Maçonnieke encyclopedie-F.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

 

KORTE GESCHIEDENIS DER HOGE GRADEN.

 

Het ontstaan of de vroege ontwikkeling van de ritualen, die voor de hoge graden gediend hebben of verwerkt zijn, is uiteraard niet binnen de grenzen van bepaalde tijdperken te brengen; evenwin kan de geschiedenis van hun verbreiding in een aaneenschakeling van fasen of in vaste richtingen worden weergegeven.

Zoals uit de beschrijving van het inwijdingsrituaal van de 18e graad zal blijken, heeft de Rozenkruisersgedachte, wat de zinnebeeldige tekenen van het kruis en de roos betreft, reminiscenties aan zeer oude tijden.

Haar ook in de toepassing en de verwerkelijking van het ideaal steunt zij op het mystieke, het verborgene, het omsluierde van de geloofsrichtingen uit het verre verleden.

Bij de symbolische weergave van het leven door het kruis werd naar primitiefste opvatting dat leven in verheven zin in verband met ondoorgrondelijke kosmische verschijnselen gezien als een mysterie, een schepping, een voortgang gelijk een wenteling, waarbij een punt van het waarneembare zich voordoet, verdwijnt en weer terugkomt.

De eeuwenlange evolutie van dit oorspronkelijke besef tot de kennis, die de leer der Rozenkruisers heeft gevormd, gaat door sluiers van godsdiensten en religieuze stelsels, door de oude Mysterieën en Mystiek, Wijsbegeerte en magie, alchemie en gnosticisme, occultisme en metafysica, waaraan de Rozenkruiserij haar geestelijke en zedelijke waarden heeft ontleend.

 

Het lijden, opgevat als een kruis des levens, het daarmee nauw in verband staande religieuze begrip van de Geest der Verlossing, het streven om de oergeest in de wens zuiver te waken, vrij van alle invloeden, die in gestalte, vorm en persoonlijkheid het tijdelijke teweeg brengen, de zedeleer, die door dat naar eeuwige verbinding leidende geloof is opgebouwd en waarin het uitdragen van de liefde voor de mensheid als een verheven levenstaak is opgenomen, komen aan het licht in het Brahwanisme, het Boeddhisme, het Christendom, liggen opgesloten in andere geloofs- en wijsgerige stelsels, zijn verborgen in de oude mysterieën van eeuwen voor Christus, in de Kabbala, de Apocriefen, de Apocalfptische verhalen, de onthullingen, de openbaringen en profetieën.

 

"Het rituaal dat toegepast wordt bij de inwijding in de verschillende graden der oude mysterieën, gaf de adept een reeks van zware beproevingen in en door de vier elewenten: aarde, lucht, water en vuur te ondergaan en verwekte de sterke beleving van de strijd met de duisternis, om via de verschrikkelijke verlatenheid en het hoogste offer van de mystieke dood de loutering van de geest te kunnen volbrengen, de gebondenheid aan de stof te verbreken, weer op te staan in een nieuw geestelijk leven, nader

tot het heilige Grote Licht "(Endres).

"De lijkkist van 0siris, "schrijft Endres, "wordt in Eleusis tot cista mystica, bij de Joden tot Ark des Verbonds, in de latere esoterie de lijkkist van Hiram Abiff, bij de Christenen het graf van Christus".

 

De reis door lijden en duisternis, het brengen van het hoogste oifer en het herboren worden in het Licht, vormen de voornaamste inslag van het Rozenkruisersideaal, waarvan de verborgen glanzingen de diverse invloeden van de Mysteriën, mystiek, religie, alchemie enz, hebben ondergaan.

Door de ingewikkeldheid van de evolutie van wezen en constructie is het geestelijk-zedelijk streven van de Rozenkruisers te vergelijken met een stel lange rafels die grillige richtingslijnen aangeven en uit onaanwijsbare punten samenkomen in een klein centrum van vage vormen.

De diepzinnige verborgenheden van de leer die het kruis en de roos tot embleem had, konden uiteraard slechts door enkelingen aangevoeld, beleefd en in kleine leringen voor ontvankelijken uitgedragen worden; bij de voorgangers en de weinige adepten gold het universele beginsel, dat door Jezus is geuit:" Geeft het heilige de honden niet, noch werpt uw parelen voor de zwijnen, opdat zij niet te eniger tijd dezelve met hun voeten vertreden en zich omkerende, u verscheuren"(Matth.7:6)

Niettemin zijn ten gevolge van de drang tot verwerkelijking van het ideaal tot heil van de mensheid de leerstellingen der Rozenkruisers vanzelf buiten de grenzen der hermetische verborgenheid getreden: zij zijn van invoegsels en franje voorzien en deze hervormingen en verbuigingen hebben in de Rozenkruiserij de vele variaties gebracht, die het overzicht van de ontwikkeling van deze geestelijke en zedelijke stroming moeilijk maken.

 

Het proces van het doordringen, het naderbijkomen tot- en het zich vereenzelvigen met de immanente Al-Geest, die zich openbaart en manifesteert in de cyclus der kosmische verschijnselen, is een deel van de werking van de mensenziel die de fijnste intuities van eenheid en eenwording uit haar Grote Bron ontvangen heeft.

De mens speurde naar waarheden buiten de ruimte van waarneembare dingen, boven de zinnelijke wereld, en trachtte reeds in de vroegste tijden van zijn bestaan zijn daarover gehouden bespiegelingen te laten reiken tot een heilige gnosis of kennis en deze uit te beelden in wijdingsvolle allegorische voorstellingen.

De vorm van de aanbidding van abstracties maakte bij de ingewijden plaats voor een gekoesterde dweepzieke drang naar het besef van de geest en het wezen van alle bestaan.

De strijd van orde tegen chaos, van het licht tegen de duisternis is het oudst in het Babylonische scheppingsverhaal (Marduk tegen Fiamat), in de Egyptische Mysteriën (Horus tegen Seth of Typhon), in alle andere mysteriën, in het Mithraisme (0rmuzd tegen Ahriman): hij geeft zinnebeeldig de tegenstellingen aan in de tot evenwicht en opgang voerende, immer voortdurende beweging in het geschapen leven.

De oudste theurgie van de Chaldeeërs, Egyptenaren en Perzen was niet anders dan het inwijding volgen van een rituaal, waardoor men zich in verbinding kon stellen met de bovenzinnelijke wereld der goden.

 

De Egyptische, Chaldese, Mithraëse, Eleusinische, Druidische, Samothracese en Joodse Mysteriën- tot deze laatsten behoorde o,a, de verwerking van de Hiram Abiff- en de Henoch-mythen- hadden de idee van het Licht en de scheppingsorde in zich opgenomen, zij gaven een lange tocht van de mensheid aan, die door het gloren van de goddelijke vonk het Geheim van Tijd en Eeuwigheid trachten te doorgronden.

Zij hadden alle hun leringen of hun inwijdingen tot de graad van Volmaakte Meester (0siris, Mithras, enz.) en deze geestelijke hoogte kon slechts bereikt worden door het ondergaan van een rituaal, waarin het kruis der beproevingen werd opgelegd en de neofiet het hoogste offer van de mystieke dood moest brengen.

"Het object van de mysteriën was om de mens te onderrichten in de ware kennis van het Wezen en hem te leiden op de weg der Volmaking tot de bovenmenselijke verdieping, tot de Christus en tot dat wat zelfs volmaakt Meesterschap overtreft.

0p deze wijze zochten zij (de mysteriën) de ziel te zuiveren, in acht nemend, dat deze slechts een tijdelijk verblijf op aarde is en haar woning in hoger sferen heeft en dat zij, om tot haar oorsprong terug te keren, zich zelf eerst moet bevrijden van de macht der wereld en ontdaan moest worden van de hartstochten en belemmeringen der zinnen" (Vail).

Pythagoras (586-506 v. Chr.), die de leer der zielsverhuizing en de kennis der getallensymboliek verbreidde, deelde zijn leerlingen in drie graden in, eiste de eed van geheimhouding, paste bij inwijdingen het systeem der beproevingen toe en onderrichtte o,m, de kennis der Eenheid.

Van hem is de idee van het uitgebreide onderzoek van de Kand.°.uitgegaan; hij Vergeestelijkte het leven door symbolen, waarvan de vijfpuntige ster de voornaamste was.

 

De volgelingen van de Eleatische school (540-460 v.Chr.), waartoe o.m. Xénophanes en Permenides behoorden, ontwikkelden het diepzinnige begrip van "het Zijn" of "het Wezen" als één kern van ondoorgrondelijke Scheppings-Almacht.

Socrates (469-399 v.Chr.) verbreidde zijn uit innerlijke vernobeling voort gesproten strenge zedeleer als een levenskunst.

 

Niettemin zijn ten gevolge van de drang tot verwerkelijking van het ideaal tot heil van de mensheid de leerstellingen der Rozenkruisers vanzelf buiten de grenzen der hermetische verborgenheid getreden: zij zijn van invoegsels en franje voorzien en deze hervormingen en verbuigingen hebben in de Rozenkruiserij de vele variaties gebracht, die het overzicht van de ontwikkeling van deze geestelijke en zedelijke stroming moeilijk maken.

 

Het proces van het doordringen, het naderbijkomen tot- en het zich vereen-

zelvigen met de immanente Al-Geest, die zich openbaart en manifesteert .

in de cyclus der kosmische verschijnselen, is een deel van de werking van

de mensenziel die de fijnste intuities van eenheid en eenwording uit haar

Grote Bron ontvangen heeit.

De mens speurde naar waarheden buiten de ruimte van waarneembare dingen,

boven de zinnelijke wereld, en trachtte reeds in de vroegste tijden van

zijn bestaan zijn daarover gehouden bespiegelingen te laten reiken tot een

heilige gnosis of kennis en deze uit te beelden in wijdingsvolle alle-

gorische voorstellingen.

