Maçonnieke encyclopedie-F.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

 

DE ZEVENTIENDE GRAAD (RIDDER VAN HET OOSTEN EN HET WESTEN).

 

De 17e graad van Ridder van het 0osten en het Westen, de eerste van de twee filosofische graden, ook wel genoemd apocalyptische graden,is te beschouwen als de inleiding op- of de voorbereiding tot de 18e graad van Souvereine Prins van het Rozenkruis.

Apocalypse is openbaring, onthullende profetie, zoals de 0penbaring van Johannes, die in de 17e graad verwerk wordt. De graad is een hervatting van de draad in de vorige graad, die de geschiedenis geeft van de 2e tempel van Jeruzalem, die na een lange bestaansperiode verwoest wordt.

Bij de vervlakking en verwording van de godsdienst is het Woord, dat bij de bouw van de le Tempel in letterschrift en bij de bouw van de 2e Tempel in het hart van de mens bewaard bleef, opnieuw verloren gegaan.

Een nieuwe loutering van de mensheid was nodig voor de herrijzing van de religie; de leer, zoals die gepredikt werd, bracht het verhelderende Licht en leidde de nieuwe era van de opeenvolgende tijdruimten van de wereldorde in.

 

In de 17e graad worden het rijzen en het glanzen van de religie behandeld als een mystieke afspiegeling van de door de nieuwe Geest gebrachte zuivering en bevrijding.

Het rituaal, steunend op het 0ude en Nieuwe Testament, wil hierdoor de overgang aanduiden van het geloof uit vroegste tijden naar de herboren religie.

Het spoort aan tot verdieping van inzichten tot gezamenlijk streven naar het evenwicht dat in het vergankelijke bestaan de voorbereiding is tot het eeuwige leven.

Het wijst op een goddelijke emanatie in de menselijke roeping, het leert de gebondenheid aan de 0.°.B.°.'d.H.°. door het opnemen en verwerken van het Eenheidsbesef, ook ten aanzien van de medeschepselen op aarde.

Heer dan in elke graad komt het in de filosofische graden, die de bekroning van de reeks der vorige maç.°. leringen vormen, aan op het uitdragen, de verwezenlijking van de verheven beginselen., die in het Verloren Woord liggen opgesloten.

Het de 17e graad begint het onderricht in de esoterische waarden van de Vrijmij.°.

"Wanhoop niet," schrijft Albert Pike, "omdat gij, zo vaak op het punt het Licht te bereiken, teleurgesteld werd! "

In alle tijden is de waarheid verborgen gebleven onder symbolen zijn vaak onder een opeenvolging van allegorieën, waarbij sluier na sluier moet worden gepasseerd voordat het ware licht bereikt kan worden en de waarheid geopenbaard is. .

Het menselijk licht is slechts een onvolledige weerkaatsing van de goddelijke en oneindige straal.

In de receptie-bijeenkomst van de 17e graad is Johannes de Doper de symbolische figuur, die leidt en inwijdt; rituaal en symbolen van deze graad zijn voor een groot deel ontleend aan het mysterieuze, diepzinnige visioen zoals dit uitvoerig beschreven is in de 0penbaring van Johannes, het laatste boek van het Nieuwe Testament, waarin het Eeuwigheidsbegrip aangegeven wordt in Gods Stem:"Ik ben de Alpha en de 0mega, het begin en het einde. Ik zal de dorstige geven uit de fontein van het water des levens voor niet".

 

De verzinnebeelde aanwezigheid van Johannes de Doper als leider is verklaarbaar; hij was het toch die als de van God gezonden mens het nieuwe geloof predikte, de komst van de Verlosser voorspelde en van het waarachige Licht getuigde (Evangelie van Joh.I).

De voorstelling van de Almacht, zoals deze verscheen aan de ziener Johannes, toen hij op Patmos in de Geest des Heren was, de hemelse opdracht tot verbreiding van het Woord, het tafereel van het Boek der zeven zegelen met het Lam, dat de zegels één voor één verbreekt, zijn de verheven

mystieke zinnebeelden waarmee getracht wordt voor de neofiet bij zijn inwijding het geheim van eeuwigheid en onsterfelijkheid door de innerlijke kracht van het besef van de geestelijke eenwording te ontsluieren.

