Maçonnieke encyclopedie-E.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
Elische School
Elohim
Elohist
Engel
~Godsdienstgeschiedenis
Erelid
Engelse Ritus
Eeuwig licht
Eeuwig Oosten
Egelantier
Ego
~Egocentrisch
~Egocentrisme
~egothiek
~egotisme
Eindhoven, O.°.N.F.
El
Eleusiniën
ELIAS ARTISTA
Behind the Dream.
Elisabeth
Elus-Coëns
Elus de la Verité
Emmanuel
Emerech
EMPERORS OF THE EAST AND WEST
The Council and the Scottish Rite.
Sequence of Grades.
STORY OF THE RITE.
Emunah
ENCAUSSE GÉRARD
Occult Groups.
Martinism.
A Rosicrucian Order.
Engbund
Elische School, later Elisch-Eretrische School, Griekse wijsgerige school, te Elis in de Peloponnesos gesticht door Sokrates' leerling Faidoon, naar wie de beroemde dialoog van Platoon is genoernd. De wijsgeer en staatsman Menedemos bracht haar leer, niet zonder belangrijke wijziging, over naar Eretna op Euboia, waar de jongere richting de oudere spoedig overvleugelde. Beide groepen vertonen verwantschap met de sofistiek (eristiek) en met de cynici (alleen identiteitsoordelen zijn waar). Wel hadden zij meer oog voor culttuur in kunst- en staatsleven. Een van de punten waarom men uiteenging, raakte de samengestelde oordelen, die door de Elische School werden aanvaard, maar door de Eretrische werden verworpen.
Elohim [Hebr., mv. van Eloah, God]
Mackey:
oudtestamentische benaming voor God, naar de vorm meervoudig, naar de betekenis meestal enkelvoudig gebruikt. De meervoudsvorm moet worden opgevat als de samenvatting van alle goddelijke krachten. Soms worden ook de dodengeesten Elohim genoemd (1 Sam,. 28,13); het woord kan dus allerlei inhouden hebben. De eigennaam van Israels God is Jahwe; men heeft gemeend de verhalen in de Pentateuch in twee grote groepen te kunnen splitsen, van verschillende auteurs afkomstig, van welke de ene God Elohim en de andere Jahwe noemt (elohist). In de psalmen 42-83, die oorspronkelijk een zelfstandige verzameling zijn geweest, is de godsnaam Jahwe verdrongen door Elohim. Volgens de Duitse theoloog O.Eissfeldt zou dit bewijzen dat in een bepaalde tijd Elohim een rol heeft gespeeld die later aan Adonaj is toegevallen, met de bedoeling de als verouderd beschouwde Jahwe-naam te vervangen
Elohist (afkorting E.) aanduiding voor een van de bronnen van de oudtestamentische Pentateuch, waarvav de schrijver God Elohim noemt (tegenover de jahwist, die de godsnaam Jahwe gebruikt). De splitsing van de bronnen opgrond van het gebruik van deze namen is juist, maar moet met andere criteria worden aangevuld. Het elohistische verhaal loopt van Gen. 15 tot de verovering van Kanaan (in het boek Joz.) en mogelijk nog verder. Vaak rekent men de decaloog uit Deut. 5 en het Bondsboek tot de elohist. Waarschijnlijk is het oorspronkelijk geschrift van de elohist ca. 8e eeuw v.C. in Noord-Israël ontstaan; oudere bronnen zijn bij de samenstelling gebruikt. Litt. 0. Eissfeldt, Einl. in das A.T. (1964); 0. Kaiser, Einl. das A.T. (1969).
