkheid zou zijn en bepaalde zich nu tot een "verdrag van goede buurtschap" :men zou van beide kanten elkanders leden altijd in de Werkpll.°. toelaten. De Loges zelf bemerkten ondertussen van die eindelozen strijd niet veel en zetten haar arb.°. op énergieke wijze voort. Het Gr.°. Or.°. was ondertussen wat al te vrijgevig met het verlenen van constituties en vooral in Algerië wies het aantal Loges op bedenkelijke wijze en de veroordeling van Clavel wegens zijn "Histoire pittoresque de la Franc maçonnerie" in 1843 wekte veel misnoegen; tot antwoord benoemde de L.°. "La clémente amitié" hem tot haar Reg.°. Mr.°..Tot het jaar '45 ging alles zijn gewone gang. In de provinciën nam het aantal werkpll.°. gaandeweg meer af, het Suprême - Conseil nam telkens een meer vijandige houding tegenover het Gr.°. Or.°. aan en het was te voorzien dat een vereniging tot de onmogelijkheden zou behooren, temeer nu beide lichamen er op uit waren meer practisch in 't leven integrijpen en het diepgaand verschil van gevoelen daardoor telkens duidelijker aan 't licht kwam. Men voelde dat er iets gedaan moest worden, en in '45 kwamen de Maç.°. congressen in zwang tot verbetering van de Vrijmij.°.. In het jaar 1848 wilde men, als een gevolg van die congressen, een belangrijke schrede voorwaarts doen. De 1e Mei van dit jaar deed een comite, met aan het hoofd J.Barbier, plaatsvervangend procurator van de republiek, een oproep tot vorming van een Grote Nationaal - Loge. Alle systemen zouden daarin versmolten worden; men wilde de Vrijmij.°. op nieuwe grondslagen vestigen; het algemeen stemrecht bij de verkiezing van het Opperbestuur zou worden ingevoerd, alle Hooge Graden zouden worden afgeschaft en slechts de drie SS.°. Grr.°. zouden behouden blijven. De verschillende Loges zouden bij de Nationale Loge door drie afgevaardigden vertegenwoordigd worden en werkelijk, nog in `48 werd de Grande Loge Nationale geboren. De Vrijmij.°. werd nu omschreven als: "een vrijwillige vereniging, gegrond op de grote grondslagen van vrijheid, gelijkheid en broederschap, met één woord op die van de waarachtige vooruitgang." De behandeling van alle politieke of godsdienstige vraagstukken, die zo licht verdeeldheid konden brengen, was onvoorwaardelijk verboden. Men zou geen Gr.°.Mr.°. kiezen en ereleden zouden niet kunnen benoemd worden; het bestuur zou eenvoudig bestaan uit de daartoe door de Loges gekozenen. De herkenningsteekens van alle riten werden overgenomen om de maç.°. traditie getrouw te bewaren. Deze verordeningen zouden alle drie jaren worden herzien. Maar ..... slechts 17 Loges wilden zich met de Grande Loge Nationale verbinden; deze volgde een beslist republikeinse en sociale richting en het was vooruit te zien dat men op die weg aan het dwalen zou gaan. In het begin van `51 werd de Loge door de prefect van politie, Carlier, als een politieke vereniging, opgeheven. Intussen had ook het Grand Orient besloten, toegevend aan de drang van de tijdsomstandigheden, op politiek gebied optetreden. Op 4 Maart 1848 was de Ged.°. Gr.°. Mr.°. Bertrand, met een deputatie, in het Hotel de Ville te Parijs verschenen om de provisionele Regering de verzekering te geven van de sympathie en het vertrouwen van de Vrijmij.°. in Frankrijk. Crémieux, lid van de Regering, ontving de deputatie in vol maç.°. ornaat en betuigde haar de grootste dank van de Regering. Tegelijkertijd werd weer een herziening van de wet ondernomen en toch duidelijk uitgesproken, dat men de revolutionairen weg bewandeld door de Gr.°. L.°. Nat.°., niet wilde inslaan.

