DE VIJFTIENDE GRAAD (RIDDER VAN HET OOSTEN EN HET ZWAARD)
De 15 e graad van Ridder van het Oosten en het Zwaard en de 16e graad van Prins van Jeruzalem vormen samen de twee historische graden onder de afzonderlijke Raad van Prinsen van Jeruzalem, gesteld over de Volmaakte Loges der Onuitsprekelijke graden en die vroeger gewoon was zijn
jaarlijkse bijeenkomsten te houden op de 20e dag van de 10e Hebreeuwse maand Tebet.
De op die dag gekozen nieuwe bestuursleden werden geinstalleerd op de 23e dag van de lle maand Adar, die ook als feest- en dankdag werd beschouwd, omdat op die dag een begin werd gemaakt met de wederopbouw van de door Nebudkadnezar vernielde tempel van Jeruzalem.
De Raad van Prinsen had zijn eigen organisatie, zijn hoog opgevoerde plichten en volgens de 0rde-grondwet van 1786 het toezicht over en de bemoeienis met de Loges van de blauwe graden en de Volmaakte Loges van de onuitsprekelijke graden 4 tot en met 14.
De Prinsen van die Raad hadden het recht om bij het bezoek aan laatst bedoelde loges de kleding en regalia te dragen, verbonden aan hun graad en onder het stalen gewelf door vier broeders binnen- en uitgeleid te worden (Hac Clenachan).
De herbouw van de tempel en de daaraan voorafgegane terugkeer van de Israëlieten uit Babylon, waar zij zeventig jaren in ballingschap hadden geleefd en gewerkt, vormen samen de gebeurtenissen, die de grondslag zijn van de l5e graad van Ridders van het 0osten en het Zwaard.
De vrijlating van de ballingen had plaats onder het bewind van Cyrus of Kores, zoals hij in de Bijbel genoemd wordt, Koning van Perzië (558-529 voor Chr.), die Babylon veroverd en tot een deel van zijn uitgestrekte rijk gemaakt had.
0p verschillende plaatsen in het 0ude Testament worden de bevrijding van het volk, de vernieuwing van het heiligdom, de herleving van de religie als daden vqn hoogste bestiering, als Gods ingeving voorgesteld en met wonderen omgeven.
De profeet Jesaja had voorspeld dat het volk, van zijn juk bevrijd, Jeruzalem opnieuw zou grondvesten, de tempel zou herbouwen, dat het Licht weer zou opgaan in de duisternis, dat al de heerlijkheid van Libanon zou dienen tot versiering van het heiligdom en dat de 'dagen der treuring'
een einde zouden nemen.
De profetie van Jeremia gaf aan dat de ontzettende woestheid van het land, waarin de stem van de vreugde, de stem van de bruidegom en de stem van de bruid, het geluid van de molens en het licht van de lamp vergaan waren, zeventig jaren zouden duren, maar dat daarna de Heer over de ongerechtigheden van de verwoester Nebukadnezar, koning van Babel, en zijn volk, bezoekingen zou brengen.
De Profeet Ezechiël, als balling in Babel levend, beschreef voor zijn geloofsgenoten het visioen, dat hij in het 25e jaar na zijn gevankelijke wegvoering had van de toekomstige tempel te Jeruzalem.
De profeet Daniël verklaarde voor Belzazar, opvolger van koning Nebukadnezar, het mysterieschrift, dat hem als een teken van de Heer verscheen, onder de worden: Hen‚ Hen‚ Tekél Ufarsin, d.i. God heeft uw koninkrijk gesteld en Hij heeft het voleind.
Cyrus, of Kores, koning van Perzië, zag 's nachts in een droom een woedende leeuw die zich op hem wilde werpen om hem te verslinden.
Gods gerechtigheid maakte zich voor hem kenbaar in het beeld van de koningen Nebukadnezar en Belsazar, beiden als slaven gekleed en geketend, en een stem riep hem toe het volk Israëls te bevrijden van het juk, dat zij zo lang gedragen hadden.