Engel [<Gr. angelos, bode, vert. van het Hebr. malach], m. (-en), Engel
1. bode of gezant van God, onstoffelijke hemelgeest, schepsel dat tussen God en de mens staat (ENc.): de engelen des bernels; een - Gods; in toepassing op de afvallige engelen: de val der engelen; de - der duisternis, de duivel; in zegsw. : de engelen schudden hun bedden uit, (scherts.) het sneeuwt; (gemeenz.) het was of er een engeltje op mijn tong pieste, het was zeer lekker; zijn goede -, zijn beschermengel; hij spreekt als een - en doet als een bengeI; mensen zijn geen engelen, zijn niet zonder gebreken; van een - een duivel maken, ," iemand tergen, hels maken (door knorren, vitten enz.); een reddende -, redder uit de nood; u komt als een - uit , de hemel, juist op het goede moment; ,
2. afbeelding (ENc.) : een orgel met twee , engelen erop;
3. iemand met de eigenschappen die aan engelen toegekend worden, hetzij met betrekking tot het betonen van liefde en toewijding, hetzij met betrekking tot liefelijkheid van uiterlijk; een toonbeeld van een mens: engelen van kinderen; zij is een -; in passieve zin als liefkozingswoord: mijn - !
4. in de hemel opgenomen afgestorvenen.
~Godsdienstgeschiedenis . In het 0.T. is van de oudste tijden af sprake van engelen, die als boden van Jahwe optreden en verschillende namen dragen (cherubs, serafs, ook wel zonen Gods in de zin van goddelijke wezens). Een bijzondere plaats heeft de engel des Heren, blijkbaar als verschijningsvorm van Jahwe bedoeld. Voor de ballingschap is er geen sprake van een engelenleer; deze ontwikkelde zich pas daarna, toen op de transcendentie van God steeds sterker nadruk werd gelegd. Pas in het boek Daniel (ca. 165 v.C.) vinden wij engelnamen als Michael, de beschermengel wij hier een rangorde (aartsengelen). Oosterse invloeden (vooral het parsisme zullen hier wel ingewerkt hebben. In het N.T. zijn de engelen niet zo zeer tussenpersonen tussen God en de mens, omdat Christus zelf de verbinding vormt. Wel wordt alle nadruk gelegd op hun tegenwoordigheid bij Cristus wederkomst. Waar de evangelisten verhalen van de dingen die voor Jezus komst of na zijn heengaan gebeurden hoort men weer van engelenverschijning (angelofanie). Over de gevallen engelen handelen Judas 6,2 en Petrus 2,4. In de oudchristelijke geschieden is mede door de geschriften van Pseudo-Donysius Areopagita, de engelenleer ontwikkeld. Hij neemt van boven tot beneden drie klassen van engelen aan die de hemelse hierarchie vormen:
1. serafs, cherubs, tronen;
2. heerschappijen, machten, krachten;
3. beginselen, aartsengelen, engelen.
Deze leeer is diep in de kerk ingedrongen, ook in de prectijk van de verering, en is in de kerken van het Oosten goeddeels levend gebleven. De hervorming heeft haar afgewezen en zich tot de bijbelse gegevens bepaald, waarbij de engelenleer vrijwel pro memorie werd gehandhaafd. In de rooms-katholieke liturgie en theologie bleven de engelen hun plaats behouden, tevens in de vroomheid, waarin de beschermengel (engelbewaarder ) een duidelijke plaats had. In het algemeen hebben rationalisme en litteratuur engelen herleid tot dichterlijke personificaties van goddelijke krachten of werkzaamheden
Litt. E. Peterson, Das Buch von den Engeln (1955); H. Schlier, machte und gewalten im N.T. ( 1958) ;C.Westermann, Gottes Engel brauchen keine Flugel (1965).
Erelid. Leden van andere Loges, die zich bijzonder onderscheiden kunnen als zodanig benoemd worden. Ze hebben de zelfde rechten als gewone leden, maar hebben geen beslissende stem.
Engelse Ritus= E.R.
Eeuwig licht E.°.L.°.
