Maçonnieke encyclopedie-F.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

 

DE ACHTIENDE GRAAD (SOUVEREINE PRINS VAN HET ROZENKRUIS)

 

De 0ud-Schotse ritus bevat in de 18e graads-inwijding de wijsgerige strekking dat na het tijdvak waarin de mensheid gekluisterd is door machten van zonde en dwaling, de geest bevrijd wordt door het nieuwe Woord, dat herleeft en herschept, en de innerlijke drang toiaanschouwing van de onveranderlijke Waarheid en tot de kennis van goddelijke waarden leidt naar de hoogste niveau's van het religieuze leven.

Albert Pike geeft de volgende beschouwingen over het Woord:

"Volgens de wijsgeer Philo is het Woord of de Logos het beeld van het 0pperwezen dat het centrum van Licht is, waarvan de stralen of emanaties het Heelal doordringen.

Het Woord is of woont in Hem en vormt de Mereld der Gedachten en door middel hiervan en van de Intelligentie of Wijsheid schept het de zichtbare dingen.

De zichtbare wereld is het beeld van de onzichtbare wereld, het Woord; het abstracte wezen der menselijke ziel is het beeld van Gods onvergankelijk Licht.

De kennis die Mozes, Salomo, de hogepriesters beoefenden en verwierven van het metafysische in de religie, was de kennis van het Woord.

De Egyptische godheid Amun, een naam die in het Hebreeuws "Waarheid" betekent, is de bron van het goddelijk Leven, waaruit alles emaneert.

Hij veroorzaakte de schepping der wereld door de 0er-gedachte (Ennoia)en de Geest (Pneuma ) uit hem voortkomende door Zijn Stem of Woord.

In de Zend-Avesta is het 0pperwezen de 0nbegrensde Tijd, wiens eerste emanatie het 0er-Licht was, waaruit de Koning des Lichts, 0rmuzd, is voortgekomen, die door het Woord de wereld schiep.

Gnostici noemden de ondoorgrondelijke scheppende kracht de Rede of Intelligentie, de Stilte, de Mflsheid of het Woord.

De Kabbala bracht de wijsheid-emanatie van de En Soph of het Absolute in verband met de Rede of het Woord.

Lao Tsze's wij'gerige opvatting was dat reeds voor de chaos, die aan de geboorte van hemel en aarde voorafging, een enig Mezen bestond, almachtig en toch stil, onbeweeglijk en toch altijd in werking: de moeder van het heelal.

Ik weet Zijn Naam niet- aldus roept Lao Tsze uit- maar ik duid Hem aan met Rede of Woord.

Zijn beeld heeft de mens aan de aarde, de aarde in de hemel, de hemel in de Rede en de Rede in Zich zelf.

De bespiegeling van Pythagoras is, dat God is de universele Geest; in Zijn Lichaam is Hij het Licht, in Zijn ziel is Hij de Waarheid.

Hij is tegelijk leven, de Beweging, de Rede of het Woord van alle wezens (vrij naar Albert Pike).

En met de kennis van die oude begrippen over de 0orsprong van al het zichtbare en onzichtbare, worden ons de woorden uit het Evangelie van Johannes I:1-4 duidelijk: "In den beginne was het Woord, en het Woord was bij God, en het Woord was God. Dit was in den beginne bij God. Alle dingen zijn door hetzelve gemaakt en zonder hetzelve is geen ding gemaakt dat gemaakt is. In hetzelve was het leven en het leven was het Licht der mensen".

Het Woord, als de scheppende abstractie van al het waarneembare is uit dezelfde Bron, die in het geschapen Leven ook het Licht doet ontstaan.

 

Met stof en geest is in het Leven de evoluerende beweging der tegenstellingen geschapen waaruit door Tijd en eeuwigheid het evenwicht voortkomt naar het beeld van die Goddelijke 0orsprong.

De these en antithese brengen de strijd voort tussen goed en kwaad, tussen waarheid en dwaling, tussen reinheid en zonde, tussen liefde en haat de strijd, waarin het Woord verloren gaat en het Licht verbreekt, dat uiteindelijk zegeviert en herrijst.

Dit mysterie der goddelijke 0rdening,werkend in het heelal, in de werelden, in het bestaan der volkeren, in de mens, brengt de zuivering, de loutering, de nieuwe fase in de loop der volmaking, die eeuwig is als het 0pperwezen, versterkt de stof, verheldert de geest, verinnigt het geloof aan de Almacht, waaruit alles is voortgekomen, en verlevendigt de hoop op het onvergankelijke heil.

Dit is het mysterie, dat in de 17e graad ingeleid en in de 18e graad door her-hervinden van het Woord ontsluierd wordt.

 

Albert G. Mackey beschouwt het Woord als het symbool van goddelijke Waarheid, en al wat daaraan verbonden is- het verloren gaan, de vervanging, het terugvinden- is slechts een deel van het symbolische zoeken naar Waarheid.

"In algemene zin is het verhaal daarover een mystieke voorstelling van het verval en het verlies van de ware godsdienst onder de oude volken, en van de pogingen van de wijzen die godsdienst terug te vinden en te behouden in haar geheime mysterieën en inwijdingen.

In de speciale of individuele ineterpretaties van het Woord en van de daarbij behorende mythe van het verloren gaan, de vervanging en het terug vinden is een symbool van de geestelijke vordering van de Kand.°. op zijn weg van de eerste inwijding tot de volledige lering".

 

Voor de ceremonie van de inwijding in de 18e graad volgens de oude Schotse ritus, zijn, volgens de beschrijving van Mac Clenachans werk vier vertrekken nodig.

Het eerste vertrek is behangen met zwarte gordfInen, bezaaid met witte figuren van tranen; het wordt slechts verlicht door de kandelaar bij de Zeer Wijze Meester, de twee lichten van de troon en het gedempte licht van drie transparanten.

Deze transparanten, aangebracht aan de kapitelen van drie ongeveer 5 voet hoge kolommen van Dorische, Jonische en Korintische stfll, bevatten elk een der beginletters van de woorden Geloof, Hoop en Liefde.

De troonhemel in het 0osten is zwart met een zoom van witte franje; boven de troon zijn op een rij drie kruisen geplaatst, waarvan het middelste het grootst is en op het midden een opengebloeide roos heeft; aan elke zijde van deze rij kruisen bevindt zich een kandelaar met een brandende

gele waskaars.

Dit tafereel wordt verborgen achter een gordijn, dat op een bepaald ogenblik van de inwijdingsplechtigheid opengeschoven wordt.

De Zeer Wijze Meester heeft een klein met zwart goed bedekt tafeltje bij zich, waarop een kandelaar met brandende waskaars, de Bijbel, een Passer, een Winkelhaak, een driedubbele Driehoek en de waardigheidstekenen voor de Kand.°. geplaatst zijn.

Vlak bij dat tafeltje is een knielbank geplaatst.

In het Zuiden bevinden zich een wasbekken met water en enige servetten.

Alle meubels en andere benodigdheden: gebroken kolommen, kapitelen, allerlei maç.°. emblemen bevinden zich in wanorde dooreen.

De banier van het Rozenkruis links van de Zeer Wijze Meester hangend, is een Vierkant stuk wit satijn, rood besprenkeld en met gouden franje; deze bevat een afbeelding van de pelikaan, die zijn jongen voedt met het bloed uit zijn opengereten borst, en de woorden: Lux E Tenebris (door duisternis tot Licht).

 

Vie de regelmatige opeenvolging van de leringen in de verschillende graden van de oude Schotse Ritus onderkent, begrijpt uit de inrichting van het vertrek, welke inwfldingshandeling zal volgen op de vorige graad, waarin met behulp van de 0penbaring van Johannes de verwording van de wereld wordt geschetst, als het Woord is verloren gegaan.

In het gebed wordt gevraagd om de Wet der Liefde.

In dit eerste vertrek zitten de broeders bijeen in meditatie en treurnis over hetgeen door de vergelding op de zonde is weggevaagd, over de duistere afgronden waarin de mensheid is ondergegaan, over de plagen die op de wereld zijn uitgestort, over de ingetreden afschuwelijkste tijd waarin de sterren verdwenen, de zon en de maan verduisterd zijn en de sluier der somberheid het oppervlak der aarde heeft omhuld; over de gelovigen die gedood zijn om het Woord Gods en om hun waarachtige getuigenis.

 

De Kand.°. of de novice, zoals hij genoemd wordt, moet eerst symbolisch zijn geest gereinigd hebben, om volkomen rein en waarachtig te mogen zoeken naar het nieuwe Woord.

Tussen de hem omgevende tekens van ontreddering maakt hij daarvoor in Geloof en Hoop de reizen, totdat hij ook Liefde heeft gevonden.

Na die drie reizen komt hij tot het besef, dat de mens het kruis van het lijden en de zelfopoffering moet ondergaan om onder het juk te volharden in de strijd voor de overwinning tot het Licht des Levens.

Het rituaal is hier analoog aan dat van de 3 reizen in de le graad, waarbij tot verwerking van het Licht de gang wordt gemaakt in de innerlijke gesteldheden, zoals die door de trias Wijsheid, Kracht en Schoonheid wordt aangegeven.

Het is duidelijk dat bij de 18e graads inwijding door de symbolische reizen de Kand.°. de nieuwe trias moet beleven om te komen tot de kennis van het Beginsel of Woord.

