Zoals Weishaupt zelf verklaart, volgde hij in zijn genootschap de vormen en instellingen van de Jezuïeten zonder te begrijpen dat dit voor het doel dat hij beoogde verderfelijk moest zijn. Knigge (z. d.) die onder de naam Philo een van de werkzaamste leden van de Bond was, zegt hierover: "daar Weishaupt`s praktische studie van de mens , alleen betrekking had op de nauwkeurige kennis van de inrichting van de orde van Jezuïeten, was `t zijn denkbeeld zich van deze middelen ten bate van het goede te bedienen, die zij gebruikten voor hun boze praktijken, een denkbeeld waarvan de onuitvoerbaarheid noodzakelijk weldra blijken moest. Vandaar kwam het dat hij, tot doorvoering van zijn plannen, het despotisch gezag van de oversten tegenover hun ondergeschikten en onvoorwaardelijke en blinde gehoorzaamheid aan deze voor noodzakelijk hield; maar daar hij niet kon beschikken over de dwangmiddelen waarvan de Jezuïeten konden gebruik maken, en hij de individuele vrijheid ook wilde eerbiedigen, was dit natuurlijk onmogelijk. Daaruit is 't verklaarbaar dat hij toen de onbeperkte macht van een Generaal zocht. Een hoofdoorzaak van het innerlijk bederf van de Orde was de wijze waarop ze werd uitgebreid. Weishaupt bedoelde vooral jonge lieden in de geest van de Orde optevoeden bij zijn leven op geen vruchten van zijn arbeid te rekenen, maar ieder welontwikkeld jongeling als opvoeder van een volgend geslacht aan de spits van 't werk te stellen. Zonder nauwkeurig onderzoek werden er echter vele ongeschikte en onwaardige mensen aangenomen die allerlei zelfzuchtige bedoelingen hadden en, naar Weishaupt zelf verklaarde, een schande waren voor de gemeenschap waardoor vele anderen zich onttrokken. En hoe weinig de stichter van de Orde begrepen werd bleek daaruit dat Weishaupt in 1783 de verklaring moest afleggen: "ik zie dat nog bijna geen enkele Areopagiet (voorzitter van een afdeling) mijn plan begrijpt; allen hangen nog veel te veel aan de uitwendige vormen- tot het wezen van de zaak dringt bijna niemand door.
— 't Spreekt van zelf dat de vijanden zich altijd op de weinig edele leden van de Orde beriepen om haar verdacht te maken, hoewel er toch ook mannen van erkende bekwaamheid en onverdachte zeden waren die zich bij haar hadden aangesloten. Onder deze laatsten was ook de Palz-Beiersche Regeeringsraad von Zwackh, die voor 't eerst aan Weishaupt, die toen de Ordenaam Spartacus had aangenomen, de raad gaf zijn Orde in verband te brengen met de Bond van VV.°. MM.°.
—Weishaupt vond dit goed en wenste dat alle Arcopagiten de drie eerste graden van de Vrijmij.°. zouden ontvangen. Ook wilde hij dat te Athene (München) en Erserum (Eichstadt) Vrijmetselaarsloges zonden worden opgericht. Maar uit de brieven van W. blijkt dat hij bitter weinig van `t wezen van de Vrijmij.°. begreep. - Het innerlijk wezen van de Illuminaten-Orde was tot nu toe nog weinig ontwikkeld. Nu evenwel begon Wieshaupt zich verder te verklaren en maakte de algemene Statuten van zijn stichting bekend. We zullen de hoofdinhoud daarvan mededelen, omdat we die belangrijk achten voor de geschiedenis. Allereerst verklaart W. dat zijn Orde niets bedoelt wat schadelijk of gevaarlijk is voor de Staat, de godsdienst en de zedelijkheid, maar integendeel geen ander doel heeft dan de zedelijke verbetering van het menselijk geslacht, door het kwaad te bestrijden, de goeden te belonen en verborgen kundigheden meer algemeen bekend te maken. Daar nu de leden van zo een Bond nauw met elkander moeten verbonden zijn, moet ieder die het lidmaatschap aanvaardt wel bedenken, dat alles wat hij voor de Bond doet tenslotte ook in 't eigen belang is en ook omgekeerd dat ieder verplicht is voor het belang van allen te zorgen. De leden moeten elkaar dus als ware vrienden beschouwen en zichzelf zoveel mogelijk