Maçonnieke encyclopedie-O.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


OFFICIAL SECRETS
Officieren van de Loge.
Oheb-Eloah
OHEB-KEROBO
Old Charges (the).°.
Oldenburg (Groothertogdom)
Oldmarks.
Oliver (George)
GEORGE OLIVER II
Events of Life.
Bibliography.
Onafzetbaar
Onbekend Opperhoofd
ONBEVOEGDE IN DE WERKMETSELARIJ







OFFICIAL SECRETS The concealed part of Masonry, the things by which its Members are known to one another and distinguished from the rest of the world, are too often supposed to consist in certain external conventions which are a ready means of recognition, and in what is termed the arrangement of interiors, meaning decorations of Lodge or Chapter. But these are accidents and conventions, and it is a matter of open knowledge that they have been betrayed times out of number, while on the continent of Europe there is no concealment about them on the part of Masonic writers. As I have indicated otherwise, the true secret is the peculiar life of Masonry which is incommunicable to the uninitiated by the irrepealable nature of things. There is a sense in which Masonic symbolism is a part of this life, as belonging to the modes of its manifestation and to the vesture which it wears. In view of these truths one school of interpretation has gone so far as to affirm-and not without justification-that the Mysteries are not taught openly even in the Orders themselves, being acquired in the course of the life. What happens actually is that certain Keys are put into the hands of the Brethren, as each initiate in his turn passes through the successive Grades; and it is for him-if he is able-to open the Temple into which they do or may give entrance. It comes about in this manner that there are always Mysteries behind the Mysteries and a more withdrawn adytum behind the Holy of Holies, because growth in the knowledge of Masonry is growth in its life and consciousness. This is how the building continues of that structure which the Entered Apprentice is told that it is for him to erect, until it is " Self-withdrawn into a wondrous depth, Far sinking into splendour,"
Officieren van de Loge. (Fr.Officiers. Eng Officers. D. Beambten. Deens. Embedswand Zw. Officianter) worden ook wel Bestuurders genoemd. Het aantal van deze ambtenaren en hun verschillende rangen zijn in alle systemen niet dezelfde. Toch bestaat overal een zelfde hoofdindeeling, die met de geschiedenis van de Bond zamenhangt. Aan 't hoofd van iedere Loge staan: de Regerend Meester en zijn plaatsvervanger de Gedeputeerde Meester, de beide Opzieners en de Redenaar. Onmiddelijk op deze volgt de Secretaris; deze maken met elkaar het dagelijks bestuur van een Loge uit. Hierbij moet intussen worden opgemerkt, dat de betrekkingen van Ged. Mr.°. en Red.°. van iets jonger dagtekening zijn en zij hoewel heden, althans in Nederland, tot de eerste beambten van de Loge behoren, niet altijd bestaan hebben.
- In alle systemen staan aan 't hoofd van der Werkpl.°. de Reg.°. Mr.°. en de beide Opzz.°.. In het Engels- Amerikaanse systeem volgen op deze de volgende ambtenaren: de Secretaris, twee Ceremoniemeesters (deacons) en een wachter (dekker, tyler); vele Loges van dit systeem hebben bovendien nog twee Stewards en een Kapelaan.
-In de onder de Gr.°. L.°. van Engeland werkende Loges, is bovendien nog een binnen dekker of wachter (inner guard); wanneer een prins van koninklijke bloede daar voorzitter van een Werkpl.°. is, dan kan hij een gedeputeerd Mr.°. als plaatsvervanger,verkiezen.-Bij het Gr.°. Or.°.de France heeft men naast de drie eerste offlcieren, bij iedere L.°. nog: een redenaar, secretaris, Grand expert (groot-onderzoeker) schatbewaarder, aalmoezenier, twee ceremoniemeesters, archivaris, architect, twee experts, een hof meester (maitre des banquets) en banier of vaandeldrager en een wachter (dekker, covreur). Bij Grote Loges heeft men soms nog een archivaris, een architect en een controleur des dépenses. De vijf eerste beambten, die een eervolle plaats innemen zijn daar, de Voorzitter (Vénérable), de beide Opzieners, de Redenaar en de Secretaris. In de Nederlandse Loges heeft men de volgende Officieren: Reg.°. Mr.°., Ged.°. Mr.°., twee Opzieners, Redenaar, Secretaris, Schatbewaarder, Ceremonie meesters, Onderzoeker, Voorbereider, Hof en Keldermeester, Bouwmeester, Aalmoezenier, Fiskaal, Kapelmeester, Zwaarddrager, Vaandeldrager, Archivaris,Dekker, hoewel kleine Loges eenige van deze ambten door dezelfde persoon doen bekleden; maar in iedere Loge, hoe klein ook, worden altijd gevonden een Reg.°. Mr.°., een Ged.°. Mr.°., twee Opzieners, een Reden.°., een Secretaris, een Schatbew.°., een Onderzoeker, een Ceremonie meester en een Dekker.-In de Deense Loges zijn, behalve de drie eerste officieren, nog: een Redenaar (taler),een Secretaris, een Ceremoniemeester, een Schatbewaarder, een Aalmoezenier en een Oekonoom. In de Zweedse Loges hetzelfde. -In de Duitse Loges komen dezelfde beambten voor als in de Nederlandse; de Ceremoniemeester heet daar Schaffner. In de Duitse Loges in Amerika komen ook Herauten en Maarschalken voor.