Eeuwig Oosten E.°.O.°. Bij sommige systemen in gebruik bij het overlijden van een lid. Deze term slaat op de term eeuwig leven uit de christelijke theologie. Hierbij wordt het leven niet slechts als eeuwig opgevat in de zin eindeloos, maar kwalitatief, in de zin van een gemeenschap met God en als zodanig onderscheiden van het tijdelijke, stervelijke leven in deze wereldbedeling. Vandaar dat het eeuwig leven geacht wordt reeds in deze bedeling het deel te zijn van de mens die gelooft, d.w.z. in betrekking tot God, de Eeuwige, staat. Eeuwigleven staat tegenover eeuwige dood. De leer van het eeuwigleven strijdt met de opvatting van de zielsverhuizing, de eindeloze kringloop van het geschapene en vernietiging van het bestaan bij de dood. Het eeuwige leven komt als laatste van de 12 .Artikelen des Geloofs voor.
Egelantier [Amsterdam Vallei] Kap.°.nr. 4 "De Egelantier", Oosteinde 27, Amsterdam 18° Loge van "LE DROIT HUMAIN" Het Charter is van 23 Aug.1913 en o.m. getekend door de Bbr.°.W.B.Fricke, J.L.C. v.Meerwijk, H.v.Poeteren, en Zr.°.H.C.v.Ginkel Deane
Egelantier [(eglantier) < Fr. , m., -en, -s]
Rosa rubiginosa, in heggen, bossen, langs wegen, vooral in duinen vrij algemeen voorkomende roosachtige heester met korte takken en ongelijke stekels, zinebeeld van de Amsterdamse rederijkers kamer.
Ego [Lat. ik] In de psychoanalyse wordt de term gebruikt voor dat deel van van de persoonlijkheid, dat het contact legt en onderhoud met de werkelijkheid van de buitenwereld en de aanpassing daaraan bewerkstelligt.
~Egocentrisch [<Lat: ego, ik, centrum, middelpunt], bn., bij wie het eigen ik steeds het middelpunt van denken en handelen is, die alles op zichzelf betrekt: een egocentrische levensopvatting.
~Egocentrisme [<Lat.], o.
de psychische instelling die alles op het (individuele) Ik betrekt in voorstellen, denken en handelen. Egocentrisme is niet hetzelfde als egoisme. Het is kenmerkend voor het zieleleven van het kind dat zichzelf als middelpunt van de hem omringende wereld beleeft. Ook de houding van de primitieve mens wordt naar het oordeel van velen door egocentrisme bepaald.
~egothiek, streven naar ontplooiing van het ik
~egotisme, overdreven gevoel van eigenwaarde, zelfvergoding, manie om voortdurend over zichzelf te spreken.
Eindhoven, O.°.N.F.-A.°.L.°.923 Lux Veritatis (E.R.), Da Costaweg 16
El (God)
Mackey
Als voorvoegsel gebruikt Hebr. woord. Wordt gebruikt als herkenningswoord in hogere graden. b.v. Elchai, Eliah, Elignam, Eloah, Eliab, etc.
Eleusiniën, zie Mysterieën.
ELIAS ARTISTA
Behind the Dream.
. There is an old Hermetic dream- shall I say rather a prophecy ?- concerning a Master to come under the sacramental title of Elias Artista. It was expected that in his glorious day whatsoever bad been whispered in secret would be proclaimed on the roofs of houses and that the face of this world would be changed by a revelation of the Great Mystery. The revene had no relation to the Second Advent of Christ, for the mastery was one of science-as understood at the period-and of the wisdom arising therefrom. I mean to say that the Great Mystery was not concerned with religion, unless by way of reflection. Paracelsus was the precursor of this prophet, and Helvetius believed that he had come in the person of an anonymous adept by whose help he performed transmutation on his own part-as related with almost convincing details in that wonderful tract called THE GOLDEN CALF. The visitor in question may have been Eirenaeus Philalethes: in any case the effluxion of time seems to have made void the opinion of Helvetius; the anonymous adept could not have been he who was to come, for he vanished leaving nothing behind him but an ingot made out of lead in a German crucible. In a word, he proclaimed nothing, while if anything was indeed changed it was base into precious metal. Elias Artista came and went subsequently in the world of rumour. The Illuminated Brothers of Avignon-of whose supposed Masonic Rite I have spoken elsewhere- held that this cryptic personality was a friend and admirer of Emanuel Swedenborg, that he revealed alchemical secrets to the latter and deposited bars of gold in his name at a bank of Hamburg. Unfortunately for this romantic invention, the Swedish seer was a person of moderate means through all his days.