volmaken. Alle leden moeten dus voor alles de deugd beoefenen en zij die daartoe de geschiktheid hebben, ook de kunsten en wetenschappen; die door anderen geacht en geëerd wil worden, moet allereerst er voor zorgen achting te kunnen verdienen. Daarom moet ieder lid een edeldenkend vader, een liefhebbend echtgenoot, een onberispelijk burger zijn. Al erkent de Orde nu geen onderscheid van rang en stand, moeten de burgerlijke verhoudingen tegenover de buitenwereld in 't oog gehouden worden, althans wanneer men in `t bijzijn van profanen is. Oudere leden van de Orde hebben in de regel meer kennis verkregen, zijn door oefening in deugd veel beter geworden, en moeten daarom met eerbied worden behandeld. Deze ouderen zijn de oversten. Deze oversten hebben aanspraak op eerbied en gehoorzaamheid. De Orde vraagt dus van ieder lid het offer van zijn vrijheid, niet onvoorwaardelijk, maar vooral dan wanneer dit offer het middel kan worden tot een groot doel. De bevelen van de oversten moeten gehoorzaamd worden, want dezen zien verder dan gewone leden, begrijpen beter het doel van de Orde. De oversten kennen de mensen, weten wie ze voor zich hebben, en zullen daarom geen misbruik maken van 't in hen gestelde vertrouwen, maar er voor zorgen dat ze goede vaders zijn .... "Tot dusver gaat alles betrekkelijk goed, maar wat we nu vernemen is zeker zeer bedenkelijk. "Aan het einde van iedere maand moet iedere ondergeschikte aan zijn overste of recipiënt een gesloten brief zenden met het opschrift: "Quibus liceta of Soli", of "Prime". In die brief schrijft hij: ten eerste hoe zijn overste hem behandelt en op welke wijze hij met hem omgaat, ten tweede welke bedenkingen hij tegen de Orde heeft; ten derde welke bevelen de oversten hem in die maand gegeven hebben, en ten vierde of hij in die maand enige geldelijke uitgaven voor de Orde heeft moeten doen. Ieder moet nu iedere maand zo een stuk indienen of hij iets te melden heeft of niet. Opdat dit nu met geringe moeite kan gebeuren, moet ieder bij `t begin van de maand een blad gereed leggen waarop hij alles aantekent wat gebeurt en tekent dit op in Quibus licet. Het Quibus-licet-stuk , wordt van binnen en van buiten met den Ordenaam getekend. Deze bepaling geldt in alle graden en niemand is daarvan vrijgesteld; die 't verzuimt en ook de overste die vergeet zo een stuk optevragen, wordt met een geldboete gestraft. Opdat alle leden door een geest bezield zullen worden, worden hun de boeken aangewezen die ze lezen en bestuderen moeten, en uit de maandelijkse brieven kunnen nu de oversten beoordelen in hoeverre zij vlijtig of nalatig zijn geweest. De Recipiënt van iedere kandidaat is diens natuurlijke overste. Allen hebben het recht nieuwe leden voor te stellen; maar ze moeten van ieder die ze opnemen, of buitensluiten willen alles nauwkeurig optekenen wat ze van hem ontdekken en daar ieder woord veelal verraadt wie men is, moet alles, ook 't geringste, op getekend worden wat men van een ander kan ontdekken; ja men moet hem bespieden, ook dan als hij meent geheel alleen en onbespied te zijn. Uit deze aantekeningen, die met de uiterste nauwkeurigheid moeten worden opgemaakt, kan de overste natuurlijk het karakter en de wil van de kandidaat leren kennen.
— Om nu te zien of de kandidaten waardige medeleden kunnen worden, vordert de Orde bewijs van trouw, stilzwijgendheid en werkzaamheid. Jonge lieden hebben daarom een proeftijd van drie, oudere van tweejaar, enkele behoeven slechts een jaar ter voorbereiding. Die proeftijd kan evenwel verlengd of verkort worden. Gedurende deze tijd leert en bestudeert de kandidaat de aangegeven boeken, bestudeert hij zijn medemens en tekent alles met de grootste nauwkeurigheid op. Hoe meer dergelijke aantekeningen men heeft gemaakt, hoe sneller men bevorderd kan worden.
