Maçonnieke encyclopedie-E.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


Engeland Gr.°.O.°.
ENGELSE RITUS
Engels systeem
ENGLAND, DISTRIKT-GROßLOGES
ENGLAND KÖNIGSHAUS,
ENGLAND
ENGLISH MASTER
ENGLISCHE HOCHGRADE
ENGLISCHE LEHRART,
ENGLISCHE STUFEN
~Inleiding
~In 1717
~Edward III ( 1360)
~In een andere oorkonde
~Oudere constituties
~ Onder Jacobus II en Willem III
~ de "Oude plichten"
~Ze behelzen de oude voorschriften,
~installatie:
~De "plichten des Meesters"
~In de approbatie van het Constitutieboek
~Intussen steeg het aantal Loges.
~Het begin van de Ancient Macons
~Onder het Grootmeesterschap van de Earl van Zetland
~Tegenwoordig (1882)
Engelhardt
Engels systeem
~De geest van dit systeem
ENGLISH MASTER
Story of the Grade.
Ceremonial Procedure.
Follies of the Grade.
French Origin.
Source.
ENOCH
Enoch, the fifth from Seth,
Enochian Initiation.
Enoch in the Zohar.
The Magical Tradition.
Masonic Reflections.







Engeland Gr.°.O.°.
Mackey's
Engeland Internet Lodge 9659 G.L.
~Inleiding
Belangrijker dan enig ander land is E.- voor de geschiedenis van de Vrijmij.°. want daar stond , als ware 't, de wieg van de O.°.. De werkelijke historische berichten over de bouwhutten of Lodges van de Vrijmetselaren met vaste wetten en onder een bepaald bestuur in E.-, dateren reeds uit 't begin van de XIVe eeuw. 't Is zelfs zeer waarschijnlijk, dat veel vroeger nog bouwlieden, die uit ander landen van derwaarts gingen, zich in het vreemde landen nader met elkander verbonden en zo genootschappen of verenigingen vormden. Reeds Alcuinus had te York een soort van bouwschool gesticht, waarvan de herinnering in de Edwin-sage (zie Edwin) bewaard wordt.- De Vrijmij.°. in haar tegenwoordige vorm heeft haar oorsprong in E:-, waar in de dag en van burgeroorlogen, die voor de bouwkunst zo ongunstig waren, tot aan de troonsbestijging van de Hannoverse linie, de bouwhutten meestal waren opgeheven en in 1717 te Londen nog slechts vier gevonden werden, waarbij zich onderscheidende geleerden, die met de geschiedenis van de bouwkunst bekend waren, aansloten. In deze dagen leefde nog de beroemde bouwmeester van de St. Pauluskerk, te Londen, Wren, maar als een oud bij het Hof in ongenade gevallen man, die zich echter weinig bemoeide met de innerlijke aangelegenheden van de Loges van de bouwlieden. -
~In 1717Toen de onderscheidene partijen in Engeland tegen elkander woeden, scheen juist de Loge het toevluchtsoord te zullen worden van allen, die de vrede zochten. De vier nog te Londen bestaande Loges verenigden zich in een Gr.°. Loge. Tot voorzitters namen ze de oudste meestermetselaars en besloten, als vroeger, weer ieder kwartaal een vergadering te houden. Op de dag van St. Jan hielden ze een feestmaal en op die dag moesten - volgens overoude gebruiken - alle geschillen uit de weg geruimd worden (verzoendag). De eerste Gr.°. Mr.°. was Anton Sayer, de tweede (1718) George Payne; de van derde (1719) J. Th. Desaguliers, de vierde (1720) wederom G.Payne; de vijfde, de eerste van adellijke afkomst (1721), de Hertog v. Montagu, onder wie Anderson (z. d.) de opdracht kreeg de oude Gothische constitutiën in een passende vorm te brengen.
Wanneer we nu de oudere geschiedenis van de Vrijmij.°. in E.- lezen, schijnt het, dat in de Stad York zeer vroeg reeds een Loge van Metselaren heeft bestaan; althans de daar in 1726 bestaande bouwhutten bewezen de oudste in E.-- te zijn. Uit oude parlementsakten blijkt dan ook, dat in het midden van de XIVe eeuw daar een soort van Loge bestaan heeft. Toen reeds waren de Metselaars verdeeld in Free-masons (steenhouwers ), die de Free-stone( de grote, zichtbaar blijvende bouwsteen) bewerkten, en in Metselaars, die de Rough-stone verwerkten Langzamerhand werden de Maçons niets dan gewone werklieden; men dwong hen voor een, door het parlement vastgesteld, loon te werken en de pogingen die ze aanwendden om daarin verandering te brengen, de verenigingen die zo met dit doel vormden, werden voor nietig verklaard en ontbonden.
~Edward III ( 1360) werd gezegd dat alle genootschappen van Metselaren en Bouwlieden, al hun kapittels, verordeningen en beloften voor nul en van generlei waarde verklaard worden. Het schijnt echter dat de Maçons zich niet spoedig aan dit besluit onderwierpen, want telkens vond het parlement het nodig de uitgevaardigde verordeningen te vernieuwen.-Een oudere redactie van de oude Metselaarsconstitutie werd in 1840 door Halliwell gevonden en is in oud-Engelse verzen geschreven; waarschijnlijk dateren deze uit 't midden van de XIVe eeuw; ze werden meermalen in`t Duits overgezet. Deze constitutie bestond uit 16 artikelen. Daarin werd o.a. ook bepaald, dat de meester geen onvrij man als leerling mocht aannemen, een ongehuwde mocht niet worden aangenomen en ook geen kreupele, daar de kunst krachtige mannen nodig heeft. Die aangenomen waren, moesten zich door een plechtige gelofte verbinden aan de meesters gehoorzaam te zijn en de landswetten te eren. Ieder jaar moest een vergadering gehouden worden om de gebreken, die men mocht ontdekt hebben, weg te nemen. -
~In een andere oorkonde die in 1815 gevonden werd, maar van latere datum schijnt te zijn, werden ook van degelijke bepalingen gevonden. Ter wille van de curiositeit delen we daaruit het volgende mede."Geometrie of Metselarij is de beste wetenschap - zo wordt geleerd - want er zijn zeven vrije wetenschappen op aarde. De namen van de zeven wetenschappen zijn deze:

