Boek A

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !

.
Inhoud:
Astrologische symbolen
Astronomus
Astrologie
Atheïsten
Athee
Athelstan
Stichting General Lodge
Athersata
Atlantis

Astrologische symbolen.

Astrologie is in het algemeen gesproken de analogistische (op overeenstemming gebaseerde) leer die het macrokosmische gebeuren in verband brengt met dat van de mensenwereld, en de beïnvloeding of afhankelijkheid van de mens tracht te bepalen aan de hand van de beweging van de sterren en de daarvan afhangende kalender. Het is praktisch de enige leer op paralogische basis die sinds de vroegste culturen steeds in de belangstelling is blijven staan, en in de huidige tijd, hoewel afgewezen door de beoefenaren van de empirische natuurwetenschappen, meer aanhangers heeft dan in alle vroegere tijdperken. A1 vroeg werden de om de hemelpool cirkelende vaste sterren onderscheiden van de planeten, waartoe ook zon en maan gerekend werden, en waaruit de ‘heilige’ zevenvuldigheid ontstond (met Mercurius, Venus,Mars, Jupiter en Saturnus). De dierenriem werd niet alleen in het avondland, maar ook inChina in twaalf `tekens' onder-verdeeld, om daardoor o.a. een harmonieleer omtrent de betrekkingen tussen de daarin geboren mensen te kunnen opstellen. Ook de Oudmexicaanse culturen gingen van tekens (meestal dierenfiguren) uit om de aard van iemand die daaronder geboren was ermee te karakteriseren; hierbij gaat het echter om een reeks van twintigdag symbolen, die zich telkens cyclisch herhalen: krokodil,wind, huis, hagedis, slang, dood, hert, konijn, water, hond, aap, gras of `draaisel'riet, jaguar, adelaar, gier, aardbeving, steensnijmes, regen en bloem. Vier daarvan (huis, konijn, riet en steensnijmes) konden ook jaarsymbolen worden.Het streven, kosmische wettenen de mogelijkheden van een harmonisering van `hemel en aarde' na te vorsen, leidde in veel culturen tot de voorstelling van beelden aan de hemel, die de mens in zijn omgeving trachtte te realiseren. De daarbij ontstane beeld typen zijn vaak bijzonder indringend en aansprekend, waardoor ze op de mens van het technisch tijdperk hun uitwerking zelde missen. In semasiologisch (tekenkundig) opzicht is interessant dat in de hele `westerse cultuur de astrologische symbolen voor de planeten en de tekens van de dierenriem eeuwenlang vrijwel onverandert in gebruik zijn gebleven .De traditionele Chinese astrologie ondersrheidt zich in veel opzichten van die van het avondland. Men kent in China 28 maanposities en l2 `sterrenposities', die overeenkomen met 12 aardtakken'. Beide zijn niet identiek met de dierenriem, die - vermoedelijk door westerse invloeden - met zijn geledingen in twaalfen sinds de Middeleeuwen ook in China bekend was ( sterren) Het onderscheiden van vijf elementen in samenhang met twaalf sterrenposities leidde tot een cyrlus van, zestig, na het verloop waarvan de oorspronkelijke combinaties' weer terugkwamen. Ook in China werden horoscopen opgesteld, in de eerste plaats om bij de zorgvuldig geplande huwelijken een zo grootmogelijke harmonie tussen de partners te bereiken. Vergissingen werden daarentegen geïnterpreteerd in de zin van een analogie tussen hemelse en aardse stoornissen. Gecompliceerde astrologische stelsels waren ook in Indische resp. Indonesische culturen bekend; ze zijn vooral vergeleken met de kalendarisch-astrologische symboliek van het oude Mexico, om op die wijze een cultuurhistorische beïnvloeding van de precolumbiaanse Nieuwe Wereld vanuit het Azie uit die tijd aan te tonen.Zie ook: aap; aarde; adelaar; bloemen; gier; hagedis; hemel; hert; hond; Jupiter; konijn; krokodil; maan; Mars; Mercurius; planeten; regen; Saturnus; slang; sterren; Venus; water; wind; zon


