Boek A

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

.
Inhoud:
Assen O.°.
Assum
Astrea A.°.L.°.
ASTROLOGY
Planetary Influences.
ASTRONOMY AND MASONRY
Astrologie
Sterrentekens
Het Watermantijdperk
De huizen
De duiding aan de horoscoop
Toepassingen
Onderzoek
Kritiek
Chinese astrologie

Assen O.°.. stad in Drente. Ruim 41.000 inw. Hier bestaat (1880) een Maç.°. Soc.°. onder de naam "Moed en Volharding". Ze werd opgericht de 29 Oct. 1870 Dagtekening van de const.°. 26 Juni 1878 p.s. 0p elke vergadering wordt door een van de leden of door een Br.°. van elders een bouwst.°. opgeleverd.

Assum von -opr. Orde van de drievuldigheid
Astrea A.°.L.°. (dochter van Jupiter en Themis, Godinvan degerechtigheid) Bijnaam voor de bloemrijke Logeredenaars.
De naam van de den 30 Aug. 1815 te Petersburg geopende Gr.°. L.°. van Rusland, die echter onverwachts ontbonden werd door een bevel van keizer Allexander aan de minister graaf Kotschabey, waarbij de Vrijmij.°. in geheel Rusland verboden werd. ( Anti-Vrijmij.°. verbod)
ASTROLOGY.
Planetary Influences.
ASTRONOMY AND MASONRY
ASTROLOGY,
Among those who regard Astrology as a kind of experimental science it has been said to shew links with Freemasonry. The first of these is historical, and the argument concerning it is broadly speaking as follows:
(I) The Temple of Solomon was constructed on a Babylonian plan, according to Professor Sayce, and was a model of the universe.
(2) Babylon derived from Chaldea, in which the stars were worshipped.
(3) The Legend of Craft Masonry is concerned with King Salomon's Temple, and as there is no doubt that Masonry is of immense antiquity, it is valid to infer that it connects with Chaldea, and consequently with the worship of the stars-in other words, with astrology.
Such are the historical links, the gulf of many centuries being bridged by a single affirmation on the point of Masonic antiquity and the Temple legend being presumed to be a part of Craft Masonry, ab originc syfnboli. As the reverie continues, it is found, howeorer, that there is astrology in modern Masonry. For example:
(1) The ancient world recognised seven planets, and there are seven officers of the Lodge, including the Outer Guard.
(2) A simple septenary correspondence is, however, insufficient-even for a speculation of this order -and a planetary allocation of the officers has been devised thus.
(3) The Master answers to Mercury, because its symbol is composed of a circle which typifies spirit, a semicircle signifying the moon and a cross representing matter.
(4) The Senior Warden is referable to the Sun, the Junior Warden to the Moon, while the Deacons correspond respectively to Venus and Mars, the Inner Guard to Jupiter and the Tyler to Saturn.
(5) There are some reasons assigned here and there, as e.g. that Saturn connects with impoverishment and the Tyler removes possessions from the person of the Candidate; Jupiter is a revealer of secret things and the Inner Guard admits.
Other alleged analogies stand at their own value, for I meet with no explanation. The answer to all is in Masonic Ritual itself, where the chief officers, without representing the Sun, mark three stages of its diurnal progress-the Sun rising in the East, the Sun at its meridian, and the setting Sun.
Planetary Influences. It should be added that the thesis comes from an occult source, an origin which connotes usually what is arbitrary in assumption, false in history and in reasoning. As regards the alleged planetary influences, they are not specifically true, for there were many others, according to old-world lore, those cited being the least among them, while each and all were liable to be changed and counter-changed, qualified, reduced or extended, in accordance with environment, the operation of personal factors and so forward. It is enough to make old masters of the speculative sciences, like Junctinus de Florentia, writhe in their graves to see planetary forces violated and made absolute where they were never supposed to work alone. But it is well within the genius of such inventions that their makers mispresent matters of their own subject- not to speak of Masonry and the Mysteries. The Craft Degrees are not to be explained by hypotheses of Solar Mythology, nor to be illustrated by Astrology, with which Masonry has no connection. Finally, a Legend of the Temple current in the eighteenth century is not evidence of derivation from Babylon.