Behind the Dream.
It may appear as a mournful confession to affirm that the Secret Traditions are many and that their Keepers also are many, but few indeed are the Masters. The Zoharic Sons of the Doctrine are a cloud of witnesses, but the one Voice of Doctrine was Rabbi Simeon, and it is curious to note in the great contradictory text with what astonishment and curiosity the other Companions welcomed on rare occasions the advent unawares of a stranger who spoke as one with authority. There is also what is called the Higher Magia and of this there is a multitude of exponents, but the wise among them are like the fingers of one hand uplifted. I think indeed that they are fewer and that it has been waiting through all the centunes to see those kings of the East who saw on their own part the star shining in heaven, as a promise of SHILOH coming. And all the claims notwithstanding, there is nothing so uncertain as the canon of attainment in alchemy, whether regarded in its physical aspects or those of a higher kind. We can understand but too well how the Sons of Hermes awaited their Elias. We are waiting also in Masonry -for a Master of the Royal Art, though some of us are Grand Masters, Perfect Princes, Most Wise Sovereigns, Pontiffs and High Priests. The greater our titles and the more exalted our eminence, there is nothing more certain than our need of the Artist ELias.
Elisabeth.
ELIZABETH OF ENGLAND.
ELIZABETH OF PORTUGAL.
Koningin van Engeland, geb.; 17 Sept. 1533, dochter van Hendrik Vlll en Anna Boleyn, overl. 24 Maart 1603. In de tweede uitgave van Anderson's Constitutieboek (1738) wordt over haar het volgende gezegd : "Elizabeth Towdor , dochter van koningin Anna Boleyn, was 20 jaren oud, toen zij haar zuster Maria als koningin opvolgde. Ze herstelde de protestantse godsdienst en werd als hoofd van de kerk verklaard. Nu herleefde weer alle wetenschappen en ook de goede, oude Augustijner stijl (z. d.) begon in Engeland uit zijn vernedering 't hoofd weer opte beuren. Men zou het ook hierin ver gebracht hebben, wanneer de koningin de bouwkunst toegenegen was geweest. Maar daar zij hoorde, dat de bouwlieden zekere geheimen hadden die haar nooit konden medegedeeld worden, daar zij als vrouw nooit aan hun hoofd kon staan en daar alle geheime bijeenkomsten haar verdacht voorkwamen, zond zij een gewapende bende af om hun jaarlijkse vergadering te York, op de dag van St.-Jan (27 Dec. 1561) uit elkaar te drijven. - Maar Thomas Sackville, de Grootmeester, wist de aanvoerders van de soldaten tot Vrijmetselaren te maken, die de koningin zo een gunstig bericht gaven, dat ze er verder de niet aan dacht de Vrijmetselaren te vervolgen, maar hen zelfs bijzonder de hoog schatte als mensen, die alle kunsten en wetenschappen beoefenden, zonder de zich in de strijd op kerkelijk of politiek gebied te mengen".
Elus-Coëns
ELU.
ELUL.
ELUS.
ÉLUS COËNS-frans
. Deze 0.°.was vroeger zeer verspreid in Frankrijk. In bijna alle grootte steden vond men genootschappen onder de naam : Loge van Coëns. Ze werd gesticht door Martinez Paschalis (1760). Het woord Coën is een verbastering van Cohen (Priester) Het doel van die vereniging was: de wedergeboorte van de mens, zijn herstel in zijn kindse onschuld. De leden onderscheidden zich werkelijk door een ingetogen en zeer zedelijk leven.