In het IIe Boek der Kronieken 36: 22 en 23 wordt Gods stem tot Cyrus of Kores aangegeven in deze woorden: "Haar in het jaar van Kores, Koning van Perzië, opdat volbracht wierd het Woord des Heren door de mond van Jeremia, verwekte de Heer de geest van Kores, Koning van Perzië, dat hij een stem liet doorgaan door zijn ganse koninkrijk, zelfs ook in geschrifte zeggende: Zo zegt Kores, koning van Perzië, de Heer, de God des hemels, heeft mij alle koninkrijken der aarde gegeven , Hij heeft mij bevolen Hem een Huis te bouwen te Jeruzalem, hetwelk in juda is: wie is onder u-lieden van al zijn volk? De Heere, zijn God, zij met hen, en hij trekke op".
De aankondiging van de bevrijding van volk en godsdienst had in het rijk Babel zowel mondeling als schriftelijk plaats.
In Mac Clenachans werk wordt Cyrus' decreet volledig weergegeven:" Laat het u bekend zijn dat ik aan alle Joden in mijn rijk vergund heb naar hun land terug te keren en daar hun hoofdstad te herbouwen met de heilige tempel te Jeruzalem, op dezelfde plaats waar die vroeger stond.
Hun schatmeester Hithridates en de stadhouder van Jeruzalem Zerubabel heb ik opgedragen het oppertoezicht over de bouw te houden.
Voor zichzelf zullen zij alle voordelen en inkomsten hebben, die genoten zijn door hun voorgangers, en bovendien zullen zij beschikken over een toelage van 205.500 drachmen voor de aankoop van offerdieren, wijn en olie en 2500 maten tarwe, en dat alles voor rekening van de schatplicht van Samaria.
En de priesters mogen hun offers brengen overeenkomstig de wetten en ceremoniën van Mozes en zij zullen dagelijks bidden voor de koning en de koninklijke familie.
Hij, die het waagt iets te verrichten tegen deze mijn koninklijke wil en mijn proclamatie, zal zijn leven en zijn staat verbeuren".
Zerubabel werd door de koning van Perzië als stadhouder benoemd en trok met de vrijgelaten ballingen naar Jeruzalem.
Hij is in de l5e en 16e graad een voorname figuur, omdat hij beschouwd werd als geroepen, om met de Geest Gods in zich het tempelwerk te leiden.
Zerubabel, in het Boek Ezra (5:14 t/m16) Shesbazzar genoemd, prinsvan Juda, was de kleinzoon van koning Jejojahim of Jeconiah, die door Nebukadnezar gevankelijk naar Babylon was gevoerd.
Volgens een maç.°. overlevering gaf Cyrus hem het zwaard terug, dat Nebukadnezar van Zerubabels grootvader Jejojahim had ontvangen (Mackey).
In het Boek Ezra wordt de tocht beschreven, zoals de Hebreeërs die in grote stijl maakten van Babel naar hun land terug.
Ze werden met goud en zilver, met have en goed, met kostbaarheden geholpen door hun buren.
Aan Shesbazzar (Zerubabel), landvoogd van Juda, werden door Kores' schat meester Hithridates, alle tempelbenodigdheden toegewezen, die Nebukadnezar uit Jeruzalems tempel geroofd en naar Babel overgebracht had.
En ook al het gouden en zilveren vaatwerk, de bekkens, de bekers, enz. werden van Babel naar Jeruzalem opgevoerd tfldens de terutocht van 42.360 vrijgemaakten met hun 7337 knechten en maagden, hun 200 zangers en zangeressen, hun paarden, hun kamelen.
De tocht was niet zonder gevaar, want reeds bij de rivier de Euphraat ondervonden zij een hevige tegenstand van Assyriërs, die hen aanvielen met de bedoeling om de kostbare gouden tempelattributen buit te maken.
De terugkeer naar Jeruzalem duurde ongeveer 4 maanden.