1 de eerste is de grammatica, deze leert de mensen goed spreken en goed schrijven;

2. de tweede is de retorica, deze leert de mensen schoon spreken met duidelijke uitdrukkingen

3. de van derde is de logica, zij leert de mensen het ware van het valse te onderscheiden;

4. de vierde is de aritmethica, zij leert de mensen rekenen en alle soorten van getallen berekenen ;

5. de vijfde is de geometrie, zij leert van alle dingen de maat bepalen en alles meten en van deze heeft de Maconnerie haar naam ontvangen

6. de zesde heet musica, zij leert de mens stem en lied, tong en orgel, harp en trompetten gebruiken.

7. de zevende heet astronomie, zij leert de mensen de loop van de zon, van de maan en van de sterren.

Deze zijn de zeven vrije wetenschappen, die alle op een wetenschap gegrond zijn, namelijk op de geometrie; want deze leert de mens de maat van de dingen en dit is nodig voor alle dingen enz. enz. -


~Oudere constituties . Voor en na werden er nog meerdere oude constituties ontdekt, die wij echter hier niet alle kunnen vermelden. Uit dit alles blijkt intussen, en dit te weten is voldoende, dat de Metselaars van oude dagen af aan beschouwd werden als werklieden die boven andere werden voorgetrokken, en dat ze altijd corporaties vormden, die werkelijk broederschappen kunnen genoemd worden. Na de grote brand van Londen in 1666 traden de bouwlieden voornamelijk op de voorgrond. Daar ze enige bepaalde gebruiken hadden en nauw met elkaar verbonden waren, trokken ze onwillekeurig de aandacht van het grote publiek en dit was de oorzaak dat reeds toen vele mannen van naam en vooral geleerden, in de bouwverenigingen werden opgenomen. - Ze wensten tot een vereniging te behoren, die zich bezig hield met een kunst, die zoveel deed voor de beschaving, en zich aan te sluiten bij mensen die met elkaar zo innig en nauw verbonden waren.
~ Onder Jacobus II en Willem III vernemen we weinig of niets van de bouwhutten maar toen onder koningin Anna door het parlement besloten werd belangrijke bouwwerken te ondernemen, herleefden de vier Loges te Londen weer. Daar moesten de plannen worden beraamd; en als de bouwkundigen tezamen waren, kwamen de andere leden ook weer bijeen, om tevens de broederband die hen verbond, nauwer aan te halen Weer werden de oude Constituties hersteld en hernieuwd opnieuw aangedrongen op handhaving van reine zedelijkheid en tegenover de verdeeldheden die zich meer en meer openbaarden op godsdienstig gebied, werd bepaald, dat de Metselaren alleen die godsdienst behoefden te belijden, waarin alle mensen overeenstemmen, maar dat ieder verder vrij blijft wat bijzondere meningen betreft. Sporen van geheime gebruiken bij de broederschap, behalve herkenningstekens bij het groeten enz., vinden we in deze dagen nog niet. Tot een politieke partij was men evenmin afgedaald; eerst later zou, onder Franse invloed, een poging daartoe gewaagd worden, maar die zonder gevolg blijven zou. Toen in 1723 de Groot-Loge werd in 't leven geroepen, kwam er in de toestand enige verandering; toch eerst slechts in zoverre dat alle Loges nu nader met elkaar in betrekking kwamen en er een Opperbestuur was, dat het Oppertoezicht had over alles. De Groot-Loge bestond uit vertegenwoordigers van alle Bouwhutten en zelfs Leerlingen hadden daarin zitting, omdat het onderscheid tussen Meesters, Gezellen en Leerlingen alleen gemaakt werd bij de uitoefening van de werkelijke metselarij. Als leden van de broederschap hadden de daarin opgenomen leerlingen gelijke rechten.
~ de "Oude plichten" , in 1728, kwam daarin verandering.

- Bij de vervaardiging van het Constitutie-boek gebruikte Anderson oude oorkonden, gelijk aan die welke we straks vermeld hebben In overeenstemming daarmede werden door hem dan de "plichten" van de Metselaars opgesteld, die bij de aanneming van een leerling telkens voorgelezen werden; deze, "De oude plichten" genaamd (z. d.) , handelden over

I God en Godsdienst,

II de hoge en lagere overheid,

III de Loges ,

IV de Meesters , 0pzieners, Gezellen en Leerlingen ,

V de leiding van de arbeid,

Vl de handelswijze van de broeders ,

a. in de Loge gedurende de arbeid ,

b. wanneer de Loge-arbeid geëindigd is en de broeders nog bij elkaar zijn,

c. wanneer de Broeders met elkaar buiten de Loge bijeen komen ,

d. in tegenwoordigheid van mede metselaren,

e. in huis en onder vrienden ,

f tegenover vreemde broeders.