Zie verder Uitverkorenen
Elus de la Verité. Systeem ontstaan in 1775 bij de L.°.Parfait Union O.°.Rennes. Het rituaal van de Uitverkorenen van de Waarheid was ontdaan van alle sporen van Alchemie, Kabbala en zwarte kunst. Ze bevatte 14 instructie graden verdeeld in 3 klassen t.w.n.
1. Ll.°., Gez.°., M .°. en volmaakt M .°.
2. U .°. der 9, U .°. der 15, U .°. M .°. , Kleine BouwM .°. , Oosterse Ridder, Rozenkruizer.
3. U .°. der waarheid.
Emmanuel (God is met ons) , Hebr. woord wat in gebruik is in de Hogere graden.
Emerech (welsprekend) Hebr. woord wat in gebruik is in de Hogere graden.
EMPERORS OF THE EAST AND WEST
Mackey :
Lennhoff
The Council and the Scottish Rite.
Sequence of Grades.
STORY OF THE RITE.
EMPERORS OF THE EAST AND WEST
The full title of this, the first Masonic system which superposed a colossal series of Grades upon the Craft Rite, was
COUNCIL of the Emperors of East and West,
Sovereign Prince Masons,
Substitutes General of the Royal Art,
Grand Surveillants and Officers of the Grand Sovereign Lodge of St. John of Jerusalem.
It was otherwise and in more concise terms the RITE OF HEREDOM OR OF PERFECTION. It was founded at Paris in or about I758 and consisted in all of twentyfive Degrees. We know nothing concerning the circumstanoes of its ongin or the persons connected therewith. The suggestion that it was a daughter of the CHAPTER OF CLERMONT or a transfiguration and extension of that body has been made in plausible terms, but nothing approaching evidence comes forward to support it. It has been suggested also that its original Grade content was much smaller and that it was extended gradually by incorporation of things outside or by a process of growth from within. The opinion is antecedently probable, but again there are no materials for judgment. So also its shorter title may be that which it bore at first and the sonorous development may belong to the period when it had attained the zenith of its Masonic life. Once more, it is an open question. Every question is open, moreover, as to the Grade content of the CLERMONT CHAPTER. While it is difficult under such cirumstances to hold any new-however tentatively one inference from what I must call tradition on the subject makes it appear that the Chapter was Templar in its High Grade developments while the Council at its inception was not. The Council also was the first Continental Rite which included the Grade of ROSE-CROIX in its system.
The Council and the Scottish Rite.
The Grade content of the COUNCIL has appeared in every compilation of Rites and in every Masonic Dictionary for the past hundred years, and since MacKenzie issued his ROYAL MASONIC CYCLOPAEDIA it has been usual to say that the first nineteen Degrees are identical with those of the SCOTTISH RITE. Such, however, is not the case, for in place of that which was No. I4 in the earlier sequence the later obedience substituted GRAND SCOTTISH KNIGHT OF THE SACRED-otherwise Secret-VAULT OF JAMES VI, called more recently SCOTCH KNIGHT OF PERFECTION. The error is of some consequence, because the COUNCIL OF EMPERORS had no formal Écossais elements. In presenting the following necesary but now familiar schedule I have adopted the arrangement of Ragon, by whom the system was divided into Seven Colleges or Temples, for which it is to be presumed that he had some authority, though the distinctions are unknown to Clavel. The succession of Degrees in the Rite itself is illogical in character, things which belong to the period of the Old Law following others concerned with Christian chivalry and Hermetic motives preceding those of Templar vengeance. An arrangement into classes does nothing to redeem a haphazard order like this and serves little purpose on its own part, more especially as the idea of a Council does not correspond with that of a series of Colleges.
Sequence of Grades
FIRST COLLEGE:
(I) APPRENTICE.
(2) COMPANION.
(3) MASTER. SECOND COLLEGE:
(4) SECRET MASTER.
(5) PERFECT MASTER.
(6) INTIMATE SECRETARY.
(7) INTENDANT OF THE BUILDINGS.