Na zeven dagen te Jeruzalem te hebben gerust, werd een altaar of een tijdelijk tabernakel gebouwd bij de ruinen van Salomo's Tempel, om de eredienst opnieuw te kunnen beginnen.
Een Raad werd benoemd die werd voorgezeten door Zerubabel, die door Jozua als hogepriester en door Haggai als secretaris werd bijgestaan.
Die Raad besloot de tempel te herbouwen, waarvoor de bevolking vrijwillig 61000 gouden drachmen en 5000 zilveren minas (totaal gelijkstaande met ongeveer f 500 000 had opgebracht (Mackay).
Na het feest der loofhutten werd het eerste werk voorbereid: Sidoniërs en Tyriërs trokken naar de Libanon om er het hout te kappen en het te voeren naar de kust van Jaffa.
En in het tweede jaar na aankomst van de Joden in Jeruzalem werd met de bouw een begin gemaakt door het leggen van de fundering, bij het gereedkomen daarvan werd door Priesters en Levieten een plechtig dank feest gevierd. Het Bijbelse verhaal getuigt van de belemmeringen die Samaritanen
de tempelbouw in de weg legden, nadat hun verzoek om aan het werk te mogen deelnemen was afgewezen.
De Samaritanen, bewoners van het land Samaria of Efraim, waarvan de hoofdstad Sichem was, waren verbasterde Israëlieten uit Babel, Kutha, Avoa, Hammath en Safarvaim, daar bijeengebracht door de koning van Assyrië (zie II Kon, 17: 24 e,v.).
Zij bleven in Samaria toen de bevolking van Jeruzalem aanvankelijk naar Babylon werd weggevoerd.
Zij maakten aanspraak op medezeggenschap in de bouw van de 2e tempel; later bouwden zij een eigen tempel op de berg Gezizim waardoor zij zich helemaal van de Joden afscheidden.
Zij beleden een sterk gemengde Joodse godsdienst, hadden verschillende goden en vereerden gesneden beelden (Prof. Dr. Buhl ).
Bij de arbeid hadden de teruggekeerde ballingen te waken en te strijden tegen de belagers van het heiligdom, vandaar dat de bouwers in de ene hand een troffel en in de andere hand een zwaard droegen; in verband hiermee werden de broeders van deze graad Ridders van het 0osten en het
Zwaard genoemd.
"Die aan de muur bouwden en die de last droegen en die oplaadden waren ieder met zijn ene hand doende aan het werk en de andere hield het geweer; en de bouwers hadden ieder zijn zwaard aan zijn lendenen gegord en bouwden" (Nehemia 4: 17, 18).
Een maç.', legende verhaalt (Mackay) dat 3 gelovigen te weten Esdras, Zacharia en Nehemia, tijdens hun gevangenschap in Babylon, weigerden afgodsbeelden te vereren waarom zij door Nebukadnezar veroordeeld werden om levend verbrand te worden.
Door een wonder ontkwamen zij aan de brandstapel en zij vluchtten uit de stad en blootsvoets en onder veel ellende trokken zij naar Jeruzalem, waar zij na Zerubabel aankwamen en door deze in dienst werden genomen voor de arbeid aan de tempel.
Het zijn deze drie werkers, in het Chaldees bekend onder de namen Shadrach Heshach en Abed Nego, die onder de ruinen van Salomo's tempel de funderingssteen hiervan vonden en deze aan Zerubabel gaven.
Wanneer men deze geschiedenis beschouwt in samenhang met die van de vorige graden, dan ziet men de mooie religieuze samenstelling waarin de diepe kern van de wijze Gedachte ligt opgesloten, dat het Moord als Waarheid die zich openbaart en gepredikt wordt, werkt en leeft, ondergaat en
herrijst in een oneindige reeks tot een blijvende stuwing, zuivering en loutering in het onvergankelijke bestaan.
Het Henochiaanse gewelf (zie 13e en 14e graad), gekroond door zijn primitieve tempel, werd opgericht als het door een van de eerste mensen op aarde gegeven getuigenis, het heilige zinnebeeld van de opgang in de Schepper.