Patmos is een klein eiland, behorend tot de Sporaden, dicht bij de kust van Klein-Azië.

Hier werd de profeet Johannes verbannen.

Naar die naam werden de Ridders van het 0osten en het Westen ook wel Patmianen genoemd.

 

 

Voor de inwijding is behalve een gewone kamer van voorbereiding nog een vertrek nodig in de vorm van een zevenhoek, behangen met rode gordijnen, waarop gouden sterfiguren zijn weergegeven.

In elke hoek van het aldus gevormde vertrek staat een in doorsnede vierkante zuil met basis en kapiteel gekroond door een helder licht.

0p de kapitelen van deze 7 zuilen zijn de beginletters aangebracht van de namen der 7 goddelijke eigenschappen:

Goddelijkheid, Wijsheid, Macht, Schoonheid, Eer, Glorie en Kracht en op de basementen van de zuilen die van de 7 menselijke deugden:

Vriendschap, Eensgezindheid, 0vergave, Beleid, Trouw, Voorzichtigheid, en Matigheid (Mac Clenachan).

Dit duidt al dadelijk op de verbinding die ontstaat door de inwerking van de met de genoemde goddelijke eigenschappen aangegeven Goddelijke Geest op het geestelijk leven van de mens.

In het 0osten bevindt zich een altaar op een van een troonhemel voorzien platform, dat 7 treden heeft en gedragen wordt door beelden van leeuwen en cherubijnen; deze laatsten hebben ieder drie paar vleugels en vier hoofden (van een mens, een leeuw, een adelaar en een rund) precies zoals zij beschreven staan in de 0penbaring van Johannes 4:6-9; zij herinneren aan de oud-Hebreeuwse eredienst en de versiering in het oude heiligdom van tabernakel en tempel.

Cherubijnen of cherubim (meervoud van cherub) zijn afbeeldingen van hemelse figuren die gedacht worden als de bewakers of dragers van de Ark des Verbonds (troon van de Godheid), de bewakers van het aan God gewflde Huis; zij waren de bewakers van de Hof van Eden (Gen.3:24), hadden de gedaante van een mens, vleugels, kalfsvoeten en ieder 4 hoofden (Ezechiël 1:5 e. v, en 10 :1 e,v, en 1 Kon. 7:29).

De voorstelling met de 4 verschillende hoofden symboliseert de 4 elementen: aarde -mens, water-rund, lucht-leeuw, en vuur- arend of ook wel de 4 hemelstreken.

Zij is zeer oud en vindt, volgens Leadbeater, haar oorsprong in de Egyptische Mysterieën, waar de 4 broeders van Borus worden gedacht als de 4 dragers van de hemel aan de hoekpunten hiervan: nl, in het N Bapi, met de kop van een aap; in het 0 Toeamoetef met de kop van een jakhals; in het Z Amoet of Keshta met het hoofd van een mens; en in het V Quebsemoef met de kop van een havik.

0p het altaar zijn geplaatst: een zilveren kom met reukwater, een wierook-brander met gloeiende kolen en een groot gesloten boek voorzien van 7 groene zegels, bevestigd op rode linten die uit het boek hangen (0penb. van Joh. 5).

Er is in het vertrek nog een andere voorstelling die in nauw verband met de verzinnebeelding in het 0osten moet worden beschouwd.

Het tekenbord (tracing board) van deze' graad bevat namelijk de tekening van een door een cirkel omgeven zevenhoek met een regenboog in het bovenvlak en dezelfde beginletters van de hierboven vermelde namen der goddelijke eigenschappen en de 7 menselijke deugden, respectievelijk aan

de buitenzijde en de binnenzijde van de zevenhoek bij elke hoek.

In het midden van de zevenhoek is een symbolische figuur afgebeeld naar het visioen uit de 0penb, van Joh.: een oude man met wit haar en witte baard, staand op een sector van de aarde, een gouden jordel om zijn middel, zijn rechterarm uitgestrekt en in zijn rechterhand 7 sterren houdend die de 7 Geesten voorstellen en de Bebreeuwse letter Jod omgeven.

Zijn hoofd is getooid met een lichtkrans, uitstralend van de zijden van een driehoek.

Hij heeft een tweesnijdend zwaard in zijn mond.