ASTRONOMY AND MASONRY
The Sun in official Freemasonry is an emblem of the call to labour, which is balanced by the conception of repose, the two notions being united in the idea of refreshment. It represents also the progress of human life from infancy, through manhood, to old age, and the coming of the better day. An analogy to these is found in the work of the Lodge. The figurative time of its opening is the dawn of day, and this is done by the Master; but it is the Junior Warden who calls off the Brethren from labour, symbolically at the high noon; and the Senior Warden Closes, at what is symbolically the set of Sun. The complementary symbol of the Moon in Masonry may be said to enforce the doctrine that " the highest saints of earth and heaven, and the most glorious angels, only reflect the light of the Sun of Righteousness "-whether this Spiritual Luminary is the Great Architect of the Universe under the ‘gis of the CRAFT DEGREES or the Christ in Christian Masonry. In these and other manners it is intimated that " Heaven is the mirror of the human soul, and when we think that we are reading in the Stars it is in ourselves we read." This is the sense in which every Lodge is shewn to be a measure of the Universe-" in length from East to West, in breadth from North to South," in height as heaven itself, while at the opposite pole of that zenith extends the immeasurable nadir. In a word, the Lodge is a minutus mundus, even as man himself. It has been said well that the astronomy of man's soul is greater than that of the starry heavens. The true heaven is within, a " firmament of possibility, of central and celestial light." The light of the Sun signifies also the influx of God into the soul, while the Moon is the soul principle within us which receives that glory from beyond. In another form of symbolism the Moon is the reflected light of mind, of the reasoning and logical faculty, while the Sun corresponds to the higher mind, the inspired part of our nature, imagination in its creative state, the congeries of modes which, so far as they can pass into expression, are of the nature of pure being and are summarised as the gifts of the Spirit.
Astrologie
Astrologie
Mackey.
Suplement
Sterrentekens
Het Watermantijdperk
De huizen
De duiding aan de horoscoop
Toepassingen
Onderzoek
Kritiek
Chinese astrologie
Astrologie
De studie van het verband tussen mensen en sterren en planeten. Meer in het bijzonder legt de astrologie een verband tussen drie zaken:
(1) aardse gebeurtenissen,
(2.) de stand van zon, maan en planeten aan de hemel, gezien vanaf tijd en plaats van de gebeurtenis en
(3) gevolgen die uit de gebeurtenis voorrvloeien, bijvoorbeeld het toekomstig karakter en mogelijk ook de levensloop van een pasgeborene.
Die planetenstand wordt in een eenvoudig diagram, de horoscoop, opgetekend en de astroloog zal trachten deze horoscoop te interpreteren. De astrologie moet goed onderscheiden worden van astronomie, sterrenkunde.
Geschiedenis
De astrologie is ontstaan in Mesopotamië. Er zijn kleitabletten gevonden uit ca. 2.300 v.C. waarop zogenaamde 'omina' staan vermeld. Een omen is een voorteken, en dat kon van alles zijn: ingewanden of gedrag van dieren, de kleur van rivierwater, het weer, en ook hemelverschijnselen. In de bibliotheek van Assoerbanipal (7de eeuw v.C.) is een collectie van 70 k1eitabletten gevonden, de Enoema unoe enlil die in totaal 7000 omina bevat, waarvan er 20 op maan, zon of sterren en planeten betrekking hebben. Pas na die tijd begonnen de Babylonische priesters de loop van de planeten systematisch te bestuderen, zonsverduisteringen te voorspellen, enzovoorts.