Het Licht, gekoesterd door het onderkende en aanvaarde, bewaarde en uitgedragen Moord en Wezen rees tot zijn hoogtepunt, scheen ook in de duisternis, maar werd door deze niet ten volle in zich opgenomen.
Het kwaad kwam boven het goede uit op deze wereld; de zondvloed vaagde het uiterlijke leven en de zichtbare kleine eerste tempel weg, maar de Heilige Naam en het 0nzichtbare Wezen bleven als het Licht onaangetast in het volmaakte donker van het onderste gewelf.
Zelfs in de diepste spelonk bewaard en verborgen, drong deze abstracte Hoogste Kracht weer door tot het innerlijk van de mensheid; het Licht openbaarde zich aan Hozes onder de naam van:" Ik Zal Zijn, Die Ik Zijn Zal', werd bewaard in een nieuw symbool der verbinding van geest met Geest: de
Ark des Verbonds, geheiligd in de tabernakel.
(Zie Exod. 3:14. De naam Jaweh of Jehovah, zoals die door God aan Mozes werd geopenbaard in het brandende braambos, betekent eigenlijk : Hij, die was, is en wezen zal. Merkwaardigerwijs komt dit begrip overeen met het Isis bedoelde opschrift op de aan deze godin gewijde tempel van Sais: Ik ben al wat was, is en wezen zal; geen sterveling heeft mij ooit ontsluierd "(Manley Hall").
Salomo vond en vereerde de onuitsprekelijke Naam en het 0ndoorgrondelijke Wezen van de 0.°.B.°.d,H.°.; het Licht steeg en het drong uit het nieuw opgerichte, grootse Huis Gods door de duisternis van het menselijk gemoed.
Het het geestelijk te gronde gaan van de oprichter (Salomo) waarde de duisternis weer over de mensheid.
De tempel werd verwoest, het Licht verging en werd na zeventig jaren herboren in het nieuwe bouwwerk, dat door mensenhanden gemaakt en met hoofd en hart gewijd werd.
In deze gang, nietig deel van de eeuwige tijdsruimte van het Scheppingsmysterie, ligt de voor het menselijk vermogen waarneembare of aanvoelbare transcendentale synthese, de wereldorde, de zich voortzettende, magistrale opbouw waarin het geloof, de verbinding, het eenheidsbesef de mens
brengt tot het hoogste streven of reiken naar goddelijke volmaaktheid en eeuwige vrede.
De strijd waarin het Licht altijd over de duisternis zegeviert, wordt gevoerd in alle delen van het heelal, in de ziel van de mens individueel in de maatschappij van de volkeren op aarde; hij is uit het Absolute Volmaakte Evenwicht door de werking van de tegendelen voortgekomen en werkt tenslotte als de Genade, die de verbetering, de verpuring brengt, het klimmen van de ontwikkelingslijn van het geestelijke leven.
De Ridders van het Oosten en het Zwaard streefden bij de herbouw van de nieuwe tempel naar hun lang onderdrukte geloofsidealen en zij waren nieuwe werkers met nieuwe krachten geworden, na zeventig jaren geknecht te zijn geweest; zij gaven met geestdrift en nieuwe geloofsijver uiting aan hun materieele en geestelijke vrijheid, ze gingen op in de gelouterde gebondenheid aan hun hoogste Leider; en hun ziel ging uit naar de heilige sfeer van oprechte, devote godsverering, naar het Licht, dat opnieuw in zijn hoogste glans hun leven ging verhelderen.
Haar zelfs na de lange periode waarin zij hun lot ondergaan, hun kruis gedragen hadden, ging in de herkregen vrijheid 'de innerlijke en uiterlijke opbouw van het verwoeste toch gepaard met strijd !
Het het Zwaard in de hand zich verdedigend tegen het vijandig ongeloof, verrichtten zij moeizaam de arbeid tot herschepping van het geloof.