(8) PROVOST AND JUDGE. THIRD COLLEGE:
(9) MASTER ELECT OF NINE.
(IO) MASTER ELECT OF FIFTEEN~
(II) ILLUSTRIOUS ELECT CHIEF OF THE TWELVE TRIBES. FOURTH COLLEGE:
(I2) GRAND MASTER ARCHITECT.
(I3) KNIGHT ROYAL ARCH.
(I4) GRAND ELECT, ANCIENT PERFECT MASTER. FIFTH COLLEGE:
(I5) KNIGHT OF THE SWORD OR OF THE EAST.
(I6) PRINCE OF JERUSALEM
(I7) KNIGHT OF THE EAST AND OF THE WEST.
(I8) KNIGHT ROSE-CROIX.
(I9) GRAND PONTIFF, or Master ad vitam. SIXTH COLLEGE:
(20) GRAND NOACHITE PATRIARCH. (2r) GRAND MASTER OF THE KEY OF MASONRY.
(22) PRINCE OF LIBANUS, KNIGHT ROYAL ARCH. SEVENTH COLLEGE:
(23) KNIGHT OF THE SUN, PRINCE ADEPT, CHIEF OF THE CONSISTORY.
(24) ILLUSTRIOUS AND GRAND COMMANDER OF THE WHITE AND BLACK EAGLE, GRAND ELECT KADOSH.
(25) MOST ILLUSTRIOUS SOVEREIGN PRINCE OF MASONRY, GRAND KNIGHT, SUBLIME COMMANDER OF THE ROYAL SECRET.
STORY OF THE RITE. Wheresoever it came from, the presence of the ROSE-CROIX in this sequence is the key to its importance as a system, while next in consequence thereto is the GRADE OF KADOSH. So far as it is possible to say, we hear of neither independently prior to 1758, except in spurious legend or traditional history. If the Council came forth ready made at that date, in all its Ritual panoply, we can understand the success which seems to have attended it for a period. It appears-within a surprisingly short space-to have established daughter Councils at Bordeaux, Lyons, Toulouse, Marseilles and Arras. Yet in I780, when it had just passed its majority, there supervened one of those changes which convey the note of failure: in that year it is said to have assumed the title of SUBLIME MÉRE LOGE ÉCOSSAISE DU GRAND GLOBE FRANCAIS-otherwise, SOVEREIGN GRAND LODGE OF FRANCE. The RITE OF PERFECTION was not, properly speaking, an Écossais Rite, but that denomination had become a fashion in continental Masonry. The experiment did not profit, nor did better success attend its final transformation into the GRAND CHAPTER GENERAL OF FRANCE, the figurative obsequies of which may be said to have taken place in I786 when it was absorbed by the GRAND ORIENT.
Emunah(Waarheid) Hebr. woord wat in gebruik is in de Hogere graden.
Mackey's
ENCAUSSE GÉRARD
Lennhoff
Occult Groups.
Martinism.
A Rosicrucian Order.
ENCAUSSE-frans
ENCAUSSE GÉRARD. At the end of I9I6 the war removed one of the most interesting and notable personalities from the occult circles of Paris. Dr. Géard Encausse, more famiIiarly and indeed universally known as " M. le Docteur Papus," by allusion to his pen-name, died in Paris from a contagious disease contracted in hospital, where he served as a military surgeon. The indefatigable occultist passed away therefore in the service of humanity and in the sacred cause of his country. While not himself a Mason, he belongs to the history of Masonry in France on several grounds of consequence. Biographical facts concerning him have always been curiously scarce, considering his general repute, and the few words which can be hazarded on this side of the subject may some day call for correction. He was born at La Corogne in Spain on July I3, I865, his father being a French chemist-Louis Encausse- and his mother a Spanish woman. After graduating in medicine and surgery, his attraction to the psychical and occult side of things was shewn by a passing connection with the Theosophical Society in Paris. A brief note-autobiographical in respect of ideas-appended to the fifth edition of his TRAITÉ ÉLÉMENTAIRE DE SCIENCE OCCULTE-tells us that under the materialistic influence of the medical École de Paris he became an ardent evolutionist, but discovered very soon the incompleteness of this doctrine, which preached the law of struggle for existence but knew nothing of a law of sacrifice. In the opinion of Papus, this latter dominates all phenomena. The idea concerning it seems to have reached him independently, but he found it afterwards in the writings of Louis Lucas, in old Hermetic Texts, the religious traditions of India and the Hebrew Kabalah.