0m hem heen zijn 7 kandelaars getekend en boven elke kandelaar is de beginletter aangebracht van de namen der 7 gemeenten in Klein Azie: Efeze, Smyrna, Pergamus, Thyatira, Sardes, Filadelfia, en Laodicéa, tot welke volgens de 0penb, van Joh, de boodschap werd overgebracht van Hem die is, die was, die komen zal en die levend is in alle eeuwigheid (Zie 0penb.I).

Het mystieke getal in deze graad is 7, gevormd door 4, de volmaaktheid van de vorm, het aardse, de stof, samen te tellen met 3, de volmaaktheid van de Geest, tezamen aangevend de Volmaaktheid van het Al.

Rechts en links van de figuur zijn een zon en een maan en op de voorgrond een wasbekken en een wierookbrander weergegeven.

Het hele tafereel in het oosten is in zijn samenstelling het visioen van Johannes en heeft de diepe betekenis dat uit het oude het nieuwe is voortgekomen in al zijn luister en glorie, maar dat beide toch van één en dezelfde Geest doortrokken zijn.

Uit de eredienst der voorvaderen is het eenvoudige altaar overgebleven als de troon ver heiligheid.

De Ark des Verbonds met de 0nuitsprekelijke Naam is vervangen door het gesloten Boek van de 0ndoorgrondelijke Geest, het Boek, dat slechts duidelijk kan worden aan hem, die zich door de verbinding geofferd en de Geest in zich ontvangen heeft.

Jehovah en God zijn één en dezelfde onvergankelijke Bron van Leven en Licht, de ongeschapen Bouwmeester en Bestierder, wiens Geest was in de grote voorgangers van de oude godsdienst, zich tot heil der mensheid in de Verlosser heeft geopenbaard, nog is en immer wezen zal of komen zal

in de mens die Hem in zich weet op te nemen.

 

In zijn transcentente en immanente kracht is het de Geest die van het hele bestaan de werkende essentie vormt, de werelden, de aether en het zieleleven van de schepselen en hun gemoedsbestaan doortrilt en de abstracte stuwing is waardoor in het innerlijke de vormen, de gestalten, de beelden geboren worden uit ontluikende geloofskiemen.

Eén van de bedoelingen van de filosofische graden is om het oorspronkelijke zuivere Almachts-begrip te puren uit de verschillende godsdienstige leerstellingen; vandaar dat de instructie die bij de inwijding in de 17e graad gegeven wordt, wflst op de geleidelijkheid, waarna opheffing van de op verschillende wijzen over het Mysterie gelegde sluiers, het Licht der Waarheid zich versterkt.

"De lering in de 17e graad geeft aan, aldus Albert Pike," dat men op deze hoogte van de opklimmende oud-Schotse gradenreeks, gekomen is nabij de oude religies, welke de geest der mensen beheersten en waarvan de overblijfselen verspreid liggen op de vlakten van het grote Verleden, gelijk de gebroken kolommen van Palmyra of Tadmor als verbleekte tekenen

liggen in het zand der woestijn.

Palmyra, in het Syrisch Tadmor geheten, de schoon gebouwde hoofdstad van het oud-Syrische landschap Palmyrene, bij de Euphraat, was in Salomo's tijd het station, dat in de route van de handelskaravanen lag; blijkens de daar gevonden bouwvallen van prachtige tempels heeft het in zijn vroegste bestaan een soort zonnecultus gekend.

De vroegste mystieke geloofsrichtingen en erediensten, omhuld in de nevelen der oudheid, doemen weer op, en zij rijen. zich vaag en onafgebroken en in vreemde, groteske gedaanten aaneen, langs de lijn die tijd van eeuwigheid scheidt.

In die aaneenscharing van de schaduwen is de onzichtbare kern telkens weergekeerd tot schepping van de zichtbare nieuwe vorm, ontstaan uit de stof en de geest van de vorige gedaante.

De door Mozes onderrichte religie, die, gelijk de Egyptische wetten, beginselen van uitsluiting in zich had, ontleende op elk tijdstip van haar bestaan het een en ander aan geloofsrichtingen waarmee zij in aanraking kwam.

Door de studie van geleerden en wijzen werd zij verrijkt met de wonderlijkste motieven uit de religies van Egypte en zij wijzigde zich door de omzwervingen van het volk.