Een uitgekomen voorspelling werd als een gunstig voorteken beschouwd. Deze voorspellingen op basis van omina hadden grotendeels het karakter van weerspreuken. Het waren algemene uitspraken die niet op een afzonderlijke persoon of een concrete situatie betrekking hadden. Voorbeeld: 'als het onweert in de maand Shebat, komen er sprinkhanen' of'als Mercurius zichtbaar is in de maand Klismoe, zijn er dieven in het land'. Sommige omina gingen over de koning (ook een fenomeen van kosmisch belang): 'als de Maan Jupiter bedekt, zal dat jaar een koning sterven'. De eerste 'horoscoop' is een kleitabletje waarop in spijkerschrift de stand der planeten staat opgetekend bij de geboorte van de zoon van ene Sjoema-oesoer, in de 5de eeuw v.C. In die tijd was het Tweestromenland al niet meer zelfstandig en moest de koning niet meer aan de goden maar aan Perzië verantwoording afleggen. Dat bracht met zich mee dat de astrologen zich minder interesseerden voor kwesties van nationaal belang. Vanaf die tijd kwamen er steeds meer horoscopen voor prive-personen. Ook werden er in die tijd planeten die niet boven de horizon staan bij de voorspellingen betrokken, en werd aandacht besteed aan de posities van de planeten ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de horizon. Vanaf de tijd van Alexander de Grote (356-323 v.C.) ontwikkelde de astrologie zich voornamelijk in het wereldcentrum van het hellenisme, A1exandrië . De astrologie werd vermengd met de getallen-symboliek van kythagoras, de elementenleer van Empedocles, de *humorenleer, de kosmologie van Plato en Aristoteles, en de zeer populaire stoïcijnse filosofie. Deze filosofie hield in dat alles met alles verbonden was en dat alles al een keer gebeurd is en weer zal gebeuren, en dat het Lot onveranderlijk en onontkoombaar is ; een deterministische filosofie dus. De astrologie bood de mogelijkheid om dat Lot op een rationele manier te leren kennen, zodat men er toch het beste van kon maken en men zich ook goed kon voorbereiden op het onvermijdelijke. De stoïcijnen probeerden de astrologie wetenschappelijk te onderbouwen en het hoogtepunt van deze pogingen was de Tetrabiolos (ca. 150) van de astronoom Claudius Ptolemeus (ca. 100-ca. 170). De astrologische symboliek dateert ook duidelijk van deze tijd. De planeet Venus is zowel morgenster als avondster. Bij de Babyloniërs werd ze met de godin Ishtar vereenzelvigd. Die was als morgenster echter godin van oorlog en alleen als avondster godin van liefde, vruchtbaarheid en overvloed. De Romeinse godin Venus miste de eigenschappen van de Babylonische morgenster, en de astrologische planeet Venus heeft precies de eigenschappen van de Romeinse godin. Mars-Nergal was de god van de onderwereld, de pest en de dood, maar deze betekenissen vinden we niet terug in de moderne astrologie. Mars was bij de Grieken en de Romeinen de god van de oorlog en de strijd, vele eeuwen voor de astrologie aan de planeet Mars deze betekenis toekende. De planeet Saturnus werd door de Babyloniërs met de veelzijdige god Ninoerta (orkanen, oorlog, jacht, familie) verbonden ; de overeenkomstige Griekse god Kronos at zijn eigen kinderen op, maar bij de Romeinen was Saturnus de god van de landbouw. In de astrologie wordt Saturnus met levensernst en grond verbonden. Het sterrenbeeld Ram is zo gaan heten door een soort overschrijffout. oorspronkelijk heette dit sterrenbeeld Landarbeider, want als de zon in dit sterrenbeeld stond, aan het begin van de lente, moest de boer landarbeiders huren. Maar de astrologische symboliek is die van het vermeende onstuimige karakter van een mannelijk schaap. Toen de Romeinen de helleense cultuur overnamen, de astrologie incluis, rees er bij de Romeinen wel verzet tegen de astrologie. De zogenaamde epicureanen en met name de filosoof Lucretius (ca. 95-ca. 50 v.C.), en de staatsman en wijsgeer Cicero (106-43 v.C.) namen de anti-astrologische skeptische argumenten van de Griek Karneades (213-129 v.C.) over. Het mocht niet baten. In de