.6. Van 1852-62. . De toestand van de Vrijmij.°. was intussen niet verbeterd; de aanvallen van de klerikalen werden telkens veelvuldiger en heftiger, en men begreep dat, wilde men de totale opheffing van de 0.°. voorkomen, tot Gr.°.Mr.°. een hoogegeplaatste persoon moest benoemd worden, die bij de Regering volkomen vertrouwen zou vinden. Daartoe koos men op 9 Jan. 1852 in een zitting van het Gr.°. Or.°. met 282 stemmen tot Gr.°. Mr.°. Prins Lucien Murat, welke keuze door de toenmaligen Prins - President Louis Napoleon, werd goedgekeurd. De nieuwe Gr.°. Mr.°. komt de lof toe, dat hij werkelijk zeer veel deed tot hervorming van de Vrijmij.°. in Frankrijk; vooral de toetreding van nieuwe leden werd moeielijker gemaakt en op 1 April 1856 werden de "Statuts généraux de l`Ordre maçonnique pour la France" afgekondigd, die in menig opzicht, ook heden nog, algehele instemming verdienen. De Loges ontwikkelden gedurende dit tijdvak veel, arbeidskracht. Allerlei goede en uitnemende ondernemingen werden op touw gezet, de liefdegaven werden rijkelijk uitgedeeld. Toen de beroemde dichter de Lamartine onder een enorme schuldenlast gebukt ging was het de L.°. te Macon die de grote man afdoende hielp om hem voor zijn vaderland te behouden en te waken dat zijn arbeidskracht niet door finantiële rampen zou verlamd worden. Ondertussen werd de toestand van de Vrijmij.°. in Frankrijk er niet beter op. Het Gr.°.Or.°. trad te veel als bureaucratie op, en de op zich zelf lofwaardige pogingen om de 0.°. te zuiveren, van alles wat haar ontsierde, werden onwillekeurig overdreven. Telkens en telkens weer werden Br.°. gebannen, Loges.°. opgeheven of geschorst wegens meer of minder ernstige overtredingen, en de ontevredenheid nam met de dag toe. Daarbij kwam, dat de finantieële positie er niet op verbeterde; vele Loges die zich van ettelijke leden beroofd zagen, konden hun verplichtingen niet meer nakomen en het Gr.°.Or.°., dat intussen een prachtig ordegebouw had opgericht, moest over beduidende sommen kunnen beschikken. Hoe streng het ook jegens anderen was, zelf was het niet al te kieskeurig in het beramen van middelen om aan geld te komen, zo zelfs, dat de lokalen van het gebouw verhuurd werden tot danszalen voor de demi - monde. De algemene ontevredenheid werd met de dag groter en zou zich dan ook weldra openbaren. Aanleiding daartoe gaf de vergadering van het Gr.°. Or.°. van 20 Mei 1861, belegd tot het verkiezen van een Gr.°. Or.°. daar de fungeerende met October van dat jaar moest aftreden. Het dagblad "l'Initiation"' uitgeven door Riche - Gardon, voorz.°.Mr.°.van de L.°. "Le temple de familles", begon oppositie te voeren tegen de herkiezing van Prins Murat. Deze had in de Senaat gestemd voor een amendement om de wereldlijke macht van de paus te hertellen en scheen bovendien niet wars van het denkbeeld om als pretendent voor de kroon van Napels optetreden. Genoemd blad verklaarde hem, om die redenen, onwaardig voor de betrekking van Gr.°.Mr.° en stelde tegenover hem Prins Napoleon. Murat antwoordde met ophefing van het blad en schorsing van genoemde Loge. Maar Prins Napoleon had zich bereid verklaard een eventueele benoeming aantenemen. En 't kon niet anders of de politieke verdeeldheden werden ook in de Orde overgebracht. De Regering bemoeide zich met de zaak, totdat eindelijk Murat in '61 zijn waardigheid neerlegde en een commisie van "Grands Conservateurs" benoemde, om de leiding van de zaken op zich te nemen. De minister van Binnenlandse. Zaken verleende daaraan zijn goedkeuring. Maar deze commissie was machteloos tegenover de voortdurende aanvallen van de oppositie, die nog altijd Prins Napoleon tot Gr.°. Mr.°. wenste. Telkens nam weer een lid van de commissie zijn ontslag en op 21 Nov. verordende de minister de Persigny, op aandrang van velen, de benoeming van een Gr.°.Mr.°., waartoe bij keizerlijk dekreet van 11 Jan 1862 Maarschalk Magnan benoemd werd.

7. Van 186l-1871. Maarschalk Magnan bleek aanvankeljk de rechte man op de rechte plaats te zijn; met militaire energie wist hij paal en perk te stellen aan alle verwikkelingen. De Orde van Misraïm verenigde zich onder zijn opperbestuur met het Gr.°. Or.°.. Hij wist de keizer in `64 te bewegen aan het Gr. °. Or.°. het vrije kiesrecht terug te geven en werd toen, niet meer bij keizerlijk decreet, maar bij vrije keuze van de BBr.°., als Gr.°. Mr.°. herbenoemd. Zijn onverwachte dood in '65, was een onherstelbaar verlies voor de 0.°. in F.-.In zijn plaats werd Generaal Mellinet tot Gr.°. Mr.°. benoemd. En weer trad een nieuwe hervormings partij op, die een voorstel deed de Hoogere Graden afteschaffen, welk voorstel echter met 86 tegen 88 stemmen werd verworpen; daarentegen werd er een besluit genomen tot absolute vrijheid van de maç.°. pers. Het Gr.°. Or.°. wilde echter op de hoogte van de tijd blijven en ondersteunde b.v. in '68 een Noordpool expeditie, enkele Loges stelden reformatorische programma's op en over 't algemeen was men op grote vereenvoudiging van ritualen en symbolen; bedacht. Ook het Supreme Conseil scheen vooruit te willen. Toen de Staatsman Crémieux tot Gr.°. Comm.°. was benoemd, schafte deze het oude gebruik af dat de aftredende zijn opvolger mocht benoemen en liet de verkiezingen door het Conseil zelf houden. Het Gr.°. Or.°. vooral ging op de weg van de hervorming voort. In zijn vergadering van 8 Juli `69, werd aan de buitenlandsche Gr.°.00.°. de volgende verklaring gezonden: "De onder de jurisdictie van het Gr.°. 0.°. verenigde Maçons, in de zitting van 1869 wettelijk vertegenwoordigd door hun afgevaardigden verklaren dat de mensheid en de Vrijmetselarij beledigd worden, wanneer huidskleur, ras of godsdienst tot voorwendel gemaakt worden om aan een niet-maçon de opname in de 0.°. te verbieden", aan de Gr.°. Mr.°.werd daarenboven nog opgedragen bij die verklaring deze te voegen, dat het Gr.°. 0.°. alle verkeer zou afbreken met die Gr °. 00.°. of Gr.°. LL.°. die deze verklaring niet konden of wilden overnemen. De Gr.°. Mr.°. Mellinet vergiste zich toen hij meende dat deze zuiver Maç.°. verklaring geen of weinig tegenstand zou vinden. De Gr.°. L.°. van Louisiana, had reeds kleurlingen (z.d) in de Loge opgenomen en trad nu met het Gr.°. Or.°. in verbinding, maar de meeste andere Amerikaanse Gr.°. LL.°. braken alle verkeer af. Mellinet legde in Juni '70 zijn arnbt als Gr.°. Mr.°. neer. Daarop besloot het convent van het Gr.°. Or.°. de Grootmeesterswaardigheid af te schaffen. Tot dat dit besluit kracht van wet zou gekregen hebben, werd Baband Laribière tot Gr.°. Mr.°. gekozen. In '71 werd het genomen besluit werkelijk bekrachtigd en Baband werd eenvoudig president van de Orderaad. Hiermee werd feitelijk een periode in de geschiedenis van de Franse.Vrijmij.°. gesloten.