Toen Johannes de Doper verscheen bij de kusten van de Dode Zee, waren alle filosofische en religieuze stelsels tot elkaar genaderd; de Griekse wijsgeren grepen gretig naar de leerstellingen van het 0osten.

De Joden en Egyptenaren, te voren in geloof de meest exclusieve van alle volkeren, schikten zich naar de wijsbegeerte die beoefend werd onder hun leermeesters, de Grieken en de Romeinen.

Het zoeken naar Waarheid bracht de wijding tot een mystiek die het innerlijk kon louteren tot een opofferende devotie.

Velen meenden dat de geschriften van de apostelen de filosofie van de omsluierde kernen waren en mysterieën bevatten, die in esoterische traditie van geslacht op geslacht waren overgegaan.

Zo blijft de goddelijke draad als een eeuwige zichtbaarheid lopen door de verborgen evolutie van de vergankelijke geloofsgetallen".

 

De 0penbaring van J.ohannes, vol van zinnebeelden, was in de oude Vrijmij.°. een bron voor het rituaal, omdat in dat Boek,de profetie bevattend van de overwinning van het Licht over de duisternis, het grote universele Mysterie wordt onthuld van de wording, de val en de verlossing van de menselijke geest en de bevrijding hiervan uit de ketenen der stoffelijkheid, zoals het beleefd kan worden door hem, die in alle duisternis Geloof en Hoop in zich levend blijft houden.

Niet alleen voor het rituaal en de symbolen, maar zelfs ook voor de inrichting van de plaats waar de inwijding in de 17e graad geschiedt, heeft men veel aan dat Boek ontleend.

Het vertrek bevat zetels tot een aantal van 24, overeenkomend met het getal der in witte kleding gestoken en met gouden kronen getooide 0uderlingen, die door Johannes in zijn visioen gezien zijn, rondom degeen, die zich op de troon bevindt en die leeft in alle eeuwigheid.(0penb. 5:14).

Het deze 24 0uderlingen worden waarschijnlijk de 24 eerste priesters bedoeld, de kinderen Aäron, die volgens een door loting aangegeven beurtverdeling de dienst hadden te verrichten in het Huis des Heren(I Kron.24

De zetel van de Eerwaarden Meester is aan de voet van de troon in het 0osten; boven zijn plaats hangt een door 7 sterren omgeven zwaard.

In het 0osten zijn de zon en de maan afgebeeld.

In het Westen zijn twee voor .de beide 0pzz.°. bestemde platforms, elk van drie treden (Mac Clenachan).

Terwijl de inwijding de religie uit de 0penb, van Joh, tot grondslag heeft wordt zij gedacht geleid te worden door Johannes de Doper, die in de eerwaarden Heester wordt verpersoonlijkt. _

Zo wordt de tijd van handeling duidelijk teruggevoerd tot de periode toen uit verschillende godsdienstige stelsels en richingen het herleefde en hernieuwede Godsbesef aanvaard en gekoesterd werd en tot een jong en waarachtige devotie dreef.

 

De beide 0pzz.°. worden IJverige Broeders genoemd, de andere Broeders heten Trouwe Broeders en stellen de discipelen van Johannes de Doper voor ieder van hen heeft bij de inwijdingsplechtigheid een lang wit kleed aan met de figuur van een rood kruis op de borst, een gouden gordel en op het hoofd een gouden ringvormige kroon.

Het driehoekige schootsvel, van geel satijn, kleur van de komende dageraad, goud gerand, met rode banden,bevat op de klep een figuur van een horizontaal zwaard en op het midden van het veld de afbeelding van de samenstelling van de zg. Schêm Bamphorasch de bijzondere rangschikking van de Hebreeuwse letters Jod, Be, Vau, Be, waarmee ook mystieke getallen worden aangegeven.(Mac Clenachan).

De Schêm Bamphorasch is een magische formule of een byzondere samenstelling van letters die de Heilige Naam van de Almachtige aangeven op de wijze van de Pythagorese tetractus.

De driehoek met de vier letters, opgesteld in vier rijen, heeft een totale getalswaarde van 72 (de 72 namen van Jehovah).

Van zulk een teken, gedragen en gedacht in een heilige sfeer, kunnen wondere werkingen uitgaan.