keizertijd was astrologie wijdverbreid in het Romeinse rijk. Na de opkomst van het christendom kreeg de astrologie het even moeilijk door de associatie met determinisme en fatalisme, maar redde zich daar uit door te poneren 'de sterren neigen maar dwingen niet' en door afstand te nemen van de mystieke en filosofische kant van de astrologie. Na de val van het West-Romeinse rijk bleef de astrologie in Byzantium bestaan en ze werd vervolgens overgenomen door de Arabieren. Vanaf circa 1100 wordt de astrologie (samen met veel andere wetenschappen) vanuit de Arabische cultuur weer in West-Europa ingevoerd. Pas door achtereenvolgens de Reformatie, de ontwikkeling van de wetenschap en de Verlichting stierf de astrologie vrijwel weg. De voorzet werd gegeven door Giovanni Pico della Mirandola (1463-1493) met zijn onvoltooide en postuum verschenen twaalfdelige werk Dispututiones adversus astrologiam divinatricem (Uiteenzettingen tegen de voorspellende astrologie, 1495), waarmee hij ook de astronoom Kepler beïnvloedde. Pico's argumenten waren verrassend modern. Aan het eind van de 19de eeuw' onder meer door de activiteiten van Madame *Blavatsky, nam de belangstelling voor het occulte weer toe. In 1895 lanceerde A1lan Leo (1860-1917) de astrologie opnieuw, door middel van een boek, 1001 Nativities. Hij populariseerde en versimpelde de astrologie tot een systeem dat voornamelijk op psychologische analyse was gericht. Belangrijke mijlpalen daarna zijn de introductie van de dagbladhoroscopen in de jaren '30, en het gebruik van computers dat het mogelijk maakt astrologie te bedrijven zonder ook maar het flauwste benul te hebben van sterren en planeten. Nieuwe astronomische ontdekkingen werden overigens met het grootste gemak in de moderne astrologie verwerkt. Clyde W. Tombaugh (geb. 1906) van het Lowell Observatory in Flagstaff ontdekte op 13 maart 1930 een nieuwe planeet. Deze kreeg op , mei 1930 officieel de naam Pluto (planeten krijgen volgens de conventie altijd godennamen), op voorstel van de 11jarige Venetia Burney uit Oxford. De bekende Disney-hond die ook wel eens van een rol bij deze naamgeving wordt verdacht, kreeg zijn naam pas een jaar later. Vervolgens ontdekten de astrologen onmiddellijk dat deze planeet de kenmerken had van de god Pluto van de onderwereld en de dood. Verzet tegen astrologie inspireerde de oprichters van CSICOP (*Committee for the Scientific Investigation of Claims of the Paranormal) in 1976, nadat 186 vooraanstaande geleerden een verklaring tegen de astrologie hadden ondertekend. De moderne astrologie, voorzover die zich niet in de media afspeelt, wordt in toenemende mate mystiek gericht. De psychologisch georiënteerde astrologen geloven niet dat de horoscoop op enigerlei wijze verband houdt met gedrag of kenmerken die men kan waarnemen. De horoscoop slaat op een spirituele werkelijkheid, en de astroloog biedt slechts levenswijsheid. In zekere zin is dit een reactie op de tegenvallende uitkomsten van onderzoek van astrologie. Met deze moderne mystieke visie hoeft men zich maar weinig van al die tegenvallers aan te trekken.
Sterrentekens
Het vlak van de aardbaan ziet er van de aarde uit als een cirkel die een hoek maakt met de hemelequator. Deze cirkel heet ecliptica. Omdat alle planeten en de maan zich in ongeveer hetzelfde vlak bewegen, schijnen ze, alweer van de aarde uit gezien, altijd dicht bij de ecliptica te staan. Ter weerszijden van de ecliptica zijn zones die achteneenhalve graad breed zijn, waarin planeten en maan zich bewegen. Die band of gordel heet de zodiak. Op het ogenblik van de lente-evening omstreeks 21 maart staat de zon op het snijpunt van ecliptica en hemelequator. Dit snijpunt heet lentepunt. De astrologen verdelen de ecliptica en de zodiak in 12. gelijke delen door telkens 30 graden af te passen vanaf het lentepunt. Deze delen noemen ze sterrentekens. Deze sterrentekens hebben namen van sterrenbeelden, maar niet de sterrenbeelden waarmee ze ongeveer samenvallen. Het eerste teken vanaf