Dat de actie tegen de tempel en zijn bouwers ernstig is geweest, is af te leiden uit het feit, dat zij, begonnen tijdens de regering van Kores (Cyrus), voortgezet werd onder het bestuur van diens opvolger Cambysus.
Vandaar dan ook dat de Ridders van deze graad de plichten van de grootste toewijding, van ridderlijke moed, wijsheid, waarheid, geduld en ootmoed worden opgelegd.
Zij strijden tegen de zich opdringende afbrekende krachten, en zij bouwen op; zij verheffen zich met moed tegen al wie of wat hun vrijheid wil aantasten en vernietigen, en zij buigen zich met vroomheid neer ter verering van de 0.°.B.°.d,H.°..
0m en bij de wordende tweede tempel werken these en de anti-these, het licht en de duisternis op elkaar in met de uiteindelijke, maar moeilijk verkregen overwinning, verzinnebeeld in het gereed gekomen bouwwerk.
Voor de inwijding in deze graad eist het oud-Schotse rituaal drie vertrekken.
Het eerste vertrek, het zg, vertrek van het Mesten, stelt de Volmaakte Loge van Jeruzalem voor en duidt op het slot van de geschiedenis zoals deze in de 14e graad gegeven is.
Het vertrek is rood behangen; de meubels zijn er in wanorde; het altaar is vernield, waarmee wordt aangegeven dat de tempel zich bevindt in de staat, nadat hij op last van Nebukadnezar door Nebuzaraddan verwoest is.
Het heilige vaatwerk en de gouden kandelaars zijn er niet meer, omdat zij geroofd en naar Babylon vervoerd zijn; toch branden op deze plaats van bijeenkomst 70 kaarsen, gerangschikt in tien groepen, elk van 7 kaarsen; het totale aantal lichten symboliseert de periode van 70 jaren, waarin
de gelovigen in ballingschap leefden.
In het 0osten is een stralende zon verborgen achter een gordijn, dat tijdens de bijeenkomst in dit vertrek wordt opengetrokken als zinnebeeld van het feit dat door het besluit van koning Cyrus of Kores van Perzië het Licht boven Jeruzalem herrezen is.
De plechtigheid wordt geleid door de Zeer Hachtige Groot-Meester, die bijgestaan wordt door twee Groot-0pzz,.°.de Gr.°.Cer.°. en de Gr.°.Kap.°. van de Garde.
Het Sv.°. dat in dit vertrek gedragen wordt is van rood fluweel, groen omboord en heeft op de klep de in goudborduursel uitgevoerde afbeelding van een bloedend mensenhoofd met twee gekruiste zwaarden, terwijl op het middenvlak drie driehoeken zijn afgebeeld.
De Broeders zitten hier in kleine groepen van twee of meer, als in ernstig onderhoud.
Voordat de Kand.°., die in het zwart gekleed is, het vertrek binnengaat, wordt hem door de Dr.°. een geschrift ter hand gesteld, waarop de volgende mededeling voorkomt: Broederl U wordt opgedragen heden te verschijnen in een bijeenkomst van Gr.°. Uitverkoren Volmaakte en Verheven Meesters. De zeventig jaren van gevangenschap zijn bijna voorbij. Cyrus heeft de troon bestegen. Mij zullen nu in vrijheid hersteld worden ! Kom tot ons ! Volg het teken !
Na de korte bijeenkomst in dit vertrek heeft die in het 2e vertrek plaats dat het 0osterse interieur voorstelt van het paleis van Cyrus of Kores, koning van Perzië.
Het is met groene gordijnen behangen, schitterend verlicht, zonder dat er een bepaalde symbolische rangschikking van lichten is.
Achter de met goudkant en franje versierde troon is een transparant opgesteld, waarop de droom van Cyrus is afgebeeld: een brullende leeuw, gereed voor een sprong, daarboven een schitterende glorie, omgeven door lichtende wolken en in het midden de 0nuitsprekelijke Naam in Samaritaanse letters.