— Behalve met de geheel praktische wijsbegeerte houdt de Orde zich bezig met de natuur en natuurkunde, met economie, met de vrije kunsten, schone wetenschappen en vreemde talen. Bij zijn opname verklaart de kandidaat welke kunst of wetenschap hij wil beoefenen. Hij moet nu een bepaald werk verrichten en aan 't eind van zijn proeftijd dit aan `t oordeel van zijn overste onderwerpen. Bij zijn opname verandert de kandidaat zijn naam in een andere; onder deze naam moet hij alles optekenen wat hij ervaart, opdat daaruit eens zijn geschiedenis kan worden samengesteld. Gedurende deze proeftijd leert de kandidaat niemand van zijn medeleden kennen opdat hij des te beter kan bespied worden en zich geheel zal bloot geven. Omdat men nu niet kan weten of men met een lid van de Orde spreekt, mag men ook met hen die men bij zijn receptie heeft leren kennen, zelfs niet het minste over de zaken de Orde betreffende spreken. Wanneer iemand afwezig is moet hij alle 14 dagen aan zijn overste schrijven; anders bezoekt hij hem minstens eenmaal per week; de overste verdeelt daartoe de dagen van de week onder zijn ondergeschikten. De Orde wil zoveel mogelijk verborgen blijven want al het verborgene en geheime heeft voor ons een bijzondere aantrekkelijkheid en daardoor wordt de onderlinge vertrouwelijkheid ook groter. De oversten hebben daardoor ook beter gelegenheid opmerkingen te maken en de leden beter te leren kennen. Tot bestrijding van noodzakelijke onkosten en om arme broeders te ondersteunen vordert de O.°. van ieder lid een bijdrage naarmate van zijn krachten; maar dit is niet op elke plaats gebruikelijk. Wanneer de kandidaat voor de inwijding terugkeert of wordt afgewezen, ontvangt hij het door hem reeds betaalde terug. Werkelijk armen zijn niet alleen van alle betaling vrijgesteld, maar krijgen ook nog hulp van de Orde. Daarom verwacht men van hen die werkelijk iets kunnen missen grotere ondersteuning."— Verder vernemen we nog het volgende, dat Weishaupt mededeelde om de beschuldigingen tegen de Illuminaten te weerleggen. Aan ieder die lid wenst te worden wordt een opstel opgegeven overeenkomstig zijn krachten en bekwaamheden, b.v. over de betekenis van de vrijheid, over het nut van de ceremonieën, over 't noodzakelijke van geheime genootschappen, over de vraag: kunnen er waarheden bestaan die wanneer ze algemeen bekend waren, schadelijk zouden zijn voor het menselijk geslacht? Waarin bestaat het aantrekkelijke van de deugd en ook van de zonde? Hoe was de fysische en zedelijke toestand van de mens voor de uitvinding van het vuur? Was de uitvinding van het buskruid voor de mens voor- of nadelig?
We zullen de 60 onderwerpen die hij verder opgeeft niet mededelen. Genoeg: uit alles blijkt dat Weishaupt werkelijk goede en edele bedoelingen had en dat hij vooral het oog had op de katholieken die jaren lang onder de heerschappij van de Jezuïeten hadden gestaan. In de eerste jaren bleef de Bond dan ook meer beperkt tot het katholieke Zuid- Duitsland en Weishaupt verlangde er naar hem ook naar het Protestantse Noorden over te brengen. Tegen 't einde '79 werd daarom de Markies Costanzo (zijn Ordenaam was Diomedes) naar Frankfort a/ M. gezonden, waar hij op 1O Jan. 1780 voor de eerste maal in de Loge verscheen en wel als gevolmachtigde van zijn Loge. Daar leerde hij de Vrijheer von Knigge kennen die zich reeds beroemd had gemaakt door zijn boek: "over de omgang met mensen." Deze liet zich door Costanzo in de Illuminaten-Bond opnemen in de waan dat deze reeds van overoude tijden af aan bestaan had. Toch gelukte het hem niet te Frankfurt vele adepten te winnen. Met Knigge kwam er echter nieuw leven in de Bond. Deze had reeds lange tijd gepeinsd over een hervorming van de Bond van VV.°. MM.°. en meende dat bij de Illuminaten de verwezenlijking te zullen vinden van zijn ideaal. En werkelijk wist Knigge vele van de beste van zijn tijdgenoten te winnen; 't scheen dus dat de Bond werkelijk de besten van die tijd onder zijn vanen zou verenigen. Maar toen von Knigge er bij Weishaupt op aandrong iets meer te mogen weten van de oorsprong en de betekenis van deze wereldbond moest het hoge woord er uit en verklaarde Weishaupt: "dat de Bond eigenlijk nog hoofdzakelijk slechts in zijn brein bestond; dat alleen de lagere rangen in enige katholieke landen opgenomen werden, maar dat hij de heerlijkste bouwstoffen had verzameld voor hogere rangen; dat hij aan hem als aan de beste medewerker die hij nog gevonden had, al zijn papieren wilde mededelen om dan tezamen het plan verder uittewerken."