-In de Hoge Graden zijn nog meerdere Officieren; toch is het systeem van de gewone Loges hier gevolgd terwijl alleen de namen eenigszins anders zijn, zo noemt men b. v. de Secretaris daar Kanselier. -In de Groot-Oostens of Groot-Loges worden dezelfde Officieren gevonden, alleen voegt men daar bij de ambtstitel het predikaat Groot (Gr.°. Mr.°., Gr.°.Opz.°., Gr.°. Reden.°..enz.)
Bijna overal is aan ieder Officier een adjunct, plaatsvervanger, toegevoegd. Over de werkkring van ieder van deze Officieren raadplege men de verschillende artikels. Wat de verkiezing van deze Officieren betreft, volgt men overal`niet dezelfde methode. In het Engels-Amerikaanse systeem verkiest de Voorz. Mr.°. de eerste en deze de tweede Opziener en deze laatste weer de Ceremoniemeesters; de overige officieren worden door de L.°. benoemd, behalve soms de Dekker (tyler) die ook door de Voorz.°. benoemd kan worden.
- In de meeste andere landen, ook in Nederland, worden de officieren door de Meesters van de Loge verkozen, hoewel er Groot-Loges zijn, waarin de verkiezing aan een bepaald daartoe benoemde commissie is opgedragen. - De keuze geschiedt gewoonlijk voor een jaar; de verkiezing ad vitam (z. Levenslang) is bijna overal afgeschaft. Op enkele plaatsen verkiest men de Officieren nog voor langere tijd- wij voor ons achten het wenselijk, dat de Officieren nooit voor langere tijd, dan voor één jaar verkozen worden. Herkiezen is nooit uitgesloten, maar de Meesters moeten telkens kunnen beslissen aan wie ze 't bestuur van de Werkpl.°. willen opdragen.
OFFICIEREN VAN HET GROOT-OOSTEN zijn personen, die de belangen van de Vrijmetselarij van een geheel rijk, of van een geheel systeem besturen. Men noemt deze Groot-Officieren.
Oheb-Eloah
Mackey
(een die God liefheeft), of Oheb-Kerobo (een die zijn naaste lief heeft) zijn betekenende woorden in sommige Hoge Graden. In de graad van Ridder Kadosch (Sch. R. 30e. gr.) hebben de stijlen van de mystieke ladder met zeven treden, aan de regterzijde op deze, en op de linkerzijde op gene naam berekking. Zie de Artikels Kadosh en LADDER.
OHEB-KEROBO
Mackey
(een die zijn naasten bemint). Zie het vorige Artikel.
Old Charges (the).°. z. Plichtens Wetten.
OLD CHARGES We have seen that the REGIUS MS. contains Points, Articles or Charges both for Masters and Craftsmen, it being understood that Masters wee those who took and bound Apprentices. We have seen; also that later documents contained other Charges. When Anderson digested the " Old Gothic Constitutions " he produced his version of the Old Charges under six general heads, which, however, are substantially seven and are so marked in his edition of I738. The heads are
(I) Concerning God and Religion;
(2) of the Civil Magistrate;
(3) of Lodges;
(4) of Masters, Wardens, Fellows and Apprentices;
(5) of the Management of the Craft in Working;
(6) of Behaviour, ( in and out of the Lodge;
(7) concerning Lawsuits.
The second version of these Charges is varied considerably from that of I723. I have dealt fully with the Charge concerning God and Religion elsewhere in these volumes. That concerning the Civil Magistrate binds every Mason to be a peaceable subject of the Civil Powers. In the third he is told that it is his duty to belong to some Lodge, obeying its Bye-Laws and the General Regulations. The fourth assures him that preferment depends upon real worth, not seniority, and it is therefore by their merit that Master or Warden is chosen. This notwithstanding a Warden must have passed Fellow Craft and a Master must have acted as Warden. But in I738 it is said that " the Wardens are chosen t: from among the Master-Masons. As regards " the management of the Craft," it is said in I723 that " the most expert of the Fellow Craftsmen shall be chosen or appointed the Master," otherwise the Overseer; but in I738 this reads: " A Master-Mason only must be the Surveyor or Master of Work." The Charge on Behaviour insists on becoming reverence in Lodge, decency at table, avoiding quarrels about Religion or State Policy, caution towards strangers, silence at home about Lodge matters, and-in 1773- the cultivation of moral and family virtues is counselled. The seventh charge directs that no " legal course " shall be taken against a Brother " till the cause cannot be otherwise decided."