Uit de wolken komt een adelaar gevlogen, in zijn snavel een wimpel houdend waarop de woorden :Schenk het volk de vrijheid (Libertas Detur Poppulo) voorkomen.
0nder de wolken zijn Nebukadnezar en Belsazar afgebeeld, beiden geketend eerstgenoemde kruipend en gras etend.
De in dit vertrek aanwezige broeders stellen voor: Cyrus of Kores, koning van Perzië, die een vorstelijk gewaad aan heeft en op de troon in het 0osten zit; zijn Gr.°.Meester van Cavalerie en Infanterie; de Gr.°.Heester van het Paleis; de Gr.°. Kap.°. der Garde, de Kanseliers en wachters en soldaten, gewapend met pieken en speren.
De koning en de Gr.°. Meesters dragen ieder een lichtgroene bandelier met een groene rozet onderaan; hun groene tulband heeft op het voorvlak een gouden zon-figuur.
Het gouden juweel wordt gevormd door drie driehoeken, de een in de ander en in het midden twee ontblootte Rekruiste zwaarden rustend op de binnenste driehoek die een schild voorstelt.
iedere Ridder draagt een zilveren troffel met ebonieten handvat aan de rechterzijde.
De symbolische leeftijd is tien weken van jaren, d.i. 10x7=70 jaren.
Het aantal slagen is 7:----- --.
De stappen worden gedaan snel vooruit, eerst vier, dan één, terwijl de broeder een zwaard in de hand houdt.
De in het 2e vertrek opgestelde banier‹s van groene zijde, rood omboord met de figuren van een leeuw en een wolf erop (Mac Clenachan).
Nadat de bijeenkomst hier geopend en de Kand.°. binnengeleid is, heeft een gebed plaats, waarin de 0.'.B.',d.H.°. dank wordt gebracht voor de door het besluit van Cyrus herkregen vrijheid.
De Kand.°., is Zerubabel.
Dan geeft Br.°. Red.°. de geschiedenis van deze graad, waarvan het slot de verklaring inhoudt dat ondanks alle angst en wantrouwen, door de vernietiging van de T.°. en het gevangen houden van de gelovigen teweeg gebracht, de hoop is herleefd en de arbeid weldra opnieuw zal beginnen, waardoor het tweede Huis Gods in alle opzichten gelijk zal moeten zijn aan het eerste, omdat daarmee wordt verduidelijkt, dat de Vrijmij.°. een eenheid is, die geen materieele of geestelijke wijziging kan ondergaan.
De Kand.°. wordt voorgehouden dat van de bouwmeesters van de Tempels God de eerste was, Salomo de Tweede en Hiram de derde, alledrie met dezelfde geest in zich.
De bijeengekomen Ridders, aan wie wordt gevraagd of zij toestaan dat Zerubabel en zijn verbondenen de arbeid van de werkers zullen regelen, temppels bouwend in onze harten, en de bouwers beschermend tegen hun vijanden, geven het teken van goedkeuring.
Hierna ontvangt de Kand.°. de attributen voor de hem toegekende graad: de troffel, symbool van zijn opbouwend werk, het zwaard, wapen ter bescherming, de groene sjerp van de nieuw gevestigde hoop, met daaraan de rozet, herinnerend aan de verworven geestesvrijheid.
Het derde vertrek stelt een brug voor over een rivier op de weg van Babel naar Jeruzalem, waar degenen die terugkeerden de eerste tegenstand ondervonden, het begin van een heftige strijd, gedurende welke de fundering van de 2e T.°. gelegd werd en het altaar verrees, dat aan het eind
van het vertrek wordt voorgesteld (Mac Clenachan).
Zo ontsluit het rituaal van de l5e graad het boek der religie, historie en het laat hiervan de cyclus zien, die zich over tijdperken van eeuwen voortzet tot in de oneindigheid.
Het brengt de lering van de esoterische werking van Geloof en Hoop, beide in de stoffelijke en geestelijke strijd van de mens telkens weerkerend en zich telkens vernieuwend en versterkend in de door de gelovige gekweekte moed en toewijding, die voortkomen uit de Liefde voor het Heilige Weten.