 

Plechtig tot Souvereine Prins van het Rozenkruis verheven en met de waardigheidstekenen van deze graad bekleed, met de lichtende sfeer die zijn innerlijk omgeeft, met de kracht die hij voelt in de nieuwe trias, die hem drijft naar de wereld tot het uitdragen, toepassen en verwerkelijken van het Ideaal van de al-omvattende Liefde, komt hij in het labyrint van ellende en vertwijfeling, dat het 2e vertrek voorstelt.

Hij vertoeft in het dal des doods: hij passeert de vallei der diepste duisternis en somberste verlatenheid, die het 3e vertrek voorstelt.

En slechts vergezeld door de Zeer Wijze Meester en geleid door Geloof, Hoop en Liefde, die samen één levensstuwing in hem vormen, hem louteren en hem verder brengen in de richting van de zelfvolmaking, treedt hij voorgoed uit de omklemming van de donkerheid in de volle glans van het

heldere licht in het vierde vertrek.

 

Dit vertrek, met rode gordijnen behangen, toont in het 0osten de stralende zespuntige ster,het bevat een kruis met rode rozen en drie kandelabers, elk met 11 armen, waarin gele waskaarsen zijn geplaatst.

Hier wordt de pas verheven Souvereine Prins als "Herborene" ingewijd in de leer van Geloof, Hoop en Liefde, die het leven leidt van het vergankelijke naar het Eeuwige.

Gould wijst op de overeenkomst tussen dood en inwijding, treffend aangetoond in een passage, door Strebaeus bewaard uit een oude overlevering, die aldus luidt:"In de dood wordt de geest aangedaan en beroerd, evenals bij de inwijding tot de Grote Mysterieën; op de eerste trap is er niets

dan dwalingen, onzekerheden, moeilijkheden,omzwervingen en duisternis.

En nu, op de rand des doods en der inwijding staande, toont alles een verschrikkelijk aanzicht, het is alles vrees, beving en verschrikking.

Maar is dit toneel eenmaal voorbij, dan verspreidt zich een wonderbaar en goddelijk licht; volmaakt en ingewijd zijn zij (de neofieten), vrij en gekroond en zegevierend bewegen zij zich in de sferen der zaligen".

 

In "La Hort initiatique" (een artikel, opgenomen in het tijdschrift "Le symbolisme" van Augustus- September 1936) wordt het een en ander meegedeeld over het esoterische onderricht in de school van Pythagoras.

Iedere aanhanger die de beproevingen van het graf had ondergaan, werd een herrezene genoemd; sterven had in de occulte taal de zin van:het symbolisch graf passeren.

"Er bestaat een nauwe analogie tussen de Griekse woorden die "sterven" en "inwijden" betekenen; de volgelingen van de wflsgeer Attieus noemden de doden:"graankorrels".

Vergelijk hiermee:"Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, indien het tarwe graan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft het alleen maar indien het sterft zo brengt het veel vrucht voor" (Job. iz:24).

In het Mithraisme heeft het doden van een stier door Mithras de diepe betekenis van de stoffelijke dood en vernietiging van het kwaad in zichzelf, om de geest te bevrijden.

Uit de gedode stier ontspruiten korenaren, zoals ook volgens de oud-Egyptische Mysterieën uit het graf van 0siris korenaren tevoorschijn komen.

 

In ziin artikel:"De Mysterieén van Mithras" (in de Vrijmetselaar van Mei en Juli 1911) schriift Br.°. H.C.Denier van der Gon:" De korenaar is een van de schoonste symbolen der ovstanding tot een nieuw leven.

Bij de Eleusinische Mvsterieën werd een korenaar getoond die in volkomen stilzwijgendheid gemaaid was.

Zij werd beschouwd het meest volmaakte voorwerp der mystieke contemplatie te zijn.

De halm is de drager en de onderhouder van de aar met haar korrels.

In de korrel ligt in stilte en duisternis gehuld de kiem, waarui de nieuwe plant zal groeien.

Zo zal in de stilte die op de storm volgt,- de storm die de strijd symboliseert van het dier in de mens met de rede- een bloem ontluiken, een vrucht groeien of hoe men het ook noemen wil.

Deze bloem is het zinnebeeld van een wederom nieuw en hoger bestaan".

 

Bij de laatste Mithraische inwijding in de 7e graad ondergaat de Kand.°.verlatenheid, pijn, smart, ontgoocheling, en aanschouwt tenslotte het 0pperwezen; dan wordt hij geacht in de plaats te zijn getreden van zijn hiërofant of leeraar.

Endres acht terecht de svmbolische wedergeboorte de voorwaarde van iedere esoterische inwijding en hii geeft als universeel voorbeeld hierom aan wat Jezus gezegd heeft tot de Farizeeër Nicodemus (Joh. 3:3):

"Voorwaar, voorwaar, ik zeg u, tenzij dat iemand wederom geboren worde hij kan het koninkrijk Gods niet zien".

En uit de volgende verzen van dat Bijbelhoofdstuk blijkt, dat hier bedoeld wordt een "wedergeboorte uit de Geest".

In alle mysterieën is de ingewijde of "herborene" de Zoon der Weduwe of der Maagd; de schepping toch gaat uit van het 0ndoorgrondelijk Mannelijk Beginsel of het Woord, dat de aardse vrouw, die erdoor bevrucht wordt, maagdelijk laat na de vleeswording in de Zoon".

"Daar in alle mvsterieën"- aldus Endres- "de geboorte van Gods Zoon-esoterisch verstaan een Goddelijke werkzaamheid- uit de moeder-maagd of tenminste zo dat het verwekkende mannelijk beginsel verdwijnt of zelfs gedood wordt, zo heet de "Godszoon": Zoon der Maagd of Zoon der Weduwe".

 

En ook in het Christendom heeft het herboren worden de betekenis van een symbolische loutering door de elementen.

Nicodemus zeide tot hem (Jezus):" Hoe kan een mens geboren worden, nu oud zijnde?"

Jezus antwoordde: "Voorwaar, voorwaar, zeg ik u, zo iemand niet geboren wordt uit water en Geest, hii kan in het Koninkrijk Gods niet ingaan" (Joh. 3:3-5).

Eerst als de mens gelouterd is (symbolisch) door het water en het vuur, als hij alle zware bevroevingen waar onder de dood, heeft ondergaan, kan hii in de geest wedergeboren worden en zich Een weten met de Geest van de Schepper."

"Ik doop u wel met water tot bekering"- aldus de woorden van Johannes de Doper.- "maar die na mij komt, is sterker dan ik, wiens schoenen ik niet waardig ben hem na te dragen: die zal u met de Heilige Geest en met Vuur dopen "(Matth. 3:11).

 

In het eerste vertrek wordt de donkere of zwarte kleding bedekt door een lange, zwart omrande wit-linnen toga, aan voor- en achterzijde voorzien van een zwarte kruisfiguur.

Daaroverheen wordt een zwart gemoireerde, rood omboorde sjerp gedragen, voorzien van een rode kruisfiguur, versierd met twee rozetten en behangen met het gouden kruis-embleem.

Het Sv.°. van wit leer of satijn, rood omboord, bevat op het veld drie rode rozetten rondom een rode kruisfiguur en op de klep een doodshoofd met gekruiste beenderen.

Het aan een zwarte kordon te dragen juweel is een gouden gekroonde open Passer, met de Punten op een cirkelsegment: tussen de benen van de passer staat een kruis en hierop is een openbloeiende roos afgebeeld met aan de voet van het kruis- een zilveren adelaar (phoenix) met uitgespreide vleugels, en aan de keerzijde een zilveren pelikaan, die zijn zeven jongen voedt met het bloed uit zijn opengereten borst.

0p het cirkelsegment zijn de voor deze graad kenmerkende letters en woorden gegraveerd.

De Zeer Wijze Meester, de le 0pz.°. en de 2e 0pz.°, dragen bovendien nog op de borst onderscheidenlijk: een zilveren zevenpuntige vlammende Ster, in het midden voorzien van de letter Jod, omgeven door de initialen G.H. L., een zilveren driehoek en een zilveren passer met winkelhaak; zij kenmerken respectievelijk Wijsheid, Kracht en Schoonheid, een volgorde die

juist het tegengestelde is van die der blauwe graden.

Alle juwelen zijn, wanneer zij in het eerste vertrek gedragen worden, bedekt met zwarte krip, en worden hiervan ontdaan, wanneer de broeders het vierde vertrek binnentreden, terwijl tevens de sjerp en het kordon worden omgedraaid, zodat daarvan de rode keerzijde zichtbaar is (Mac Clenachan).

 

Het kruis en de roos hebben in hun verschillende samenstellingen en vormen zowel in het 0osten als in het Westen bij beschaafde en primitieve volkeren, als teken en als symbool, hetzij afzonderlijk, hetzij gecombineerd een magische betekenis gehad, die śJorgedrongen en verwerkt is in de levensopvattingen, in de zeden en gewoonten en in de uit religieuze gevoelens voortkomende geloofsriten.

 

Tot de bekendste oudste vormen van het kruis zijn die van het haak-kruis of de swastika te rekenen in de vroegste tijden over de hele wereld als zinnebeeldig ornament in gebruik geweest; en waarin verschillende schrijvers hebben gezien: een embleem van Zeus, van Baäl, van de Zon, de Zonnegod, de hemel, de Hemelgod, de trimoerti; het Perzische lotusteken, een lang leven, het werktuig, waarmee door wrijving het heilige vuur (Agni) ontstond.