Oldenburg (Groothertogdom) hiertoe behoren nog het Hertogdom Oldenburg, het Vorstendom Birkenfeld en een strook land bij Lubeck. - In de stad Oldenburg werd reeds in 1748 door de Gr.°. Nat.°. Moederl.°. "Zu den drei Feltkugeln" een Loge gesticht, of liever aan zekeren von Witzleben werd toen vergunning verleend een Loge opterichten. Evenwel is van 't werken van die Loge daar geen sprake voor 1752 toen de L.°. Abel" door de Gr.°. L.°. van Hamburg gesticht werd. Die L.°. arbeidde slechts tot 1762. In 1776 werd een nieuwe Loge gesticht door de Gr.°. Landsl.°. van Duitsland te Berlijn, onder de naam "Zum goldenen Hirsch". Onder velerlei afwisseling zette de L.°. haar arb.°. voort totdat in 1842 de Br.°. Merzdorf (de bekende bibliothecaris en archivaris) naar Oldenburg kwam en de Werkpl.°. met nieuw leven werd bezield.-Heden zijn er in het Gr. Hertogdom drie Loges onder de Gr.°. L.°. van Hamburg, de L.°. in de stad O. heeft nu (1880) 120 leden.
Oldmarks. Deze uitdrukking, door Fessler (z.d.) ingevoerd, is onjuist en komt in het Engelse constitutieboek niet voor; wel vinden we daar Old Landmarks (z.Landmarks) en ook wel Old Charges, waarmee men wilde aanduiden hoe ver de Vrijmij.°. zich mocht uitstrekken.
Oliver (George)
OLIVER, George
Lennhoff,
Mackey.
GEORGE OLIVER II
Events of Life.
Bibliography.
Oliver (George) werd geboren in 1793 en overleed op 3 Maart 1867. Hij studeerde in de Godgeleerdheid, was eerst Ged.°. Gr.°. Mr.°. van Massachusetts in N.Amerika en later Ged.°. Prov.°. Gr.°. Mr.°. van Lincolnshire in Engeland. Hij was een van de meestbetekenende en ijverigste maç.°. auteurs van de latere tijd, en iemand van zeldzame geleerdheid. Hij schreef over bijna elk onderdeel der maç.°. wetenschap. Voor de latere geschiedenis van de Vrijmij.°. is wat hij schreef onontbeerlijk.-Toch is het te betreuren, dat een zo geleerd man zich aan grove onnauwkeurigheden schuldig maakte, wat de oudste geschiedenis van de Engelse en de gehele Vrijmij.°. betreft. Hij huldigt de traditie en neemt allerlei overleveringen voor goede munt aan. Van zijn talrijke geschriften noemen we hier slechts: "The symbol of glory" (door de schrijver van dit Woordenboek voor Nederland bewerkt en enigszins uitgebreid: ,De Vrijmij.°. in wezen en strekking." Leiden D. Noothoven van Goor); "The Antiquities of Freemasonry", "Signs and Symbols"; ,"The Star in the East"; "Apology of the Freemasonry,,; ,The Revelations of a Square" enz.
GEORGE OLIVER II After all an epoch in Masonry is marked by George Oliver. There was never a more devoted craftsman, and he is not without moment at his best. Out of his vast collection of treatises on the Royal and ; Emblematical Art it might not be impossible to make a Book of Extracts which would carry a lawful warrant, even at this day. He had taken subject into a heart which loved it honestly but was unfortunately without discernment. In place of the Pierian spring he had drunk unwisely and too well from those turbid waters of the Deluge which were conveyed in his day through the conduits of Jacob Bryant, Faber, Higgins, Vallancey, and other makers of dreary Noachian myth; and it was given him to see Masonry everywhere as a firstborn of Holy Writ, the patriarchs of Scripture everywhere, the Instituted Mysteries one and all-no matter when they flourished and no matter in what place-as so many base-born reflections of Mosaic wisdom and travesties of that Masonic Science, the grand periods of which began with creation itself and reached their zenith at the building of King Salomo's Temple.
Events of Life. Those who are interested-if any-in the chief events of his life may consult a serviceable summary made by Kenneth MacKenzie. Here it is sufficient to say that he was born in I782 and taking Holy Orders somewhat later than is commonly done-namely, in 1814-he held various livings, by which he was removed from that sphere of grammar school teaching in which his activities began. He entered Masonry in 1801, and his first important Masonic work belongs to the year I823. His long and not unmemorable career closed on March I865.