8. Van 1871 tot heden. Het constitutionele bestuur was afgeschaft en ook Frankrijk had de zuivere repu'blikeinse Regeringsvorm aangenomen. En nu begint tevens een periode van veel beweging en demonstratie. De oorlog metDuitsland was tot het toppunt van hevigheid gekomen en in Sept. 1870 hadden 10 Parijse Loges reeds een manifest uitgevaardigd en ook in de prof.°. een gepubliceerd, waarbij de koning van Pruisen en de kroonprins, beide Vrijmetselaren, worden opgeroepen zich "wegens eedbreuk" te verantwoorden. De L.°. "Henri IV" te. Parijs riep toen tegen 15 Maart '71 te Lausanne een maç.°. congres bijeen, dat een onpartijdig maç.°. gerechtshof in 't leven zou roepen, waarvoor de vraag zou beslist worden of de aanklacht die deze Loge tegen de Br.°. Wilhelm en Frederik van Hohenzollern, Koning en Kroonprins van Pruisen had ingediend, gegrond was of niet. Alle Gr.°.LL.°. van Europa (met uitzondering van die van Duitsland) en die van Arnerika, werden uitgenoodigd aan dit congres deeltenemen. De aanklacht was gegrond op het feit dat beide vorstelijke Broeders zo een gruwelijke oorlog hadden in 't leven geroepen en zich aan allerlei 'on-maçonnieke handelingen hadden schuldig gemaakt. Geen Gr.°. L.°. liet van haar instemming blijken. De G.°. L.°. "Alpina" verklaartde zich tegen het bijeen komen van dit congres en verbood haar Loges daaraan deel te nemen. Het Frans Gr.°.Or.°. zelf verklaarde op 24 Feb. 1871 dat het manifest van genoemde L.°. niet van het Gr.°. Or.°. was uitgegaan en de zaak werd in de doofpot gedaan. Gedurende de belegering van Parijs, in de dagen van de Commune, namen enkeleParijse Loges deel aan een demonstratie tegen de Regering, die echter op 29 .Mei door het Gr.°. 0.°. krachtig veroordeeld werd. Intussen deed dit Maç.°. Lichaam oneindig veel om de noodlijdenden te hulp te komen en voor bevordering van onderwijs. Op 22Sept. 1873 vierde het zijn honderdjarig bestaan. Bij die gelegenheid werd met 111 tegen 99 stemmen besloten de kapittels en conseils van de Oppergraden van de algemene vergadering uit te sluiten en daarmee de eerste schrede op de weg tot finale afschaffing van de Hogere Graden.. In 1875 wekte de opname van de grijzen geleerde Littré in een L.°. te Parijs groot opzien en werd beschouwd als een anti-klerikale demonatratie. Eenige conservatieve Loges protesteerden daartegen, maar dit protest werd afgewezen. De radikale fractie besloot eindelijk in 1877 een grote coup te wagen, zonder zich te bekommeren om de maatregelen van de reactionaire Regering, die onderscheidene Loges liet sluiten wegens deelname aan de politiek, welke echter in '78 weer heropend_ werden. Maar in '77 ,10 Sept., werd het besluit genomen het eerste artikel van de Wet van de Gr.°. Or.°. van 1849 te veranderen. Dat artikel had tot dusverre aldus geluid: "La Franc-Maçonnerie, institution essentiellement philanthrofique, philosophique et progressione, a pour object la recherche de la vérité, l'étude de la morale universelle, des sciences et des arts, et l'exercice de la bienfaisance. Elle a pour principies l'existence de Dieu, l'immortalité de l'àme et la solidarité humaine. Elle regarde la liberté de conscience comme un droit propre à chaque homme et n'exclut personne pour ses croyances. Ella a pour devise: Liberté, Fraternité, Egalité" De bepalingen aangaande God en onsterfelijkheid achtte men in strijd met absolute gewetensvrijheid en 2/3 van de Loges verklaarden zich ervoor, deze te schrappen. Men wilde geen partij kiezen in deze kwestie, en verdedigde het schrappen van die bepaling ook daarmede dat men dan tevens verhinderde dat er later een materialistische of atheïstische formule voor in de plaats werd gesteld. De bestaande bepaling werd gehandhaafd, maar de geincrimiceerde woorden "l existence de Dieu et immortalité de l`àme" werden geschrapt. Tengevolge hiervan braken de Gr.°. LL.°. van Engeland, Schotlnd en Ierland, van Canada en van vele van deVerenigde Staten alle verkeer met het Franse Gr.°. Or.°. af. Tot op heden (1882) worden de onderhandelingen van de vereniging van de beide Maç.°. lichamen nog voortgezet, maar zonder tot een resultaat te zijn gekomen. Wat nu de statistiek betreft het volgende. Frankrijk bezit heden twee maç.°. systemen, een van het " Grand Oriente de France" en het "Surpreme conseil du rit ècossais ancient et accepté". Aan 't hoofd van het Gr.°. Or.°. staat voor bestuurszaken het Conseil de l'Ordre van 88 leden, onder een president, 2 vice precidenten en 2 secretarissen; voor rituele aangelegenheden het Grande collége des rites, bestaande uit 33 leden die de 33 graad van de Schotse ritus bekleden onder een Gr.°.Commandour. Onder het Gr.°. Or.°. staan :1 Grand Col1ége des Rites, 2 Conseils, 4 kapittels en 47 Loges; in de stad Parijs, 9 Loges in het overige van het departement van deSeine, 6 Conseils, _14 Kapittels en 167 Loges in 't overige Frankrijk. In Algiers 1 Conseil, 2 Kapittels en 8 Loges. In de Franse koloniën 1 Conseil, 8 Kapittels en 8 Loges eindelijk 1 Consistoire, 3 Conseils, 7 Kappittels en 21Loges in vreemde landen, tezamen: 1 Grand Collêge, 1 Consistorie (te Port Louis op Mauritius) 18 Conseils , 30 Kapittels en 261 Loges. Het Supreme Conseil heeft aan het hoofd een Gr: . Commandeur of Gr.°. Mr.°., 9 beambten, 6 gewone leden en 3 ereleden; verder een commissie van administratie en uitvoering van 15 leden, een commissie van memorandum en een van finantiën. Onder dit Supr.°. Cons.°. staan de volgende Werkpll.°.: de Gr.°.L.°. Centrale de France, 6 aréopaga's, 18 Kapp.°. van de 18° en 81 Loges. Buiten de z.g. Hoge Gr.°. als die van Mizraïm enz. heeft Frankrijk 287 Loges (223 onder het Gr.°.Or.°. en 64 onder de Supr.°. Cons.°.). Onder de humanitaire genootschappen die in F. naast de 0.°. bestaan, komen de volgende in aanmerking. De "Hospitaliers de Breton", en de "Chevaliers Sauveteurs" die beide een groot aantal leden tellen en in F. in groot aanzien zijn. De maç.°.systemen buiten de "rite fransaise" staande,