Astronomus. Priester 6e klasse van de oude Egyptische geheimen


Astrologie, v (sterrenwichelarij) staat tot de astronomie in dezelfde verhouding als alchemie tot de chemie. Toch is ze mogelijk de voorloopster en wegbereidster van de sterrenkunde.
Zelfs Tycho de Brahs en Keppler hielden zich nog met A. bezig. In de XVle eeuw maakte ze zeer veel opgang aan het hof van Catharina de Medicis. Vruchteloos beproefde reeds in de XVe E. Pico graaf van Mirandola de dwaasheid van de A. op goede gronden te bewijzen; Eeuwen lang streden de meest-ontwikkelden tegen dit bijgeloof. Het scheen te diep geworteld in het volksbewustzijn. In de vorige eeuw verdiende zekere Duitse kwakzalver Ludeman te Amsterdam groote sommen met zijn astrologise wartaal, die als diepzinnige wijsheid vereerd werd. Het kan niemand verwonderen dat in mystische maç.°. geschriften uit vroeger eeuwen van deze z.g. kunst wordt gesproken, zooals in het z.g. Vrijmetselaarsverhoor (z. Hendrik VI), waar op de vraag: "wat verbergen de Metselaren ?" o.a. geantwoord wordt :
"de kunst om toekomstige dingen te voorspellen", waarbij ook aan astrologie moet gedacht worden.


Atheïsten. (Godloochenaars). ATHEIST.
Meermalen is de vraag gedaan of ook atheïsten tot V.ï. M.ï. konden worden aangenomen. De Britse en Amerikaanse Loges hebben die vraag steeds ontkennend beantwoord en braken de betrekkingen af met het Franse Gr.°. 0.°. toen dit de eis liet varen dat de V.°. M.°. verklaren moet in god te geloven. De Gemengde Orde I.°.G.V.M. "Le Droit Humain"heeft, als erfgenaam van deze Franse houding, als uitgangspunt dat de afz. Federaties vrij zijn in hun keuze van rituaal. Vandaar dat er in de Gem.°.O.°. veel Federaties en Loges zijn die zonder bijbel of aanroep van de Christelijke of algemeen benoemde O.°.B.°.d.H.°.
In vele LL.°. wordt over deze zaak niet gesproken, maar veel van de Ritualen gaan evenwel stilzwijgend van de verondersteling uit, dat dit geloof aanwezig is.
Wij gelooven dat het verkeerd is het geloof aan god als voorwaarde van de opname te stellen, omdat de vraag daarnaar altijd tot misverstand aanleiding geeft tot allerlei dogmatische kwestiën en van allerhande "snipper" kerken die een onderdak zoeken en daar de V.°.M.°. voor willen misbruiken en die uit de L.°. en de O.°. moeten gebannen blijven. Wij moeten ook hier zoeken naar ‘t geen allen kan verenigen, de erkenning van de werkelijkheid van het zedelijk ideaal.
- De voorstellingen die men zich van een god vormt, moeten worden overgelaten aan ieders individueele overtuiging.