Knigge nam evenwel de uitnodiging aan om nader met Weishaupt te confereren en ging daartoe in 1781 naar Beieren. Op zijn reis leerde hij vele leden van de nieuwe Orde kennen waaronder hij vele uitnemende mannen aantrof, maar ook vele anderen die van de 0.°. zeker niet tot eer strekten. De Voorzitters van de verschillende afdelingen (Areopagiten) waren meest allen tegen Weishaupt ingenomen en brachten allerlei beschuldigingen tegen hem in. Knegge wist echter verzoening te brengen, deed zich nu voor als de afgezant van een onbekende hogere Overste en sloot met de verbondenen een nader verdrag. Hij zou het gehele systeem nader uitwerken en dan aan Weishaupt ter goedkeuring voorleggen; de Orde zou met de Vrijmij.°. in nader verbond treden om haar systeem in alle Loges ingang te doen vinden ; nevens de Areopagiten werd er nog een Raad van Regenten ingesteld die het opperbestuur zou hebben. De Areopagiten zouden geen hoge ambten bekleden, maar, onder presidium van Weishaupt, een oppercollege vormen aan 't welk de nationaal-oversten alle berichten moesten inzenden. Knigge toog aan het werk en werkte het Illuminaten-systeem nu verder uit. De Bond werd nu aldus ingedeeld:
l. De Voorbereiding;
2. Het Novitiaat;
3. De Minervalgraad;
4 en 5. De kleine en grote Illuminatengraad.
De tweede van deze klassen omvatte de drie graden van de Vrijmij.°., en de z.g. Schotse Metselaar zou een zelfstandige derde of mysteriën-klasse vormen: de Schotse Novitius en Ridder. Dat de Eclectische Bond (z.d.) niets met de llluminaten-Orde te maken heeft, wat door sommigen beweerd wordt, behoeft geen betoog wanneer men slechts bedenkt, dat deze juist van al dat verdelen in klassen en rangen niets wilde weten.—'t Is duidelijk dat van Weishaupt noch Knigge een goed denkbeeld van de Vrijmij.°. hebben gehad. Het door Knigge uitgedacht systeem was zoo ingewikkeld dat slechts weinigen het konden begrijpen en Weishaupt zelf er weldra allerlei veranderingen in wilde brengen. Daardoor kwam er spoedig verwijdering tussen beide hoofden van de Orde die ten gevolge had dat Knigge zich in 1784 aan de vereniging onttrok welk voorbeeld door vele anderen gevolgd werd. Weishaupt zocht zijn stichting te verdedigen en ontwikkelde daarbij werkelijk uitmuntende grondstellingen, maar scheen niet te begrijpen dat de inrichting van zijn Bond zelve in strijd was met de denkbeelden van ware vrijheid die hij toen luid verkondigde. —'t Kan dan ook geen verwondering baren dat zo een vereniging als de Illuminaten-orde weldra aan alle kanten werd aangevallen. De eerste openlijke aanval geschiedde in 1783. Een afgewezen kandidaat, de boekhandelaar Strobl, begon: hem volgde de hoogleraar Westenrieder en de kanonicus Danzer, een bekwaam wis- en natuurkundige, Die beweerde dat de Illuminaten hem benadeelden. Een stortvloed van geschriften verscheen waarin de Orde werd aangevallen en waarin meestal de ware Vrijmij.°. met haar werd verward. Vruchteloos waren de aanvallen niet: op 22 Juni 1784 werd een keurvorstelijk bevel uitgevaardigd waarbij alle geheime genootschappen in Beieren verboden werden. De VV.°. MM.°. en de Illuminaten gehoorzaamden, sloten hun Loges en staakten hun bijeenkomsten. Weishaupt werd in deze zin het slachtoffer dat hij uit zijn ambt werd ontzet, veroordeeld openlijk een geloofsbelijdenis af te leggen, uit Ingolstadt verbannen. Hij moest zijn vrouw, die hem pas een kind geschonken had, verlaten en toen enige vrienden zich de verlatene aantrokken werden ook dezen voor de rechtbank gedaagd. Weishaupt zelf vond bescherming bij Hertog Ernst van Saksen Gotha die hem de titel van Hofraad gaf. De Bond van VV.°. MM.°. werd tegelijk met de Illuminaten-orde getroffen en bij 't begin van de Franse revolutie was het Illuminatendom reeds ondergegaan.
