Het gebruik van symbolen schept een gezamenlijk beeld en biedt de mogelijkheid
tot een individuele interpretatie, terwijl definities en verklaringen in
woorden dikwijls leiden tot een onvruchtbare discussie. De taal der symbolen
laat de mens toe met zichzelf, met zijn onderbewuste te spreken.
50. Wat zijn dat voor symbolen en waar komen zij vandaan ?
Zie voor beantwoording van deze vraag de pagina Oorsprong
en wortels, vragen 8 en 9.
51. Wat betekenen de passer en de winkelhaak ?
Passer en winkelhaak zijn twee symbolen ontleend aan de bouwkunst. Doordat
de winkelhaak twee benen heeft die onwrikbaar ten opzichte van elkaar staan
en de passer twee beweeglijke benen heeft zou men de winkelhaak het symbool
van de vastigheid (materie) en de passer het symbool van de beweeglijkheid
(geest) kunnen noemen.
52. Wat betekent "arbeiden" of "werken" ?
Ook deze termen zijn afkomstig uit de bouwwereld en hebben inmiddels een
overdrachtelijke betekenis gekregen.
53. Wat betekent: leerling - gezel - meester ?
Net als vroeger in de bouwgilden, kent de vrijmetselarij enkele scholingsperioden.
Men sluit de leerlingtijd af met een inwijding tot gezel en de gezellentijd
met de inwijding tot meester.
54. Wat is een bouwstuk ?
Tijdens bijeenkomsten van vrijmetselaren houdt men regelmatig lezingen
of beschouwingen - al of niet gevolgd door een discussie - die men bouwstukken
noemt. De keuze van de onderwerpen laat men veelal vrij. Meestal wordt
er naar gestreefd om - welke onderwerpen men ook kiest - een maçonnieke
inslag aan zo’n inleiding te geven. Een traditie in de vrijmetselarij is
echter dat men zich onthoudt van (partij-) politieke en godsdienstige twistgesprekken.
Daarom zullen onderwerpen die daartoe aanleiding kunnen geven, doorgaans
vermeden worden.
Het doel van een bouwstuk is in de eerste plaats een activering tot
zelforiëntatie en in de tweede plaats een toetsing aan de mening van
anderen.