~Ze behelzen de oude voorschriften, maar gewijzigd naar de veranderde omstandigheden. Op de mededeling van deze oude plichten volgen dan 39 algemene verordeningen, die de oude gebruiken mededelen en verplichtend maken en tendele bepalingen behelzen betreffende het oprichten van nieuwe Loges. Deze laatste zijn van later dagtekening, daar vroeger de Loges niet geconstitueerd werden. Daar deze oude bepalingen de grondslag vormen van het nog heden in gebruik zijnde, is `t mogelijk niet onbelangrijk hier te vermelden op welke wijze, volgens Anderson's Constitutieboek, de constitutie van een Loge moest plaats hebben. "Eene nieuwe Loge"- zo lezen we in de laatste uitgave van 1855 -"moet, om alle onregelmatigheden te vermijden, plechtig worden ingericht door de Grootmeester en zijn gedeputeerde en Opzieners; of, bij afwezigheid van de Grootmeester, door zijn gedeputeerde met toevoeging van de Logemeester.
~installatie:. De nieuwe meesters en de opzieners van de Loge die gesticht moet worden, behouden hun plaatsen te midden van hun genoten en de Grootmeester vraagt zijn gedeputeerde of hij, de man, die aangewezen is als de meester van de nieuwe Loge, wel heeft onderzocht en bevonden heeft dat hij ervaren is in de edele wetenschap en de koninklijke kunst en goed onderwezen in alles wat hij nodig heeft te weten. Is deze vraag bevestigend beantwoord , dan moet de Ged.°.Mr.°. de kandidaat uit de broeders halen en de Grootmeester voorstellen, terwijl hij zegt: Zeer eerwaarde Grootmeester, de broeders hier wensen een nieuwe Loge te stichten en ik stel u deze mijn waardige broeder voor als hun meester, die ik ken als een man van goede zeden en grote bekwaamheid, als trouw en ijverig en als een vereerder van de broederschap, gelijk die over de gehele aarde verspreid is. - De Grootmeester plaatst daarop de kandidaat aan zijn linkerhand, en nadat hij dan de broeders hun toestemming heeft gevraagd en deze heeft verkregen, zegt hij : "Ik constitueer deze goede broeders tot een nieuwe Loge en benoem u tot haar meester", waarbij hij dan enige passende woorden voegt. Daarop moet de gedeputeerde de verplichtingen van een Meester voordragen en de Grootmeester moet de kandidaat vragen: "Wilt gij u aan deze plichten onderwerpen, gelijk de meesters ten alle tijde gedaan hebben", Wanneer de kandidaat dit belooft, moet de Grootmeester hem door enige veelbetekenende ceremonieën en oude gebruiken in zijn ambt inwijden en hem de constitutie, het Logboek en de insigniën van zijn ambt overhandigen; niet alles opeens, maar na elkander en telkens zal de Grootmeester of zijn gedeputeerde kort die verplichtingen herhalen, die bij ieder voorwerp passen. Daarna moeten de leden van de nieuwe Loge zich voor de Grootmeester plaatsen , hem danken en dan hun nieuwe meester als zodanig begroeten en hem beloven zich ook aan hem te zullen onderwerpen. Hierop moet de Grootmeester de nieuwe meester uitnodigen de plichten van zijn ambt in zoverre uit te oefenen, dat hij zijn opzieners kiest.

- De nieuwe Meester roept dan twee van zijn medeleden op , stelt ze de Grootmeester voor en vraagt de Loge om haar toestemming. Is deze verkregen, dan deelt een van de Groot-Opzieners ook de verplichtingen van de Opzieners mede en vraagt of de nieuwe opzieners die op zich willen nemen, waarop de nieuwe Meester hen met de tekenen van hun waardigheid bekleedt en zo in hun ambt inwijdt". Een zo geconstitueerde Loge moet in het boek van de Grootmeester worden ingeschreven en van haar bestaan aan de andere Loges kennis gegeven worden.


~De "plichten des Meesters" zijn volgens het Constitutie-boek (1 t/m 7), de volgende:

l. Hij belooft (agree) een goed en verstandig man te zijn en streng de zeden wet te zullen gehoorzamen

2. hij zal zijn een vreedzaam onderdaan en zich gewillig onderwerpen aan de wetten van het land waarin hij leeft;

3. hij belooft nooit met samenzweringen te zullen in laten, maar zich rustig aan de hoogste wetgeving te zullen onderwerpen;

4. hij belooft de overheid de haar verschuldigde achting te bewijzen, ijverig te arbeiden, eerbaar te leven en eerlijk te zijn tegenover alle mensen;

5. hij belooft in ere te zullen houden de oorspronkelijke leiders en patroons van de Orde van Vrijmetselaren en hun rechtmatige opvolgers en zich zullen onderwerpen aan de beslissingen van hun broeders, die in een vergaderende Loge genomen wordt in alle zaken die overeenstemmen met de wetten van de Bond