Athee, de ridder van 52 van het Mitzraïmitische systeem


Athelstan of Adelslan (Koningvan deAngelsaksen van 925-41). ATHELSTAN.
8e Koning van Engeland gedurende de saksische Dynastie. Kleinzoon van Alfred de Groote.
In de eerste uitgave van Anderson’s Constitutieboek wordt van hem gemeld, dat hij de bijbel in het Saksisch overzette vele belangrijke bouwwerken liet uitvoeren. Uit Frankrijk liet hij vele beroemde bouwlieden naar Engeland overkomen en stelde hen tot opzichters over die bouwwerken aan. Dezen brachten de verplichtingen en regels (charges and regulatives) van de Loges mede, die zij sedert de tijdvan deRomeinen bewaard hadden en wisten bij de Koning te bewerken dat de Engelse werkplaatsen van de bouwlieden (Loges) naar het vreemde model werden ingericht (improved) De jongste zoon van de koning, Prins Edwin (volgens andere berichten zijn halfbroeder), had de bouwkunst beoefend en uit liefde voor de heerlijke beginselen van welke de bouw lieden uitgingen, de verplichtingen van Meester-Metselaar (Master-Mason) op zich genomen, en van A. een vrijbrief voor hen verkregen. De bouwlieden hadden namelijk het recht bezeten om zichzelven te mogen besturen en een jaarlijkse bijeenkomst te houden, waarbij niemand werd toegelaten die niet tot hun broederschap behoorde. -
Stichting General Lodge. Later riep Edwin de Masons te York bijeen, waar zij een hoofdloge (General Lodge) vormden, die hij als Grootmeester bestuurde Daar die bouw lieden hun geschriften en opteekeningen medebrachten, die deels in het Grieks, deels in ‘t Latijn, deels in ‘t Frans geschreven waren, stelde die Generaal Lodge daaruit de regels (the constitution and charges) vast, die voortaan in elke Engelse Loge gelden zouden. - De geschiedenis weet intusschen van al deze dingen niets. Waarschijnlijk is het te York, waar koning A. nu en dan verblijf hield en waar hij veel liet bouwen, vreemde bouwlieden zich vestigden die daar een soort van broederschap stichtten. Maar volgens Preston (Illustrations of Masonry) werd die broedersch. spoedig na A.’s dood ontbonden, terwijl de Loges jaren lang niet van zich deden hooren.
Athersata , zie Thersata
Atlantis . ATLANTIS, LOST CONTINENT OF.
Het mythische, verzonken eiland-continent dat volgens de Griekse wijsgeer Plato (4de eeuw v.C.) gelegen zou hebben in de Atlantische Oceaan. De inwoners van Atlantis zouden zo'n 9000 jaar eerder een machtig rijk hebben gesticht, en daarbij in conflict zijn gekomen met Athene (dat wil zeggen: met een prehistorisch Atheens rijk, dus vooraf- gaand aan het Athene van Plato zelf. Een geweldige natuurramp zou vervolgens niet alleen het Atheense leger maar ook het hele eiland hebben verzwolgen . Plato gebruikte het verhaal van Atlantis in zijn dialogen Timuios en Kritius. Timuios is nogal beknopt, zeker in vergelijking met Kritius. Helaas houdt het verhaal in Kritius net op als het spannend wordt, en zijn we voor de afloop op de samenvatting in Timuios aangewezen. Het verhaal wordt verteld door de persoon Kritias, die zegt dat het afkomstig is van een van zijn voorouders, de beroemde Griekse wetgever en dichter Solon, die het op zijn beurt weer van Egyptische priesters had gehoord. Kritias heeft het over een eiland 'groter dan Libia en Azië (K1ein-Azië) tezamen, voorbij de Zuilen van Heracles' (de rots van Gibraltar). Klassieke auteurs als de filosoof (en leerling van Plato) Aristoteles en de geograaf Strabo beschouwden de Atlantis-legende als een verzinsel. Deze opvatting wordt nog regelmatig verkondigd (vooral door hen die het eeuwige gezeur over Atlantis inmiddels spuugzat zijn) maar ligt niet echt voor de hand. De beide dialogen zijn uiteraard doortrokken van Plato's moralistische filosofie (ook het verhaal van Atlantis is een moralistische vertelling), maar ze zijn toch vooral bedoeld als interpretaties van de kosmos en van respectabele historische tradities. De Timuios bijvoorbeeld is een veelomvattende kosmische theorie. Het lukraak inlassen van een volkomen fictief verhaal zou een vreemde ingreep zijn. Het is dus aannemelijk dat het Atlantis-verhaal van Plato historische elementen bevat. In de Middeleeuwen (toen men van Plato's dialogen eigenlijk alleen de Timuios kende) werd het verhaal over Atlantis vrijwel unaniem voor waar versleten, en speculaties over de ligging van het eiland bleven tot in de 18de eeuw populair. Atlantis zou bijvoorbeeld kunnen verklaren waar de Amerikaanse *Indianen vandaan kwamen. Tegen het eind van de 18de eeuw, toen steeds minder geleerden de Bijbel als geschiedenisboek gingen zien, begon Atlantis een voorname rol te spelen in de speculaties over de herkomst en verspreiding van de mensheid. Volgens de Franse astronoom Bailly (*Ariërs) had Atlantis op de noordpool gelegen. Hij dacht dat de aarde ontstaan was uit zich samentrekkende hete gaswolken, en dat de polen als eerste voldoende waren afgekoeld om geschikt te zijn voor bewoning. De ondergang van Atlantis werd toen algemeen (en dat was vooral te danken aan het werk van William *Whiston) toegeschreven aan een of andere reusachtige komeet die door vlak langs de aarde te vliegen aardbevingen en overstromingen zou hebben veroorzaakt. Het was de publicist Antoine Fabre d'Olivet (1767-1825) die voor het eerst opperde dat Atlantis uitsluitend het moederland was geweest