Een der prototypen van de oudste kruisfiguur is het eenvoudige teken van de Griekse letter Gamma, die als de letter G (Geometer, God, Gnosis,enz.) in de Vlammende Ster voorkomt en de oorsprong geacht kan worden van het sleutel-embleem.

Het sleutel-embleem, in de figuurlijke betekenis opgevat, is de weergave van de toegang tot het Mysterie der Schepping; de gamma is volgens Br.°. Keller het beeld van de door de Goddelijke Geest vervulde natuur.

De sleutelfiguur, maçonniek symbool van zwflgzaamheid en voorzichtigheid, wordt nog gebruikt in de 4e graad en de 7e graad van de oude en aangenomen Schotse ritus en kwam vroeger ook voor in de le graad; hier gold zij als "de sleutel van het hart, bewaard in een doos, die slechts met een

ivoren sleutel geopend kon worden (Mackay).

Even bekend zijn: het zg. Tau-kruis of Antonius-kruis (crux commissa), dat in oud-Griekse kunst toegepast werd tot meander-samenstellingen en in de Cretenser Hysterieën samen met het haakruis gecombineerd werd tot labyrintfiguren.

Het is het teken dat gemerkt is "op de voorhoofden der lieden die zuchten en uitroepen over alle gruwelen die in het midden derzelve gedaan worden" (Ezech. 9:4).

In de mysterieën van Isis was het sleutelteken de hieroglyph waarmee in het rijk van de dood ten behoeve van het verhoor en eind-oordeel het hart en de bron der kennis werd ontsloten (Mackay).

 

Volgens de Talmuddisten heeft Mozes bij de zalving van Aäron tot hogepriester diens voorhoofd met het Tau-kruis gemerkt.

Hetis het kruis van het 0ude Testament, omdat het aan het passiekruis van het Nieuwe Testament vooraf gaat.

Het teken was in gebruik bij de druiden en bij de Tempelridders (Mackey).

Het eenvoudige Griekse kruis,voorzien van vier stippels bij het kruispunt, is door de Griekse geleerde Zmigrodski "croix swasticale" genoemd.

Het gelijkarmige kruis werd reeds door de Assyriërs beschouwd als een teken dat de vier hemelstreken aangaf enwaarmee zij hun hemelgod Anu aanduidden, Geplaatst in een vierkant stelde het bij de Chinezen de aarde voor (Goblet d'Alviella).

 

Het gelijkarmige liggende kruis (Andreas-kruis of crux decussata) is bij verschillende Aziatische volksstammen om zijn verborgen kracht aangewend als teken tot afweren van slechte invloeden.

Tientallen eeuwen voor het begin van onze jaartelling beschouwden de Egyptenaren het kruis, gekroond door een ovaal of cirkel (deroos) de zg. crux ansata, als een waardevol symbool, dat bij sommige plech'tigheden gebruikt werd.

De godheid Thot of Ptah hield het in zijn hand als de aanduiding van het leven.

In Pike's "Horals and Dogma" komt een plaatje voor, waarop is afgebeeld, dat een leeuw een crux ansata in de ene hand door de leeuwegreep, met de andere hand de neofiet uit de mystieke dood tot het leven doet oprijzen.

De Mithras-mysterieën werden beëindigd met een liefdemaal waarbij de broden gemerkt waren met een kruis, als teken, dat de stoffelijke spijs moest herinneren aan de stoffelijke beproevingen, die de ingewijde had ondergaan (BR.°. H.C.Denier van der Gon).

Degenen die in de graad van de leeuw waren ingewijd, werden op het voorhoofd gemerkt met het Egyptische kruis (Hanley Hall).

De crux ansata is volgens Goblet d'Alviella een symbool van het leven, van de vitale kiem en het is daarom, dat men haar genoemd heeft:sleutel van het leven; zij wordt ook wel afgebeeld op het Tableau van de le graad, op de nauwe poort waarachter het Licht schijnt en zij dient dan eigenlijk

als slot, waarin een bepaalde sleutel moet passen.

 

Het passie-kruis of Christus-kruis (crux immissa) wordt ook weergegeven door vijf vierkanten, die als de vlakken van een opengeslagen kubus zijn.

Naar magische opvatting is het kruis de kruising van het mannelijke vertikale beginsel en het horizontale vrouwelijke beginsel, samen vormend de scheppende kracht, scheppend de vier van de volmaakte vorm van het aardse leven met zijn licht en duisternis, de vier, die, wanneer zij in ronddraaiende beweging zijn, de cirkel aanduiden, teken vaw de oneindigheid, waaruit de vier voortgekomen zijn.

 

Eliphas Levi zegt van het kruis dat het een eenheid is, die uit twee bestaat, die elkaar verdelen om vier te vormen, de sleutel van Indische en Egyptische Hysterieën, het Tau der aartsvaderen, het goddelijk teken van 0siris, de Stauros der Gnostieken, de grondsteen van de tempel, het symbool van de occulte Vrijmij.°., het middelpunt van de samenvoeging, van de rechte hoeken van vier oneindige driehoeken.

 

Door een kruis werden vroeger de vier alchemistische elementen gesymoliseerd: zout, zwavel, kwik en Azoth.

Een gouden kruis was het teken van verlichting, een zilveren kruis van zuiverheid, een kruis van een niet edel metaal was ootmoed, en een houten kruis betekende streven (Manley Hall).

 

Met het haakkruis, het zg, wervelende kruis, dat later ook in gebogen lijnen werd weergegeven, werd de gedachte aan het leven uitgedrukt als een schepping, een manifestatie, een beweging, een daad ven het 0pperwezen in de oneindige kosmische wentelloop van al het bestaan.

Br.°. J.Ramaekers stelt de Indo-Arische swastika gelijk met de Fyrfos (Fyr=vuur) uit de Noorse mythen en noemt dit embleem een oerteken der schepping of vorming van het heelal, het hoogtepunt van het onweer, de nog heden ten dage gevreesde kruisbliksem, die gold als zinnebeeld van de goddelijke scheppingsdaad.

Dit haakkruis, gevat in een cirkel, geeft volgens Br.°.Raemakers het zg. Ruoth-kruis of rad-kruis, ook quirl of'wirtel geheten (klutshout of draaie volgens Br.°. V.E.Asbeck Brusse het symbool van de Rota Celestis of het hemelrad ("De Vrijmetselaar" van Mei en Aug, 1906).

"Dit is het slot, het eind der schepping, het jongste gericht, de Gotterdammerung, het wegsterven van het onweer, de dondergod die wegrolt op zijn wagen".

Goblet d'Aviella onderscheidt het gamma-kruis of tetraskelion in twee soorten, namelijk: met de werveling van links naar rechts (swatika) en met de werveling van rechts naar links (sauvastika); het eerste stelt de lentezon, de opkomende zon voor, symboliserend de juiste zonneloop (pradakshina), hegeen een gunsig teken is; het tweede verzinnebeeldt de herfstzon, de ondergaande zon, de tegengestelde loop (prasavya) het noodlot.

Volgens Goblet d'Aviella komt in het Ramäyana de mededeling voor, dat de schepen van de vloot,waarmee Bharata naar Ceylon voer, het teken van de svastika droegen; dit teken stelt bovendien volgens Boeddhistische overlevering het eerste der 65 tekens voor, die de voetafdrukken van de Meester aangeven, terwijl het vierde teken daarvan de sauvastika is met de draaiing van rechts naar links, en het derde de naudyanvarta, een kruismotief dat met het wervelkruis of gammakruis gecombineerd is tot een labyrint-figuur.

Dezelfde schrijver, die het gamma-kruis bijna uitsluitend het eigendom van van het Arische ras noemt, is de opvatting toegedaan, dat het gammakruis of tatraskelion evenals het driebenige wervelkruis of triskelion ook in hun samenstellingen symbolen zijn van de zon of van de beweging van de zon.

De werveling, de beweging die uit de harmonische eenheid geschapen wordt, is ook als beginsel aangegeven in het Chinese en Japanse Yin-on-Yang-embleem (de twee-eenheid der tegenstellingen in het Al) het trignetrum of triskaiion (het driebenige wervelteken) het veelbenige wervelteken.

 

 

De draaiing van svastika zit ook in het achthoekige Malthezer kruis, wanneer men zich dit denkt in twee helften.

Tengevolge van de mystieke betekenis die eraan geheçkt werd ( werveling van twee helften in tegengestelde richtingen) noemden de tegenstanders van de 0rde der Tempelridders, bij wie het kruis in gebruik was, dit teken "het sprekend hoofd" of "Baphomet".

"Het sprekend hoofd" was hun sprekend hoofd-symbool (van de Tempelridders dat ook als Gnostiek kruis bekend is en symbolisch uitdrukte het aanhangen der Vodanistische of oud.-Arische theosofie en theologie". (Br.°. J.Raemakers)

De swastika wordt ook wel "crux gammata" genoemd, omdat zij bestaat uit vier aaneengesloten gamma's of Griekse letters G; het werd in de katakomben aangetroffen en dan voorzien van 9 punten, die er de grondslag van vormen). (Br.°. N.Asback Brusse in "De Vrijmetselaar" van Mei en Aug, 1906)

Br.'. N.H.Retera beschouwt de svastika als het symbool van het Opperwezen in het Heelal , erin werkende, zijn kracht eraan gevend, de evolutie leidend.