6. hij belooft bijzondere geschillen te zullen vermijden en zich te zullen hoeden voor onmatigheid en uitspattingen;

7. hij belooft voorzichtig te zijn in zijn ondernemingen en welwillend tegenover de broeders en trouw aan de Loge;

8. hij belooft ware en trouwe broeders te zullen achten, daarentegen bedriegers en hen die

van 't oorspronkelijk doel van de Orde afwijken, in geen opzicht te zullen dulden

9 hij belooft het algemeen welzijn van de broederschap te bevorderen, de deugden van de samenleving te zullen beoefenen en de kennis van de geheime kunst (mystic art) uit te breiden, zoveel hun invloed daartoe bij machte is;

10. hij belooft gehoorzaamheid aan de Grootmeester en zijn beambten en zich trouw aan de voorschriften van de Groot-Loge te zullen houden;

11. hij erkent (admit) dat het niet in de macht van een mens of van een aantal mensen ligt nieuwigheden in de Vrijmij.°. in te voeren;

12. hij belooft geregeld bij de vergaderingen van de Groot-Loge, waartoe hij wordt uitgenodigd, te verschijnen en de plichten, die de vrijmetselarij oplegt, bij alle voorkomende gelegenheden te zullen beoefenen,

13. hij erkent dat geen nieuwe Loge kan gesticht worden zonder de toestemming van de Grootmeester of van zijn Gedeputeerde en dat men een onregelmatige Loge niet mag erkennen , noch zulke personen die daarin opgenomen zijn en geen openbare optochten van Metselaren in hun ordegewaad mogen gehouden worden zonder de uitdrukkelijke vergunning van de Grootmeester of van zijn Gedeputeerde,

14. hij erkent dat niemand regelmatig Vrijmetselaar aangenomen of lid van een Loge worden kan zonder een nauwkeurig onvan dezoek en dat geen broevan de tot een hogere graad kan bevorderd worden dan met opvolging van de wetten van de Groot-Loge;

15. hij belooft dat geen bezoeker in zijn Loge zal worden toegelaten, zonder nauwkeurig onderzoek en niet dan na overlegging van zulke oorkonden waaruit de opname in een regelmatige Loge kan blijken -


~In de approbatie van het Constitutieboek van 1728 deelt de Grootmeester de redenen mede, waarom men zo een boek liet samenstellen en uitgeven: "omdat - door de verwarring die de Saksische, Deense en Noorse oorlogen veroorzaakten, de oorkonden van de Metselaren veelvuldig bedorven waren, hadden de Vrijmetselaren van Engeland het tweemaal nodig geacht , hun constitutie, plichten en verordeningen te verbeteren, de eerste maal onder de regering van de Saksische koning Athelstan en veel later onder de regering van de Normandischen koning Eduard IV. De receptie geschiedde na een onderzoek dat vrijwel overeenkomt met 't geen nog heden geldt. De bevordering tot Meester en Metgezel geschiedde eerst door de Gr.°. Loge, die ieder kwartaal gehouden werd. Weldra werd dit echter naar de afzonderlijke Loges overgebracht. Iedere jaarlijkse Gr.°.L.°. had het recht nieuwe verordeningen te maken, maar altijd zo, dat de oude Landmerken zorgvuldig werden in acht genomen. Langzamerhand nam het aantal Loge-beambten toe. Uit de afgetreden Groot-Officieren en Loge-ambtenaren werd een schaar van uitgelezenen gekozen, een elite van de Broederbond. De openbare optochten kwamen meer en meer in gebruik en ook het ceremoniële bij de Loge-vergaderingen werd aanmerkelijk uitgebreid. De verdeling in drie graden werd veel strenger toegepast dan tevoren. Werd de eenheid van de broeders daardoor licht verbroken, in `t algemeen zien we vele misbruiken langzamerhand binnensluipen.
~Intussen steeg het aantal Loges. In Nov. 1740 waren er te Londen alleen 115

- In de graafschappen schijnt men langen tijd geen notitie te hebben genomen van de Londensche Groot-Loge en haar inrichting. - De oude Loge te York bestond nog lang na de oprichting van de Groot-Loge slechts uit enkele van de oude leden, en oefende weinig invloed op de omgeving uit. We weten niet zeker of in de provinciën nog niet vele van de oude Bouw-Loges bestonden en wellicht nog bestaan, welke hoofdzakelijk uit werkelijke bouwlieden bestonden. In Schotland bestaan nog heden, en onder goedkeuring van de Gr.°. Loge, Loges van werk-masons, d.i. van hen die de metselarij en de bouwkunst in 't algemeen feitelijk nog uitoefenen. Dat er waren die pogingen aanwenden om de zich meer en meer uitbreidende verenigingen voor politieke doeleinden te gebruiken, kan niemand verwonderen. In 1725 is voor het eerst sprake van Hogere Graden, als een uitvinding van de Schot Ramsay. - Niet altijd bloeide de Vrijmij.°. in E.- in een gelijke mate. Politieke omstandigheden oefenden natuurlijk daarop invloed uit. Franse krijgsgevangenen, en Schotse en Engelse partijgangers brachten vaak onheilig vuur op `t altaar. Als gevolg daarvan ontstond er in 1745 naast de Gr.°. Loge, een nieuwe vereniging, die eerst later een bepaalde gestalte kreeg en toen optrad onder de naam Ancient Masons (Oude Metselaren).