van de superieure * Ariërs. (Een opvatting die aansloot bij het denken van bijvoorbeeld graaf De *Gobineau en weer veel later bij de Atlantis-fantasieën van de * völkische beweging.) Hij voorspelde dat er na een kosmische ramp weer een nieuw, nog veel beter ras zou opstaan. Ook deze opvatting maakte school. Ze is terug te vinden in de kosmische evolutietheorieën van Madame *Blavatsky en Rudolf*Steiner. Blavatsky beweerde langs paranormale weg in staat te zijn te lezen in de *Akasha-kroniek, ook wel de 'Stanza's van Dzyan', die zij opvatte als een alomvattend historisch archief dat bewaard werd in Tibet. Volgens Blavatsky waren de Atlantiërs, het vierde wortelras, de afstammelingen van de *Lemuriërs, het derde wortelras. Rudolf Steiner (de grondlegger van de *antroposofie)) beriep zich eveneens op de Akasha-kroniek en beweerde dat de Atlantiërs over een enorm geheugen beschikten en allerlei voor de moderne mens ongrijpbare natuurkrachten konden beheersen. Maar de Atlantiërs waren spiritueel wat achterlijker dan de Lemuriërs. In tegenstelling tot hun voorouders konden zij niet met elkaar communiceren met behulp van *telepathie, en waren zij daarom noodgedwongen de uirvinders van de eerste taal. (Voor de oorsprong van deze alternatieve evolutietheorieën : *supermens.) Aan het eind van de 19de eeuw kwam de speurtocht naar Atlantis opeens weer in het middelpunt van de belangstelling te staan dankzij het boek Atlantis, the antedilupian world(1882.) van Ignatius *Donnelly, waarin deze op meesterlijk-suggestieve wijze de historische en geologische 'bewijzen' voor Atlantis op een rijtje zette. Donnelly maakte vooral gebruik van de wereldwijd te vinden verhalen over een *Zondvloed en van de vele vermeende overeenkomsten tussen de Midden-Amerikaanse en de Egyptische culturen. (Voor een overzicht: *hyperdiffusionisme.) Zijn werk was dermate indrukwekkend dat de Britse premier Gladstone een briefje stuurde naar de Admiraliteit met het verzoek eens te kijken of het mogelijk was een paar schepen de oceaan op te sturen om Atlantis te zoeken. (De Duitser Heinrich Schliemann (1822.-1890) had net het legendarische Troje ontdekt, dus dit project leek Gladstone wel geschikt om het Britse prestige op te vijzelen.) Het is er nooit van gekomen. De hierna ondernomen speurtochten naar Atlantis hebben een lange lijst van kandidaten opgeleverd, variërend van Midden-Amerika tot Noord-Afrika en de eilanden langs de Noordzeekust. Het grote probleem met Plato's beschrijving is echter de extreme ouderdom die hij aan de beschaving van Atlantis toeschrijft (rond 9600 v.C., ter vergelijking: de Egyptische beschaving ontstond ca. 4000 v.C.) en het feit dat deze voorbij de Zuilen van Heracles zou hebben gelegen. De situatie leek volkomen uitzichtloos te worden toen geologen in de jaren '50 massaal overgingen tot de theorie van de verschuivende continenten, een theorie waarin er letterlijk geen plaats is voor een verzonken continent. Maar er gloorde licht aan de horizon. De Griekse archeoloog Nikolau Marinatos (1901-1974) lanceerde de theorie dat de Minoïsche beschaving op het eiland Kreta, ongeveer 1500 v.C. zeer plotseling aan haar eind was gekomen door een uitbarsting van de vulkaan Thera op het (noordelijk van Kreta gelegen) eiland Santorini. Door een vertaalfout van het Egyptisch naar het Grieks zouden in Plato's verhaal honderdtallen door duizendtallen zijn vervangen, zowel bij de beschrijving van de tijdschaal als van andere gegevens, zoals een kanaal van 2.000 kilometer lengte en een leger van 1,2. miljoen soldaten, en de enorme afmetingen van Atlantis en de grote afstand tot Griekenland en Egypte. Deze theorie werd in de jaren '60 en '70 veelal beschouwd als de oplossing van het raadsel van Atlantis, maar inmiddels heeft ook hier de twijfel toegeslagen. De theorie vertoont verschillende mankementen. Uit verdere opgravingen is gebleken dat de teloorgang van de Minoïsche beschaving toch niet aan een enkele uitbarsting mag worden toegeschreven. Daarbij komt dat de oude Egyptenaren natuurlijk wisten waar Kreta lag (ze dreven er handel mee) en dat het eiland of de Minoïsche hoofdstad Knossos niet verzonken zijn, doch hooguit bedolven. Aan de andere kant, de enorme vloedgolf van de uitbarsting kan in de verhalen een definitieve overstroming zijn geworden. De enige recente originele suggestie over de herkomst van het Atlantisverhaal is afkomstig van de Britse archeoloog keter James. In zijn boek The sunken continent (1995) wijst hij op de parallellen tussen het lot van Plato's Atlantis en dat van de legendarische stad Tantalis, ooit bestuurd door een beroemde koning met bijna dezelfde naam. Deze mythische Tantalus vertoont veel overeenkomsten met de eerste koning der Atlantiërs, de titaan Atlas. De stad Tantalis moet aan de westkust van Turkije hebben gelegen, iets ten noorden van het huidige Izmir. Volgens James is ze door een krachtige aardbeving verzonken, verzopen en uiteindelijk bedolven. In hoeverre het hier om meer gaat dan een legende, is onduidelijk. De verhaspeling van de naam Tantalis-Atlantis is intrigerend. Interessant is echter dat James er als eerste in geslaagd is duidelijke overeenkomsten aan te wijzen tussen de Atlantis-legende en Griekse mythen.
Bron Sprague de Camp, L., Lost Continents, New York, 1970