Van het middelpunt uit gaat Zijn Leven naar de vier hemelstreken, dus naar alle richtingen, alles bezielend en het naar volmaaktheid voortbewegend."

En A.J.Faulding zegt ervan in "Broad Views":De svastika is wellicht van alle vormen van het kruis de meest verbreide en zeker de oudste.

0nder de vele betekenissen van dit symbool is de belangrijkste die, die het heeft in de godsdienst van de Hindoes, als die van de tweede openbaring van de scheppende kracht, zijnde de cirkel van die van de eerste".

 

De Maya's hadden de legende, volgens welke hun god gehangen werd aan een kruis in de vorm van een H; zijn hoofd droeg een kroon van dorens, zijn hart was met een speer doorstoken en uit de wond vloeiden twee stromen, van bloed en water (Nard).

Een ander frappant voorbeeld van de gehangen God-mens geeft Manley Hall in 0din, die zich-zelf gedurende 9 dagen ophangt aan een tak van de Wereldboom en tegelijkerijld zichzelf doorsteekt met de heilige speer.

Isoterisch is de Hangende Hens de menselijke geest, die aan een enkele draad van de hemel neerhangt.

Wijsheid, niet dood is de beloning voor dit vrijwillige offer, waarbij de menselijke ziel, hangende boven de wereld der begocheling en mediterend over het onwezenlijke, beloond wordt door de voltooiing van het proces der zelf-volmaking" (Manley Hall).

 

Het kruis heeft als fallisch symbool betekenis gehad in de cultus van primitieve volksstammen.

Het is gebruikt voor astrologische aanduidingen van de planeten, het is aangevend in Kabbalistische tekens.

 

In de Samotraceesche Mysterieën werd ter ere van de gedode God-mens een palmboom in de vorm van een kruis gesnoeid en daarna omgehakt (Manley Hall)

Ik noem hier dan nog: het uit drie aan elkander verbonden Tau-kruisen bestaande symbool van de Royal Arch-graden, waaraan verschillende betekenissen zijn toegekend: de letters T H =Templum Hyrosolymae= de tempel van Jeruzalem; de mystieke vereniging van Vader en Zoon, nl, van H= Jehovah, met T = het (Tau) kruis, de 3 Tau's of 3 Grootmeesters: Salomo, Hiram en Hiram Abiff; het monogram van Thoth, de symbolische of mystieke naam van verborgen Wijsheid, het monogram ook van Koning Hiram van Tyrus, mystieke weergave van de Hebreeuwse letter Jehovah (Mackey).

 

Dan worden hier vermeld: het kruis met dubbele horizontale lijn ( vermoedelijk het vroegste kruisteken der Tempelridders); het Kabbalistische sephiroth-kruis met de 3 horizontale lijnen ( daardoor samen 3x3+2=11 punten van emanatie- werking vormend); het boven een driehoek geplaatste kruis van de Souvereine Prinsen van het Rozenkruis, het kruis met de roos (cirkel) van de Rozenkruisers,het gaffelkruis. "In dit symbool (het gaffelkruis) schrflft Br.°. V.C.Asbeck Brusse (in het tijdschrift "De Vrijmetselaar" van Mei en Aug, 1909) "splitst zich de Eenheid in het Tweetal en verschijnt tegelijkertijd ook het drietal.

Uit de Eenheid groeit de Tweeheid, dat wil zeggen, de Natuur splitst zich in Geest en Stof, in de zichtbare en de onzichtbare wereld, in de Daad (de werkende kracht) en het Lijden (de ontvangende kracht), in de Noodzakelijkheid en de Vrijheid, daar geest en stof, daad en lijden toch weer samenkomen tot Eenheid en elkaar raken in bovenstaand teken in één middelpunt en zo ontstaat uit eenheid en tweevoudigheid de heilige Drieheid.

Het verdeelde keert in de Drieheid tot de hogere Eenheid terug.

De heersende kracht deelt zich in natuurkracht en geesteskracht; beide echter, geest en natuur, veranderen zich door wederkerige doordringing tot Barmonie en Schoonheid.

Zo lossen zich de tegenstellingen der tweeheid in de drieheid tot een nieuwe harmonie op: Schoonheid, liefde en eendracht belichamen zich in dit zinnebeeld van het Kruis".

 

Roos en Kruis werden door de Rozenkruisers op verschillende wijzen weergegeven: geometrisch als een lijnenkruis met een cirkeltje rondom het kruispunt, naturalistisch als een houten lijdenskruis met een daaraan zich hechtende, bloeiende rozentak en diepzinnig symbolisch als een roos met

tien blaadjes (het volledige getal van Pythagoras), in het hart waarvan een kruis is weergegeven (Manley hall).

Dit heeft ook een geestelijk-alchemistische betekenis; immers, de mens, in zijn ideaal van zelfreiniging omgeven door de sfeer van zuiverheid, tracht in zijn hart de oermaterie (het goud) af te scheiden en verkrijgt daardoor het gouden kruis, beeld van het hoogste offer, waardoor de geestelijke transmutatie wordt volbracht.

Universeel kan dus aan het kruis de betekenis worden gegeven van geschapen leven in zijn vergankelijkheid, van de sterfelijkheid met het daaraan inhaerente lijden, wat gaat van geboorte tot dood.

De drie kruisen in het 0osten van het le vertrek doen denken aan het lijden van de drie mensen die gekruisigd werden, het Lijden, waaruit Geloof, Hoop en Liefde in de wereld werden geopenbaard.

 

0ok aan de roos kan een universele betekenis worden toegekend, Zij was gewijd aan de Egyptische Godheid Harpocrates of Horus, zoon van 0siris en Isis, god der stilte.

Zij was ook gewijd aan Aurora en de zon en daarom is zij het symbool van de dageraad (Albert Pike) en-bij voortzetting van deze gedachte- het zinnebeeld van de Dageraad der 0pstanding, Verlossing of Wedergeboorte van het Nieuwe Licht.

Het het kruis der sterfelijkheid verbonden, heeft zij dan de betekenis van de Dageraad van het Eeuwige Leven".

"Als symbool van de vergankelijkheid van het bestaan van de mens", schrijft Br.°. Hr.°. A. Slotemaker ("De Vrijmetselaar" van Mei 1910)" maar tevens ook als zinnebeeld van een leven na de dood als een weer, en telkens weer gebeuren worden, ons herinneren aan het eeuwige leven, aan dat wat Was, Is en Zijn zal, vinden we de roos ook reeds in de oudste tijd op de graven".

"De roos verzinnebeeld door de regelmatige vijfhoek met vijf bladen (egelantier) waarbinnen de vijfpuntige ster verborgen ligt, gold volgens Br.°.J. Rademaekers (vide zijn artikel :"Zes- en vijfpunt" in "De Vrijmetselaar" Leerlingtijdschrift van Nov, 1923) als beeld van de "eerste 0penbaring" van de oude wijsgerige scholen.

 

"De tweede 0penbaring leefde in de Liefde- en Naastenleer van de eerste Christen Kerk, vluchtte, nadat ConstantfIn van het Christemdom een staatskerk, dus een politieke factor had gemaakt, . in de katakomben, bij de Fossoren en Groeve-Christenen.

Nu moeten we ons een genootschap denken dat zich ten doel stelt deze eerste en tweede openbaring als gelijkwaardig te doen kennen en ze te verenigen.

Hoe kon dit zijn doel beter uitbeelden dan door de Roos en het Kruis, de symbolen van die twee 0penbaringen samen te voegen?"

De 5 rozen, zoals zij volgens de oude rituaalvoorschriften voorkwamen op Kordon en Sv.°.van de Souvereine Prins, vormen het zinnebeeld van de 5 wonden van Christus; de rode roos duidt op zijn bloed, in Lijden en Liefde geofferd; de witte roos in het le vertrek wijst op de onschuld en de reinheid van de Verlosser, die het lijden tot heil van de mensheid heeft ondergaan (Mac Glenachan).

 

De Rozenkruiser Joachim Frisius heeft in zijn in 1629 uitgegeven werk "Sum mum Bonum" vermeld, dat hij het Rozenkruis het symbool acht van de rode kleur, die aan het Christus-kruis ontstond door het bloed van de zonden van de mens, maar door de deug d van Christus werd weggenomen; hij brengt het rozenkruis in verband met hoofdstuk 2:l van het Hooglied van Salomo:

Ik ben een roos van Saron, een lelie der dalen "( Langeveld).

 

De letters I.N.R.I, zijn volgens het bijbelse Evangelie-verhaal de initialen van Jezus Nazarenus Rex Judaeorum (]ezus, de Nazarener, Koning der Joden), welke woorden op bevel van Pontius Pilatus gegrift zouden zijn op het kruis, waaraan Jezus Christus de dood vond.

Vroegere wijsgeren-alchemisten gebruikten de samenstelling I.N.R.I, om aan te duiden:Igne Natura Renovafur Integra, d,i, de Natuur zal door het Vuur vernieuwd worden.

Nanneer hieraan de betekenis wordt gegeven dat het zichtbare wezen der schepping herboren zal worden uit de strijd tussen stof en geest, tussen goed en kwaad, dan is die spreuk in overeenstemming met dat wat het rituaal van de 18e graad bedoelt te geven en met de profetie uit de 0penbaring van Johannes.