Het moest ondergaan, het droeg bij zijn ontstaan reeds de kiemen bij zich van zijn natuurlijk verderf. Toch mag men 't waarachtig goede dat ook hierin gevonden werd niet geheel en al miskennen. Weishaupt, Bode en andere werkelijk edeldenkende mannen hebben zeker 't goede gewild en 't kan niet ontkend worden dat zij veel gedaan hebben voor de verbreiding van ware verlichting en verbroedering onder de mensen. Bovendien, Weishaupt bedoelde het goede maar koos daartoe verkeerde, in menig opzicht verderfelijke middelen. Hij was illusionist, maar dat neemt niet weg dat wat hij bedoelde goed was, dat hij ook 't ideaal had liefgehad dat eenmaal, al is het dan zeker door andere middelen, tot werkelijkheid komen zal.
ILUMINATEN ll, (ILLUMINÉS, de verlichten) In de eerste Christenkerk werden alle Christenen na de doop llluminati, dat is: door de goddelijke genade verlicht, genoemd. Maar het woord Illuminé is ook synoniem aan geestdrijver, enz. en in die zin moet men het genootschap beschouwen, dat zich door geheel Duitsland verspreidde, en niet alleen de strekking had, om over de vorsten te regeren, maar ook, om hen van de troon te stoten.De eerste Illuminés verschenen in 1575 te Sevilla, onder de naam van Alombrados. In hun geestverrukking, die zij onder elkander Baptos noemden, meenden zij God te zien in al zijn heerlijkheid, en dachten, dat men in dit Ieven reeds door de zuiverheid van de ziel met Hem verenigd konden zijn. Na hen was er in Frankrijk (1634) een sekte, Guérinets geheten, naar Pierre Guérin, Priester van St. George de Roye, een van hun voornaamste Apostels.
De beide eerste secten zijn het model van alle dergelijke, welke later in Europa bestaan hebben.
De derde, van de jaren 1750—1788, in België bestaan hebbende, had ook een politiek - mystieke bedoeling. (Zie kruisbroeders)
De vierde sekte was eindelijk de door Weishaupt, in het jaar 1776 in Beieren opgerichte llluminaten-Orde.
Als voorgangers van de Illuminés noemt men de juffrouw La Motte Guyon en haar vader Lacombe, Jan Senius, Antoinette Bourignon, Catharina de Boer, Martinez Paschalis, Martin Swedenborg, de profetesse Labroasse, de Abt Pontard, enz.
JEAN WEISNAUPT, was Professor in de rechten aan de Hogeschool van Ingolstadt. Zijn systeem was op Jezuïtische gronden gebouwd, en zijn leerstellingen hadden, als gezegd, de omverwerping van de tronen en herstelling van algemene gelijkheid ten doel. Ofschoon velen menen, enige gelijkvormigheid in zijn systeem met de vroegere Illuminaten te ontwaren, is dit echter van allen schijn ontbloot. Dit bewijst het werk, dat hij zelf over dat systeem heeft geschreven, en waarin hij zijn gronden bloot legt. In de maand Mei van genoemd jaar (1776) hield hij te Ingolstadt, de eerste bijeenkomst van Illuminaten, van welke nog nimmer in Duitsland gesproken was. Hun graden werden op de volgende wijze verdeeld:
1e. Klasse. Kweekschool.