De vorw van de aanbidding van abstracties maakte bij de ingewáden plaats

voor een gekoesterde dweepzieke drang naar het besef van de geest en het

wezen van alle bestaan.

De strijd van orde tegen chaos, van het licht tegen de duisternis is het

oudst in het Babylonische scheppingsverhaal (Marduk teRen Fiamat), in de

Egyptische Mysteriën (Horus tegen Seth of Typhon), in alle andere myste-

riën, in het Mithraisme (0rmuzd tegen Ahriman): hij geeft zinnebeeldig de

tegenstellingen aan in de tot evenwicht en opgang voerende, immer voort-

durende beweging in het geschapen leven.

De oudste theurgie van de Chaldeeërs, Egyptenaren en Perzen was niet an-

ders dan het in wijding volgen van een rituaal, waardoor men zich in ver-

binding kon stellen met de bovenzinnelijke wereld der goden.

 

De Egyptische, Chaldese, Mithraëse, Eleusinische, Druidische, Samothracese

en Joodse Mysteriën- tot deze laatsten behoorde o,a, de verwerking van

de Hiram Abiff- en de Henoch-wythen- hadden de idee van het Licht en de

scheppingsorde in zich opgenomen, zij gaven een lange tocht van de mens-

heid aan, die door het gloren van de goddelijke vonk het Geheim van Tijd

en Eeuwigheid trachten te doorgronden.

Zij hadden alle hun leringen of hun inwijdingen tot de graad van Volmaakte Meester (0siris, Mithras, enz.) en deze geestelijke hoogte kon slechts bereikt worden door het ondergaan van een rituaal, waarin het kruis der beproevingen werd opgelegd en de neofiet het hoogste offer van de mystieke dood moest brengen.

"Het object van de mysteriën was om de mens te onderrichten in de ware kennis van het Wezen en hem te leiden op de weg der Volmaking tot de bovenmenselijke verdieping, tot de Christus en tot dat wat zelfs volmaakt Meesterschap overtreft.

0p deze wijze zochten zij (de mysteriën) de ziel te zuiveren, in acht nemend, dat deze slechts een tijdelijk verbliji op aarde is en haar woning in hoger sieren heeft en dat zij, om tot haar oorsprong terug te keren, zich zelf eerst moet bevrijden van de macht der wereld en ontdaan moest worden van de hartstochten en belemmeringen der zinnen" (Vail).

Pythagoras (586-506 v. Chr.), die de leer der zielsverhuizing en de kennis der getallensymboliek verbreidde, deelde zijn leerlingen in drie graden in, eiste de eed van geheimhouding, paste bij inwijdingen het systeem der beproevingen toe en onderrichtte o,m, de kennis der Eenheid.

Van hem is de idee van het uitgebreide onderzoek van de Kand.°.uitgegaan; hij Vergeestelijkte het leven door symbolen, waarvan de vijfpuntige ster de voornaamste was.

 

De volgelingen van de Eleatische school (540-460 v.Chr.), waartoe o.m. Xénophanes en Perwenides behoorden, ontwikkelden het diepzinnige begrip van "het Zijn" of "het Wezen" als één kern van ondoorgrondelijke Scheppings-Almacht.

Socrates (469-399 v.Chr.) verbreidde zijn uit innerlijke vernobeling voort gesproten strenge zedeleer als een levenskunst.

 

Aristoteles (384-322 v. Chr.) leidde zijn meest vertrouwde discipelen op in de mystiek der natuurkunde van het heelal en gaf zijn bespiegelingen hierover slechts aan hen, die de hoogste graad van de kennis hadden bereikt.

Plato (420-347 v.Chr.) onderrichtte de leer van harmonie uit de tegenstellingen, de scheppende macht van de Demiourgos (de 0.°.B:,d.H.°.), het Ideaal der Volmaakte Liefde, de verheffing van de geest door de bevrijding uit de stof.

Al de genoemde wijsgeren zijn slechts enkelen van de vele voorgangers in de religieus- filosofische stromingen, zoals deze in de loop der eeuwen hebben bestaan, zich richtend naar de poging tot weergave van het grote Goddelijke Plan in het heelal.

De Essenen, bij wie Johannes de Doper en Johannes de Evangelist in de leer zouden zijn geweest, brachten in de eeuw voor en na de geboorte van Christus hun wijsheid, vroomheid en mystiek en onderscheidden volgens Gould hun volgelingen in drie graden: novieten, deelgenoten en discipelen of gezellen.

"Diegenen die in deze hoogste graad werden toegelaten, ontvingen een drievoudige regel voor hun levensgedrag: Liefde tot God- tot de Deugd- tot de Mensen en zij waren door een plechtige eed gebonden liefdadigheid te betrachten, de waarheid te handhaven en de geheimen van het genootschap te bewaren" (Gould).

 

De Gnostici, in de eerste eeuw na Christus, bedienden zich reeds van geometrische symboolfiguren om hun diepste gedachten uit te drukken; hun leider Simon Magus leerde, dat van de Aeonen (scheppende of geschapen krachten) twee loten zijn, beide ontspringend uit één en dezelfde wortel: de onkenbare Macht, de ondoorgrondelijke Stilte.

Deze twee loten zijn: de hemelse manifestaties, te weten de Universele Geest (mannelijke kracht) en de Grote Gedachte (vrouwelijk, vruchtbarend).

"De Dewiourgos, de 0nsterfelijke, is verpersoonlijkt en manifesteert zich in het pleroma ( het gemengde van geestelijke en stoffelijke Aeonen) en door inwerking van mannelijke en vrouwelijke ( positieve en negatieve krachten ontstonden de drie paren van tegenstellingen, nl. Geest (Nous) en Gedachte (Epinoia), Geluid (Phone) en Naam (0noma), Rede (Logismo) en 0verdenking (Enthumesis); deze oorspronkelijke zes, verenigd met de Eeuwige Vlam (werking van de DemiourRos zelf) geven aanschijn aan de

werelden van het Heelal" (Manley Hall).

 

In de 2e eeuw na Christus stichtten enige Joodse Rabbi's, onder wie de bekende vervaardiger van de "Sohar", Siweon bin Jochai, de Kabbala, die met zijn metafysische beginselen zich ontwikkelde tot in de lse eeuw (Dr.Erich Bischoff).

In de 3e eeuw na Christus verbreidden de Neo-Platonia hun wijsgerige leerstellingen en tot hen behoorden :Philo Judaeus, aanhanger van de zg. Alexandrijnse school, die de Volwaakte, 0nveranderlijke, kende in drie aspecten :1- de Vader, 2-de Logos als de Gedachte of de Zoon van God en 3- de Wijsheid als de Zoon van de Logos (Manley Hall); en verder: Jamblicus, leerling van Porphirius en aanhanger van de filosofie van Plato en Pythagoras.

Van Jamblichus, die om de door hem beoefende mystiek door Leadbeater de voorloper van de Rozenkruisers genoemd wordt, schrijft Vail, overnemend uit het werk Esoteric Christianity: "Jamblichus, de grote Theurgist van de 3e eeuw en de 4e eeuw heeft gezegd, 4at de Goddelijke machten, die weldadig en genadig zijn, de Theurgisten doordringen van het Licht in onveranderlijke overvloed, hun zielen tot zich oproepen, daardoor een verbinding met die machten teweegbrengen, die zielen gewennen, hoewel nog in

het lichaam besloten, aan de staat der afgescheidenheid van de vorm en aan het éénzijn wet het Eeuwige Begisel; deze toestand werd door de Griekse Neo-Platinici "theophanie" genoemd.

"Van alle oude filosofen ", schrijft Mackey, "brengt zijn systeem in geest hem het meest nabij de mystieke en symbolische aard van de maqonnieke filosofieën".

In diezelfde tijdsperiode trad Mani if Manes (Manichaeus) op als parakleet, gezonden om de uit het Mithraisme en het Christendom bijeengebrachte godsdienstige kernen als een nieuwe religie op te dissen.

 

De hunkering naar de kennis of de gnosis van de openbaringen en manifestaties van ondoorgrondelijke goddelijke krachten heeft de diepste innerlijkheden doen openbloeien, de schoonste ingevingen laten ontstaan.

Als een natuurlijke werking van de ziel heeft zij zich voortgezet en reeksen van religieuze, wijsgerige en mystieke stelsels voortgebracht, waarin het vermogen tot uitdragen diepzinnige rituele en allegorische leergangen liet ontstaan.

In het werk "Traces of a hidden tradition in Masonry and Mediaeval Mysticism " beschrijft Mrs. Isabel Cooper 0akley verschillende geestesrichtingen, die in de loop der eeuwen tot de verdieping van religieuze gedachten hebben bijgedragen.

En zij maakt gewag van de Euchieten, de Dionjsiche handwerkslieden (deze waren de leer van de Dionysos-Mysterieën toegedaan; zij waren de bouwers aan de tempel van Salomo en hadden o.m. Hiram Abiff in hun leer ingewijd) de 0phieten, Nestorianen, Hagistri Comacini in de 3e tot de 9e eeuw, de Paulicianen en de Bogonielen van de 10e eeuw, de Cathari en de Patarini, de Ridders van Rhodos en Malta en de Scholastieke Mystici in de lle eeuw de Albigenzen, de Hermetisten in de 12e eeuw, allen verenigd in kleine groepen, elk met een geestelijk ideaal dat, buiten het raamwerk van godsdiensten gevonden, een schakering aangeeft in het vrije geloof aan het Licht .