~Het begin van de Ancient Macons. In 1745 ontstond naast de Gr.°. Loge, een nieuwe vereniging, die eerst later een bepaalde gestalte kreeg en toen optrad onder de naam Ancient Maçons (Oude Metselaren). Het gelukte deze een Gr.°. Loge te vormen, en met de Gr.°. L.°. van Schotland in betrekking te komen. Daar ze de Hertog van Athole voor een lange reeks van jaren tot hun Grootmeester kozen, werden ze ook wel Athole-Metselaren genoemd. Eerst in 1818 heeft deze Gr.°. Loge zich met de andere verenigd: haar laatste Grootmeester was de Hertog van Kent, terwijl zijn broer de Hertog van Sussex G.°.M.°. van de Ouder G.°. L.°. was en veel deed om de beide corporaties te verenigen. - In 1767 traden enige leden van de oude Londense Gr.°. L.°. op met de bewering dat ze in een hogere graad, die ze Royal Arch noemden, de kwintessens van de Vrijmij.°. bezat (Zie. ook Sussex, Hertog van -). De verenigde Grootloge is nooit weer tot haar oorspronkelijke eenvoud teruggekeerd; ze heeft wel de "Oude plichten" in hoofdzaak behouden, maar erkent naast de drie Graden van Meester, Metgezel en Leerling ook de hoogste Orde van den heiligen Royal-Arch en noemt ze de "verenigde Groot-Loge van de oude Engelse Vrijmetselaren".
~Onder het Grootmeesterschap van de Earl van Zetland werden de betrekkingen met de drie Pruisische Groot-Loges afgebroken, omdat joodse broeders, hoewel voorzien van een diploma van de Engelse Groot-Loge, daar niet werden toegelaten. De Montfiore-Loge te Londen wist in 1877 een beweging in `t leven te roepen ten gunste van de formele opname van Israëlieten. De Grootloge bleef echter tegenover deze beweging lijdelijk toezien omdat ze, zo beweerde ze, niet wilden ingrijpen in de huishoudelijke aangelegenheden van andere Gr.°. Loges.-De Earl van Zetland legde in 1870 zijn waardigheid neer en hem volgde de Ged.°..Gr.°. Mr.°. Earl van Grey and Ripon. 0p 't onverwachtst ging deze in 1874 tot de Rooms Katholieke Kerk over, en deed tevens -zonder er nader rekenschap van te geven, afstand van zijn waardigheid. In zijn plaats werd de Prins van Wales (Albert Eduard) tot Grootmeester verkozen en de 29 April 1875 plechtig geïnstalleerd. De belangrijkste gebeurtenis die onder zijn bestuur plaats vond, is de breuk van Engeland met het Gr.°. 0.°. van Frankrijk, omdat de laatste het geloof aan God en onsterfelijkheid uit zijn statuten wegnam.

De Oppergraden zijn nu (1884), door de invloed van de Prins van Wales, feitelijk met de symb.°. Graden vereenzelvigd en de vrees is niet ongegrond dat de Hogere Graden de gewone zullen verdringen.


~Tegenwoordig (1882) bestaan in E.- de volgende Opperbesturen en Loges:

A. United Grand Loge of England met 82 provinciale Gr.°.Logos in Engeland en de Koloniën: 1754 Loges, met 101.285 leden. Gr.°.Mr.°.Pr. Albert Edward, Prins van Wales

B. Het Royal-Arch-Kapittel waartoe in Engeland 85 en buiten Engeland 84 Grootkapittels. Daartoe behoren 532 in Engeland 100 daarbuiten en 3 militairen Loges.

C. Het "Supreme Council of the ancients and accepted Scottish Rite for England, Wales and the Dependencies of the Britisch Crown "Patroon de Prins van Wales. Daartoe behoren 75 Rozenkruiskapittels.

D. De Mark-Masonry met 18 Prov.°. Groot-Loges in Engeland en buitenlands met 223 Loges. E. De Tempel Orde, Patrones de Koningin, Grootm.°. De Prins van Walis.

F. De "Masonic and Military Order of knights of Rome and of the Red Cross of Constantin".


Engelhardt Het " Algemeen woordenboek voor Vrijmetselaren" behelst onder dit art. het volgende verhaal , dat we menen te moeten overnemen, hoewel we voor de historische waarde er van natuurlijk niet kunnen instaan. "Op 14e Juni 1828 wordt het Hollandse koopvaardij schip Minerva, van 400 ton, onderweg van Batavia naar Europa, met o.a. Br.°.Engelhart oud Ged.°.Nat.°.Mr.°. in