1. Na een voorbereidingsoefening, het Novitaat.
2. De Minervaalgraad.
3. Illuminatus minor, waarop de inwijding als Magistratus volgde.
2e. Klasse. Symbolische Vrijmetselarij, welke in haar verschillende delen, zonder eigenlijke aanneming, de bevorderde werd mede gedeeld, waarop hij tot de Schotse overging.
4. IIluminatus major, of Schotse Novice.
Illuminatus dirigens, of Schotse Ridder. Deze graad moest de ingang tot de zogenaamde hogere Vrijmetselarij, of de mysteriën zijn.
5e. Klasse.
A. Kleine Mysteriën.
6. Priester, of Epopt. (Zie Epopt.)
7. Princeps, of de Regentengraad.
B. Grote Mysteriën.
8. Filosofischen Magus.
9. Rex, welke beide laatste graden niet geheel bearbeid zijn. De vergadering zelve heet Areopagus.
Deze Orde bestond in het begin zonder enige verbinding met de V.°. M.°.. Noch Weishaupt, noch de eerste medeleden van zijn Orde, waren Vrijmetselaren. In een brief van Weishaupt van December 1778, geeft hij zijn voornemen aan CATO (ZWACK), die medelid van een Loge geworden was, te kennen, dat ook hij dit wenste te doen. Inderdaad liet hij zich in de Orde van de Vrijmetselaren inwijden, om zo doende enige personen tot zijn systeem over te halen, hetgeen ook gebeurde, zodat hij spoedig een menigte mensen bijeen had, die hij het Heilige Legioen noemde. Kort daarna liet hij zich in de hogere Maçonnieke graden inwijden, eigenlijk, om deze te kennen en deze in zijn geheime leer in te lassen. Weishaupt wilde de kennis aan de hogere graden van de Vrijmetselarij voor zijn Orde bewaren, doch wilde tevens, dat alle Areopagiten (dit was de naam der Ordebroeders) zich in de drie eerste graden van de V.°. M.°. Iieten inwijden. Er werden dan te Athene (München) en te Erzerum (Eichstadt) behoorlijke Loges opgericht, die naar Zwacke’s plannen de kweekscholen van de Orde moesten zijn, zo als dan ook Weishaupt en zijn agenten vele- Vrijmetselaren in hun Orde hebben meegesleept. Vele Loges echter, die zij tot hun belangen wilden over halen, besloten, liever hun werkzaamheden te willen eindigen. dan zijn voorbeeld te volgen. Welke pogingen Weishaupt en zijn aanhangers ook in het werk stelden, al noemde hij zijn Orde ook de verhevene Orde der Vrijmetselarij, nimmer gelukte het hem, het merendeel van de Vrijmetselaars tot zijn belangen over te halen, of hen tot zijn aanhangers te maken. Het doe van de Illuminaten werd voornamelijk, niet slechts om proselieten te vormen, maar ook om de Vrijmetselarij in het hatelijkst daglicht te plaatsen, door zich zelve in haar gewaad te kleden. Reeds in het jaar 1780 werd Diomedes ( Markies Constanzo von Constanza) uitgezonden, om ook in de Protestantse - Duitse Loges, Illuminaten gezelschappen op te richten. Te Frankfurt leerde hij de Vrijheer Von Kniege kennen en won deze voor het verbond. Kniege werd daarop een ijverig voor stander en arbeider van de vereniging, omdat Weishaupt hem zijn vertrouwen had geschonken, en hem verzekerde, dat het genootschap reeds oud was, zonder te bedenken, dat het zijn bemoeiing nog nodig had, om van Constitutie en Ritualen voorzien te worden. Kniege door Weishaupt’s brieven aangemoedigd, nam in de voornaamste steden van Duitsland vele voorname geleerde en rechtschapen mannen tot Minervalen aan, en deelde hun hetzelfde recht der aanneming mede. Binnen korte tijd zou hij vele honderden mensen onderwijzen, bevorderen en hun grote verwachtingen bevredigen. Toen echter begon de grote aandrang enigszins te verminderen; want de veelvuldige bedreigingen, toen reeds door rechtschapen mannen in de Duitse Loges ondervonden, maakten velen wantrouwend. Knigge vorderde daarbij van Weishaupt de plannen van het ganse systeem, maar bekwam tot antwoord, dat hij de regeling van de Orde wel in zijn geheugen maar nog niet op het papier had; dat echter de kweekschool in sommige Katholieke Provinciën in werking was, en dat hij de heerlijkste bouwstoffen voor de hogere graden verzameld bad; dat hij hem als de enige medearbeider gebruiken kon, aan wie hij al zijn papieren zou mededelen; met wie hij alles zou bewerken, en alles naar diens goedvinden zou inrichten, en daarom begeerde hij (WEISHAUPT), dat Knigge naar Beieren kwam.