 

In ll19 stichtte Hugo de Payens, die de leider was van een nieuwe kruistocht, met 7 andere leiders de 0rde der Tempelridders te Jeruzalem, waar Koning Boudewijn een deel van de Moskee Aksa, voorheen de Tempel van Salomo op de berg Moria, te zijner beschikking stelde.

De oorspronkelijke bedoeling van de 0rde was de tochten van de pelgrims naar- en hun verblijf in het Heilige Land- te vergemakkelijken en te bevorderen, zich het lot aan te trekken van de vromen die er zich gevestigd hadden en deze onder haar bescherming te nemen, kortom, een arbeid te verrichten voor het Kruis onder de drievoudige gelofte : armoede, kuisheid en gehoorzaamheid.

Acht jaren na de stiching werd de 0rde door Paus Honoris bevestigd en een jaar later werd de levensregel der 0rdeleden met medewerking van de heilige Bernard van Clairvaux op het Concili van Troyes goedgekeurd en vastgesteld.

 

De Tempelridders leidden een eenvoudig en sober leven, ze waren vroom en kuis en hadden een indeling in groepen; zij werden hoewel allen broeders van elkaar- onderscheiden in meesters, ridders, wapendragers, geestelijken en servanten.

Hun Grootmeester was het absolute hoofd der 0rde en werd in Kapittel gekozen door alle leden, die aan hem gehoorzaamheid verschuldigd waren als aan God.

De Tempelridders droegen een ridderbaret met sierende veer, en over hun kleding een mantel met een rood kruis, de Grootmeester droeg aan een halsketen een gouden kruis; aan hun gordel hing een zwaard.

Zij waren monnik en strijder tegelijk, vroom en moedig, wijdden zich aan het gebed en aan de krijg tegen vijanden van het Christendom; vandaar dat zij bekend waren onder de naam van "arme soldaten van de Christus in de Tempel van Salomo",terwijl Paus Hadrianus IV hen noemde:'de nieuwe Maccabeeën, wijd en zijd vermaarde dappere kampioenen van de Heer"

 

Door hen werden de broederschapsgedachten, de beginselen van liefdadigheid en vroomheid, van opofiering voor het geloof, van geestelijke evolutie gekweekt en versterkt, en deze, hun levenstaak, verwierf allerwegen sympatie.

Dat zij de Heilige Naam vereerden, kan worden opgemaakt uit het feit, dat het Commandement der Tempelridders een standaard voerde met de tekening van het passiekruis en daaronder de woorden:"Non nobit Domine, non nobis sed nowini tuo da Gloriam", d,i. "niet aan ons, Heer, niet aan ons, maar uw naam geef eer" (ontleend aan Psalmen ll5:1 Niet ons o Heer! niet ons maar uw naam geef eer, om goedertierenheid, om uwer waardigheid wil")

De 0rde onderging niet alleen verbreding maar ook verdieping, want in de leer vormde- naast het ideaal- een van oosterse mystiek doordrongen religie een van de voornaamste en aantrekkelijkste elementen.

 

De eerste Grootmeester, Hugo de Payens, bereisde Europa en kwam met nieuw toegetreden ridders uit Palestina terug.

Van verschillende zijden ontving de 0rde geschenken in geld en in goederen: op verschillende plaatsen in het 00sten had de 0rde belangrijke nederzettingen.

Tempelridders hadden bij de adel een groot aanzien; en koning David van Schotland nam Tempeliers als rechters en adviseurs in de hofdienst.

Het religieuze ideaal bleef de tegenstellingen opleveren. Van het reine leven voor het Kruis en de oorlog voor het Kruis.

De wacht en de invloed van de 0rde in Europa namen meer en meer toe;de kracht en het enthousiasme van de strijd tegen de Saracenen verminderden echter.

In 1291 werd de Christen-vesting Acra na een verwoed gevecht, waarin de Grootmeester Guillaume de Beaujeu sneuvelde, prijsgegeven.

Deze en andere nederlagen gaven aanleiding tot opeenvolgende gebeurtenissen, waaruit kon worden afgeleid, dat de roem van de 0rde in het 0osten aan het tanen was; tot die gebeurtenissen zijn te rekenen: het zich terugtrekken van de Tewpelridders naar het eiland Cyprus, de vestiging van de zieken- verplegende Johannieter Broeders (Broeders van St. Jan) op Rhodos en de vestiging van verschillende ridders op het eiland Malta, waarnaar zij Maltezer Ridders werden Renoemd.

 

Maar in Europa verkreeg de 0rde een grotere aanhang en zo liet deze in 1222 een enorwe tempel bouwen in Parijs, van welke centrale vestiging de leer uitging naar de ongeveer 15 000 adepten in Europa.

De inwijdingen hadden heimelijk plaats tijdens het zg. "nachtelijk toverwezen' en bevatten de strekking, om de nieuwelingen het beginsel van de bevrijding of verlossing van de zonden, de zuivering en de vervolmaking van de geest bij te brengen.

Het contact met het 0osten had de geestelijk ontwikkelde leiders een diep gevoel voor mystiek bijgebracht, dat in het ceremonieel tot uiting kwam.

 

Het kruis op de mantel van de Tempeliers was niet alleen een heilig teken maar vooral ook een symbool dat in de ritus verwerkt werd. (Uit de samenstelling van het kruis werd door de Tempelridders een Reheim alfabet afgeleid).

Het uiterlijk cachet en het innerlijk wezen waren van een mystieke glans, die in het gevolgde ceremonieel een verborgen wijsheid en schoonheid vestigde.

Tot het rituaal behoorde het lopen over het in een achthoek besloten kruis als een allegorie, aangevend dat de neofiet bereid was het lijden als aan het kruis te ondergaan, een tot de plechtigheid behorende handeling, die doet denken aan het lopen over het graf volgens het oude rituaal van de 3e graad.

 

Al tijdens de leiding van de Grootmeester de Beaujeu waren grieven tegen de Tempelridders verspreid, o.w. dat zij vriendschap hadden gesloten en heulden met de Saracaenen.

De 0rde onderging verdachtwakingen van afvalligen; zij werd beschuldigd van bespotting van Christus, aanbidding van de satanische magische figuur van Bapromet, van verachting van het kruis- het ritueel lopen over het kruis heeft waarschijnlijk tot deze ongegronde beschuldiging geleid- van godverloochening, misdadigheid en onzedelijkheid.

De 0rde, die haar leden waarschijnlijk de goddelijke ordening van het ontstaan, de opgang, de strijd in het lijden, de ondergang en de opstanding in gelouterdheid had aangeleerd, onderging zelf de loop van de volledige katharsis.

De vreselijke onderdrukking van de Tempelridders door Philips de Schone, begonnen in 1307, de afbrekende invloed van Paus Clemens V, de vervolgingen, martelingen en beschimpingen, die de Tempelieren moesten verduren, eindigend wet het levend verbranden van de Grootmeester van de 0rde Jacques de Molay in 1314 voor de Notre Dame te Parijs, vormden voor de 0rde de zevenjarige periode van verschrikking, ellende en duisternis.

(Deze korte geschiedenis van de 0rde der Tempe'ridders is opgesteld naar de gegevens in L.A.Langeveld's "Tempelridders en Vrijmetselaren", Edward J.Hartin's "The Trial of the Templars" en "The Knights Templars" van A.Bothwell-Gosse).

 

Maar haar voornaamste kernen zoals die bekend waren geworden aan de Ridder-Loges, gesticht door de van de kruistochten teruggekeerde Tempeliers, werden in veiligheid gebracht en vermoedelijk kwamen deze, in hun land teruggekeerd, in geestelijk contact met de vromen van Heredom en Kilwinning, die ook oude, door overlevering bekend geraakte mysterie-riten in stand hadden gehouden.

Heredom is de legendarische berg, waar de Tempelridders verblijf zouden hebben gehouden.

Volgens opvattingen van sommigen is de naam samengesteld uit de twee Griekse woorden hieros (=heilig) en domos (=huis).

Volgens Br.°.Merens is het woord afgeleid van de Hebreeuwse woorden:har hadin= berg des rechts.

In de oude catechismus van de graad van Groot-Architect kwam de uiteenzetting voor, dat de berg Heredom, waarvan de eigenlijke betekenis is; heilig huis, ligt "tussen het W, en het N, van Schotland, van het einde van de zonnebaan, waar de eerste Loge van de Vrijmetselaren gehouden werd in dat gedeelte van de aarde van welke de Schotse Vrijmetselarij zijn naam ontleend heeft ("Algemeen geschiedkundig, wijsgerig en biografisch woordenboek").

 

Anderen zoeken Heredom op het eiland Iona, en omdat ook aan het woord iets geheimzinnigs werd verbonden, doordat het gewoonlijk geschreven werd met weglating van de klinkers, dus H.R.D.M., waren in de uitspraak verschillen (Harodom, Herodim, enz.).

Kilwinning ligt in het Schotse Agrshire, W.N.W, van Glasgow.

Zoals York in Engeland, geldt Kilwinning als de moederstad van de Vrijwetselarij in Schotland (Lenhoff's Lexicon).

Volgens sommige schrijvers bestond de eerste Loge van Kilwinning al in 1286, van deze Loge was James Lord Stewart of Scotland Grootmeester.

Uit het samenvloeien van de riten van deze mystieke Schotse religie-die vermoedelijke enige reminiscenties had aan die van de vrome sekte van de Culdeeën uit de ? eeuw (Gould deelt over de Culdeeën het volgende mee:

"Hun oorsprong verliest zich in het duistere verleden.

Sommige gezaghebbenden hebben verondersteld, dat zij uit Phoenicië kwamen, terwijl door anderen wordt verzekerd dat zij de Romeinse legioenen naar Brittanië vergezelden.