Er vordt hier verwezen naar het verhaal van Elia die, na de beproevingen van de elementen te hebben ondergaan, in een vurige wagen met vurige paarden, aldus door het vuur gelouterd ten hemel voer (I Kon.2:11).

De samenstelling I.N.R.I., die in het Schotse rituaal niet voorkomt, is nog op andere wijze verklaard; zo heeft men er ook de betekenis aan gegeven van "In Nobis Ishvara", d,i. In ons heerst het Allerhoogste.

 

Alchemisten vatten het op als "Ingne nitrum rarirs invenitur" en Jezuiten gaven er de esoterische betekenis aan van:"Justum necare regis impios", d,i, het is rechtvaardig, ongodsdienstigevorsten te verdelgen.

De oude Hebreeërs duidden met die letters de 4 elementen uit de natuur aan:"Iammim (water) Nour (vuur), Rouach (lucht) en Ibesschah (aarde).

Hen vindt de begrippen Nour en Rouach terug in de Arabische woorden:

Noer= licht, glans en Roah= Geest, Roah Allah= Geest van Allah.

 

Engelse en Amerikaanse maçons maken er wel eens van: Infinity, Nature, Reason, Immortality ( -neindigheid, Natuur, Rede, 0nsterfelijkheid).

In de Egyptische hieroglyphentaal afgeleid uit Ankh (d,i, het kruisteken met het ovaal of de cirkel daarboven) en Ra of Re (godheid van de zon) zou I.N.R.I, gelijk zijn aan Ankh Ra of Enre, waarvan de betekenis is:"de levende God van het Licht".

 

 

De pelikaan die zijn jongen voedt met eigen bioed en daardoor sterft, is het mystieke beeld van de zelfopofferende liefde.

De pelikaan wordt ook als het zinnebeeld van de Verlosser beschouwd en wel in verband met de volgende legende:

"De nog in het nest verblijvende jonge pelikanen kwamen op een dag in verzet tegen de ouder en verwondden deze zodanig aan de ogen, dat hij ze doodde.

In smart en wanhoop vloog de moeder-pelikaan weg, maar door liefde gedreven kwam zij na drie dagen in het nest terug, pikte zich de borst open en bevochtigde en drenkte de neergeslagen jonge vogels met haar bloed, ze aldus terugbrengend tot het volle leven ten koste van eigen leven.

Zoals de jonge pelikanen herrflzen door het bloed van hun moeder, zo worden wij allen geboren door het bloed van Christus.

De mannelijke pelikaan, die zijn jongen doodde, is het beginsel van het kwaad, dat in de wereld tot dood leidt, terwijl de vrouwelijke pelikaan, die hen allen doet herleven, het zinnebeeld is van Gods Zoon" (Mackey).

Merkwaardig is hierbij de wederopstanding na drie dagen, de "volheid des tijds", die bij de herrijzenis van Jezus en van de Godmensen uit de Mysterie en geldt.

Een dergelijke legende als over de pelikaan bestaat ook over de leeuw die zijn welpen drie dagen nadat deze gestorven zijn, door zijn gebrul doet herleven en daarom beschouwd wordt als het symbool van de Verlosser (de Leeuw van Juda).

 

Een andere betekenis wordt aan het symbool van de pelikaan gegeven in het oude Rozenkruisers-geschrift "Summum Boumor" (geschreven door Frisius daar stelt de pelikaan met de 7 jongen het Ene voor, zich7 malen manifesterend zoals het licht zeven kleurige stralen verspreidt.

Hen denke hierbij aan de in de 0penbaring van Johannes voorgestelde en in de 17e graad van de Schotse ritus verzinnebeelde Geest met de 7 lichten voor zich en de 7 sterren in de rechterhand.

 

De phoenix die de gestalte heeft van een adelaar, is de legendarische vogel die volgens oud Egyptische fabelleer zich telkens na 500 jaren in zijn nest verbrandde om uit zijn as te herrijzen; later is de phoenix een symbool van verjonging, vernieuwing geworden, en in het Rozenkruisers-rituaal kan het in nauw verband gebracht worden met het teken, waarin de Kand.°., door de cyclus van het leven te ondergaan, tevoorschijn treedt als de "herborene".

0ok door deze verklaringen wordt de betekenis van het I.N.R.I, als Inge Natura Renovatur Integra (Door het vuur zal de Natuur vernieuwd worden) duidelijk.

 

De adelaar (arend) is als symbolische figuur inhaerent aan het vuur; hij vormt een van de vier hoofden van een cherubfIn (mens, rund, leeuw en arend) waarmee de vier elementen: aarde, water, lucht en vuur worden voorgesteld.

De phoenix is de vogel die voor de zonnewagen van Mithras vliegt, telkens zijn vleugels daardoor verschroeit, en elke dag, als de zonnewagen van boven de aarde gaat verdwijnen, en ter kimme nijgt, zich in zee dompelt, waar zijn vleugels zich zodanig herstellen, dat hij de volgende dag opnieuw de zonnewagen vooruit kan vliegen (Br.°. Denier van der Gon).

 

De phoenix wordt ook wel voorgesteld op zijn vlammend nest.

Clement zegt dat de phoenix 500 jaren leeft.

Tegen de tijd dat zijn leven geëindigd is, bouwt hij zich een nest van hars, myrrhe en geurige kruiden, om erin te sterven.

De jonge phoenix die in het nest geboren is, voert het nest met het gebeente van zijn ouders hemelwaarts.

Vliegend in open lucht, zichtbaar voor iedereen, plaatst hij zich met zijn nest op het altaar van de zon.

 

Waarschijnlijk is de phoenix het symbool van de onsterfelijkheid van de menselijke ziel, want evenals de phoenix hemelwaarts steeg, het louterendzonnevuur tegemoet en herboren werd, zo rijst de ziel van de mens na het offer van de dood triomfantelijk uit het stoffelijk omhulsel, om te herleven in de verbinding met de Scheppende Kracht.

Daarom werd in de oude Mysterieën aan ingewijden de naam "phoenixes" gegeven, dit zijn zij die herboren zijn (Manley Hall).

 

De eerste Grootmeester der Tempelieren-0rde (Aumont) na de levend-verbranding van Jaques de Holay, gebruikte een zegel, waarop een phoenix-figuur voorkwam met de spreuk:Ardet ut vivat, d,i, hij verbrandt opdat hij leeft (Lenhoff's Lexicon).

Zelfs de hele inwijding in de 18e graad heeft in haar strekking overeenkomst met sommige ceremonieën, die veel ouder zijn dan het Christendom.

Uit het oud-Egyptische Boek der Doden kan de plechigheid worden gereconstrueerd, waarbij de gestorvene, na door de verschrikkingen van de onderwereld geleid te zijn, over de mystieke ladderbrug gebracht wordt naar het oord der zaligheid, waar hij ontvangen wordt in een kring van prinsen, het Woord van hen verneemt en met hen deelneemt aan het maal.

Hij is gegaan door de Vallei der Schaduw, te midden van duisternis, moeilijkheden, gevaren, gesterkt, gesteund door zijn verbond met 0siris (Vard).

In de Griekse Mysterieën treedt bij de symbolische reis als geleider een figuur op die twee toortsen vasthoudt, in de ene hand de toorts rechtop en vlammend, in de andere hand de andere toorts, naar beneden gericht en gedoofd, waarmee wordt voorgesteld dat het leven gaat langs en door duisternis tot Licht.

Zo wordt Mithras, de stier dodend, vaak afgebeeld met zijn twee toortsdragers of dadophoren: Cantes (met de vlammende fakkel omhooggericht)en Cantopates of Hesperus(met een gedoofde fakkel omlaaggericht) de twee tegenstellingen van licht en duisternis, opgang en ondergang.

Een dergelijke religieuze ceremonie werd eertijds in Mexico gehouden, waar bij zelfs het teken van de Goede Herder werd gegeven (Vard).

Bij de Australische stam van de Armita's was een plechtigheid bekend, die enigszins deed denken aan de 18e graads inwijding: 0nder een gewelf loopt de Kand.°.over een zandhoop, waaraan de vorm van een gekruisigd mens is gegeven, en op zijn tocht door deze symbolische duisternis wordt hij bedreigd en ter verantwoording geroepen : hij geeft en ontvangt paswoorden en eindelijk, na alle moeilijheden overwonnen te hebben en zijn moed en volharding getoond te hebben, bereikt hij veilig het einddoel (naar gegevens van Vard).

 

Al doet dan het oud-Schotse rituaal van de 18e graad denken aan het ontstaan en de vroegste ontwikkeling van een algemene strekking, namelijk een allegorie te geven van het geestelijk leven van de sterfelijke mens, die het door het kruis aangegeven louterend lflden heeft ondergaan om

door de innerlijke kracht van Geloof, Hoop en Liefde uit de strijd herboren te worden met het Beginsel of Noord, dat hem verenigt met het Licht.

De plechtigheid in het 4e schitterend verlichte rode vertrek kan beschouwd worden als de glorieuze viering van de "behaalde overwinning", die de "herborene" een nieuwe richtsnoer, een nieuw devies heeft gegeven voor de vergeestelijking van zijn leven.

 

Woordat de Kand.°. de reizen en de kruisgang daarvoor maakt, worden hem de verhevenste betekenissen van elk der begrippen uit de trias Geloof, Hoop en Liefde bijgebracht; hiervoor wordt gebruik gemaakt, deels van teksten uit verschiilende plaatsen van de Bijbel.