het lentepunt (tegen de klok in gerekend) heet Ram, maar het ligt grotendeels in het sterrenbeeld Vissen. Het sterrenteken Kreeft valt vrijwel exact samen met het sterrenbeeld Tweelingen. De verklaring is de precessie. De aardas verandert langzaam van stand, en dus ook het snijpunt van de hemelequator met de ecliptica. Toen Ptolemeus zijn boek schreef viel het sterrenteken Ram wel ongeveer samen met het sterrenbeeld Ram. Het onderscheid tussen sterrenbeeld en sterrenteken is wat lastig bij eerste kennismaking, en lang niet alle astrologen weten hoe het in elkaar zit. De zon schuift elke dag een graad op langs de ecliptica. Een maand na het begin van de lente is de zon dus in het volgende teken (Stier) beland. Zo doorloopt de zon achtereenvolgens alle tekens. Het teken waar de zon zich bevindt op een bepaald tijdstip heet het 'zonneteken'. Dit hangt gewoon van de datum af vandaar dat het zich ook leent voor horoscopen in dag- en damesbladen. Voor de volledigheid geven we de achtereenvolgende sterrentekens met een van hun vele traditionele kenmerken. Elke volgend teken begint een maand later, ook rond de 20ste van de maand: Ram (spontaan), Stier (stabiel), Tweelingen (veelzijdig), Kreeft (gevoelig), Leeuw (creatief, Maagd (rationeel), Weegschaal (harmonieus), Schorpioen (gepassioneerd), Boogschutter (idealistisch), Steenbok (bezonnen), Waterman (menslievend), Vissen (toegewijd) . Nogmaals, deze tekens hebben niets te maken met het sterrenbeeld waar de zon staat. Tussen 30 november en 17 december staat de zon in het sterrenbeeld Slangendrager (Ophiuchus), dat in het geheel niet tot de klassieke dierenriem behoort. Als we uitgaan van de grenzen tussen de sterrenbeelden zoals officieel vastgelegd in 1928 door de International Astronomical Union (IAU), dan zijn er in totaal 41 sterrenbeelden waar de zon, de maan of de planeten door kunnen gaan. Ongeveer half maart gaat de rand (maar niet het centrum) van de zonneschijf net even door een hoekje van het sterrenbeeld Cetus.
Het Watermantijdperk
Het punt waar het teken Ram begint ligt zoals gezegd in het sterrenbeeld Vissen, en door de precessie schuift dit punt elk jaar bijna een boogminuut op in de richting van het sterrenbeeld Waterman. Als het bij Waterman (Aquarius) aangekomen is, zou het Watermantijdperk, de *New Age dus, beginnen. Vanzelfsprekend wordt door astrologen de grens van Waterman niet getrokken waar de IAU hem trekt. Dat zou resulteren in een datum ergens in 2.614. De astroloog R. Gleadow koos voor het begin van dit vreugdevolle tijdperk 13 maart 1781, namelijk de ontdekking van Uranus door William Herschel. Vele andere data tussen 1781 en 2.614 zijn ook genoemd.
De huizen
De astroloog die een horoscoop maakt, tekent in wezen een cirkel die de zodiak voorstelt, en hij of zij markeert daarop de posities van de planeten, en geeft ook aan waar de ecliptica op het betrokken tijdstip de horizon snijdt. Het teken dat op dat ogenblik aan het opgaan is, heet ascendant, en wat aan het ondergaan is, heet de descendant. Vanuit de hemelpool (op het noordelijk halfrond vlak bij de poolster en op het zuidelijk halfrond in de buurt van het Zuiderkruis) trekt men in gedachten een cirkel (hemelmeridiaan) naar het zenit. Het punt waar deze na verlenging de zodiak snijdt heet het Medium Coeli (MC). De stukken op de zodiak tussen ascendant en descendant worden verder onderverdeeld in 'huizen' . Er zijn wel 50 verschillende manieren om uit te rekenen in welk huis een bepaald punt van de zodiak zich bevindt, en veel van die methoden verschillen niet veel als je ze toepast op de woonplaats van Ptolemeus. Hoe dichter men bij de poolcirkel komt, hoe meer die systemen uiteen gaan lopen. Rekensystemen die deels gebaseerd zijn op het tijdstip van op-en ondergang van een punt op de zodiak werken binnen de poolcirkels niet eens, want dan zijn er zoals bekend punten die niet op-of ondergaan. Als de zon zich daar bevindt kunnen we genieten van de middernachtszon, of de poolnacht uitzitten.