Nederlands Indië. Op de hoogte van de Braziliaanse kust ontmoette dit schip een kaper onder Spaanse vlag, De Minerva werd overmeesterd en de kapitein beval de gehele bemanning over de kling te springen. Eensklaps treft een ingeving de Br.°. Engelhardt. Hij meent in de Spaanse kapitein een Maçonnieke Br.°. te herkennen en maakt zich als V.°. M.°. bekend, hem zijn waardigheid en betrekking te kennen gevende. De kapitein, twijfelt en vordert bewijzen. De tekens en woorden stemmen niet overeen, en onze Bb.°. vrezen met recht nieuwe vervolgingen van de kant van een volk wat zich als vijand van de Vrijmij.°. beschouwden. Zij gedurende de strijd hun Maç.°. legitimaties in zee geworpen, maar gelukkig werden er op hetzelfde ogenblik enige overblijfselen, die nog drijvende waren, opgevist, onder anderen een in tweeën gescheurd diploma op perkament, dat onder de ogen gebracht werd van hem, die dit verhaal onweersprekelijk bevestigt. Op dit gezicht houdt alle twijfel op. De Spaanse kapitein herkent zijn Bb.°., omhelst hen, geeft mensen en goederen vrij en herstelt de geleden schade, gebruikt alle voorzorg, om hen voor de mishandelingen van zijn scheepsvolk te vrijwaren, waarvan het grootste deel, even als hij, tot een Loge, in het 0.°. van Ferrol, in het jaar 1821 georganiseerd, behoorde, en waar zij gedurende enige maanden gearbeid hadden; hij weigert elke beloning en geeft hen een geschrift, dat hen veiligheid op hun reis beloofde.


Engels systeem Engels systeem
~De geest van dit systeem
Tot aan het jaar 1818 was de Engelse Vrijmij.°. in twee systemen verdeeld. Zij die zich zelf Ancient Masons en hun tegenstander des Movan de Maçons noemden, hielden aan de Yorker ritus vast, die vandaar gewoonlijk het oud-Engelse systeem genoemd wordt. Daartegenover wordt het door de Gr.°.L.°. te Londen gevolgde systeem het Nieuw-Engelse genoemd, hoewel dit inderdaad op de eerste oorkonden en overleveringen gegrond is (Zie Engeland). Beide delen van de Engelse Vrijmij.°.. zijn echter in 1818 verenigd en nu verstaat men onder het Engelse systeem (English rite) de door de verenigde Groot.Loge aangenomen ritus. Deze wordt in art. 2 van het bij de bij de vereniging aangenomen vereniging verdrag aldus gekarakteriseerd : "Het is uitgesproken geworden, dat de zuivere oude Metselarij bestaat uit niet meer dan drie graden, namelijk die van Leerling, Gezel en Meester met insluiting van de hoogste Orde van de Heilige Royal-Arch (suprème order of the Royal Arch). Dit belet intussen niet, dat een Loge of een kapittel een samenkomst houdt in een graad van de Ridderorden, volgens de oorspronkelijke instellingen van bedoelde Orde. -
~De geest van dit systeem
wordt het best gekend uit de hoofdinhoud van de z.g. "Oude plichten", welke volgens de uitgave van het Constitutieboek van 1818 aldus luiden:

~1 Een Vrijmetselaar is, als zodanig, verplicht de zedenwet te gehoorzamen,

en wanneer hij de kunst goed verstaat zal hij noch een dwaze godslasteraar, noch een ongelovige vrijgeest zijn. Beter dan enig ander mens zal hij weten, dat God niet ziet gelijk een mens ziet; want een mens ziet op de uitwendige verschijning, maar god ziet het hart aan. Een V.°.M.°.is daarom bijzonder verplicht niet tegen het gebod van zijn geweten te handelen. Laat de godsdienst van een man en de aard van zijn godsverering zijn, gelijk ze is, hij is daarom van de Bond niet buitengesloten , wanneer hij slechts gelooft aan de hooggeprezen Bouwmeester van hemel en aarde en de heilige lichten van de zedelijkheid beoefent. De Vrijmetselaren verenigen zich met de deugdzamen van iedere overtuiging in de vaste en heerlijke band van de broederlijke liefde; ze zullen de dwalingen van hun naasten met medelijden beschouwen en er naar streven de hogere voortreffelijkheid van hun geloof door de reinheid van hun eigen levenswandel te bewijzen. Zo is de Vrijmij.°. het middelpunt van de vereniging tussen goede en oprechte mensen en het gelukkige middel om vriendschap aan te kweken tussen hen die anders in voortdurende verwijdering van elkander blijven moeten.

~2. Een V.°.M.°. is een vreedzaam onderdaan van de burgerlijke overheid

; waar hij ook woont en werkt, en mag zich nooit mengen in samenzweringen of verenigingen die verraad plegen tegen de vrede en de welvaart. Hij is bereid zich aan elke wettige macht te onderwerpen , bij iedere gelegenheid het heil van de samenleving te bevorderen en de welvaart van zijn vavan deland te helpen vermeerderen. De Vrijmij.°. heeft altijd gebloeid in dagen van vrede en is altijd door oorlog, bloedvergieten en verwarring benadeeld geworden, zodat koningen en vorsten ten allen tijde genegen zijn geweest de werklieden wegens hun vreedzaamheid te ondersteunen. De werklieden zijn door bijzondere verplichtingen verbonden de vrede te bevorderen, eendracht te handhaven en in eenheid en broederlijke liefde te leven. - Het Engelse systeem is het enige dat de Gr.°.L.°. van Engeland erkent en dit wordt voornamelijk door vele Duitse Gr.°. Loges gevolgd.