Vroegere Kabbalisten geloven dat o,m. Hozes, Salomo en Jezus voor het verrichten van hun wonderdaden een dergelijk teken gebruikt hebben (Dr Erick Bischoff).

De van rechts naar links te dragen bandelier, gekruist door een van links naar rechts te dragen zwarte sjerp- wit en zwart geven hier de tegenstelling van goed en kwaad aan- bevat het juweel: een goeden en zilveren zevenhoek, waarvan de materialen de zon en de maan verzinnebeelden, die weer emblemen zijn van kracht en schoonheid.

0p de ene zijde van het juweel zijn de 7 beginletters van de genoemde goddelijke eigenschappen gegrift met een sterfiguur boven elke letter en in het midden het Lam, liggend op het Boek met de zeven Zegelen; op de keerzijde zijn twee gekruiste zwaarden met de punten opwaarts afgebeeld, de gewesten rustend op een balans in evenwicht, in de hoeken de beginletters van de namen van de 7 genoemde gemeenten.

Het aantal slagen is 7: …… . (Mac Clenachan).

Het paswoord is Patmos; het heilige woord is Abaddon, de naam van de engel van de afgrond (0penb. 9:11).

 

0ok uit de in gebruik zijnde emblemen is af te leiden dat de 0ude Schotse Ritus in de door een climax te verkrijgen geestelijke religieuze lering de universaliteit gezocht heeft in de diepste kernen van verschillende geloofsrichtingen.

De eenheid van Almacht en Leven is aangeduid door de 7 goddelijke eigenschappen en de 7 menselijke deugden.

En in de instructie, die bij de inwijdingsplechtigheid wordt gegeven, worden ook de 7 menselijke ondeugden genoemd, die vermeden moeten worden (haat, trots, tweedracht, onbescheidenheid, trouweloosheid, onbezonnenheid, laster), waarmee dan ook met het verbindingsbegrip de zedeleer

wordt opgebouwd en het beginsel van de these en antithese van goed en kwaad geaccentueerd wordt.

 

De plechtigheid wordt geopend met een gemeenschappelijk gebed, waarin de Eerwaarde Meester voorgaat en de Idee vertolkt, dat de God van de oude patriarchen dezelfde is als Hij die het Licht van de aanbrekende dag en de nieuwe wet van de Liefde zal zenden.

In Geloof en Hoop wordt de Liefde verwacht, die het Leven ook in het hiernamaals zal vervullen van vrede.

Na de opening spreken de Eerwaarde Heester en de twee 0pzz.°. om beurten de 10 geboden uit, zoals ze door God aan Hozes geopenbaard zijn (Mac Clenachan).

De Kand.°. wordt dan onderworpen aan een nauwkeurig onderzoek met betrekking tot de geloften, die hij heeft afgelegd in de door hem doorlopen graden van de Vrijmij.'., zo ook met betrekking tot zijn kennis van de mysterieën van die graden, waarna hij de door de Eerwaarde Meester en de

beide 0pzz.°. geuite gedachten verneemt, die ontleend zijn aan de hoofdstukken 2 en 3 van de 0penb, van Joh.:

"Die oren heeft , die hore wat de Geest tot de gemeenten zegt:

Die overwint, ik zal hem geven te eten van de boom des Levens, die in het midden van het paradijs Gods is.

Die overwint zal van de tweede dood niet beschadigd worden".

Het de tweede dood wordt bedoeld de dood na het ei"d-oordeel Gods over de gestorven mens (zie 0penb,v. Joh. 20:12 t/m l5).

 

"Die overwint ik zal hem te eten geven van het Hanna, dat verborgen is, en ik zal hem geven een witte keursteen en op de keursteen een nieuwe naam geschreven, die niemand kent dan die hem ontvangt.

Die overwint en die mijn werken tot het einde toe bewaart, ik zal hem de macht geven over de volken en de invloed daarvan zal hem leiden en ik zal he¤ de morgenster geven.

Die overwint, die zal bekleed worden met witte kleden en ik zal zijn naam geenszins uit doen uit het boek des levens en ik zal zijn naam belijden voor mijn Vader en voor Zijn Engelen.