De duiding van de horoscoop
De horoscoop is gewoon het diagram zoals de astroloog het tekent, met sterrentekens, huizen en posities van planeten, zon en maan. Als dit diagram eenmaal getekend is, gaat de astroloog het interpreteren. Elk van de planeten, en elk van de sterrentekens, en elk van de huizen heeft een reeks van tientallen of honderden vage en algemene betekenissen. Zo citeert J.J.F van Rooij in Astroiogie op de weegschaal (1991) dat de in 1841 ontdekte planeet Neptunus met onder andere de volgende begrippen is verbonden: aanbidden, aartsbisschop, aceton, acetyleen, advent, afdanken, afschepen, aftakeling, afwending, afwezig, algen, analgesie, antiseptica. En dat is nog maar de letter A en Neptunus.
Er zijn bovendien betekenisverbanden tussen tekens, planeten en huizen. Ook kunnen de betekenissen van de planeten onderling gekoppeld worden, namelijk via de hoeken tussen de planeten. Als men in gedachten rechte lijnen trekt van het oog naar twee punten op de sterrenhemel, dan maken die lijnen een hoek. Als die hoek nagenoeg 0 graden is (bij planeten), dan spreken we van conjunctie, is ze 180 graden, dan gaat het om oppositie.
Als Mars in oppositie met de zon is, dan staat hij dus pal tegenover de zon, van de aarde uit gezien. Hij lijkt dan een heldere rossige ster die midden in de nacht in het zuiden staat (op het noordelijk halfrond). De astronoom kan Mars dan goed bestuderen omdat de planeet dan tamelijk dichtbij staat, en uiteraard vol verlicht is. Voor de astroloog betekent dit alleen maar dat Mars en de zon elkaar tegenwerken. Voor de astroloog zijn ook andere hoeken (veelvouden van 30 en 45 graden) belangrijk. Zulke hoeken heten aspecten, en worden ook op de horoscoop aangetekend. Dit levert voor elke afzonderlijke horoscoop een baaierd van mogelijkheden voor interpretatie op, en alsof dat nog niet genoeg is, bedienen astrologen zich ook nog eens van nog onontdekte planeten, van hier niet besproken punten zoals het Pars Fortunae en van maanknopen (snijpunten van de maanbaan met de ecliptica) . De basisgedachte van de astrologie is het principe 'zo boven, zo beneden', met andere woorden, de relaties tussen de planeten en de relaties tussen mensen zijn afspiegelingen van elkaar, ongeveer zoals in de *alchimie scheikundige reacties en recepten ook spirituele betekenissen hebben. De planeetstanden zijn dus wijzers van een kosmische klok, maar er is niet noodzakelijk een oorzakelijk verband tussen de stand van die wijzers en de toestand die ze aanwijzen. De astroloog moet wel weten wanneer zaken op elkaar lijken. Lijkt de zon op een ster, een bol, een gasmassa, een vuur, een kernreactor, God, een kaas, het ego, de wil, het hart, een oog, diamant, goud, een zonnebloem, een leeuw of een appel ? Voor alles is wel wat te zeggen, en de astroloog heeft een enorme vrijheid.
Toepassingen
Verreweg de meest omvangrijke toepassing van astrologie is op het gebied van persoonlijke adviezen, althans als men let op boektitels. Ongeveer 10 procent betreft het voorspellen van gebeurtenissen in het algemeen, het kiezen van gunstige tijdstippen om iets te doen, of de beantwoording van specifieke vragen over de nabije toekomst. Naar schatting heeft ruwweg de helft van de bevolking een oppervlakkige belangstelling, in zoverre dat ze min of meer voor amusement krantenhoroscopen lezen ('de vrouwelijke Weegschaal ontmoet deze week op woensdag een charmante Fransman die haar in een chique restaurant onthaalt'), en mogelijk een kwart gelooft er voldoende in om althans zijn of haar opvatting over zichzelf aan te passen aan de veronderstelde kenmerken van het zonneteken. Maar op elke 10 000 mensen hebben er naar schatting 2.00 een belangstelling die wat dieper gaat (eens de eigen horoscoop hebben laten opstellen), 50 zijn geabonneerd op een astrologisch tijdschrift en twee zullen zover gaan dat ze ook horoscopen gaan berekenen.