de "rite d'Herodom" (z. d.)

de "rite ecossais ancient et accepte" (z. Schots systeem);

de "rite de Kilwinning" (z.d.);

de "rite philosophique_ (z. philosophie) ;

de "rite du régime rectifié" (z. Schotse ritus) ;

de "rite Mizraïm" (z.Mizraïm).

De Huidige structuur (1880) van de Franse Gr.°. Or.°. is als volgt;
De Officieren van de Loge zijn alle drie jaren herkiesbaar. De MM.°. van de LL.°. kunnen niet langer dan drie jaren in functie blijven

Nadat het aantal Loges, onder het bestuur van het Gr.°.O.°., in 1833. tot 263 was, gezonken, klom dit voor 1841weer tot 431 . De stelsels onder het Gr.°. O.°. bewerkt zijn voornamelijk het zogenoemde Franse of nieuwe stelsel (Rit,Français of Rite moderne), bestaande, derhalve uit de drie blauwe gr.°., vier hogere, namelijk: ELU, SCHOT, RlDDER VAN HET OOSTEN, SOUVEREIN PRINS VAN HET ROZENKRUIS.

Nadat in 1788 de Raad der Keizers van het Oosten en Westen (Conseil des Empereurs d`Orient en d`Occident) met zijn nieuwe Hooge graden was komen opdagen, verscheen in 1766, juist hetzelfde jaar, waarin de oude Groote L.°. die oppergraden had afgewezen, een afgescheiden deel van die graad met zijn stelsel, ten gevolge waarvan de Gr.°. L.°. die in 1756 reeds de naam had aangenomen van G.°. L.°. van Frankrijk, ook deze .graden ter. bewerking toeliet, onder de naam van oud of volmaakt stelsel (Rite ancien ou de perfection), bestaande toen uit vijfentwintig graden, verdeeld in zeven klassen, en wel; (1835)


123
1.Leerling 4.Maître.secret 9.Elu.des.neuf
2.Gezel 5.Maître.parfait 10.Elu.des.quinze
3.Meester 6.Secretaire.intieme 11.Chef.des.des.douze
.....................7.Intendant.des.Batiments 9.tribus
............8.Prevot et Juge
45
12.Grand.Maître.Arch. 14.Grand.Elu.ancien.
13.Royal.Arch15.Chevalier.de.l`epee.
14 Grand.Elu.ancien16.Prince.de.Jerusalem..
...........17.Chevalier.d`orient.et.d`occident.
...........18.Rose.croix.
............19.Grand.Pontife..
67.
20.Grand.Patriarche23.Prince.Adepte.
21.Grand.Maître.de.la.clef24.Commandeur.de.l`aigle.blanc.et.noir .
22.Royal.hache.25.Commandeur.du.Royal.secret.

Later werden deze vijf en twintig graden vermeerdert met acht andere, en zo tot drie en dertig gebracht. De acht bijgevoegde graden bestonden in :

1.Chef.du.Tabernacle.5. Grand.Inquisiteur Commandeur
2.Prince.du.Tabernacle6.Noachite
3.Chevalier.du.cerpent.d'airain..7.Commandeur.du.Temple
4.Prince.de.merci.8.Drie.en.dertigste.graad

De Prins Adept, die eerst de 23e. graad was geweest, werd de 28e; de Kadosch-graad, die de 24e. was geweest, werd de 30e, en de Royal secret, die eerst.de 25e. was geweest, werd nu de 32e.zodat nu na enige hervormingen de lijst thans is zamengesteld:

1e klasse 1 Apprenti. Leerling.

...........2.Compagnon.Medgesel.

...........3.Maître. Meester


Kort overzicht Mystiek 4-18

Geschiedenis !Mystiek!

Schema geschiedenis


2e klasse 4.Maître secret. Geheim Meester

...........5.Maître parfait. Volmaakt Meester.

...........6.Secretaire intime. Geheim Secretaris.

...........7.Prevot et Juge. Provoost en Rechter.

...........8.Intendant des Batiments Intendant der. gebouwen

3e. klasse 9.Maître Elu et neuf. Uitverkoren Meeser der negen

. ...........10 Maître Elu des quinze. Uitverkoren Meester der vijftien;

...........11 Sublime Chevalier Elu. Verheven Uitverkoren Ridder

4e klasse 12 Grand Maître Architece Grootmeester Architect.

...........13 Royal Arche. Koninklijke Ark of Kist.

...........l4. Grand Ecossais de la voute sacrée de Jaques Vl Groot Schot van het heilige gewelf van Jacob Vl

5e klasse 15 Chevalier de l`Orient ou de l`Epée Ridder van het Oosten of van de Degen.