Die overwint, ik zal hem maken tot een pilaar in de Tempel van mijn God, namelijk van het nieuwe Jeruzalem, dat uit de hemel van mfIn God afdaalt, en ook mijn nieuwe naam.

Die overwint, ik zal hem geven met mij te zitten in mijn troon, gelijk als ik overwonnen heb en ben gezeten met mijn Vader en Zijn troon".

 

Hij, die overwint, d.w.z. hij, die met zijn geloof en hoop ver uitkomt boven de vergankelijkheid van het bestaan, die de geest doet zegevieren over de stof en de zinnen,die het grote, diepe eenheidsgevoel ondergaat en in zich vastklemt, als de draag- en stuwkracht van het leven, hij zal ontvangen, hij ontvangt:de van de Boom des Levens uitgaande onsterfelijkheid, het eindoordeel Gods, dat hem spaart voor de ondergang van zijn ziel, het verborgen manna of geestelijk voedsel voor zijn innerlijke vrede, de rechte kennis van de heilige Naam, die in het diepste van zijn hart gegrift zal blijven, de ingeving tot het uitdragen van het Licht, de ster, die hem leiden zal, de reinheid van zijn daden, de blflvende plaats in het Boek van de Tijd en Eeuwigheid, de hechte steun in zijn religie, de erezetel op de troon in de Volmaakte Loge van het hiernamaals.

Zeer plechtig wordt het rituaal tot opwekking van deze belevenis afgewisseld door hymnen en gebeden; daarna volgt de bekleding van de ingewijde met de kentekenen van de door hem verworven graad en ten slotte wordt hem de verklaring gegeven van de in gebruik zijnde symbolen (naar gegevens van Mac Clenachan).

En als hem dan de bedoeling van de inwijding duidelijk geworden kan zijn, gaat het rituaal over tot de uiteenzetting van het tafereel met het Boek der 7 Zegelen, zoals Johannes dat in zijn visioen beleefd heeft.

 

De apocalypse van Johannes bedoelt om op te wekken tot volharding in het geloof ondanks de onderdrukking door ongelovigen, tot versterking en verinniging van de hoop op de toekomst van het heil op aarde en in het hiernamaals.

Volgens de 0penbaring werd het Boek der 7 Zegelen uit de hand van Hem, die op de troon zat, genomen door het geslachte Lam met de 7 hoornen en de 7 ogen, die de 7 geesten Gods zijn, uitgezonden in alle landen. Het Lam opende één voor één de zegelen en achtereenvolgens openbaarden zich de zinnebeeldige voorstellingen:

I, een wit paard met een gekroonde ruiter, gewapend met de boog der overwwinning.--In het Hithraisme wordt Hithras voorgesteld als rijdende op een wit paard, zijn pijlen afschietend op de kwade machten, die hij overwint (Br.°. Denier v.d.Gon).

2, een rood paard en een ruiter met een zwaard van macht en krijg;

3, een zwart paard en een ruiter met de weegschaal der gerechtigheid;

4, een vaal paard en de Dood als ruiter;

5, en de zielen dergenen, die gedood waren om het Woord Gods en hun getuigenis;

6, een aardbeving als de grootste gebeurtenis van toorn, waarbij de zon zwart en de maan als bloed werd, de sterren van de hemel vielen, het uitspansel wegweek als een boek, dat toegerold werd, de koningen, de grote en de rijken zich verborgen in spelonken;

7, de stilte met het daarop volgende bazuingeschal, waarna de verduistering en de vernietiging plaats hadden, de dagen volgden waarin de mensen de dood zochten en die niet vonden, de krijg in rumoer en wreedheid toenam, de komst van de zevende Engel met het geopende boekske en tot

slot de komst van het eeuwige Koninkrijk Gods op aarde.

In het rituaal wordt het Boek der 7 Zegelen maçonniek verklaard als vertegenwoordigend een Loge of Raad van Vrijmetselaren, die alleen de Almachtige kan samenroepen of openen.

De universele aanpassing van het visioen van Johannes heeft plaats door de volgende uiteenzettingen:

Door het verbreken van het le zegel vertonen zich een boog met pijlen en een kroon, waarvan de betekenis is dat de opdrachten van de inwijdingsbijeenkomst uitgevoerd moeten worden met de snelheid en de zekerheid, waarmee de boog een pijl uitzendt, en aanvaard moeten worden met dezelfde onderworpenheid, alsof zij uitgaan van een gekroonde.