Onderzoek
Er is veel onderzoek gedaan naar de waarde van astrologie. Geoffrey Dean en Arthur Mather zochten de literatuur af naar bewijsbare of bewezen astrologische claims, maar vonden in essentie niets wat als bewijs kon dienen. Ze publiceerden dit in een boek, Recent advances in natal astrology (1977). Ze zetten zelf ook onderzoeken op. Het bleek dat onderzoek moeilijk te doen is, omdat astrologen zich niet coöperatief opstellen. Niettemin zijn er goed opgezette onderzoeken gedaan. In 1985 publiceerde Shawn Carlson in Nuture de uitslag van een proef.. negentig astrologen kregen elk 116 geboortehoroscopen, en bij elke geboortehoroscoop drie uitslagen van een psychologische test. De opgave was de 'echte' uitslag, namelijk die van de bezitter van de horoscoop, aan de horoscoop te koppelen. Resultaat. niet beter dan wat je op grond van de kanstheorie zou verwachten. Van de horoscoopbezitters kregen er 83 elk drie interpretaties: een van henzelf en twee van anderen. Ook deze konden niet bepalen welke horoscoop van henzelf was. Dean en Mather deden nog een andere proef Uit 1000 mensen selecteerden ze er 160 die het meest extreem scoorden op de Extraversie-schaal of op de Neuroticisme-schaal. De opgave aan 45 astrologen was aan de hand van de horoscopen te bepalen wie in welke groep zat: de uiterst negatieve of de uiterst positieve. Geen van de astrologen slaagde daarin. Een soortgelijke proef is ook in Nederland gedaan door R. Nanninga, in 1994/95. Elke astroloog die maar wilde (er deden er uiteindelijk 45 mee) mocht proberen zeven buitengewoon uitvoerige persoonsbeschrijvingen te koppelen aan de bijbehorende zeven horoscopen, dat wil zeggen aan combinaties van geboorteplaats en exact geboortetijdstip. De prestaties van de astrologen waren niet anders dan wanneer ze allemaal met een dobbelsteen hadden gegooid om hun keuze te bepalen: ook de overeenstemming tussen astrologen onderling was aFwezig. Er is wel een proef gedaan (door Mayo en Eysenck) die scheen aan te tonen dat er toch wel iets klopt van de kenmerken van zonnetekens. Maar de proefpersonen hadden allemaal al eens een horoscoop besteld bij Mayo, waaruit volgt dat ze behoorlijk veel waarde aan astrologie toekenden, en waarschijnlijk goed op de hoogte waren van de veronderstelde kenmerken van de zonnetekens. Toen in een vervolgproef hiervoor gecontroleerd werd, verdween het effect weer. Tijdtweelingen (personen op vrijwel dezelfde tijd en plaats geboren, bijvoorbeeld in hetzelfde ziekenhuis, maar ook gewone tweelingen) vormen een uitstekend middel om astrologie te testen. Maar karakter en levensloop van tijdtweelingen vertonen geen opvallende gelijkenis als het niet om eeneiige tweelingen gaat. Een hoofdstuk apart is de *maan. Er zijn veel vormen van bijgeloof die aan de maan bijzondere invloeden toeschrijven. Ook wordt de astrologie als geheel wel aannemelijk gemaakt door de *getijdenwerking van de maan (en de zon). Voor het menselijk lichaam is de getijdenwerking onbelangrijk, omdat de mens een paar miljoen maal zo klein is als de oceaan. Een belangrijk aandeel in het onderzoek naar de waarde van astrologie is van de hand van Michel * Gauquelin. Kort samengevat, Gauquelin heeft veel astrologische hypothesen energiek de grond in geboord en hij heeft ook laten zien hoe gemakkelijk mensen onzinnige maar vleiende horoscopen accepteren. Gauquelin vond ook een 'eigen effect', namelijk dat planeten op de ascendant of in het MC iets met uitblinken in bepaalde beroepen te maken hebben. Dit was misschien een toevalstreffer. In elk geval ging Gauquelin na zijn eerste vondst er sterk in geloven. Dit beïnvloedde zijn werkwijze waarschijnlijk zo sterk dat de gegevens die hij verzamelde om zijn gelijk te bewijzen waardeloos waren.