...........16 Prince de Jerusalem, Prins van Jerusalem

...........17.Chevalier d`Orient et d`Occident. Ridder van het Oosten en Westen

...........18 Souverein Prince de Rose croix Souverein Prins van het Rozenkruis.

6e klasse 19 Grand Pontife ou sublime Ecossais. Groot Opperpriester of verheven Schot.

...........20 Vénerable Grand Maître de toutes les Loges. Achtbaar Grootmeester van alle Loges

...........21 Noachite ou Chavalier Prussien. Noachiet of Pruiss. Ridder.

...........22. Royale Hache ou Prince de Libanon Koninkl. Bijl of Prins van de Libanon.

...........23. Chef du Tabernacle. Opperhoofd van de Tabernakel.

...........24. Prince du Tabernacle. Prins van de Tabernakel

...........25. Chevalier du Serpent d`Arain. Ridder van de koperen Slang.

...........26. Prince de Merci. Prins van genade.

...........27 Souverain Commandeur du Temple. -Souverein Kommandeur van de Tempel

7e klasse 28 Chevalier du soleil. Prince Adapt. Ridder van de Zon; Ingewijde Prins

...........29 Grand Ecossais de Saint André d`Ecosse' Groot-Schot van St.André van Schotland

...........30 Grand Elu Chevalier Kadosch . Groot Uitverkoren Ridder Kadosch.

...........31 Grand Inquisiteur Souverain Commandeuer . Groot- Inquisiteur Souverein Kommandeur.

...........32 Souverain Prins de Royal secret. Souverein Prins van het koninklijk geheim

...........33. Souverain Grand-lnspecteur Général Souverein Groot- Inspecteur-Generaal

FREEMASONRY IN FRANCE

A study of Freemasonry in France within the present limits must be concerned with broad and general principles. It is not of palmary historical consequence at this day to determine when the Order was established originally in that country, who carried the warrants and whether there were any warrants in our modern understanding of the terrn. The question of Jacobite Freemasonry in France has been discussed in another section. The French story of the Craft Degrees is the story of a Rite which was overshadowed on all sides by the developments of the High Grades and was modified or transformed by these; but their particular history is that of the great Rites, each of which must be taken of necessity apart. We are concerned therefore

(I) with the facts of the foundation of French Freemasonry, leaving rival claims and hypotheses for final determination as and when more satisfactory evidence may be forthcoming;

(2) with the principles of transformation at work, being those governing the institution of the High Grades;

(3) with the body of Ritual and Symbolism which has issued therefrom;

(4) with the religious and political aspects of existing predominant Rites; and

(5) with their relation to Freemasonry at large in other parts of the world, but more especially in the Untted Kingdom and the Colonies and Dependencies of the British Crown. It will be seen that these heads of consideration might outline the subject-matter of a substantial volume, of which however I can give only a first draft in shorthand.

New Views on the Revival. Without forestalling conclusions which will be reached at a later stage, the development of Emblematic from Operative Freemasonry took place either within the bosom of the London Grand Lodge of I7I7 or that foundation registered and published the accomplished fact of the development. In either case Emblematic Freemasonry emerged with a claim to antiquity and an immemorial past behind it. Both virtually and ostensibly its bid for recognition was made on the basis of this prestige, and however little antecedently it had dwelt within the common ken, such prestige was at once its warrant and the title of its future fortune. The more obscure and hidden it had been, the greater was the impression that it produced. As Paris woke up one morning and found to its amazement that the COMPAGNONNAGE had existed for centuries in France, substantially unknown outside its own trade circles, so London was awakened by the meeting at the Apple-Tree Tavern-and all that which followed-to the fact of Freemasonry in its midst, and, unlike the COMPAGNONNAGE, to an institution of wider appeal than the guild of any City Company. It was this which brought ducal and afterwards royal Grand Masters to the head of its affairs in England; it was under such auspices that it began to pass very quickly, but at first in a casual or spasmodic manner, across the English Channel into continental countries; so also it went overseas to the colonial possessions of England; while so also and speedily it came about that the London GRAND LODGE had an irresistible claim upon the vestiges of Operative Lodges all over the United Kingdom. It had something to give which was at once old and new, something cx hypothesi which had been always theirs but of which unaccountably and save in splintered fragments they had known nothing till now. With all its defects and all its preposterous fables, indeed because of the latter, which in the main was an hentage from the past, Anderson's first BOOK OF CONSTITUTIONS liveted the claims, and there is nothing to compare with its influence on the future story of the Order until there arose in France itself those pregnant developments which gave it a new motive, a new aspect, destiny and horiton. These were the circumstances under which Emblematic Freemasonry was carried across the Channel.

Early French History. Under what conditions and by what ambassadors the Masonic glad tidings were first carried into France lies behind something more than the usual uncertainty which involves most foundations abroad. It is easy to set aside the obviously lying inventions, as-for example-that a Lodge was founded at Arras in I687 and at Bayonne about the same penod. I pass over also some loose statements of French writers the author of LE SÇEAU ROMPU, who aflirms that Freemasonry entered France in 1718; of Abbé Robin, who says that it can be traced no further back than 1720; and so forth. More circumstantial stones are as follows: (I) that a Lodge of BROTHERHOOD AND FRIENDSHIP was established at Dunkirk in I72I;

(2) that Lord Derwentwater, at an uncertain date between I7I6 and I736, was the first to open a Lodge, which he did in La Rue des Bouchenes, St. Germains, with some other Englishmen;

(3) that this event has been referred to I725, to April 3, I732, and to I736;

(4) that he became Provincial Grand Master, which is impossible, since he was under the sentence of death for his share in the Jacobite Rebellion of I7I5 and would have been beheaded at that time except for his escape to France-as he was on his return to England in I7I6;