Bij deze samenkomst van Knigge en de hoofden van de Orde in Beieren, werd. besloten, dat Knigge al de bouwstoffen voor de hogere graden zou bearbeiden. Daarbij zou elk Areopagiet zijn aanmerkingen maken; dan moesten, naar Weishaupt oordeel, alle graden zuiver afgeschreven, aangenomen en in alle omstreken ingevoerd, en zou tot op een volgende Areopagiete convent niets daarin veranderd mogen worden.
Op het daaropvolgende Convent niets daarin verandert mogen worden. Op het daarop volgend convent te Willemsbad had Knigge volmacht, om al die BB.°. in de Orde in te wijden, te onderrichten, en met de zaken bekend te maken, op wiens toetreding hij kans zag. Spoedig kwamen al de Gedeputeerden van genoemd Convent bij Knigge en verlangden van hem de aanneming in de Illuminaten Orde.
Gedurende het convent zelf nam Knigge echter niemand aan, maar liet hen een acte ondertekenen, waardoor zij zich tot stilzwijgen verbonden. Onder anderen won hij hierdoor ook Bode, die, als afgevaardigde van de Hertog Ernst van Saksen Gotha, het Convent bijwoonde, en die de bijzondere last had, om de dwalingen, in de Vrijmetselarij ontslaan, tegen te gaan, en haar zuiver zedelijk doel weer te herstellen. Na het einde van het Convent werd hij tot Illuminatus minor aangenomen, en nadat Knigge hem had overtuigd, dat het geen Jezuitismus was, dat zich achter deze llluminaten-Orde verborg en dat reeds vele achtbare mannen daaraan deel hadden genomen, deelde hij Knigge zijn plannen, inzichten en geschiedenis van de Vrijmetselarij en van de Rozenkruizers mede. Hierop liet Bode zich tot Illuminatus mayor en tot Illuminatur dirigens aannemen, en beloofde trouw en ijverig voor de Orde te zullen werken, deze de overhand in de Vrijmetselarij te doen verwerven, en zijn kennis van de V.°. M.°. ten nutte van anderen uit te breiden en mede te delen. Bode zou zijn belofte wel vervult hebben, indien de Orde niet vroeger ten onder had moeten gaan. Tot deze ondergang werkte vooral de Boekhandelaar Stroel, .de Kanunnik Danzer en de Hoogleraar Westenrieder mede, welke in 1785 hun stemmen luid tegen de VV.°. MM.°. en de Illuminaten verhieven. ln het jaar 1784 werden door een Keurvorstelijk bevel alle geheime verbroederingen. dadelijk verboden. De VV.°. MM.°. en Illuminaten gehoorzaamden, sloten hun Loges en hielden geen vergaderingen meer. Wel wenden zij zich tot de Keurvorst, met verzoek, om alles bij hen te onderzoeken, doch dit baatte niets; een tweede verbod werd door de Pater Frank en Kreitmayer uitgelokt tegen alle geheime verbroederingen. De Illuminaten waren de enige, die volstrekt gehoorzaam waren en bleven. Intussen werden toch de rechtschapenste onder hun medeleden gestraft. Weishaupt werd in 1783,. van zijn ambt als Hoogleraar ontzet, tot een openlijke bekentenis veroordeeld, uit Ingolstadt gebannen en tot alle verdediging onbevoegd verklaard. In het volgende jaar liet de Keurvorst de papieren van de Illuminaten in beslag nemen; men vond daaronder, tegen sommige leden, bewijzen van kuiperij, misleiding en bedrog, alsmede van gevoelens en daden, strijdig met hun voorgewende ijver voor de deugd. Deze feiten, welke de leden als persoon aangingen, werden beschouwd als van toepassing te zijn op de Orde in het algemeen. Er had een geheime instructie plaats, ten gevolge waarvan Weishaupt terdood werd veroordeeld; doch deze kreeg tijdig van dit vonnis kennis en nam de vlucht. Er werd een prijs uitgeloofd aan degene, die hem zou verraden. Hij vond een wijkplaats te Regensburg, waarop de Keurvorst zijn uitlevering vorderde, en daar de regering deze niet durfde weigeren, en toch niet besluiten kon, deze te bewilligen, maakte men hem de middelen, om weg te komen, gemakkelijk. Hij begaf zich naar het hof van Ernst, Hertog van Saksen-Gotha, die hem tot zijn bijzondere Raadsheer benoemde. Nu eiste Weishaupt, zich dus in veiligheid ziende, dat er tegen hem, als stichter van de Orde der Illuminaten, een regelmatige beschuldiging, opgemaakt, en aan het onderzoek van de rechtbanken onderworpen werd; doch deze billijke eis bleef altijd onbeantwoord. Weishaupt is op 18 November 1830. in de ouderdom van 83 jaar te Gosha overleden.