Het zou te ver voeren en bovendien wellicht verwarring wekken, wanneer ik hier het 0ud-Schotse rituaal van de l5e graad (Ridder van het 0osten en het Zwaard) in alle bijzondeheden zou gaan vergelijken met het oud Franse van 1787 van Ridder van het 0osten en de Degen, ook wel de
'groene graad' genoemd, waaruit de 6e graad van de Nederlandse ritus (Gr.°.O.°.) is afgeleid.
Toch is het van belang, hier enige treffende verschillen te behandelen.
Het 1e vertrek, dat volgens het oud-Schotse rituaal de ruinen van de verwoeste 1e T.°. bevat en juist daardoor een begrijpelijke aansluiting op de vorige graad laat ontstaan, ontbreekt bij het Franse rituaal, waarin het 1e vertrek deels de muren van Babel, deels de troonzaal van koning Cyrus voorstelt.
De rivier, waarboven de brug zich bevindt, die het milieu van de door de vrijgelatenen ondervonden eerste tegenstand vormde, wordt in het Franse rituaal Starburzanai genoemd, welke naam ten rechte de tegenstander "Sethar Bozenai aan gene zijde der rivier" aanduidt (zie Boek Ezra
6:6 e,v."Nu gij Tattenai, landvoogd aan gene zijde der rivier, gij Sethar Bozenai, met ulieder gezelschap, gij, Afarsechaieten, die aan gene zijde der rivier zijt geweest verre van daar".)
De brug bevat de letters L.D.P.= Loge de Perfection, of ook wel "Libert‚ de Passer"; ook Libertas detur populo.
De bijeenkomst heeft plaats, eerst in de groen behangen troonzaal van Cyrus, waarna de Kand.°. gevoerd wordt naar de rode zaal van de Ridders van het 0osten en de Degen.
Aan Zerubabel, de Kand.°., wordt in de eerste zaal de vrijheid gegeven, nadat hij de 70 beproevingen heeft ondergaan (beproevingen van lichaam, geest en ziel) en dan wordt hij nog, aan handen en voeten kettingen dragend, naar de bijeenkomst in de rode zaal geleid.
Het is merkwaardig dat in de samenspraak tijdens de instructie de naam van Bibot wordt opgegeven, als die van de leider bij de bouw van de 2e T.°.; waarvandaan die vermoedelijk Franse naam afkomstig is en wat hij eigenlijk betekent, is niet bekend.
In het Nederlandse rituaal is niet Cyrus de leider van de bijeenkomst, maar Zerubabel met een ebonieten bevelhebbersstaf in de hand; hij wordt verondersteld uit de gevangenschap te Babel bevrijd te zijn, samen met de Kand.°. die toen nog Ridder van het 0osten heette.
De verdediging en de strijd tegen de vijanden van de 2e T.°. en van het vrije geloof worden symbolisch voorgesteld, doordat de broeders met het zwaard in de hand, zich plaatsen rondom het tableau, hun rug hier naartoe gekeerd; op dit tableau is o.m. de rivier de Starburzanai afgebeeld, gevuld met mensenschedels en -beenderen.
Volgens de door Br.°. Red.°. vertelde geschiedenis stichtte Zerubabel, toen hij in Jeruzalem gekomen was, een Raad van Dertien, waarvoor het zinnebeeld een 12-stralige zon was, waarvan later verklaard wordt, dat het de voorfberijding was van het staatsbestuur met het gezag in het midden en de vrijheid, gelijkheid en broederschap eromheen (Uit Stencil 17).
Het Darius-tijdperk dat in het zo mooie en diepzinnige oud-Schotse rituaal van de 16e graad (Prins van Jeruzalem) wordt behandeld en aan het einde waarvan pas de iuiste strekking van de inwijding in de historische graden tot haar recht komt, wordt in de oud -Franse ritus en ook in het
Nederlandse zevengradenstelsel uitgeschakeld.