Bij de verbreking van het 2e zegel vertoont zich een zwaard, waarmee de opgelegde taak verdedigd en de aanrander gestraft moet worden.

Het 3e zegel opent het beeld van een weegschaal, symbool van de rechtvaardigheid in de Vrijmij.°..

Het 4e zegel laat een mensenschedel zien, duidend op de gewezen broeder, die het wezen van de Vrijmij.°. heeft verzaakt.

Het 5e zegel: een met bloed bevlekt wit kleed, ons eraan herinnerend, dat wij niet mogen aarzelen zo nodig ons bloed te offeren voor oze heilige zaak.

Het 6e zegel: de verduistering van de zon en het roodkleuren van de maan, als de macht van de opperraden om de taak in het rechte spoor te houden.

Na het verbreken van het 7e zegel wordt er een stilte betracht en daarna het geschal van de 7 bazuinen, aanduidend dat de Vrijmfl.°. zich over het ganse oppervlak der aarde verbreid heeft op de vleugelen der wind en zich zelf draagt op haar faam van universele religie (naar gegevens van Mac Clenachan).

 

De verzinnebeelding van het Boek der 7 Zegelen wordt in het 0ud-Schotse rituaal verwerkt op een te simplistische wijze, die niet bevredigt.

In het rituaal wordt de mystiek gemist van de in de 0penbaring van Joh. voorkomende profetie omtrent de 0rdening van de Voorzienigheid, de komst van het Ware Tijdperk.

De 0penb, van Joh, geeft, ook volgens de uitleg van Albert Pike, de strfld weer van Licht, Waarheid en Goed tegen Duisternis, Dwaling en Kwaad uitgedrukt in het rijzen van de Nieuwe Religie.

Ze is analoog aan de oude mythe van 0rmuzd en zijn genii tegen Ahriman en zijn demonen.

0rmuzd of Ahura mazda, wiens wezen beschreven wordt in de Zend Avesta (gewijde oorkonden van de door Zoroaster gestichte secte) is de naam van de hoogste godheid van de oude Perzen.

Hij is geboren uit het zuiverste Licht, de 0nbegrensde Tijd (Zerouane Akharene), de Geest, die alles schept, de Al-Wijsheid bezit, de goeden beschermt, het onrecht wreekt, de Bron is van goede gedachten, woorden en werken.

Zijn tegenstander is Ahriman of Ahura maniyoe, die het kwaad vertegenwoordigt.

De strijd tussen die twee duurt 12000 jaren in 4 perioden, elk van 3000 jaren.

De gedachten en fantasieën uit die oude mythe zijn uit alle kwartieren afkomstig en zij doen denken aan de leerstellingen uit alle tijdperken.

Wij worden herinnerd aan de Zend-Avesta, aan de Joodse boeken, aan Philo en de Gnosis.

Philo was vertegenwoordiger van de Joods-Helleense wijsbegeerte, geboren ongeveer 20 jaren voor Chr.

Zijn filosofie berust op het zien van God als doel van het leven.

De schakel tussen de onzichtbare God en de zichtbare wereld is de Logos (de Rede) .

Gnosis is de kennis, die verworven wordt met het opsporen van de ware geest van de heilige geschriften.

Als diepste kennis (gnosis) stond zij tegenover de pistis of het gewone geloof, dat voor de eenvoudigen van geest bestemd was.

 

De 7 Geesten rondom de troon van de Eeuwige, overal de eerste werktuigen van Goddelijke Wil en Vergelding, zijn als de Amsjaspands van het Parsisme; de 24 aanbiddende 0uderlingen zijn analoog aan de uit God geëmaneerde aeonen of geestelijke krachten van het Gnosticisme en de 24 goede geesten, geschapen door 0rmuzd.

De Christus van de openbaring Eniggeboren Zoon van de Schepper, heeft het kenmerkende van de 0rmuzd der Zend-Avesta en de Ein Soph van de Kabbala.

En de verklaring van het 0pperwezen, dat Hij is de Alpha en de 0mega, het begin en het einde, dat Hij was, is en wezen zal, d.i. de 0nbegrensde Tijd, is gelijk aan Zoroasters definitie van Zerouane Akherene.