Kort- na de vervolging van Weishaupt begon ook die tegen Zwack, Oertel, Costanzo en Savioli, van welke deze verbannen, gene afgezet werden, terwijl anderen bescherming vonden in of door hun rang. hun geboorte, ereposten en familiebetrekkingen, of ook door de persoonlijke gunst van de Keurvorst, of van Pater Frans. Men verbreidde overal, dat de Illuminalen zich met staatsaangelegenheden bemoeiden, dat zij de papieren van de Regeringsraad Zwack, bij zijn afwezigheid hadden mee genomen, en die onder de titel van: Oorspronkelijke geschriften der Illuminaten-Orde, hadden doen drukken. Zwack redde zich door de vlucht.
De opheffing van de Illuminaten-Orde was in zich zelve, volgens de bestaande staatswetten en wegens werkelijke misbruiken en wederrechtelijke aanmatigingen, volkomen rechtvaardig. Dit verbond was een wezenlijke staat in de Staat; het verwierf de gehoorzaamheid van de leden van de Staat, ,wilde alle staatsbeambten met haar medeleden verenigen, en openbare gelden voor haar doel beschikbaar maken, en had voor Beieren dit doel reeds werkelijk ten dele bereikt.
In 1788 hebben deze Illuminaten Frankrijk moeten verlaten; tegen deze, zowel als tegen de Vrijmetselarij, worden in Beieren nog heden (1830) de verbodsbevelen stipt gehandhaafd; van tijd tot tijd zijn de Illuminaten te niet gegaan en versmolten.
(I) NOVICE AND TEACHER, almost apart as` such from ceremonial procedure.
(2) ACADEMY OF ILLUSINISM, otherwise BRETHREN OF MINERVA. The reception was at the dead of night in a dark room.
(3) ILLUMINATUS MINOR.
(4) ILLUMlNATUS MAJOR, otherwise SCOTTISH NOVICE—reflected from Masonry. The Candidate is represented as depositing an account of his life in the hands of his Sponsor, and this was checked by information derived from the Intelligence Department of the Order.
B. INTERMEDIARY DEGREE.—SCOTTISH KNIGHT OF ILLUMINISM, founded on ÉCOSSAIS GRADES of Masonic Chivalry and reproducing points of their procedure. An alternative name was ILLUMINATUS DIRICENS. The Candidate was called upon to testify his belief that the Superiors of Illuminism were also the unknown and lawful Superiors of Freemasonry.
C. CLASS OF THE LESSER MYSTERIES. —
(I) EPOPT, or PRIEST OF ILLUMINISM. The Candidate was hoodwinked and driven by a circuitous route to the place of assembly. He was brought into a brilliantly illuminated Temple, wherein was a vacant throne, by which lay the insignia of royalty, and a cushion whereon was folded a white priestly robe and girdle. The Candidate was to choose between them, and if he was guided rightly he became a Priest of the Order, when a part of its policy was unveiled to him.
(2) REGENT or PRINCIPATUS ILLUMINATUS. The political aspects of the Order were developed in this Grade of Knighthood.
D. CLASS OF THE GREATER MYSTERIES.—
(I) MAGUS or PHILOSOPHER.
(2) MAN-KING. The last Mysteries were contained in these Degrees, but no account of their Ritual procedure has transpired. Weishaupt had no influence: his scheme, conceived in the study was devoid of life and substance.