Hun voornaamste verblijfplaats schijnt Iona geweest te zijn, waar volgens een derde gissing de heilige Columba, de stichter der sekte, in het jaar 563 met twaalf broeders uit Ierland trekkend, hun voornaamste klooster stichtte.").

 

Het de verborgen waarheden in de overblijiselen van de leer van de Tewpelieren, herleefde de diepzinnige leer van het kruis in de nieuwe Royal 0rder of Scotland, ook wel de 0rde van Sint Andreas genoemd.

Deze 0rde had de apostel Andreas als haar schutspatroon, waarschijnlijk zal zij toen het liggende kruis (het Andreas-kruis of de Crux decussata) als haar teken gehad hebben Andreas:apostel, behorend tot de "jongere" discipelen van Jezus, broeder van de apostel Petrus, leerling ook van Johannes de Doper, visser uit Bethsaida.

Hij predikte het Evangelie in Klein Azië en Seythië, stichtte in Byzantium de Christelijke kerk en onderging te Petrae in Achaja de marteldood aan het Andreas-kruis, toen hij zich verzette tegen de hem gegeven opdracht, om aan onbekende godheden te offeren.

Zijn gedenkdag of geboortedag is 30 novewber (Lenhofi's Lexicon).

 

De Royal 0rder of Scotland bestond uit 2 graden, nl, de graad van H.R.D.M (Heredom), in welks rituaal de. handeling van het passeren van de brug was opgenomen, waaraan die van de l5e graad van de 0ude en Aangenowen Schots Ritus (Ridder van het 0osten en het Zwaard) doet denken, en de graad van R.S,I.C.R.S. (rosy crucis), in beide graden werd naar het Verloren Woord gezocht (Leadbeater).

Zeer aannemelijk is de verklaring van Leadbeater, dat deze Royal 0rder of Scotland als het oorspronkelijke type van de Schotse graden wordt beschouwd (De Schotse graden van Sint Andreas (leerling, gezel, meester) werden later niet overgenomen in de 25-gradige Ritus van Volmaking, ze verschenen weer in het 7-graden stelsel en komen voor in de 33 gradige 0ude en Aangenomen Schotse Ritus van Amerika als de 29e graad:" Knight of St. Andrew or Patriarch of the Crusades" met het liggende kruis als sywbolisch teken)

 

In het begin van de 14e eeuw- en verwoedelijk nog veel vroeger was in de inwijdingsgraden het ontlenen aan de oude Mysterién al bekend en werd ook toegepast; en omdat het diepzinnige motief in alle wysterie-vertolkingen één en hetzelfde religieuze beginsel bevatte, zou hieruit kunnen worden opgemaakt, dat dezelfde climax in de cyclus van geboorte of bewustwording, leven, loutering door beproevingen, dood en wedergeboorte, m.a.w. het rijzen en de zuivering van de geest in tal van variaties, verkort, gewijzigd

of aangevuld naar religieus-filosoiische schakeringen in de ritus van verschillende verenigingen, secten en groepen, was opgenomen.

De voorstelling van de volmaking van de mens door na lijden en beproevingen het stoffelijke af te scheiden uit de vorm en de geest in zijn meest nobele staat over te houden, is in geestelijke zin hetzelfde als de evenoude alchemie naar de beginselen van Hermes Trismegistus, waarvan de beoefening hierop neerkomt, dat een verborgen vermogen van de mens, die ook in scheppende kracht het beeld is van de Al-Schepper, uit elk mineraal door vermenging, zuivering, verhitting, de oorspronkelijke zuivere kern het goud in zijn oerstaat- is af te zonderen.

Vandaar dat de alchemie ook genoemd wordt:de mystieke chemie van de ziel (Hanley Hall).

 

De magische elementen van de alchemie zijn: zout, kwik, zwavel en azoth; de Hermetische wetenschap van de steen der wijzen is, om met aanwenden en in werking stellen van het Absolute of de grote Anthanor het vluchtige van het vaste te scheiden door "het vuur", zoals dit in letterlijke oi figuurlijke zin ook gebeurt in de hele natuur: Inge Natura Renovatur Integra, d.i. door het vuur wordt de natuur vernieuwd (Eliphas Levi).

Het vuur, als een symbolische kracht opgevat, is dat, wat Isis droeg, de waarachtige, onsterfelijke Vlam van de Natuur, de Maker van het Leven (Manley Hall).

In de 4e eeuw na Christus was de alchemie, zo genoemd naar het Arabische woord "al chymia" een bepaalde wetenschap en Alexandrië: de Arabische schrijver Geber (9e eeuw) schreef het ontstaan van de metalen toe aan dezelfde krachten die het leven scheppen; de monnik Gerbert stond aan het einde van de 10e eeuw bekend om zijn kennis van alchemie en wijsbegeerte (Br.". Mittewansen+Langveld).

 

Albertus Magnus (l193-1280), volger van Aristoteles' wijsgerige stellingen schreef talloze werken over alchemie; Arnold de Villanova (1240-1311) beoefende de wetenschap ow door het vuur het metaal tot zijn zuivere oertoestand terug te brengen en vergeestelijkte deze wetenschap tot de koninklijke kunst van de mens in het innerlijke proces van de vervolmaking.

En ook daarna heeft de alchemie, al of niet vermengd met religie, mystiek en wijsbegeerte, haar grote bekoring gehad.

De steen der wijzen is ook wel de phoenix genoemd, de in de oud-Egyptische sage bekende vogel (adelaar), die zich telkens om de 500 jaren verbrandde en uit zijn as herrees, het universele zinnebeeld van de vernieuwing of verjonging, de verlossing aan het eind van een tijdperk van zonde en verderf, de overwinning in de strijd tussen goed en kwaad, de wedergeboorte in het nieuwe Licht (zie over de phoenix de beschrijving van het rituaal van de 18e graad).

 

Reeds in tijden, die de lange perioden hebben gevormd van de door de kruistochten sterk gestiwuleerde vroomheid, verwoedelijk kort na de mystieke inslag in het geheime weefsel van de ceremonieën van de 0rde der Tempelridders is in het aan de grijze oudheid ontleende inwijdingsrituaal, dat het Geestelijk Pad der volmaking verhelderde, de wijsgerige sywboliek van het kruis en de roos ingelast.

Door overlevering werden de beginselen verbreid onder de adepten, tot wie ook behoorde Christian Rosencreutz, die in 1378 geboren was, en bekend geworden is als stichter van de 0rde van het Rozenkruis.

Zijn naam is vermoedelijk een symbolisch pseudoniem; zijn leven en dood worden omgeven met een waas van wonderen; zijn wezen is als dat van een mythische figuur.

De Hermetische geslotenheid van de door hem gevolgde gezuiverde en verdiepte mysterieuze Rozenkruis-begrippen uit de oude overleveringen van de 12e, 13e en 14e eeuw werd pas 130 jaar na zijn dood opgeheven.

In 1614 en 1615 verschenen nl, in Cassel in druk de later zo belangrijk geachte Rozenkruisers manifesten "Fama Fraternitatis" (0nthulling van de broederschap), respectievelijk in het Duits en in het Latijn, nadat zij vermoedelijk lang tevoren als manuscripten in vijf talen onder de broeders in het Rozenkruis waren verspreid (sommige schrijvers hebben gemeend, dat deze manifesten geschreven zij door de Rozenkruiser Johannes Valentinus

Andraea, maar dit wordt door anderen bestreden.

Het schijnt vast te staan, dat Andraea in 1619 de beginselen van de broederschap ontrouw werd; hij stichtte een kleine Christelijke kring, waarin het kruis zonder de roos als embleem werd aangenomen en stierf als abt 1654 in Adelsberg (Br.°. Wittemans en Langveld).

 

Christiaan Rosenkreutz is volgens de "Confessio" in 1378 geboren en 106 jaar oud geworden, dus in 1484 gestorven; pas 120 jaar na zijn dood, dus in het jaar 1604 hebben broeders van het Rosenkruis de juiste plaats ontdekt waar men hem begraven had.

Toen Christian Rosenkreutz na zijn vele omzwervingen in het 0osten en het Westen (Jeruzalem, Arabië, Afrika, Spanje) teruggekeerd was in Duitsland (omstreeks in het begin van de l5e eeuw) stichtte hij met drie geloofsgenoten uit zijn vroegere klooster een broederschap en deze begon met het samenstellen van de magische spraak, het magische schrift, een religieus woordenboek en het eerste deel van het boek M (Mundus).

 

In een gebouw dat de "Heilige Geest" genoemd werd, hadden zij samenkomsten daar hadden zij de doop (vuurdoop) ontvangen, de eed van getrouwheid en stilzwijgen afgelegd, ieder een bijnaam gekregen en de esoterische kennis van Jezus Christus beoefend, waaraan vermoedelijk deze betekenis moet worden gehecht, dat zij, na een reeks van zware beproevingen, na het offerlijden, de stoffelijke dood hadden ondergaan, zoals ook Jezus was gestorven

aan het kruis, om na zijn dood te herrijzen tot de gelukzaligheid van de eeuwige verbinding met God.

 

De zg, vuurdoop van de Rozenkruisers moet dezelfde primaire betekenis gehad hebben als de waterdoop van Johannes de Doper en de door Jezus verrichte doop met de Heilige Geest en met Vuur (zie Matth. 3:11)nl, om het innerlijk wezen te reinigen, te zuiveren van stoffelijke werkingen.

Vermoedelijk was de handeling in het inwijdingsproces analoog gedacht aan de alchemistische scheiding tussen het vaste en het vluchtige door het vuur.

De vuurdoop, waarin ook de diepe zin is gelegd van de voor een volledige katharsis of zuivering nodige beproevingen door de vier natuur-elementen is een universeel zeer oud, wijsgerig, religieus begrip, dat in verschillende vertellingen is opgenomen; de handeling verzinnebeeldt het gereedmaken voor de innerlijke strijd tegen stoffelijke wachten en neigingen, een strijd die in het inwijdingsrituaal aan de stoffelijke of mystieke dood voorafgaat.