(5) that on June, 24, I738, there was a Masonic Festival at Luneville, and the Duc d'Autin was then installed as Grand Master in place of Derwentwater. As a point of comparative certitude amidst all this medley, it appears from the FREEMASON'S POCKET COMPANION for I736 that a French Lodge No. 90, on the Register of the GRAND LODGE OF LONDON, was in existence at this date; that it met every Wednesday at the Louis d'Argent Restaurant in La Rue des Bouchenes; and that it was constituted on April 3, I732. Other accounts connect it with the name of James Hector Maclean. We hear also of a Paris Lodge in the Rue de Bussy and of a Lodge at Valenciennes. There seems no question that in I738 the Duc d'Autin was in a position of authority similar to that of Grand Master or that he bore this title and had presumably a certain number of Lodges under his obedience. He died in I743 and was succeeded by the Comte de Clermont. In that year also it is said that the London GRAND LODGE authorised and warranted for the first time a French Masonic headship under the denomination of LA GRANDE LOGE ANGLAISE DE FRANCE. I assume that this legitimised the position of the Comte de Clermont, supposing that it ever occurred.

.Sketch of Later Events. The Order spread in France amidst the usual feuds and rivalries of an inchoate period: there were also the disturbing elements arising from Papal Bulls and occasional-if rare intervention on the part of the police in Paris. According to French historians, an independent GRANDE LOGE NATIONALE DE FRANCE was created in I756, With the Comte de Clermont still at the head of affairs. In I77I Philippe Égalite, Duc de Chartres and subsequently Duc d'Orléans, became Grand Master, and two years later, or on December 27, I773, the GRAND ORIENT DE FRANCE Was founded, hypothetically to replace the GRANDE LOGE, but they continued to subsist side by side till all Masonic workings were suspended by the French Revolution. Thereafter they rose from their sleep together, but on June 28, I799, an Act of Union absorbed the GRANDE LOGE into the bosom of the GRAND ORIENT.

Conclusion on this Part. Such, and in barest outline, is the general history of Freemasonry in France prior to the dawn of the nineteenth century, but separated purposely from the debate of factions, the embroilments of competitive obediences, the dejections and disillusions resulting from negligent or incompetent Grand Masters and from detested substitutes like Lacorne. It brings me to my proper point of departure for the purposes of this section.

The Growth of Rites. That which went over to France was simple Craft Masonry, a fragmentary observance in Three Degrees, which proclaims loudly at the end of all that its experiment is not finished, which is left in expectation of coming time and circumstance to unfold that which will complete it. It is to be observed in this connection that at whatever period of Masonic evolution in England the HOLY ROYAL ARCH came into being there is no record that it visited France as such, taking up a local habitation and making those claims with which we are acquainted, at least until long after the eighteenth century had melted into the past of the ages. This notwithstanding, there is no question that either its traditional history went over or that the root-matter was met with independently and was woven into another ceremonial, as will be found when I come to the consideration of the ROYAL ARCH OF ENOCH; but this fact is beside the present question. My point is that the ROYAL ARCH, or any other Degree claiming to finish the quest of Craft Masonry and to restore all things, never travelled from England into France prior to the French Revolution, by which time the whole continent of Europe had done its work, so far as Ritual and Symbolism are concerned. Once more, therefore, that which went over to France was simple Craft Masonry; but that which arose therefrom was the most mighty growth of Rites, Grades, ceremonial observances and symbolism that the world has ever seen. There is more, however, than this, for that which arose in France flowed over into Germany, and between these two countries were colonised Belgium, Holland, Denmark, Norway, Sweden, and afterwards the habitable globe, though not in the eighteenth century. It should be understood that I am not concerned here in affirming that the whole growth was valuable, for I am dealing at the moment with the bare question of fact, and if I speak of it generically almost in superlative terms it is because of the pearls of great price which are found in the shells of the Rites and the beauty of the mother-of-pearl; it is because of the great and glorious intent which motived many of the schemes. I care nothing at all if the fourteen hundred Grades in the chaos of Ragon's numeration are mostly dust and scattermeal; but there is the Grade of ROSE-CROIX; the Grades of Spiritual Chivalry are also there; the mighty portent of the STRICT OBSERVANCE shines amidst clouds of false seeming; the Mystic City of the KNIGHTS BENEFICENT lights up the waste of symbolism, " as a moon on the lost through obscurity dawns."

the Oration of Ramsay. It was out of one little seed that- directly or indirectly-all this forest of a mystical Broceliande sprang up in the short space of something like fifty years. That seed was a now world-famous ORATION delivered by Chevalier Andrew Michael Ramsay in I737 at the ORIENT OF PARIS, in that LODGE OF ST. THOMAS to which I have referred previously. The account of it belongs to a later section, and I can say here only that it represented Emblematic Freemasonry as originating in Palestine during the Crusades among the cross-bearing knights, and presumably-for it is not altogether clear-under the bannner of St. John of Jerusalem or otherwise of those Knights of Lazarus to which Ramsay himself belonged. All Masonic Chivalry arose out of this very curious affirmation, delivered ex cathedra by a cultured Christian gentleman who was the tutor of royal princes and behind whom stood the saintly and illustrious Fenelon. No hypothesis seeking to account for Masonry was more utterly at issue with all that stands for likelihood, none was more apart from evidence, and none moved the Brethren of its period or the unborn multitudes to come like this most fond dream. It has to be remembered that-as in the case of Craft Masonry, so in the High Grades and the Great Additional Rites-the false claim of a manufactured legend was the basis, almost invariably, on which every particular House of Symbolism was built up by its architects. We have to look at this fact from a different angle of vision than historical research can be regarded from at this day, though even a historian like Froude must have believed presumably that he yvas presenting an accurate picture of Mary Queen of Scots and a poet like Swinburne must have apologised successfully to himself for his dead and villainous dramas on the same illustrious lady. We adjudicate rightly when we relegate things like these at this date of the world to their proper place in the brothels; but there is a sense within certain limits in which the early craftsmen, who fashioned Masonic antiquities out of the available rough ashlars, call to be judged differently. I do not doubt that the father of lies in Masonry, and prototype of all historical procedure in that most clouded region, accepted many old fables of the Operative period as true in fact and believed that some of his own inventions were accurate inferences from the past. In the second edition of his BOOK OF CONSTITUTIONS he produced a List of Grand Masters by request of the GRAND LODGE which cannot belong to such category, though it is difficult to determine how far his muddled head may not have deceived himself, even in this case. So did the great Fraternity emerge before the public eye amidst a maze of fables, even as early Rosicrucianism originated with a traditional history, comparatively sober indeed but an excursion into pure romance, though not untinctured with allegory. The factitious aspect of the Rosy Cross was accepted as literal truth and the symbolical aspect never came into view. When Desaguliers or others of that circle produced the Craft Grades, less or more in their present form, sincerity was doubtless saved by a mental relegation of the traditional history within the allegorical veil: it was not intended to be literal, but again it was taken literally, with such results that no one in the eighteenth century could have placed his hand on the allegory and shewn its exact location.