De oude waarheden waren door de Essenen verzameld uit de leerstellingen Van het 0osten en het Westen, uit de geschriften van Plato en Pythagoras, uit Indië, Perzië, Phoenicië, Syrië, Griekenland en Egypte en uit de heilige boeken van de Joden.

Daarom werden de ingewijden in de 17e graad Ridders van het 0osten en Westen genoemd (Albert Pike).

Essenen of Essaiërs, een vrome Joodse 0rde, levend ongeveer in de 2e eeuw voor Chr, tot de le eeuw na de Chr, jaartelling; zij hadden hun leerstellingen van mystieke betekenis en leidden een zeer ingetogen leven.

 

Pike schrijft aan de Vrijmij.°. de verdienste toe, door alle stormen heen die de mensheid geteisterd hebben, de goede kernen van de religies van het 0osten en het Westen in haar hart te hebben opgenomen, de leerstellingen ontdaan te hebben van wilde bespiegelingen en daaruit de universele waarheden gepuurd te hebben, namelijk dat God Eén is, 0nveranderlijk, 0neindig, dat het Licht uiteindelijk de duisternis zal overwinnen, zoals ook het goed het kwaad zal overwinnen en de Waarheid zal zegevieren over de dwaling.

In verband met die omstandigheden beschouwd, is de maçonnieke vereenvoudigde toepassing van het tafreel met het Boek der zeven Zegels, hoewel minder goed geslaagd, toch wel aannemelijk.

 

De Kathastasis of de vernieuwing, herleving, wederopstanding van al het geschapene, zoals het wordt beschreven in de 0penbaring van Johannes, vormde reeds in de Mithraische Mysterieën het thema van de inwijdingen.

Br.°. Denier van der Gon schrijft er het volgende over:

Aan het einde der Dingen zou een wonderbare Stier verschijnen op aarde en Mithras zou nederdalen.

Allen zouden uit hun graven verrijzen, een scheiding tussen goeden en bozen zou plaats vinden, waarna de bozen de Ahriman en zijn demonen door vuur uit de hemel vernietigd zouden worden.

De 0er-Stier zou geofferd worden en een drank verschaffen die aan de rechtvaardigen de onsterfelijkheid zou verlenen.

Hen vergelijke hiermee "het nieuwe Jeruzalem", "de vierkante stad", d.w.z het Volmaakte Rijk uit het Boek Jesaja en de 0penbaring van Johannes.

Het ganse heelal zou vernieuwd worden en er zou volmaakt geluk heersen.

 

De strekking van de inwijding in de 17e graad, namelijk om door ontwikkeling van Geloof en Hoop te overwinnen, de Eenheid van Schepper en schepsel te ondergaan en te koesteren als een kracht, een sfeer die het leven bereidt voor de Komende Tijd, is in alle delen van het symbolenrijke rituaal duidelijk, en komt nog sterker aan het licht in de schone woorden, die de ingewijde worden voorgehouden en aan het Boek Prediker ontleend zijn:

"Gedenk aan uw Schepper in de dagen uwer jongelingschap, eer dat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zeggen zult: Ik heb geen lust in dezelve; eer dan de zon en het licht en de maan en de sterren verduisterd worden en de wolken wederkomen na de regen, want de mens

gaat naar zijn eeuwig huis".

'Gedenk aan uw Schepper, eer dan het zilveren koord ontketend wordt en de gulden schaal in stukken gestoten wordt en de kruik aan de springader gebroken wordt en het rad aan de bornput in stukken gestoten wordt.

Gedenk aan uw Schepper en dat het stof weer tot de aarde keert, als het geweest is, en de geest weer tot God keert, die hem gegeven heeft".

 

Dr Clark verklaart deze mooie metaforen aldus:

het "zilveren koord" is het ruggemerg; de ontketening ervan is: het ophouden van alle gevoel; de "gulden schaal" is het brein, dat bij de nadering van de dood ongeschikt is om langer zijn functie te verrichten; de "kruik" betekent de grote ader, die het bloed leidt naar de rechter hartkamer, hier genoemd: "de springader" en het "rad" is de slagader, die het bloed krijgt uit de linker hartkamer, hier genoemd: "de bornput". (Mackay).