Voordat Boeddha het Licht ontving onder de Bodhi-boom, had hij volgens de mythe te strijden tegen Mara, de verpersoonlijking van het kwaad, die door een verschrikkelijke aardbeving, orkaan, overstroming en onweer de hevigste krachten van aarde, water, lucht en vuur op hem losliet.

Volgens het le Boek Koningen 9:11 en 12, werd Elia op ongeveer dezelfde wijze beproefd.

 

Veertig dagen en nachten ging hij tot aan de berg Gods Horeb, daar vernam hij het Woord des Heren en onderging hij de beproevingen der elementen.

Een sterke wind scheerde de bergen en brak de steenrotsen, waar Elia vond er de Heer niet in.

Toen volgde er een aardbeving, maar ook daarin was de Heer niet.

En na de aardbeving een vuur, maar ook toen werd de Heer niet gevonden.

En na het vuur suisde een zachte stilte.

En Elia ging uit de ingang van de spelonken, waarin hij zich bevond en toen wees de Heer hem de weg, die hij moest volgen.

Uit het slot van dit diepzinnig Bijbels Mystieke verhaal, zoals het gegeven wordt in het IIe Boek Koningen hoofdstuk II vers 11, blijkt dat Elia door het vuur gelouterd, ten hemel is gevaren.

"En het gebeurde, als zij (Elia en Eliza) voortgingen, gaande en sprekend zo was er een vurige wagen met vurige paarden, die tussen'hen beiden scheiding maakte, alzo voer Elia met onweer ten hemel".

De vurige wagen (zonnewagen) met de vurige paarden is ook het voertuig van zon en louterend vuur.

 

0ok in het Hindoeisme bestaat het begrip van de vuurdoop door Agni of de Godheid des vuurs (Br.°. Denier v,d. Gon).

De Babylonische god Marduk streed tegen de elementen van de chaos.

En ongeveer dezelfde strijd wordt allegorisch voorgesteld in de legende van 0rmuzd (Ahura- Mazda) tegen Ahriman (Ahura Muniyoe) en in de strijd van het goed tegen het kwaad in de 0penbaring van Johannes.

 

Het resultaat van de strijd is de schepping van het heelal in de kosmos, de "nieuwe wereld" van het Parsiswe en de "nieuwe hemel en aarde" van het Christendom, de "herboren geest" van de gelouterde mens.

Van het Mithraisme en het Christendom schrijft Br.°. Denier v,d. Gon: "Beide godsdiensten hebben de leer van de verlossing.

De leden doorlopen verschillende graden, zijn aan talloze beproevingen onderworpen, hebben dezelfde sacramenten van de doop en het avondmaal en kunnen de onsterfelijkheid verwerven en met hun God verenigd worden."

 

Volgens een minder bekende Kabbalistische Mythe (geschreven door Manley Hall) heeft ook Hiram Abiff de louterende vuurdoop ondergaan.

Hiram Abiff was een afstammeling van Samaël, de Geest van het Vuur en tot zijn voorvaderen behoorde de onsterfelijke Tubal Kain, die het smeden uitvond en metalen bewerkte.

Hiram was bezig aan het grootse werk "De Gegoten Zee", het te gieten koperen wasbekken, dat een plaats zou krijgen in Salomo's Tempel en waarvan een beschrijving wordt gegeven in I Kon. 7:20 e,v. (rustende op vier groepen, elk van drie runderfiguren, elke groep gericht naar een windstreek, met een omvang van 30 ellen, een hoogte van 5 ellen en een dikte van een hand breed, versierd wet gegoten knopfiguren en een rand als die van een beker of een leliebloem").

Het materialen-mengsel bevatte verschillende onedele metalen, waaraan door Hiram Abiff werden toegevoegd: de gouden kroon van Melchizedek en de zilveren sikkel van de Koningin van Scheba.

Alle werklieden, het volk van Jeruzalem, zelfs Koning Salomo en Scheba's Koningin Bolkis, woonden het gieten bij.

Drie werklieden die ontevreden waren, omdat Hiram Abiif hen niet bevorderd had, deden heimelijk water in de gietvorm.

Toen de toevoerbuizen van de grote smeltoven geopend werden, en het gloeiende metaal in de vorm stroowde, ontstond een geweldige explosie.

Dichte stoomwolken stegen op; het gesmolten metaal liep over en stroomde in verschillende richtingen weg, dood en verschrikking verspreidend.

Hiram Abiff bleef pal staan in de nabijheid van de gietvorm.

Plotseling riep uit het midden van de laaiende gloed een stem uit:

"Ik heb u onbrandbaar gemaakt, werp u in de vlammen!"

Hiram Abiff wierp zich in "De Gegoten Zee" in het midden van het vuur, opstijgend uit de aarde, waar zijn voorvader woonde, de eerste werker in metalen.

 

Toen de kleine vereniging van Christian Rosenkreutz zich had uitgebreid tot 8 broeders, verspreidden 7 van hen zich in de wereld, om onder een bepaalde belofte hun leer uit te dragen: zij zouden zich nl, bezighouden met het genezen van kranken; in hun kleding zouden zii de zeden volgen van het land van hun werkzaamheid: op de Diës Crucis (de dag ter herdenking van het kruis) zouden zij in hun gebouw "De Heilige Geest" kowen, of daar

de redenen van hun afwezigheid bekend maken; ieder van hen moest uitzien naar een opvolger; het woord R.C, zou hun zegel, woord en teken zijn; de broederschap zou honderd jaar lang geheim blijven.

In "De Heilige Geest" bleef alleen de Vader-Broeder Christian Rosenkreutz achter; de 7 Rozenkruisers trokken dus de wereld in.

Van één van hen wordt verhaald dat hij in Engeland de jonge graaf van Norfolk van een ernstige ziekte genas en byzonder bekwaam was in de leer van de Kabbala.

 

0ngeveer 120 jaar na de dood van Christian Rosenkreutz waren de bij de orde aangesloten broeders in het gebouw "De Heilige Geest" bijeen.

Doordat daar de zg, koperen "memorietafel", waarin de namen van de broeders waren gegrift, van de muur losliet, ontdekte men in de wand een deur waarachter op een plaat was aangegeven, dat de stichter-voorganger Rosenkreutz over 120 jaren zou opstaan en hierbij was het jaartal precies vermeld (naar gegevens van Br.°. Mittemans, Langevel‚ en Santing).

De deur gaf toegang tot een zevenhoekig gewelf wet 5 kamertjes, in het midden bevond zich een rond altaar met geelkoperen blad en hierop was gegrift: "A.C.R.C (beginletters van de voornamen en de naam van Rosenkreutz

Dit kort begrip der ganse wereld heb ik, levende, mij tot een graf gemaakt' Rondom de eerste rand stond:"Jezus is het ....,mij al".

In het midden 4 figuren in een cirkel met het volgende omschrift:

"1 Geenszins ledig,'

2 Het juk der wet,

3 de vrijheid van het Evangelie,

4 de onbevlekte Rlorie Gods".

0nder het altaar vonden de broeders het 1ijk van Rosenkreutz, in de hand het boek T vasthoudend, dat later naast de Bijbel de hoogste schat van de Rosenkruisers werd en aan het slot waarvan de volgende lofspraak stond op de stichter van de broederschap (vrij vertaald):

"Een grein gezaaid in de borst van Jezus,C.R.C., gesproten uit het edele en doorluchtige huis Rosenkreutz in Duitsland, een man,in zijn eeuw door goddelijke openbaringen, zeer subtiele gedachten of voorstellingen en onverdroten arbeid tot de hemelse en menselijke geheimenissen of verborgenheden toegelaten, nadat hij zijn meer dan koninklijke of keizerlijke schat (op zijn Arabische en Afrikaanse reis vergaard) als zijn eeuwige schat had bewaard, later door de nakomelingen uit te graven.

Hij heeft zijn beide kunsten met de verenigde erfgenamen trouw en volmaakt ingesteld; hij heeft de kleine wereld, in al haar bewegingen met de grote wereld overeenkomend, gebouwd (hiermee wordt vermoedelijk gedoeld op de gelijkheid van micro- en macro-kosmos); hij heeit het korte begrip van verleden , heden en toekomst vastgesteld (de filosofie van Tijd en Eeuwigheid

Vergankelijkheid en 0nsterfelijkheid).

En zo is hij, door de Geest Gods uitverkoren en door zijn verlichte ziel, onder de omhelzingen en laatste kussen van zijn broeders als de allerliefste Vader, de allervriendelijkste Broeder, de alleroprechtste vriend der Zijnen alhier voor 120 jaren verborgen".

Daaronder stonden de namen van 8 broeders.

De lofspraak eindigt met de woorden:"Uit God worden wij geboren; in Jezus sterven wij; door de Heilige Geest worden wij weer levend".

 

De filosoiie van de Rosenkruisers is niet nieuw,aldus Fama; zij is als die, die door Adam na zijn val behouden, door Mozes en Salowo, Plato, Aristoteles en Pythagoras beoefend is, op de eenvoudige waarheid gericht is en met het wonderboek, de Bijbel, overeenkomt, omdat alles samenkomt als tot één cirkelfiguur, waarvan de delen evenver van het widdelpunt gelegen zijn (naar gegevens uit "De manifesten der Rosenkruisers" van Adoli Santing).

Hieruit is op te maken dat de leer van de Rosenkruisers, hoewel zich richtend naar het voorbeeld van Jezus, in de verborgen beginselen universeel en esoterisch was.