Masonic Historical Myths. The traditional histories of the High Grades may be classed broadly thus:

(I) those which are drawn by expansion from the Craft Legend and by which it is embedded deeper on the literal side: arising out of a fatal misconception, they are nothing and convey nothing;

(2) those which are concerned with the building of the Second Temple, being that of Zerubbabel, and these contain very curious symbolical material vested in the guise of history;

(3) those which are represented by certain GRADES OF ST. ANDREW;

(4) those which are concerned with the restoration of the Master-Word in Christian Symbolism, like the GRADE OF ROSE-CROIX;

(5) those Grades innumerable of Masonic Chivalry which are lineal descendants of Ramsay's epoch-making Oration, but are not Templar Grades;

(6) those which exist to establish a connection between Freemasonry and the Order of the Temple. I set aside the traditional and pseudo-historical elements in Hermetic, Kabalistic and Magical Grades, as they are no part of our present concern; but most of them dispensed with histories, and their traditions such as they are-belong to their subject-matter. Of all and sundry in the classes which I have listed otherwise, it should be understood that they are historical in the antithetical and counter sense, meaning that they are false history; they are traditional furtherrnore in the sense of manufactured myth, being stories foisted On the past and not grown out of it, except in a few very rare instances where a root is found in ancient lore, as in the case of the Pillars of Enoch, desaibed in the ROYAL ARCH OF HENOCH from Talmudic sources. Finally, of all and singular, with perhaps this one exception, they form no part of a veil of allegory, and they are not an illustration of symbolism, though it may happen that a few of them can be read and taken as such-so to speak, at the interpreter's own risk.

Scope of the Criticism. The great Rites of French origin and the great Grades are analysed at their proper points in these volumes: there is no need to specify them here, even by their titles. Had France produced nothing but the ROSE-CROIX of Heredom and Kilwinning it would have added to Masonry that kind of transforming tincture which it could not have received in England during the eighteenth century, and such a completion under the Chnstian aegis as the literati of that period in these islands had not the faith to offer. But there were many others, and there was the kind of inspiration which went to the making of the whole, the kind of influence which-as we have seen-prevailed so far and wide that its results are found everywhere, even to this day. I have dwelt upon what is called conventionally " the seamy side " that I may not ~ppear-as in this place only-an indiscriminate apologist. The historical criticism that applies in respect of the RITE OF THE STRICT OBSERVANCE-which was French in its motive and to some extent in its origin, although German in development-obtains, caxtais paribus, in the case of other Rites. There are some also in which mendacity and nothing else lay to the root of all. I should place the EGYPTIAN MASONRY of Caglaistro in this category, though he may have believed that he was reflecting truly the wisdom and mystery of Egypt. Hereof are the blots on the 'scutcheon of High Grade Masonry, and hereof is the substance of its priestcraft-a story of false decretals, as one might say, world without end. And yet it transformed Masonry, the witnesses of which in Great Britain are the Grand Obediences outside the Grand Craft Lodge, which that Lodge does not recognise as Masonry, though the Head of the Craft in England is the head also of important High Grades.

.An Age of Eclipse. Having established in this manner the glory of Freemasonry in France a word must be added concerning its occultation, which ended in the eclipse of I877. Notwithstanding an anti-catholic spirit that was growing from generation to generation and could not do otherwise than grow, having regard to the sad estate of the sacred Gallican Church, the Freemasonry of France was Christian in the eighteenth century. Outside Blue Masonry, the Great Rites were almost militantly Christian: witness in particular the RITE OF PHILALETRES, the COUNCIL OF EMPERORS, the RITE OF ELECT COHENS-all the chief obediences. Masonic, Kabalistic, Hennetic Grades, even the things called Magical were flowed over by this light. The liberty, equality, fraternity were strands of the yoke of Christ; the Christian Mysticism of Saint-Martin was pertmeating in many directions, and a day dawned when it took over the magnificent Templar chivalry of the STRICT OBSERVANCE and worked thereon as great a transformation as the catholic scheme of the High Grades had worked on the Craft itself. We meet of course with minor and mostly negligible obediences which represent Voltairean free thought, but they never emerged into prominence.

Descensus Averni. It came about, however, that the leaden epoch of the early nineteenth century fell upon the world of France, as it fell also on England: it came about also as a consequence that the Christian Grades were pbilosophised and that a colourless theism replaced Trinitanan dogma; an invertebrate doctrine of universal good-wilI was brawled from every rostrum and every oratorical chair; but it was of that kind which bids one look to one's pockets and for a jack-knife in the boot of the other man. Yet a little while and the Revolution of I848 uncovered advanced politics seething in the Lodges of Paris. Yet a little while and the Official Bulletins of Masonic obediences proclaimed war on religion; and presently to such a pass came the great objects and sublime principles of brotherly love, relief and truth that a grave social stigma attached to those who perIIiitted themselves to be made Masons under the obedience of the GRAND ORIENT, or even the GRAND LODGE OF FRANCE. It may seem almost incredible, but the thing could be done no longer in a social order with certain pretensions to self-respect-little as, generally speaking, it recked of religion or God.