ENGLISH MASTER. Story of the Grade.
Ceremonial Procedure.
Follies of the Grade.
French Origin.
Source.
ENGLISH MASTER. There is no need to say-and it will be made evident by the researches incorporated into the present work-that the ANCIENT AND ACCEPTED RITE, and such mammoth collections as the ORIENTAL ORDER OF MIZRAIM and the ANCIENT AND PRIMITIVE RITE OF MEMPHIS do not represent Grade sequences which sprang into existence suddenly at particular dates, but are for the most part drawn together from antecedent sources, by which I mean that their Grade-elements pre-existed in a state of isolation or grouped in smaller collections. The Eighth Grade of MIZRAIM is called ENGLISH MASTER, but it was extant in a detached form many years before that Rite appeared on the horizon of Masonic history. I have inspected what is certainly a rare and perhaps an unique French Ritual in a hand belonging to the last decades of the eighteenth century. It consists of

(I) Ceremonial Procedure, in which the rubrics and dialogue are combined in a confusing manner;

(2) an elaborate Obligation, having clauses reminiscent of the Pledge taken in the ENTERED APPRENTICE DEGREE, according to the ENGLISH RITE;

(3) an Historical Discourse, and

(4) a Catechism, presenting the chief features of the Grade in summary form.

Variants of the Ritual are found under several Obediences.
Story of the Grade . The Celebrants or Chief Officers of the Grade are Solomon and the King of Tyre. The symbolical time is subsequent to the death of the Master-Builder, whose mausoleum forms part of the design exhibited by the Tracing Board. In return for the cedars of Lebanon and other materials for the building of the Holy Temple, supplied from the regions of Tyre, Solomon appears to have promised not only the wheat and the barley, the wine and the oil mentioned in Scripture, but a province de trente gouvernements, delivery to take place after the completion of the building. A year has elapsed, however, and the pledge is still unfulfilled. Hiram, moreover, has visited the district to be ceded and has found it a sandy desert, peopled by undisciplined hordes and calculated to prove a burden instead of an advantage. He determines therefore to visit King Solomon in search of a settlement. On arriving at the royal palace he is led to an apartment where Solomon is meditating sorrowfully on the death of his architect, and such is the demeanour of King Hiram that Manon, one of Solomon's favourites, suspects that there is a design against his master. He follows therefore, and listens outside the door while the two kings confer. He is seen by Hiram, who rushes out and seizes him. The execution of the eavesdropper is demanded, and Solomon has considerable difficulty in persuading his visitor that from the favourite's known integrity and devotion to his own person he could be actuated by no selfish motive, or mere criminal curiosity Seeing at last where his personal interests lie, the King of Tyre is persuaded, and the alliance between the two kings is renewed on a satisfactory basis.
Ceremonial Procedure.. This is the traditional history and it is this which is represented dramatically in the Grade-procedure. The Candidate represents the favourite, who is seen by King Hiram listening at the door of the Lodge, is dragged violently in, and when after the ordeal and humiliation he has been forgiven at the instance of Solomon, he is taken to the altar, is pledged duly and received not only as an English Master but is told that he is destined to occupy the exalted position left vacant by the untimely death of the Master-Builder.
Follies of the Grade.. His qualifications for the post do not appear, nor is there any longer need that it should be filled, seeing that the Temple is finished; but this is one incident only in the general imbecility by which the Grade is characterised. I need not spealc of the mental impression created by a King in Israel advancing his favourite to the rank of an English Master, nor-when this is condoned -of the fact that the Candidate is obligated by Solomon on the Holy Gospels. The limit is perhaps reached when it is explained that the word Jehovah represents not only the Name of Him Who is Grand Architect of the Universe, but signifies in this Grade: " Give thanks to God, because the work is finished"-meaning the work of the Temple. Finally, Solomon, King of Israel, Hiram, King of Tyre, and the Master-BuiIder are symbolical of the Theological Virtues Faith, Hope, and Charity.
. French Origin.. Such, and so summarised in ample form, is one melancholy example of extensions arising out of the central Craft Legend. Such also is a typical example of side-Grades in the eighteenth century. I believe it to be of French origin, but the question does not signify. It seems to me that only a French Freemason-and of course one of that period-could have suggested that the twenty-seven lights which illuminated a Lodge of ENGLISH MASTERS were significant of the thousand candlesticks which lighted the Temple at Jerusalem. The force of folly cannot further go.
Source.--The authority for this notice is the Ritual in manuscript already mentioned and called MAITRE ANGLOIS OU FAVORI.