Occult Groups.. It is significant that the abiding presence of the same law in Christian theosophy seems to halre escaped him. He found also the doctrine of correspondences, which became for him-as for many others like him-a general key, not only to the Mysteries of philosophy and religion but to those of science, and to the inter-relation of all sciences by means of a common synthesis. Very curiously also, as it will seem to many, he met with much to his purpose in the rituals of old Grimoires, and this led him to the general literature of Magic, as wil as to a sympathy with its claims and practices. He left the Theosophical Society for reasons explained in his TRAITÉ MÉTHODIQUE DE SCIENCE OCCULTE, but they do not concern us here, especially at this date. It was not long before he began to establish independent groups, in collaboration with others whose names are also known. The groups represented what he called a Resurrection of Occult Science. There was a Groupe Indépendant d’Études Ésoteriques, but abovee all these was the ORDRE MARTINISTE, about which I have spoken elsewhere in these pages. Out of these there grew ultimately a Faculté des Sciences Hermétiques, which issued diplomas to students and occasionally- causâ honoris-to persons who had attained distinction as mystical or occult writers in France and some foreign countries.
Martinism.
The foundation of Martinism represented what must have been not only an early interest but also a dedication of Papus to the saintly personality, philosophical illumination and wide influence of Saint-Martin. His understanding of the philosophy in particular differs from our own in England and-in accordance with confused French ascriptions which have no basis in history-he regarded Saint-Martin as a reformer of High Grades in Masonry and the inventor of a Rite of his own. But these things are accidents -comparatively speaking at least. One important result was that the interest led to personal research and that this brought Papus into relation with persons and things belonging to Martinist tradition. Valuable documents came into his hands, so that he was able to throw great light-in a work devoted to Martinism -on the mystical and occult schools of Lyons, on the life of Martines de Pasqually, the original master of Saint-Martin, and to some extent on the mystic himself. In this manner the Order of Martinism justified itself during earlier years before it began to imitate Masonic procedure-by the work of its founder, whose literary history, were it only in this connection, was honourable to himself and of lasting value to students.
A Rosicrucian Order. . Papus was also a friend and perhaps at first a guide of the Marquis Stanislas de Guaita-another light of occultism in Paris at the end of the nineteenth century. De Guaita founded a KABALISTICE ORDER OF THE ROSY CROSS, which was carried on in great secrecy, and when he died at an early age its direction passed over to F. C. Barlet and then to Papus. It neither had nor claimed any special links with the old mysterious Fraternity, but seems to have been quite sincere in its motives. Some valuable texts have been published from time to time under its auspices. Outside these activities, Papus took a hand in exposing the Leo Taxil conspiracy against Freemasonry and the Latin Church. Though he appears to have broken away alike from the tradition and practice of the orthodox medical school, earning the usual consequences in its open and secret hostility, he was a successful and popular physician, and his clinic in the Rue Rodin is said to have been crowded. He died for his country, literally worn out by his exertions on behalf of the wounded: of him it may be said therefore that death crowned his life. Personally I shall always remember our pleasant communications during his two brief visits to London, many years ago. As it is customary for French occultists to acknowledge others as their masters, it may be desirable to mention those to whom Papus more especially deferred. They were Éliphas Lévi in the philosophical consideration of Magic, Lacuria in the study of numbers, and Hoene Wronski in the doctrine of synthesis applied to a projected " reform of all the sciences."
Engbund
Lennhoff
, zie Meestergraad (afdelingen van de-).Mackey's