 

0ok in verband daarmee doet de aan deze beginselen verbonden mythe van de stichter denken aan de opkomst, verdwijning en herleving van het gelouterde, gezuiverde, nieuwe geloof, zoals de Bijbelse wystiek o.a, aanduidt met het leven, lijden en voortbestaan van Henoch, Elia en Jezus.

 

Een derde Rosnkruisersgeschrift is "Die Chimische Hochzeit Rosenkreutz", een in 1616 te Straatsburg verschenen, blijkbaar al in 1459 geschreven werk, dat een verhaal bevat van zijn diepste bewustwording, waardoor hij "herboren" wordt.

De draad uit de oudste geschiedenis volgend, kan men het Rosenkruisers ideaal in zijn vroegste ontluiken beschouwen als een universeel heilig streven, om door het offer van de stoffelijke dood en de geestelijke zuivering de verlossende Eenheids- en 0nsterielijkheidsbeleving te ondergaan.

Er valt niet met zekerheid te zeggen of de 7 broeders van het Rosenkruis die zich in de wereld verspreidden om de nieuwe religieuze inzichten en leerstellingen uit te dragen, aanhangers hebben gevonden.

Vermoedelijk heeft hun hermetisch onderricht vrij spoedig resultaten opgeleverd, want omstreeks 1507 werd in Parijs een broederschap opgericht door Corenelius Agrippa von Nettesheim (1486-1531); kort daarop vestigde door zijn geneesmetoden, occulte vermogens en Kabbala-kennis bekend geworden Phillippus Aureolus Theophrastus Paracelsus (1493-1541) de aandacht op zich, die in Duitsland zijn religieuze beginselen verbreidde en op wiens vele geschriften de roos-figuur was afgebeeld (Br.°. Wittemans en

Langeveld).

 

De voorspelling die Paracelsus deed omtrent de komst van de levenshervormer, de latere mededelingen over de intrede van een duizendjarig tijdperk en over het uitzicht op een alom heersend vrij geloof, duidden erop dat hij in zijn ideaal de openbaring van Johannes had verwerkt.

Van Paracelsus' volgelingen worden hier genoemd: de Duitse mysticus-alchemist- visionair Jakob Bohme (1575-1624), die het werk:"Aurora oder die Morgenrothe in Aufgang" geschreven heeft, de Belg Jan Baptiste van Helmont (1577-1645), medicus, perignem (gen.ceskundige door het vuur) die o.m. leerden, dat in de mens geschapen innerlijke kracht door uitschakeling van uitwendige invloeden en door concentratie van de geest, deze kan doen opgaan tot God, en Van Helmont's zoon Franciscus Mercurius van Helmont (1618-1699), zoeker naar de steen der wijzen, wysticus (Br.°.Wittemans en Langeveld).

Br.°.L.A.Langeveld duidt in zijn werk; "Alchemisten en Rozenkruisers" aan, dat uit de leerstellingen van de Alchewisten omstreeks de 16e en 17e eeuw die van de Rozenkruisers zijn voortgekomen.

Een duidelijk voorbeeld gevend van de uiteenzettingen van Baslius Valentinus' l5e eeuwse strevingen, schrijft hij:"De beoefening van de Alchemie is volgens hew een religie en het vinden van de steen der wijzen een beloning van innerlijke vroowheid.

Evenals de omzetting van de wetalen zijn grond heeit in reiniging en ontbinding, zo wordt het aardse leven van de mens door lijden en loutering een hoger, edeler en eeuwig leven, dat het einde kroont.

In "Azoth of het goud der wijzen" noemt hij het vinden van de prima materia het vijide element, niet mogelijk zonder goddelijke verlichting".

 

Zowel in de "Fama" als in de "Confessio" werd echter stelling genomen tegen het "goddeloze" goudmaken, de alchemie, de steen der wijzen; de ware Rozenkruisers noemden de heilige taak van de levensvergeestelijking hun "ergon" en veroordeelden het waken van goud (parergon,d,i, bijzaak).

De aanmoedigende uitwerking van de Rozenkruisersmanifesten had de stichting in 1615 van een Rozenkruiserskapittel tot gevolg, maar er ontstond ook een reactie van tegenstanders, die hun verdachtmakingen en vervolgingen inzetten.

Tussen 1615 en 1620 bereikte de belangstelling voor(de beweging haar hoogtepunt in vrij scherpe polemieken in de door Jezuiten aangewende invloeden tot stichting van een afzonderlijk genootschap van Ridders van het Blauwe Kruis (Br.°. Wittemans en Langeveld).

Uit de periode kort na 1620 is de Nederlandse Rozenkruiser Joachim Frisius bekend, die in 1629 zijn werk "Summum Bonum" te Frankfort uitgaf.

 

De Rozenkruiserij heeft in verschillende landen van Europa sterke afwisselingen van bloei en verval gekend.

Het meeste succes had de vrije vergeestelijking van het leven onder het teken van kruis en roos.

Dat teken was in zijn universele betekenis toen nog: een staand kruis in een cirkel, en kon in het kort als volgt verklaard worden:door het offer (kruis) tot de oneindigheid (cirkel); thans: door het offer (kruis) tot het Licht (via Crucis, via Lu=is) in Engeland; daar was de grote voorganger Robert Fludd (1574-1637), die verschillende werken over de beweging uitgaf en wiens ideaal het was het waarachtige1icht te doen schijnen in de duisternis.

Robert Fludd, of zoals hij zich in het 1atijn noemde, Robertus Fiuchtehus.

Duidde de roos aan als een svmbool van het bloed van de Verlosser aan het kruis.

In samenwerking met Sir Francis Bacon, die in 1629 zijn werk "New Atlantis" schreef, waarin hij de profetische gedachte: "Tempora vatet occulta Veritas", d.i. "De tijd zal de verborgen waarheid aan het licht brengen", was vastgelegd, stichtte Fludd in Londen een broederschap, waarop in 1646 de stichting van het "House Salomon" volgde, dat een afzonderlijk deel vormde van de "Masons Hall" in de Basing hallstreet en waarin Elias Ashmole een leidende plaats innam.

 

Hoewel van een reëele samenwerking tussen Rozenkruisers en Vrijmetselaren toen nog geen sprake was, kan toch uit het feit van de arbeid van twee groeven in één en hetzelfde gebouw worden afgeleid, dat de toenmalige Vrijmetselarij een geestelijk element bevatte, dat enigszins overeenkwam met de kernen van de Rozenkruisersbeweging.

Sommige schrijvers beweren, dat er toen al verscheiden Vrijmetselaren waren opgenomen in de broederschaD van het "House Salomon", in elk geval geeft het hierboven vermelde feit enige aanwijzing over het eerste samengaan van de Vrijmetselarij en een beweging van hogere orde en diepere strekking.

Er wordt ook vermoed, dat al in het begin van de 17e eeuw in sommige loges van Vrije Metselaren Rozenkruisers waren opgenomen.

Als dit juist is, dan kan aan de invloed van deze enkelingen of aan het contact, dat zij hadden met maçons worden toegeschreven dat de toen wel religieuze, maar nog gemoedelijke metselaarsgilden geleidelijk een waardevollere kleur in het doel en het streven van de bijeenkomsten zagen verschijnen: later moet ook de verdieping in de loges zijn aangebracht door een ontlenen aan de grote bron, die door eeuwenlange samenvlechting van de wijsheden van de mysterieën, godsdiensten, religieuze stelsels, enz.was ontstaan, en de bedding van de Rozenkruisers-stromingen had gevormd.

De vergeestelijking van de Vrijmetselaarsgilden is dus uit de nevenrichtingen van de zoekers naar het verloren Woord gekomen, die hun diepzinnige kennis hebben uitgedragen en de hoofdrichting van de afkomst ook hebben aangewezen en verhelderd.

 

Aannemelijk is de bewering van enkele schrijvers, dat Bacon een van de eersten is geweest, die de mystieke planten van hogere orde heeft overgebracht in de ongetooide of schaars getooide hof van de Vrijmetselaarsverenigingen. ''

In de Rozenkruisersbloeiperiode in Engeland aan het eind van de 17e eeuw en het begin van de 18e eeuw moet op die manier uit de Rozenkruisersleer de eerste opzet van de licht- en bouwsymboliek zijn ontstaan.

Br.°. J.D,van Ketwich Verschuur meent, dat de Vrijmetselarij geen lijnrechte afstamming van de Mysterieën, maar hiernaar gevormd is: "de reconstructionisten van 1717 bouwden op de oude mythen, gebruikten de al in de grijze oudheid bekende symbolen en weefden de aan de Mysterieën ontleende symbolen en mythen in de symboliek van Salomo's Tempel".

 

Ook deze schrijver constateert een rechtstreekse en zijdelingse afstamming van de Vrijmetselarij uit de "oude esoterische scholen van de eerste Christelijke eeuwen"en hij geeft zelfs als een der schakels hiervan aan: "Zonen van de Weduwe", wier leer na de kruistochten vaste voet in Europa kreeg en, zoals bekend, Mithraische en Christelijke kernen bevatte.

Hun mysterieën handhaafden zich onder de naam van eredienst van de 0pperbouwheer des Heelals, een naam, die zijn oorsprong vindt in de allegorie van Hiram, die in de Mysterieën de 0nbekende God, het Eeuwige voorstelde".

 

In 1717 werd de Engelse Groot-Loge gesticht als een organisatorische samenvatting van de vier Loges, die toen al doortrokken waren van hogere geestelijke beginselen en idealen aan een eenvoudige zedeleer kon brengen, maar verwoedelijk nog geen graads-inwijdingen hadden. Pas zes jaar later, dus in 1723, was in de Engelse Loges het twee-gradenstelsel van aangenomen Leerling en Gezel of Meester bekend en twee jaar later (in 1725) werd de indeling in 3 graden ingevoerd, waaraan in 1743 de Mark- en Royal Arch graden werden toegevoegd ter aanvulling resp, van de 2e en de 3e Rraad.