Toch behoort dit niet als een specifiek Christelijk cachet te worden beschouwd, omdat de strekking onmiskenbaar is en blijft, om de nieuw ingewijde de mooiste definities te geven van de universeel-religieuze innerlijkheden, die elk afzonderlijk en alle samen het toe te passen algemene levensbeginsel vormen.

Deze lering in de daarvoor gewijde sfeer en in het heilige milieu van juiste zinnebeelden bedoelt een sterke beleving en een onuitwisbare indruk te geven van de geestelijke krachten, die het bestaan beheersen, schragen, voortduwen en tot het hoogste niveau opvoeren.

 

Nadat dan tot de 0.'.B.',d.H.°.is gebeden om de nieuw ingewijde te zegenen, hem te beschermen en zijn arbeid gelukkig te maken, over hem te waken, zijn geest met wijsheid te verlichten en hem te onderrichten in het vertrouwen op de Almachtige, worden hem de volgende uiteenzettingen gegeven ontleend aan Paulus' brieven aan de Hebreeërs, Hoofdstuk II:" het geloof is een vaste grond der dingen die men hoopt en een bewijs der zaken die men niet ziet.

Door het geloof verstaan wij, dat de wereld door het Woord Gods is toebereid, alzo dat de dingen die men ziet, niet geworden zijn uit de dingen die gezien worden.

Door het geloof heeft Abraham, als hij verzocht werd, zijn eniggeborene geofferd.

Door het geloof heeft Mozes Egypte verlaten, niet vrezende de toorn des

konings, want hij hield zich vast, als ziende de 0nzienlijke.

Door het geloof zijn de kinderen Israëls de Rode Zee doorgegaan als door

het droge, hetwelk de 6gyptenaren, ook beproevende, zijn verdronken.

Door het geloof zijn de muren van Jericho gevallen, als ze tot zeven da-

gen toe, omringd waren geweest.

Geloof heeft koninkrijken overwonnen, gerechtigheid geoefend, de belof-

tenissen verkregen, de muilen der leeuwen toegestopt".

In het overige deel van het aangehaalde hoofdstuk van Paulus' brieven

aan de Bebreeërs wordt de verklaring gegeven van hetgeen onwankelbaar

en hecht geloof is, het geloof, waarin de mens leeft, nieuwe krachten

krijgt, het kwaad overwint.

(zie over "geloof" ook nog Genesis 15:6, Jesaja 7:9 en Babakuk 2:4).

 

Aan dit citaat worden de volgende dichterlijke beschouwingen over geloof

toegevoegd:

Met geloof houden wij een vaste richting

door razende stormen en gezwollen zeeën,

Door het geloof gaan wij door de vallei der tranen

veilig en zeker, 'hoewel vaak smartelijk,

Door het geloof onderdrukken w› de koning der vrezen

en gaan met vreugde naar onze rust .(Mac Glenabhan).

Eveneens wordt in religieuze zin getuigenis gegeven van de waarachtigheid van hoop of vertrouwen: "Gezegend is hij, die op de Heer vertrouwt en wiens vertrouwen de Heer is, want hij zal zijn als een boom, die aan het water geplant is en zijn wortelen uitschiet aan een rivier en voelt het niet, wanneer er een hitte komt, maar zijn loot blijft groen en in een jaar van droogte zorgt hij niet en houdt niet op van vrucht te dragen"(Jeremia 17:7 en 8).

"De hoop der rechtvaardigen is blijdschap, maar de verwachting der goddelozen zal vergaan "(Spreuk, 10:28).

"De goddelozen zullen weggedreven worden, maar de rechtvaardigenhebben hoop in de dood (Ps,1:4 tot en met 6, Job 21:17 en 18 ).

 

De hoop des hemels vervult onze geest met blijdschap; Wij treuren niet meer want de smart is voorbij.

Geen toekomst kan vrees bij ons verwekken.

Als wij ten laatste veilig bij U mogen aankomen.

 

0p U, o, Heer, vestigt zich onze hoop

0m ons te leiden tot Uw verblijfplaats.

Verzekerd te zijn van Uw Liefde is het hoogste loon

Van de harde werkers op de levensweg. (Mac Clenachan).

 

Hoop, Geloof en Liefde worden in de Bijbel samen genoemd in het le Boek

Thessalonicenzen 1:3, waarin aangeduid worden: het werk des geloofs, de verdraagzaamheid der hoop, de arbeid der liefde; in het le Boek Thessalonicenzen 5:8, waarin gewag wordt gemaakt van het borstwapen des geloofs en der liefde en de helm van de hoop der zaligheid; en in het le Boek Korinthieërs 13, waaruit bij de 18e graads plechtigheid slechts een gedeelte wordt aangehaald met toevoeging van een gedicht: "Al ware het dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de Liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal of luidende schel geworden".

"En al ware het dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde en al ware het dat ik mijn lichaam overgaf opdat ik verbrand zou worden,en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven.

De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig de liefde handelt niet lichtvaardiglijk; de liefde vergaat nimmermeer".

 

Gezegend is de mens, wiens zachtmoedig hart

Alle smart van anderen voelt,

Tot wie het smekend oog

Nimmer tevergeef.s is gericht.

 

Hem zal bescherming worden gegeven

En ook de genade van hierboven

Daalt op degenen die aldus

De maçonnieke Wet der Liefde vervullen.

 

(Mac Clenachan).

 

"En nu blijven Geloof, Hoop en Liefde, deze drie, maar de meeste van deze

is de Liefde" (1 Kor,13:13.).

Liefde, het al-omvattende begrip, is als een richtsnoer des levens, dus

niet alleen het levenswoord, maar ook en vooral het grote Woord, dat volgens het Evangelie van Johannes God is.

En dit stemt overeen met hetgeen in de eerste brief van de apostel Johannes voorkomt, hoofdstuk 4:16: "En wij hebben gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft.

God is liefde en die in de liefde blijft, die blijft in God en God in hem".

Een belangwekkende definitie van Geloof, Hoop en Liefde komt voor in het "Algemeen wijsgerig geschiedkundig en biografisch woordenboek voor Vrijmetselaren door een Vereniging van Vrijmetselaren 1844: "Het Geloof is de grondslag der Gerechtigheid, de band der Eendracht en de eerste steun van een Genootschap.

De Hoop is het onwankelbare anker der ziel en dringt tot in het verborgen

ste der dingen door.

Liefde is de proefsteen en het beste bewijs van de godsdienst".

 

Zo wordt de nieuw ingewijde de religieuze basis gegeven die hij nodig heeft en de betekenis van de drie nieuwe zuilen van de Vrijmetselarij te doorgronden die het gebouw van zijn hoogste levenswerk moeten schragen.

Aan het einde van de plechtigheid wordt het kapittel niet gesloten, maar opgeschort; de souvereine Prinsen van het Rozenkruis verwijderen zich stil

uit het vertrek en worden kort na het hierbij ingelaste muzikale bouwstuk opgeroepen om deel te nemen aan het maal van brood en wijn, waarvan uitdrukkelijk wordt verklaard dat het niet anders bedoelt dan om door dit rituaal de band der broederschap duidelijker en hechter te maken, terwijl

het brood en de wijn in het algemeen het herboren leven verzinnebeelden.

 

Leadbeater wijst als de oorsprong van dit maal de Mithraische eucharistie met brood, wijn en zout aan, die door de eeuwen heen werd doorgegeven, tot zij ingelijfd werd in de tegenwoordige graad van het Rozenkruis van Heredom.

"Eindelijk zien wij Mithras en Sol gezeten op een leger van kussens aan tafel, waarop broden liggen, gemerkt met een kruis.

In de rechterhand houden zij een beker.

Zij vieren hun verbond met een liefde-maaltijd", "banket" of"agape"(De Mysterieën van Mithras " van Br.°. H.C. Denier van der Gon in "De Vrijmetselaar" van Mei en)uli 1911).

De Christelijke aanpassing was vroeger merkbaar in de verplichte bijeenkomsten op Witte Donderdag, Goede Vrijdag, Pasen en Hemelvaartsdag, en voor elk van die bijeenkomsten waaraan een broedermaal verbonden was, werd het vertrek op bijzondere wijze ingericht en een afzonderlijk rituaal toegepast.

Merkwaardig is dat het zg. "mysieke banket ", dat op de bijeenkomst van Witte donderdag volgde op het maal met brood, bestond uit vlees van een geroosterd wit lam en witte wijn; het vlees werd bereid naar het voorbeeld van het Pascha feest, uitvoerig beschreven in Exodus 12; Deuteronomium 16; Kon. 23:22 en 11 Kron. 35:18; zelfs werd voor het maal een deel van de beschrijving van het Pascha-feest uit Exodus voorgelezen (gegevens van Mac Clenachan).

Niettemin werd ook hierbij verklaard dat het feestmaal, het brood en de wijn de symbolen zijn van broederschap, broederlijke toegenegenheid en het volmaakte verbond, dat altijd onder de broeders van het Rozenkruis behoort te bestaan, dat de broeders weer plechtig beloven elkander broederliefde te geven en dat zij deze stille belofte doen in aanwezigheid van de Grote Intelligentie die hen in elke handeling omgeeft (Mac Clenachan).