ENOCH ENOCH,
Enoch, the fifth from Seth,
Enochian Initiation.
Enoch in the Zohar.
The Magical Tradition.
Masonic Reflections.
Mackey;.
ENOCH. The living channels of the Secret Tradition in Israel-otherwise the successive mouthpieces-according to the Tradition itself, are Enoch, Abraham, Moses, Solomon, and then-after long ages-as one born far after due time, Rabbi Simeon ben Yochai at the beginning of the Christian Dispensation, a Greater Exile for Jewry. The romancewriters-who passed as historians of Masonry before and after the formation of the UNITED GRAND LODGE-knew nothing whatever of the last, for Kabalism was reflected into their reveries at second and third hand. But they knew-confusedly and vaguely-that there was a Secret Tradition. in Israel, and some gleams concerning it were splintered on their glass of vision from people not themselves, and not of the Masonic Brotherhood, who derived certain rumours at a distance from yet others, being those who had dipped into Picus de Mirandula, Reuchlin, Archangelus de Burgo Nuovo and Baron Knorr von.Rosenroth. The manner in which it was reflected revealed to them Masonry everywhere, or if any of the goods and chattels in which they and their authorities dealt could not be called Masonry by any stretch of a Georgian cum William IV imagination, it was then a debased substitute. Of Enoch who walked with God till he was not for God took him there are strange theosophical reminiscences in the SEPHER HA ZOHAR and its adjuncts; there are also Talmudic stories. Their final reflection into the annals of Masonry was summarised as follows in the year 1764
" Enoch, the fifth from Seth, who prophesied of the deluge and conflagration, lest arts and sciences should slip out of the knowledge of men, raised two columns, one of brick, the other of stone, and inscribed their inventions upon them, that, if the pillar of brick happened to be overthrown by the Flood, that of stone might remain; which Josephus tells us was to be seen, in his time, in the land of Siriad."
Enochian Initiation. The significance of the name Enoch, otherwise Henoch-connects in Hebrew with instruction, which offered to Masonic minds of the past a path of easy transition to the notion of initiation. To him therefore is referred the first institution of Mysteries, or alternatively their specific development and direction. Such a notion is of course implied by the attribution of the Secret Tradition to which I have referred. It is current in two forms, being that according to which he was thc recipient of heavenly wisdom sent down from heaven itself, in the shape of arch-natural books, and that which represents him as taught by earlier patriarchs, who were taught themselves by Adam, that mournful custodian of Divine Science reflected from the lost estate of Paradise. The approximate source of both is the SEPHER HA ZOHAR, behind which lies a mass of oriental tradition, a part only of which has been gathered into the Talmuds.
Enoch in the Zohar. The heads of tradition in the ZOHAR nay be summarised shortly thus:

(I) THE BOOK OF THE GENESIS OF MAN, containing the Mystery of the Name of God, was communicated to the first man, and it taught him the Supreme Wisdom.

(2) It came down from heaven, being carried by a " Master-Angel."

(3) When Adam was driven out of Eden he held it close to his breast, which notwithstanding it vanished out of his keeping, but was restored afterwards because of his tears and prayers.

(4) The Angel by whom it was brought originally is he who is called Raziel, and he is the Chief of Supreme Mysteries.

(5) The Angel by whom it was returned is named Raphael.

(6) The contents were to be kept secret, for Hadraniel-another angel--informed Adam, that none of the heavenly choirs were permitted to know the central secret therein.

(7) It related to the foundation of the world in wisdom.

(8) Before he left this life, it would appear that Adam had authority for the transmission of the book to his Son Seth, its later custodians being Enoch, Noah and Abraham.

(9) The most favoured of all was Enoch, for to him were confided " all treasures of the celestial world," and his place was in the superior heaven.

(IO) He beheld the Tree of Life in the midst of the Garden.

(II) This was presumably after his translation, when it is even said that he became Metatron, the Great Angel of the Presence, the vesture of Al Shaddai and the Chief of the Heavenly Legions.

(I2) After God took him it is said that the Book of Adam was known as the Book of Enoch. These extracts are derived from Section Bereshith and from the Appendix entitled Tossafoth at the end of the Commentary on EXODUS.
The Magical Tradition. There is extant a Boox OF RAZIEL, which belongs to the magical side of Kabalism, and it represents the Secret Tradition as descending from Adam to Enoch, but that tradition is presented under aspects by which it calls to be distinguished from the sacred storehouse of Zoharic theosophy. There is also the BOOK OF ENOCH, to which a place of importance is assigned among Old Testament Apocrypha. It has been referred to various dates and among others to the beginning of the Christian era. As it contains the supposed visions of the patriarch, there is no need to say that it does not pretend to be " the book sent down from heaven." It is of the class of apocalyptic writings, and Augustus Le Plongeon supposes thawt under this form the author delineated the circumstances and experience of his initiation into the Mysteries-whether those of Eleusis, Isis or Mithras does not appear. There is as much and as little reason to adopt this scheme of interpretation in the case of the BOOK OF ENOCH as there is in that of REVELATION. Indeed the great dramatic pageant which unfolded for him who was " in the spirit on the Lord's Day"-were there a choice between two impossibilities-might be less intolerably regarded as a Rite reserved to epopts under the aegis of a Secret Church in Christ. Those who are concerned can make a comparison of the texts on their own part, and I leave it in their hands. Be there added as an obiter dictum that in its true understanding the life of vision is an ordered life of initiation, and this is the sense in which Novalis said that our life is not a dream but that it ought to become one. Is there any initiation in the wide and age-long world of Instituted Mysteries to compare with that vision which was granted in Dominica suprema to the Seer of Patmos ?
Masonic Reflections. Though Enoch-if the truth must be said-neither established nor revised initiations, whatever the implications of his name in Masonic minds, the book of the visions which he did not see has passed into the life of Masonry in a Grade of the SCOTTISH RITE and has been reflected at a far distance into the HOLY ROYAL ARCH. These facts remain for our consideration at a later stage. Here I need say only

(1) that God shewed Enoch nine vaults in a vision-according to the BOOK OF ENOCH;

(2) that he and his son Methuselah built an underground temple in the bosom of the mountain of Canaan on the pattern thus exhibited-vault beneath vault descending-and every roof vaulted, having Divine Names and Titles emblazoned thereupon;

(3) that in fine Enoch constructed two triangles of refined gold and wrote the Great Name thereon;

(4) that he deposited one of them in the ninth or lowermost arch and entrusted the other to Methuselah. The last point is one of the familiar devices to indicate that the Secret Tradition passed on from age to age and was never without a witness.