De zg. "Mark-degree" gaf als vervolg op de 2e graad een nieuw tijdperk aan, waarin de steen, door de bouwers verworpen, geworden is tot de hoofdsteen des hoeks: de afzonderlijke Royal Arch degree (de tegenwoordige 13e graad van de 0ude en Aangenomen Schotse Ritus) was een directe voortzetting of vervollediging van de 3e graad.

Volgens Eugen Lennhoff is deze Roval Arch graad door Dermott in Engeland gesticht: hij werd genoemd "een soort sluitsteen van de rituele opbouw en antwoord gevend op de vragen, die de legende van de meestergraad open liet!

De antieke Royal Arch graad bevatte vroeger het op de legende van Henoch gebaseerde mystieke beginsel, dat in latere rituaalwijzigingen altijd behouden is gebleven, namelijk dat men voor zich zelf lichaam, ziel en geest tot eenheid moest brengen, voordat men na de beleving van de Heilige Naam en de Heilige Geest de vereniging met de Eenheid van God tot stand kon brengen.

 

Te oordelen naar de uit verschillende gegevens vast te stellen ontleding aan de diepere geestesrichtingen ten behoeve van de Vrijwetselarij, zou men de ontwikkeling hiervan naast en uit de Rozenkruiserij in het kort in volgende fasen kunnen aangeven: opname van licht- en bouwsvmboliek, strengere geheimhouding in de doorgevoerde verdieping, invoering van het inwijdingsbeginsel en het tweegradenstelsel (in 1720), ritualistiek, vervollediging van de geestelijke bouw- en lichtlijn door toevoeging van een derde graad (in 1725) met de diepzinnige vertolking en lering van

de Hiram Abiff-mythe.

Hoe het proces van de Redeeltelijke overgang van de Rozenkruiserij naar de Vrijwetselarij begonnen is en zich voltrokken heeft, is echter niet met nauwkeurigheid vast te stellen.

Maar aannemelijk is het ontlenen van de hele 3e graad aan de Rozenkruiserij.

De cirkel van de 3e Rraad is ook een Rozenkruisersteken, dat én als roos én als lijnfiguur een magische betekenis had.

"Het grote probleem van de hogere magie toch is:de cirkel van de menselijke kennis schetsen, afmaken en sluiten, vervolgens door het in één punt samenkomen van de stralen een centrum vinden, dat God is "(Eliphas Levis).

"Nergens wordt beweerd," aldus Gould in zijn beknopte geschiedenis der Vrijmetselarij, "dat de Rozenkruisers iets te maken hadden met de vorming van de eerste der maçonnieke Grootloges in 1717, maar door veel schrijvers van het Gilde is een Hermetische invloed ontdekt gedurende het tiental jaren dat in 1720 begint, waarvan zij menen, dat hij merkbaar is in het rituaal en de terminologie van de Vrijmetselarij na 1730.

Dit is ook de mening van Rev. A.F.A.Moodiord, die het volgende heeft geschreven: naar alle waarschijnlijkheid heeft de Vrijmetselarij een deel van haar nieuwe zinnebeelden en symbolische formules aan de Hermetische genootschappen ontleend.

0p verschillende punten van aanraking hebben Vrijmetselaren en Hermetiek elkander beschermd en verdedigd en het is volstrekt niet onwaarschijnlijk dat het ware geheim van een behoud van een maçonniek inwijdingssysteem en maçonnieke ceremonieën en lering en mysterie vol leven, toegeschreven moeten worden aan de dubbele invloed van de legenden van de oude gilden en de invloed van een tezelfdertijd bestaande Hermetiek".

"Het geestelijk doel, door Rozenkruisers gevolgd", aldus Mr. Frans Wittemans in zijn "De Geschiedenis der Rozenkruisers", "was te hoog, dan dat het helemaal bereikt kon worden alleen door gebruik van symbolisme en rituaal in de Vrijmetselarij: dit doel is de inwijding in het hoger leven, de totale zedelijke hervorming door wat genoemd wordt de tweede geboorte; om het na te streven is een hogere levenskunst nodig, weer dan het bijwonen van maconnieke bijeenkomsten, en wel een strenge zedelijke levenswijze, behalve volkomen zelfopoffering.

De 0rde der Rozenkruisers is dan ook niet helemaal overgegaan in die van de Vrijmetselaren en heeft na een tijdelijk samengaan steeds een afzonderlijk bestaan gehad ".

 

De Rozenkruiserij in Frankrijk had haar eerste belangrijke ontwikkeling vermoedelijk in en na 1688, toen koning Jacobus II uit Engeland naar Frankrijk was gevlucht, waar hij zich in een klooster schuil hield.

Zijn aanhangers, die naar Clermont waren gegaan, brachten er de oude riten van Heredom en Kilwinning over.

Door een wisselwerking van invloeden had in de aldus samen gekomen en in elkaar gevloeide geestesrichingen een syncretisme plaats en hieruit schijnt de hervorming te zijn voortgekomen, die de stoot heeft gegeven tot uitbreiding en verdieping van de leer.

In 1754 werkte het Kapittel van Clermont met een zevengradig rituaal; vier jaar daarna werd dat kapittel hervormd tot een Raad van Keizers van het 0osten en Westen, en het moet in deze tijd zijn geweest, dat de zevengradige ritus van Clermont werd uitgebreid tot de zg. Ritus van Volmaking of Heredom van 25 graden: 1 LeerlinR, 2 Gezel, 3 Meester, 4 Geheim Meester, 5 Volmaakt Meester, 6 Vertrouwde Secretaris, 7 Intendant der Gebouwen, 8 Provoost en Rechter, 9 Uitverkoren Meester der Negen, 10 Uitverkoren Meester der Vijftien, 11 Verlicht Uitverkoren Hoofd der 12 Stammen, 12 Grootmeester Bouwweester, 13 Ridder van het Koninklijk Gewelf (Royal Arch), 14 Groot Uitverkoren 0ude Volmaakte Meester, 15 Ridder van het Zwaard of van het 0osten, 16 Prins van Jeruzalem, 17 Ridder van het 0osten en het Westen, 18 Ridder van het Rozenkruis, 19 Groot Hogepriester of Meester Ad Vitam, 20 Groot Patriarch Noachiet, 21 Grootmeester van de

Sleutel der Vrijmetselarij, 22 Prins van de Libanon, 23 Ridder van de Zon, Prins Adept, Hoofd van het Grote Consistorie, 24 Verlichte 0pper-GrootCommandeur van de Witte en de Zwarte Adelaar, Groot Uitverkoren Kadosh, 25 Zeer Verlichte Souvereine Prins der Vrijmetselarij, Groot Ridder, Verheven Ridder, Cowmandeur van het Koninklijk Geheim.

 

Het in het,iaar 1773 gestichte Grand 0rient de France vereenvoudigde in 1786 het rituaal der Volmaking tot een zevengradenreeks wet de graad van Souverein Prins van het Rozenkruis aan de top; waarschijnlijk is,dat hierbij het zevengradig rituaal is gevolgd dat in 1754 uit de vermenging van

Heredow-Kilwinning met de Franse inzichten te Clermont was ontstaan.

Deze vereenvoudiging was geen verbetering, omdat het oude rituaal door de belangrijke inperkingen en wijzigingen uit zijn verband gerukt en de daarin gelegde climax verbroken werd.

De Franse Rozenkruisersbeweging raakte na de Franse revolutie in 1793 in verval, maar herleefde ongeveer 8 jaar later met de stichting van een 0pperraad in Parijs.

De oude Clermontse ritus verbreidde zich niet alleen over Europa, maar ook over Amerika, waarheen het 25 gradige rituaal van Volmaking in 1761 werd overgebracht door Stephen Morin, die in opdracht van de Raad der Keizers van het 0osten en van het Westen als Groot- Inspecteur van de ritus de wereld introk.

In 1767 werd de Groot-Loge van Volmaking te Albany gesticht; in 1783 werd de ritus door Isaac da Costa te Charleston gevestigd.

Niet lang daarna werd hier de Clermontse reeks van 25 graden in de zg. 0ude en Aangenomen Schotse Ritus van 33 graden omgezet; de geschiedenis maakt melding van de stichting in 1802 te Charleston van de eerste 0pperraad van de 33-Rraden ritus, die in 1804 door Graaf de Grasse-Tilly in Frankrijk werd ingevoerd.

 

Kort daarvoor had de 18e graad zijn intrede in Amerika gedaan door de stichting in New York van het Kapittel van het Rozenkruis van Heredom, Ridders van de Adelaar en de Pelikaan.

Het in 1803 in Nederland gestichte Hoofdkapittel nam het Franse zevengradenstelsel over en bracht daarin allerlei wijzigingen aan, en bij Wetboek der Hoge Graden werden in 1807 de volgende graden vastgesteld:

1 de graad van Elu of Uitverkoren Meester,

2 de Schotse graden of de graden van Ridder van Sint Andreas, die onderscheiden werden in die van Leerling Gezel en Meester, de

3e graad van Ridder van het Rozenkruis, later genoemd de 18e graad volgens de 0ude en AanRenomen Schotse Ritus.

In die 4 graden hadden vroeger inwijdingen plaats; sedert 1854 werden de recepties in de 3 eerstgenoemde graden afgeschaft.

(Het in Nederland geldende rituaal is gewijzigd in 1853, 1885 en 191?).