Kritiek
Pico della Mirandola's kritiek richtte zich op vijf hoofdpunten, die nog steeds actueel zijn, en waaraan nauwelijks iets toe te voegen is. Ten eerste is astrologie dermate complex dat ze eenvoudigweg niet op waarneming gebaseerd kan zijn. Ook tegenwoordig beweren astrologen nog dat het onmogelijk is een enkel verband, bijvoorbeeld het zonneteken, te onderzoeken.
In plaats van op waarneming is astrologie op mystiek en vage analogieën gebaseerd. Heden ten dage hebben astrologen nog steeds bijna geen belangstelling voor het doen van proeven. Pico merkte op dat met een beetje fantasie alles op alles lijkt.
Ten tweede zijn astrologen het vaak met elkaar oneens en hebben een systeem dat vol fouten zit. Pico noemde het feit dat astrologen geen rekening houden met het feit dat de planeten niet exact langs de ecliptica lopen ; wij zouden daar aan toe kunnen voegen dat ook met de feitelijke afstand tot de aarde geen rekening wordt gehouden. Ook wordt in India nog steeds uitgegaan van sterrenbeelden en niet van sterrentekens. Het kan toch niet zo zijn dat dit niets uitmaakt
Ten derde zijn dingen zoals 'huizen' absurd. Waarom zouden sommige invloeden meer effect in de toekomst hebben dan in het heden ~
Ten vierde, je hebt niets aan astrologie, want de voorspellingen zijn vaag en komen zelden uit. Na 1495 zijn aan dit argument uitkomsten van allerlei proeven toegevoegd.
Pico's vijfde argument was nieuw voor zijn tijd. Hij schreef dat er geen 'natuurkundige' basis was voor de vermeende astrologische invloeden. De sterren geven licht en bewegen zich en zijn wat dat betreft voor iedereen gelijk. Wij kunnen daar alleen nog maar aan toe- voegen dat hetzelfde voor de getijdenkracht geldt. Tegenover al deze argumenten stellen de astrologen in wezen slechts een tegenargument: het werkt toch ! Op dit punt hebben wij misschien meer ervaring dan Pico. Sinds 1495 zijn tal van systemen die in de ogen van hun gebruikers 'werkten' ondeugdelijk bevonden, bijvoorbeeld het *aderlaten, de *bioritmen en de *frenologie. Herzelfde argument werd en wordt gebruikt door elke kwakzalver (* kwakzalverij) en waarzegger. Waarom mensen waarde hechten aan kwakzalvers en waarzeggers wordt tegenwoordig misschien beter begrepen dan in de tijd van Pico. Astrologie verschilt niet veel van de meeste andere vormen van *waarzeggerij, op een aspect na. De astrologie verbindt het bestaan van de klant met de totaliteit van het universum, en combineert daarbij begrijpelijkheid voor de klant met diepzinnigheid en schijnbaar wetenschappelijke betrouwbaarheid.
Chinese astrologie
Chinese astrologie is eigenlijk geen astrologie, want het heeft niets met de stand van de planeten te maken. De Chinese tijdrekening is gebaseerd op cyclische opeenvolgingen van perioden die onder andere met dierennamen worden aangeduid. Dit zijn opeenvolgend: rat, os, tijger, konijn, draak, slang, paard, schaap, aap, haan, hond, varken. Deze worden gecombineerd met de tekens van de tien 'stammen'. De twaalf diersymbolen corresponderen ongeveer in deze volgorde met de sterrenbeelden van de dierenriem (rat = ram), maar de Chinese dierenriem heeft nog 16 andere sterrenbeelden. De dierennamen zijn ook namen voor opeenvolgende perioden van twee uur (rat = een uur voor en na middernacht), en ze worden gebruikt om jaren te tellen (rat = 1996), en de windstreken te nummeren (rat = noord, en dan met de klok mee). De feitelijke stand van de planeten speelt geen rol van betekenis in de Chinese astrologie. Dag en uur van geboorte worden met de cyclische karakters geassocieerd, en daaruit wordt dan van alles geconcludeerd. Het is dus meer * numerologie dan astrologie. Bronnen Martens, R., en T. Trachet, Astroiogie.. zin of onzin ? Antwerpen, 1995 ; Stein, G., (red.), The encyclopedia of the paranormal Amherst, 1996.