 

Uit de "Geschiedenis der Rozenkruisers " van Br.°. Fr. Wittemans wordt hier nog het volgende aangehaald:"Bij de Rozenkruisers werd het Heilige Avondmaal op Witte Donderdag voorafgegaan door de verheerlijking van het mystieke vuur, symbool van de scheppende kracht en van de goddelijke vonk in alle wezens aanwezige bron van het verstand en alle beweging, beeld van het Lam, dat de zonden der wereld wegneemt en dat, gelijk de vlam, naar de hemel opstijgt, niets achterlatend dan de herinnering aan zijn gloed".

Na het banket wordt de plechtigheid gesloten met het doven der lichten: een zevenarmige kandelaar aan het Westelijk eind der tafel geeft de Geest Gods weer.

Voor de bijeenkomst op Paas-zondag is het vertrek met rood en wit goed behangen en met bloemen en bloemguirlanden versierd.

De beginletters van de woorden Geloof , Hoop en Liefde op de kapitelen van de drie zuilen blijven gedurende de hele plechtigheid verlicht.

In het 0osten is een geschilderd scherm opgehangen dat de afbeelding geeft van zon en maan aan een heldere sterrenhemel.

Aan dit firmament vertoont zich een kruis, omgeven door een aureool en door een helder verlicht wolk, waaruit de hoofden van 7 Engelen verschijnen; op het kruis is een opengebloeide witte roos weergegeven en in het midden hiervan de Hebreeuwse letter Jod.

Het midden van het tafereel stelt een berg voor, op de top waarvan een vlammende ster te zien is met zeven stralen of punten en in het midden de letter Jod.

Een adelaar zweeft door de lucht; de winkelhaak, de passer, de troffel, de kubieke steen en andere maçonnieke emblemen zijn overal verspreid afgebeeld; een geschilderd lint aan de bovenzijde van het scherm bevat de woorden:Geloof, Hoop en Liefde (gegevens van Mac Clenachan).

 

Uit deze inrichting van het vertrek en uit de regeling dat het broedermaal aan het slot niet uit speciale gerechten bestaat, kan de universele opzet worden afgeleid, om de wedergeboorte van het Ideaal te herdenken en de nieuwe geestelijke arbeid in te luiden op de drie nieuwe zuilen van het hervonden Woord.

De bijeenkomst der Rozenkruisers op Hemelvaartsdag werd besloten met het liefdemaal, waartoe de broeders werden opgeroepen door de Voorzittend Meester, die tot de broeder Cer.°. zei:"Begeef u naar buiten en wil in de straten en buitenwijken nagaan of er mensen zijn, die te lijden hebben van honger en dorst, zo ja, breng hen dan hierheen, want wie zij ook mogen zijn, zij zijn onze broeders en wij willen ons brood en onze wijn met hen delen" (Mac Clenachan).

Deze oude liefde-maaltijden doen denken aan de "agapen" van de eerste Christenen, die aanvankelijk met het Heilige avondmaal verbonden waren en waaraan ook armen konden deelnemen.

In de 2e eeuw werden de agapen door de Kerk van het Heilige Avondmaal gescheiden.

 

UIt het "Book of Ancient and Accepted Scottish Rite" van Mac Clenachan, waarin ook aan de Rozenkruisersgraad een afzonderlijk hoofdstuk wordt gewijd, is op te maken, dat de vroegere ritualen van de Rozenkruisers verschillend waren, al naar gelang zij gewijzigd of geplooid waren door Alchemisten, Christelijk-mystieke- of Universele Rozenkruisers.

Bij allen bestaat zeker deze overeenkomst dat de gedachte van het zoeken naar het "Verloren Woord", waarbij de geest bevrijd is van alles wat de volmaking kan belemmeren of verhinderen, ontleend is aan oude Mysterieën en wijsgerig- religieuze stelsels.

 

De ceremonie van de inwijding in de 18e graad is in het boek van Mac Clenachan uiteraard niet volledig beschreven, maar het rituaal kan toch in grote lijnen gereconstrueerd worden tot de zinnebeeldige tocht die de neofiet na het vinden van de nieuwe trias Geloof, Hoop en Liefde, maakt door een doolhof van verwording en verwarring, zonde en verderf, en door de duisternis van de dood, om als "herboren" in het Licht der Alomvattende Liefde te treden.

 

"Het Woord" wordt in de beschrijving van de plechtigheid helemaal niet aan geduid; er is noch van I.N.R.I., noch van Liefde als afzonderlijk woord sprake.

Het Woord als iets heiligs en goddelijks, blijft onzegbaar, zelfs niet in enige vorm toonbaar, omdat er de ondoorgrondelijke Scheppende Kracht van de 0.°.B.°d..B.°. mee bedoeld wordt, het Wezen zoals het in Genesis zwevend over de wateren en in het Evangelie van Johannes als God aangeduid wordt, d.i. die in de eerste brief van de apostel Johannes hoofdstuk 4:16 Liefde is: "En wij gekend en geloofd de liefde, die God tot ons heeft.

God is Liefde en die in de Liefde blijft, die blijft in God en God in hem".

Het zoeken naar het Verloren Woord is sedert overoude tijden de heilige taak van de mensheid geworden in de geestelijke evolutie.

Het is het Verloren Paradijs, waarin het menselijk leven, toen nog onsterfelijk, doordrongen was - en één was met de geest Gods; het ging verloren, toen de mens gegeten had van de Boom der Kennis van het goed en het kwaad.

 

Van Isis wordt gezegd dat zij met Ra, de Godheid der 0neindigheid en Eeuwigheid, afgesproken had om haar Zijn Geheim en Zijn Gewijde Naam mee te delen, die haar ook gezegd werd, maar in het aardse leven verloren ging.

Het is dezelfde Naam, die de Almacht aan Mozes openbaarde onder het begrip:"Ik zal zijn, die Ik zijn zal".

 

"In het Hebreeuws : cheyeh asher sheyeh" (Mackey).

Die Naam, die Vaarheid is verloren geraakt.

 

Door de heilige Naam van de 0.°.B.°.d.B.°. te doorgronden en in zich op te nemen- in de oude mysterieën aangeduid als de unio mystica- vindt men het Woord.

"De gedachte dat het Verloren Woord offering is, is in de Vedische hymnen mooi uitgedrukt: 0ffering is een Schip dat naar de hemel koers zet ("King Salomon ", a mystic drama by Hary Princess Karadja).

Het Woord is de mystieke Essentie, die aan de hele schepping vorm en geest geeft; het is de heilige Eenheid, het Al en het Absolute, waaraan de mens met zijn beperkte vermogens geen beeld, geen klank kan geven, het is het grote Mysterie dat na het lijden en door de duisternis in het trasscendente wezen van deze "herborene" kan dringen als het Licht der Liefde.

Het Licht, dat in het leven van de mens geschapen is door het Woord, dat slechts de esoterisch ingewijde kan ondergaan.

Een zintuigelijke waarneming van het Woord is niet mogelijk.

Het Woord kan alleen in de diepte van de door het Woord zelf geschapen

ziel worden opgenomen.

Volgens Hackey is het Woord dat verloren is gegaan: de Goddelijke Waarheid.

 

Geloof, Boop en Liefde kunnen voeren tot- en leiden op deze weg naar volmaking; het kruis in zijn universele sterfelijke betekenis is een symbolische wijzer op de weg van het aan de sterfelijkheid verbonden lijden, dat aan de loutering vooraf gaat en de roos duidt op hetgeen de mens door dit offer bereiken kan: de Dageraad der Eeuwigheid.

Volgens het rituaal van de universele Rozenkruisers worden werkzaamheden voordat het liefdemaal begint, opgeschort, als het Woord is hervonden; hieruit kan worden afgeleid, dat het Woord in de rode zaal in abstracte zin wordt gevonden in het Licht van de Liefde.

En dit komt overeen met de verklaring van Albert Pike, die in het zg. 4e vertrek (de rode zaal) het universum ziet, bevrij]d van de overheersing van het kwaad en glanzend van het waarachtige Licht, dat van het 0pperwezen afstraalt.

In dezelfde lijn ligt de verklaring van de filosoof die over een van de oude mysterieén gezegd heeft:"De Bades (onderwereld) is niet een plaats of een verblijf, maar een zielestaat. De verbrijzeling van de poorten is de doorgang uit de dood naar een staat een geestelijk leven; het betekent dat de ziel aan de dood wordt ontrukt (dus onsterfelijk wordt) door het Licht, dat het Woord afstraalt" ("Les Mystéres et les epreuves sousterraines" in het tfldschrift "Le Symboli'me" van oktober 1936).

 

Al dadelijk wordt de universaliteit van het oude rituaal sterk belicht in de eerste toespraak van je Zeer Wijze Meester tot de neofiet: "Mij zijn op het punt u te voeren door zekere vormen en ceremoniën, om u bepaalde symbolen en emblemen te tonen; wij zetten ze vantevoren uiteen, maar wijzen u slechts hun algemene strekking aan; wij leggen de draad in uw hand die u leiden zal door het labyrint; het is aan u om de symbolen en ceremoniën toe te passen en uit te leggen op de wijze zoals zij u het zuiverst toeschijnen.

Sommigen geloven dat de Verlosser der mensheid al op aarde verschenen is;

anderen geloven dat hij een mens was, velen zeggen dat hij was de zoon Gods en weer anderen dat hij de vleesgeworden God was, sommigen wachten nog steeds op de Verlosser; een ieder kan onze symbolen en ceremoniën toepassen in overeenstemming met zijn geloof" (Mac Clenachan).