Bibliography.He wrote too much and too often; it is only within recent years that a few of his books have begun to be rare in the market; and I do not think that they can be regarded as in more than tolerable demand. There is no call here for a complete enumeration, and it might not signify if some which are included here were omitted. In any case the list which follows will serve all purposes, it being understood that his contributions to ecctesiastical antiquities do not Concern Masons.

(I) ANTIQUITIES OF FREEMASONRY . . . FROM THE CREATION OF THE WORLD TO THE DEDICATION OF KING SOLOMON'S TEMPLE, I823.
(2) THEOCRATIC PHILOSOPHY OF FREEMASONRY, I840.
(3) SIGNS AND SYMBOLS OF FREEMASONRY, 184I.
(4) THE HISTORY OF INITIATION, 184I.
(5) STAR IN THE EAST, I842.
(6) HISTORY OF FREEMASONRY, FROM I829 TO I840.
(7) HISTORICAL LANDMARKS AND OTHER EVIDENCES OF FREEMASONRY, 2 VOLS, I845-46.
(8) STRAY LEAVES FROM A FREEMASON s NOTE BOOK, 1846.
(9) A MIRROR OF THE JOHANNITE MASONS, I848.
(10) THE BOOK OF THE LODGE, I849.
(II) THE SYMBOL OF GLORY, I850.
(I2) DICTIONARY OF SYMBOLICAL MASONRY, I853.
(I3) REVELATIONS OF A SQUARE, I855.
(14) INSTITUTES OF MASONIC JURISPRUDENSîI859.
(I5) FREE MASON'S TREASURY, I862.
(I6) ORIGIN OF THE ROYAL ARCH, S867.
(I7) PYTHAGOREAN TRIANGLE, I875;
DISCREPANCIES OF FREEMASONRY, I875. Dr. Oliver also edited:
(1) Hutchinson's SP1RIT OF MASONRY, I843;
(2) Preston's ILLUSTRATIONS OF MASONRY, I829; and
(3) GOLDEN REMAINS OF EARLY MASON1C WRITERS, 5 VOlS. I847-I850.
Onafzetbaar z. Levenslang.
Onbekend Opperhoofd z. Opperhoofd en Hund.
ONBEVOEGDE IN DE WERKMETSELARIJ Zie Patroon Ten opzigte van de niet regelmatig aangenomen Metselaars, zeggen de vijfde en zesde grondbepalingen van het nieuw Engelse Grootmeesterschap, en wel, volgens het Konstitutieboek van 1723: "Vrijmetselaars behoren met dezen, die niet "bevrijd" (priviledged) zijn, behalve uit dringenden nood, niet te arbeiden noch gewone arbeiders (labourers-dagloners, handlangers), en niet aagenomen Metselaars, in die mate te onderwijzen, alsof zij een Broeder of makker moesten onderwijzen.
Vervolgens:
Een vreemd Broeder moet gij voorzigtig onderzoeken, op zodanige wijze, als u het verstand aan de hand zal geven, opdat niet door een onwetende, die valschelijk aanspraak maakt (a pretender), misleidt wordt. Een zodanige moet gij.... van u stoten, en wel op uw hoede zijn, dat gij hem niet enigerhande wenk van uwe kundigheden geeft."
2. In het Constitutieboek van 1738, zegt de uitgever vooraf in de voorrede: "De meeste regelmatige verenigingen hebben hun eigendommelijke geheimenissen (secrets) gehad, en ,zullen ze ook wel in de toekomst hebben, en gewis hadden ook de Vrijmetselaars te allen tijde de hunne, welke zij nooit door schrift verbreiden, en welke men dus nog veel minder mag verwachten, in druk te zien verschijnen. Slechts een ervaren Br.°. kan door het ware licht, bijna op elke bladzijde van dit boek, gemakkelijk, menige nuttige wenken vinden, welke door knoeiers en anderen' die niet zijn ingewijd, niet bemerkt worden. In de tekst vindt men verder:
Vrije en aangenomen Metselaars moeten knoeiers (cowans) niet veroorloven, met hen te arbeiden; ook behoren zij zich, buiten dringende nood, niet door knoeiers laten te werk zetten, en zelfs in dit geval mogen zij een knoeier niet onderrichten, maar moeten een afzonderlijke bijeenkomst houden. Geen gemeen arbeider behoort aan het eigenlijk werk der Vrijmetselaars gesteld te worden. En later:
Een uitlandsche Broeder, of vreemdeling, moet gij zorgvuldig onderzoeken, gelijk u het verstand zal leeren, opdat gij niet misleid moogt worden door iemand, die valsche aanspraken maakt. Een zodanige moet gij met spot van u afstooten, en over u zelven waken, dat gij hem geen wenken geeft.
3. In de uitgaven van het Konstitutieboek van 1784 en 1813 zijn de plaatsen der uitgave van 1703 in haar geheel weer vermeld.