 

Het is jammer dat door de afknottingen, verminkingen en herschikkingen eerst in Frankrijk, daarna in Nederland- de kennis van de diepzinnige en verheven waarheden in de zg, tussenliggende graden van 4 tot en met 17 van de 0ude Schotse Ritus teloor is gegaan en niet meer aangekweekt wordt Met instemming haal ik dan ook hier de woorden van Br.°. Merens aan: "Eun conceptie (van die tussenliggende graden) is te schoon, dan dat zij, zoals in de meeste kapittels in Nederland het geval was, door onbekendheid zouden verwaarloosd wogen worden.

Blijkbaar vermoedt men niet, welk een schat we daarin bezitten".

 

In 1845 had de stichting Plaats van de 0pperraad van Engeland en Wales; en in 1846 volgde de 0pperraad van Schotland.

De geschiedenis geeft de stichting van verschillende kapittels in Engeland en Amerika aan tussen 1865 en 1900, met verschillende grondslagen of kenmerken, duidelijk of bedekt gericht naar de mysterieën, de Kabbalistiek het Katholicisme, de Natuurwetenschap, de Wijsbegeerte, de Alchemie, de Astrologie.

Nadat een relatie van Holland met de Suprême Conseil in België, waar de Schotse Ritus van 33 graden in 1817 was ingevoerd, al gedurende 40 jaren had bestaan, werd in 1912 de Nederlandse 0pperraad gesticht (zie:"Schets van de voorgeschiedenis der Stichting van onze 0pperraad", door Br.°. J.U.de Sitter in E.V.V, van september 1936).

 

De 0ude en Aangenomen Schotse Ritus met zijn 33 graden is thans in Engeland en Amerika op verschillende wijzen in gebruik.

In Engeland hebben de inwijdingen in de hoge graden slechts plaats in de 18e,30e, 31e, 32, 33e graad, de graden 4 t/w 17 en 19t/m29 worden er bij communicatie verleend.

In Amerika wordt de hele Schotse ritus met inwijdingen toegepast.

In Nederland (en Nederlands Indië) hebben de inwijdingen plaats in de 18e,22e, 26e, 28e, 29e,30e,32e en 33e graad.

 

De hele reeks dus van de onuitsprekelijke graden, de historische graden en de eerste der apocalyptische graden zijn er uitgeschakeld.

0fficieel zijn deze graden nog altijd vervangen door de ingekrompen groep van het zevengradenstelsel, waarvan de top overeenkowt met de 18e graad van de Schotse ritus, maar bij de laatste herziening van de graad van Souverein Prins van het Rozenkruis is de aansporing uitgegaan, om de nieuw ingewijde Souvereine Prins een uiteenzetting te geven van de betekenis van de zg, tussenliggende graden.

 

Tot slot wordt hieraan nog de korte mededeling toegevoegd, dat in het begin van de 19e eeuw de riten van Memphis en Mizraim (respectievelijk met 96 en 90 graden) in Frankrijk werden ingevoerd, waar zij echter niet lang hebben bestaan.

De ritus van Memphis werd in 1839 door de Fransen Marconis en Moullet in Frankrijk gevestigd, eerst te Parijs, later te Marseille en ook te Brusse1: hij werd door het Groot Oosten van Frankrijk niet werkend en ging na 1862 helemaal in het Groot-0osten op.

De ritus van Misraim, in 1805 te Milaan ontworpen door verschillende broeders, die niet tot de 0pperraad van de 0ude en Aangenomen Schotse ritus waren toegelaten, was eigenlijk een organisatie van Lechangeur, hij bestond uit 90 graden, waarvan 66 waren overgenomen uit de 0ude en Aangenomen Schotse Ritus en bezat geen Hiram Abiff- legende.

In plaats hiervan werd in de ritus het verhaal verwerkt van Lamech's zoon Jubal of Hario-Jubal Abi die verslagen werd door 3 verraders: Hagava, Hakina en Haremda (Mackey).

 

Door alle eeuwen heen doemen de treffende overeenkomsten op als lichtende bakens, die samen een fragment van een spoor aangeven van verbroken verbindingslijnen.

Laten we dit met enkele voorbeelden verduidelijken.

De mystiek der getallen en de symbolische waarden daarvan, zoals die toepassing vinden in bijna alle hoge graden, zijn via de Kabbala en Pythagoras terug te voeren tot de oude magie der Perzen en de metafysica der Chaldaeërs.

Het tetragram of de vierletterige Heilige Naam, vooral van belang in de reeks van onuitsprekelijke graden, werd vereerd door de Joden, is analoog aan de Pythagorese tetractys, aan het drieletterige Hindoese woord "Aum"

De loop van de maqonnieke inwijdingen herinnert aan de gang van de oude Mysterieën.

0siris onderging de dood in een kist en werd met de leeuwegreep opgericht, evenals Hiram Abiff.

In bijna alle Mysterieën werden de beproevingen door de vier elementen aan de Kand.°.opgelegd, ondernam deze de reizen rondom het heilige midden (Altaar) volgens de loop van de zon van links naar rechts, deze ritus van de rondgang van het 0osten via het Zuiden naar het Westen en van het Westen via het Noorden naar het 0osten, werd gevolgd door Grieken,Romeinen, Druiden en Hindoes.

De held van de inwijdingsallegorie, de Godmens, die geboren wordt in een stille grot of onder een mystiek wonder, leeft, lijdt en zich opoffert en door dit alles de "unio mystica" ondergaat, d.w.z. één geest wordt met het 0pperwezen, is bij de Vrijwetselaren Hiram Abiff, bij de oude Chaldaeers: Tamwuz, bij de Christenen: Jezus, in de Egyptische mysterieën:0siris, in de Perzische:Mithras, in de Griekse:0rpheus, in de Gothische:Baldur,

in de Phrygische : Attis, in de Samothraceesche mysterieën:Cadmillus, die, evenals Hiram Abiff, gedood wordt door 3 broeders.

De betekenis van de schutspatroons van de Vrijmetselaars Johannes de Doper, Johannes de Evangelist, de heilge Andreas, is ongeveer dezelfde als van die der oude metselaars en steenwerkers, arbeiders aan de bouw van kathedralen, die immers hun Quatro Coronati (4 gekroonde martelaren) hadden.

 

De vuurdoop van de Rozenkruisers, vermoedelijk gelijk aan de doop met de elementen in het oude maçonnieke rituaal en in de Mysterieën, was in mystieke en esoterische zin gelijk aan de door Jezus verrichte doop met de Heilige Geest en met vuur (Matth.3:11 en 12). De grote mysterieën werden gecelebreerd in onderaardse heiligdommen, wat de inrichting tenbehoeve van de inwijdingsceremonieën betreft, vertonen zij gelijkenis met onze tempels.

0nze attributen en werktuigen doen denken aan die uit de grijze oudheid.

De proeitijd, de voorbereiding, de beproevingen, de eed, de paswoorden, herkenningstekenen, sywbolische stappen, gradenindeling, de broederschapsgedachte, kwamen voor in zeer veel antieke riten; Pythagoras paste zijn ceremonieel toe voor de geestelijke volwaking; in de Mysterieën klom men door graden of sferen tot de plaats van de hoogste ingewijde; de Essenen en de Therapeuten hadden hun drie graden, bedienden zich van symbolen en bekleedden hun adepten met een schootsvel.

 

Onze bouwsymboliek ontleent haar motieven aan geloofs- en wijsgerige stelsels uit het verre verleden; onze lichtsymboliek herinnert aan de oude Verering Van het transcendentale Licht en heeit aanknoping bij zonnestelsels en dierenriem.

Alle stelsels, die met religie en religieuze inwijding in verband stonden hebben het grote reservoir van leerstellingen, riten en symbolen gevormd waaruit voor de zg, hoge graden van de Vrijmetselarij de onmisbare diepste kern, het Pad der Volmaking, is geput, bestaande uit de graadsgewijze ontwikkeling, zuivering en loutering van de wenselijke geest met de daaraan onafscheidelijk verbonden zedeleer die samen wet de geestesrichting het innerlijk bestaan en de levenshouding kon vernobelen en tot hoger peil kon opvoeren.

Een vaste lijn, waarlangs de oude gestalten zijn overgegaan naar de Vrijmetselarij is niet aan te geven.

Ze zijn onnaspeurbaar uit talloze richtingen en over ettelijke perioden bijeengekomen en ze zijn op bepaalde plekken naast elkaar blijven rusten of in elkaar vervloeid, en zo hebben zij zich vervorwd, vervaagd oi verscherpt en zijn door nevelen gegaan, om verder vergeten te worden, of aan getrokken tot- en opgenomen in de verblijfplaatsen, door nieuwe stelsels voor haar gereed gemaakt.

Slechts de analogieën vorwen de aanwijzing, dat zij hun grillige weg uit, de oudheid naar het heden gevonden hebben via verschillende wijdvertakte beddingen in het enorme gebied van de geestelijke strowingen.

Van de verbleekte, half vergane motieven van de verborgen wijsheid, die van eeuwen her tot ons gekomen is, zijn de gerafelde draden alleen naar schatting aan elkaar te knopen, waar zij enige gelijkenis vertonen in samenstelling en tint.

 

Zo hebben dan de hoge graden zich gevestigd tot een organisatie, die de weg opent voor- en kan aan woedigen tot- de beoefening van de Koninklijke Kunst, om het geestelijk inzicht te ontwikkelen tot de hoogste niveaux, de innerlijke gesteldheid te verdiepen tot de meest hechte draagvlakken van het leven, door het wezen van de oude mysterieën en filosofie heen de esoterische betekenis van de Almacht van het 0pperwezen in zich te verwerken, de Liefde voor de Schepper, schepping en schepsel te kweken en uit te dragen als een heilig beginsel en daarwee de verheven opbouwende taak te beseffen, die in volledige ontvankelijkheid voor de verbinding

met Gods Geest in alle waarachigheid wordt uitgevoerd.