 

En nog duidelijker wordt de religieuze tendens door de voor de receptie gegeven Pythagoresche uiteenzetting:"God is noch het voorwerp van verstand, noch het onderwerp van gevoel, maar onzichtbaar en Al-wijs.

In zijn lichaam is Hij gelijk het Licht en in Zijn ziel gelijkt Hij op Waarheid

Hij is de Universele Geest, die ligt en zich verspreidt over de hele natuur.

Alle wezens ontvangen hun leven van Hem.

Er is maar één enige God, die niet-zoals sommigen geneigd zijn zich voor te stellen- gezeteld is boven de wereld, buiten de kringloop van het heelal, maar overal aanwezig is.

Hij ziet alle wezens, die Zijn oneindige ruimte vullen.

Hij is het Enige Beginsel (d.i. de Monade van Pythagoras), het Licht der Hemelen, de Vader van allen, Hij brengt alles voort; Bij schikt en bestiert alles; Hij is de Rede (het Woord), het Leven,de Beweging van alle wezens

(Mac Clenachan).

 

Alleen bij de plechtigheid die de Rozenkruisers verplicht waren te houden op Witte Donderdag- en hier komt het aanleunen tegen het Christendom aan het licht-bevonden zich vier driehoekige transparanten in de tempel, twee bij de Zeer Wijze Meester in het 0osten en twee bij de 0pzz.°. in het Westen; die transparanten bevatten de letters I.N.R.I, die niet anders konden betekenen dan Jezus Nazarenus Rex Judaeorum, omdat immers op die dag in Christelijke zin herinnerd werd aan het lijden van Christus aan het kruis.

0p Paaszondag werd bij de tempelplechtigheid van de 18e graad een tableau vertoond waarop o,m, een door een aureool omgeven kruis was afgebeeld, waarop een witte roos voorkwam met de Hebreeuwse letter Jod in het midden (Mac Clenachan).

Volgens het oud-Franse rituaal kwam de afkorting I.N.R.I, boven de troon van de Zeer Wijze Meester voor en deze werd zelfs in maçonnieke geheime tekens (rofr› in de rode zaal geplaatst bij de drie kandelaars met de 33.lichten.

De zeer veel manieren waarop men de letters I.N.R.I, opvatte en toepaste, brachten zo'n verwarring,dat Br.'. I.Penning Nieuwland naar aanleiding van de beschouwing van Dokter Vassal, oud- Secretaris-Generaal van het Grand 0riënt de France, de opmerking gemaakt heeft:"Er ligt een dichte sluier over het I.N.R.I.".

Hen heeft er zelfs op gewezen, dat deze letters een tetragrammaton vormen zoals het woord Jehovah of Jahweh door vier medeklinkers wordt aangegeven

In de Christelijke Rozenkruisersgraden heeft men waarschijnlijk met I.N.R.I.

Christus bedoeld.

Haar voor zover ik een conclusie uit de moeilijk naspeurbare historie heb kunnen maken, acht ik de mystieke Rozenkruisersgraad het oudst; deze werd al in 1636 door Henry Adamson gekenschetst door de verklaring dat de broeders van het Rozenkruis het Woord en het Tweede Gezicht bezaten.

Mystiek opgevat moet daaraan de betekenis worden gegeven, dat zij waren gestegen tot het niveau van de scheppende Kracht en het vermogen hadden om profetische visioenen waar te nemen.

De ritueie inwijding volgens het'mystieke Rozenkruisers-ideaal was in haar kern universeel, omdat zij in hoofdzaak analoog was aan die van oude mysteriën en religieus-wflsgerige stelsels en niet anders wilde laten beleven dan dat de mens gaat door de vallei van de schaduwen des doods,geleid door Geloof, Hoop en Liefde, om tenslotte ontvangen te worden in het Verblijf van Licht, Leven en 0nsterfelijkheid, waar hij "Het Woord" ontdekt.

 

Bij de oude receptie van de Ridder van de Pelikaan en de Adelaar en Souvereine Prins van het Rozenkruis van Heredom, werd van het I.N.R.I, geen gebruik gemaakt; men bediende zich zelfs voor sommige emblemen van Hebreeuwse letters.

En in de rode zaal (het 4e vertrek) bevond zich geen kruis, maar het altaar was versierd met rode rozen.

Als men het religieuze beginsel in de opeenvolgende graden van de 0ude en Aangenomen Schotse Ritus in zijn diepte beschouwt, vindt men als de gouden draad, lopend door alle gradengroepen (de symbolische graden lt/m 3, de onuitsprekelijke graden 4 t/ m 14, de historische graden 15 en 16 en de

filosofische graden 17 en 18), de telkens met duidelijker glanzingen en

diepere waarden weerkerende scheppingscyclus van opgang, leven, ondergang

en herijlzing weergegeven met de kenmerkende termen: door duisternis tot

Licht, door het Kruis tot het Licht.

 

In de eerste gradengroep gaat deze evolutie door de stoffelijke dood; in de laatste gradengroep volgt zij haar baandoor het levenslijden, het kruis en de dood.

Haar altijd is de eindbestemming van elke gradengroep opgang; het Licht en de beleving van het besef van de vereniging hiermee, de unio mystica, die juist voor de toppen van de hoge-graden-reeksen het begeerde eiddoel is.

Henoch kende de Naam van de Almachtige Heer, die hij aanbad.

En hij liet die Naam in Henochiaanse karakters griffen op een gouden plaat die bewaard werd in het diepste van negen onderaardse gewelven onder de sluitsteen van zijn kleine tempel.

Deze tempel werd verwoest en het Woord ging verloren door de zondvloed.

Voor het slot van de symbolische graden, dus bij de Meester-verheffing, wordt het Woord niet bekend gemaakt; het was gegrift in een driehoek van goud, die bewaard werd in het Heilige der Heiligen van Salomo's tempel.

Bij de inwijding wordt het Woord vervangen door het Meesterwoord Mac Benac,

d,i. Bij leeft in de Zoon.

In de top van de onuitsprekelijke graden (Royal Arch) wordt het Woord weer

gevonden als de onuitsprekelijke Naam, beschenen door het Licht van het Heelal.

Maar het gaat verloren bij de verwoesting van de tempel door Nebukadnezar.

In de historische gradengroep wordt de tempel herbouwd en het Woord, dat is weer het heiligste begrip van het Wezen van de 0.°.B.°.d.B.°., komt niet tot uitdrukking, wordt niet meer in vormen van letters vastgelegd, maar is gegrift in het hart, het heiligdom van de innerlijke tempel van de mens.

0ok de 2e tempel wordt verwoest en in de aardse duisternis van zonde en verderf gaat opnieuw het Woord verloren.

Aan het slot van de filosofische gradenreeks wordt het Woord, na het grootste offer, opnieuw gevonden; nu manifesteert het zich als het ongeschapen Licht, dat zich met het geschapen Licht verbindt in de gelouterde en in ontvankelijkheid herboren menselijke ziel.

 

0ok in deze mystieke 18e graad is het ondoorgrondelijke, onuitsprekelijke onzegbare, heilige begrip van deze vernieuwende scheppingskracht vervangen door een uitspreekbaar woord, dat bij de Christen-Rozenkruisers: I.N.R.I. of Liefde was, doelend in mystieke taal op de Zoon Gods of God zelf.

De universalisten lieten het plaatsvervangende woord helemaal weg;

 

Kabbalistische, alchemistische en andere Rozenkruisers gaven er een eigen uitleg aan.

I.N.R.I, of Liefde kan dus als het plaatsvervangende woord worden opgevat, zoals Mac Benac het plaatsvervangende woord is in de 3e graad.

Maar als I.N.R.I, het plaatsvervangende woord is, dan kan het niet anders betekenen dan Jezus Nazarenus Rex Judaeorum, omdat het gevonden Woord bij elke gradengroep een heilig Godsbegrip moet weergeven, wat niet het geval is met de spreuk van de alchemisten:Igne Natura Renovatur Integra.

Als dus in de 18e graad de neofiet de aardse ellende ondergaan, zijn kruis gedragen, zijn hoogste offer gebracht heeft, de sluiers des doods gepasseerd is en uit de duisternis in het Licht der Liefde in mystieke zin het ondefinieerbare heilige Woord in zijn astraal aspect, zoals in de 3e graad het Woord in symbolische mysterieuze fluister tot de opgerichte broeder doordringt en hem tot nieuw, hoger leven wekt.

 

De oude Schotse ritus geeft in de 18e graad niet alleen een mooi sluitstuk op reeksen van graden, waarin de goddelijke wetten in de wentelgang van de evolutie van geest en eenheidsbesef behandeld worden, maar ook een inleiding tot verheldering en verdieping van religieuze inwerkelijkheden door de ontsluiering van algemene waarheden uit verschillende godsdiensten en geloofsleerstellingen.

 

Het Woord herrijst in de 18e graad en het luidt de wedergeboorte in van de ware Geest en het wordt weergevonden in Liefde, omdat deze bij God is en God is, omdat Liefde als Licht voortkomt uit het Grote Licht en omdat zij bestemd is uitgedragen te worden tot heil van de mensheid, tot vernobeling van de waarden van het aardse leven, tot leiding op weg naar de ondoorgrondelijke Goddelijke sfeer van het Eeuwige 0osten.