France Alters its Constitutions. The bourgeois dynasty of Napoleon fell for ever in I870 and the infidel republic rose, widowed of the Divine Spouse and without God in the world. It transpired therefore in I877 that as no one in the GRAND ORIENT believed in God, that as religion was synonymous with priestcraft, while the Bible was a sacerdotal charter, the Name and Symbols of the Great Architect of the Universe were removed from all the Lodges, and no one exacted from another that faith which he repudiated himself. The Mother-Lodge of the whole world, in common with other obediences, remembered what Masonry stood for and from what it was held to have descended: they left French Freemasonry, as later on that of the Latin countries at large, to the intellectual Ishmaels and Pariahs.

Present Position of French Freemasonry. The Masonic Obediences are

(I) THE GRAND ORIENT OF FRANCE, ruling about 465 Lodges and numbering about 35,ooo Members;

(2) THE GRAND LODGE OF FRANCE, dating from I895 and working the Craft Grades only. The Lodges under its obedience are a little over 150, the Roll of Membership being about 8500;

(3) THE SUPREME COUNCIL OF THE THIRTY-THIRD DEGREE, ANCIENT AND ACCEPTED SCOTTISH RITE;

(4) THE GRAND LODGE, NATIONAL, INDEPENDENT AND REGULAR, OF FRANCE AND ITS COLONIES, instituted in November, I9I3, for the purposes of French Freemasons who desire a rapprochement with Masonic Obediences in other countries." The conditions of membership include belief in the Grand Architect of the Universe, and the Bible is placed on its altars. It was recognised immediately by the GRAND LODGES of England and the United States. There are very few Lodges at present under this Obedience. See DEUX SLACLES DE LA FRANC-MAÇONNERIE, published at Berne by the Bureau International de Relations Maçonniques, I9I7.

The Grand Orient and American Masonry. ..In the year I9I9-owing chiefly to new relations brought about by the war-it is on record that five American Grand Lodges recognised the GRAND LODGE OF FRANCE and also the GRAND ORIENT; that six others acknowledged the GRAND LODGE of France only; that seven permitted their members to visit Lodges under the obedience of both Bodies, while four had licensed the practice only in respect of Lodges under the junsdiction of the GRAND LODGE OF FRANC E. On the other hand, four American Grand Bodies had made a decided stand against any measure of recognition, eleven had considered the matter without taking definite steps in either direction, and finally there are thirteen in which the subject does not appear to have been brought forward. Such a position is anomalous and in operation may prove difficult; but these objections pass out of sight in the face of those other and higher considerations on which it is to be regarded as not less than deplorable that recognition has been extended at all, until French Freemasonry has consented to revise its constitutions.

The French Rites. I have said that the GRAND LODGE OF FRANCE works only the Craft Degrees. It is an offshoot of the SUPREME COUNCIL, and according to one account it has never recognised the constitutional modification of I877. The SUPREME COUNCIL has of course the custody of the SCOTTISH RITE, comprising Thirty Degrees outside those of the Craft; it communicates by word of mouth those which intervene between MASTER MASON and the Eighteenth Degree of ROSE-CROIX, as also those in like manner which intervene between the Eighteenth and the Thirtieth. The ROSE-CROIX and KADOSH are philosophical Grades so called-that is, nonChristian. As regards the three highest Degrees of the Rite, no information belonging to recent times is available. The GRAND ORIENT, under various modifications, has worked what is called the Modern French Rite since I786. It comprises

(I) APPRENTICE,

(2) COMPANION,

(3) MASTER,

(4) ELECT,

(5) SCOTTISH MASTER,

(6) KNIGHT OF THE EAST, AND

(7) ROSE-CROIX.

The ritual and ceremonial state of these Degrees, apart from Divine sanctions and apart from forms of prayer, must be left to the imagination, for no particulars are available in respect of some, nor is there space or need to consider them in this section. The NATIONAL GRAND LODGE works the Craft Degrees and, I believe, the HOLY ROYAL ARCH; it is said to be in communion with the RÉGIME ÉCOSSAIS ANCIEN ET RECTIFIÉ, which culminates in the KNIGHTS BENEFICENT OF THE HOLY CITY; but I have not heard that it has adopted on its own part any High Grades.

.Bibliography

.-Thory's ACTA LATOMORUM Of I825 is still an useful if not a very accurate work for the story of Freemasonry in France up to that date; but it should be taken in connection with ANNALES ORIGINIS MAGNI GALUARUN ORIENTIS, otherwise I Histoirc de la FondaSion du Grand Orient de Fransc, Paris, I8I2, by the same author. For the introduction of Masonry into France, see also L ENCYCLOPEDIE MÉTHODIQUE, S.V. Francmaçonncrie; the article was written by the astronomer Lalande. Other works of moment in the same connection are (I) L INSTRUCTION HISTORIQUE of I783, issued by the GRANDE LOGE DE FRANCE; (2) Abbe CIaude Robm: RECHERCHES SUR LES INITIATIONS ANCIENNES ET MODERNES, I779; (3) T. G. KLOSS: GESCHICHTE DER FREIMAUREREI IN FRANKREICH, 1852, characterised by the exhaustive patience of German research; (4) Findel's HISTORY OF FREEMASONRY. There is no need to add that the two histories of Gould are sources of information which are ready tot the hand of every one. On the circumstances which led the GRAND ORIENT in I877 to ' amend the first Article of its Constitution of Masonry see RAPPORT DU F.: DESMONS sur un voeu tendant a supprimer, dans la Constitution du GRAND ORIENT DE FRANCE, toute affirmation dogmatique: Paris, I901.