Maçonnieke encyclopedie-S.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


SCHOTSE PHILOSOPHISE RIT.°.
SCHOTSE VRIJMETSELARIJ
SCHOTS GEDEPUTEERD MEESTER
SCHOTS MEESTER
SCHOTSE DAMES VAN HET HOSPITAAL VAN DE BERG THIBOR
SCHOTSE LOGES
SCHOTSE RIDDER
SCHOTSE VRIJMETSELARIJ (DE)








Schotse philosophise rit.°. (Rit ‚cossais philosophique), was een soort van Hoog-graden-systeem dat in 1766 te Parijs gesticht werd en waarin tal van graden, boven de drie symbolieke, gevonden werden. De stichter of althans ijverigste beschermer van dit systeem,was de arts Boileau; tot 1782 won het steeds veld en had toen reeds 18 Loges onder zich. Om meer ingang te vinden hield men telkens philosophische bijeenkomsten, die convents genaamd werden, en waar voordrachten gehouden werden over historische en dogmatische onderwerpen. Het Franse Gr.°. Or.°. zag het opkomen van deze nieuwigheid met lede ogen aan, maar in 1781 werd een verdrag aangegaan en kreeg het systeem het recht in Frankrijk loges teaffiIieeren en te stichten. Tot 1826 werkte men in deze ritus voort, maar sedert die tijd werd daarvan niets meer vernomen.
Schotse Vrijmetselarij (Schottische Maurerei. Maconnerie ‚cossaise. Scotch Masonry. Maç.°. . ecoss.) Onder deze dubbelzinnige naam verstaat men tal van zogenaamde Oppergraden, die zich aan de Meestergraad aansluiten en een afgezonderd geheel vormen, of ook slechts tussengraden zijn tussen de Mr.°. Gr.°. en de hoogste die in andere systemen gevonden worden Men wane intussen niet, dat ze in enige betrekking staan met Schotland of de Schotse ritus. De oorsprong daarvan is nog vrij onzeker.
Het Algemeen Woordenboek voor VV.°. MM.°. (Vrgl. Lenning III 166 ff) heeft ons een uittreksel gegeven uit een zeldzaam voorkomend werk dat in 1802 te Berlijn uitkwam onder den titel: Wer ist unter der Parabel: die Familie der Amicitier -eigentlich zu verstehen?" en daarin lezen we 't volgende: "Na de geweldigen dood van Karel I beschouwden enige Koningsgezinden de Free-Masonry, die tot dusver een inwijding in de kennis van de hieroglyphen was, als een zeer geschikt middel om. onder die hieroglyphen, hun plan tot herstelling van Karel II te verbergen en daardoor hen te leren kennen op wie men, bij een mogelijke contrarevolutie, zou kunnen rekenen.
Deze vereniging, die met een bepaald politiek doel van karakter werd veranderd, moest voor Oliver Cromwell des te meer verborgen blijven, daar het lid worden van eenig gild te Londen, zonder toestemming van de Regering niet kon geschieden, en bovendien de leerlingen, de gezellen en de meesters; de gezellen, de meesters; en de meesters de geheime oversten niet kenden. Het doel werd aan de meesten wel zinnebeeldig meegedeeld, maar niet eerder geheel verklaard, dan nadat men hen geheel en volkomen had leren vertrouwen en dus geheel zonder vrees kon zijn.
Met die overoude hieroglyphen verbond men ook nog een veldteeken, een noodteken en een eed dat de verrader zich wilde onderworpen aan de straf van hoog verraad. De ware Vrijmetselaars, die in de geheimen van de overste hieroglyphen ingewijd waren, lieten dit - daar het einddoel zedelijk goed was-stilgeworden, maar verloren hun hoger zedelijk doel, geen oogenblik uit het oog. Toen nu de hoofden van de contrarevolutie met de herstelling van Karel II hun doel getroffen hadden en toch zagen dat de Vrijmij.°. bleef voortduren, verbaasden zij zich daarover.-
Toen nu Prins Willem van Oranje in Engeland kwam, en Jacobus II den 20 Dec. 1688 Londen moest verlaten en kort daarop bij Windsor gevangen werd genomen, toen hij (Jan. 1 68!)) ontvluchtte en bij Ambletense in Frankrijk landde, kreeg de oude, eerwaardige metselarij hare tweede bijna algehele verandering.
-De Hertog van Berwick, de natuurlijke zoon van Jakob II en Reg.°..Mr.°..van een Schotse Loge, verbond zich met de Jezuieten en uit de leeuw van de stam Juda - een zinnebeeld uit het Oude Testament(Gen. XLIX:9) - werd een Schotse leeuw gevormd
-Berwick stond nu ook in geheime verstandhouding met Lord Berkeley, in Engeland. De oude Hieroglyfen werden veranderd en nieuwe ceremoni‰n uitgedacht, en men arbeidde voort, met het doel, Jakob II in Engeland te herstellen, en er de Protestantse godsdienst te onderdrukken. De Hoofd-loge bevond zich in een gewelf, onder het profes-huis der Jezu‹eten te Parijs. Jakob II werd in die Loge ingeleid, en Pater LACHAISE (biechtvader van Lodewijk XIV, en de zelfde naar wie het beroemde kerkhof te Parijs is genoemd) sprak hem daarbij met enige in dat werk aangehaalde orakelachtige woorden aan. In deze Orde, door de Jezuieten uitgevonden, was de dolk het symbool van de hoogste graad. De Ridder van den Dolk heette: Chevalier Kadosch
De volgende graad had tot Orde-teken een Moeder-Godsbeeld met het Christuskind, en het omschrift J. H. S. In een' anderen, en wel klerikalen graad, ziet men een monnik afgebeeld, die in de ene hand de gifkelk, en in de andere een dolk houdt, met het onderschrift: Je dois tout a ma religion, en aldus: "Ik moet voor mijnen godsdienst niet slechts alles Iijden, zelfs elken dood; maar ook: "ik moet voor haar alles onderstaan, zelfs elke misdaad."
Het gehele geheim van deze Orde bestond in niets anders, dan in het vermoorden van Willem IlI. De Cheralger Kadosch ontving een dolk en zwoer, als hij daartoe werd oproepen, te velde te trekken, en zich elk middel te veroorloven tot het bedwingen van de vijanden van de Orde. Hij ontving de verzekering, dat, bezigde hij de dolk, Jakob II hem koninklijk belonen en boven al het volk zou verheffen. In het genoemde werkje worden daaromtrent de volgende echte stukken medegedeeld:

"Wij ondergeteekenden Jakob Frans, Hertog van Berwick, Ridder van de Orde van Jakob II, Koning van Groot-Brittanje Robert Charnock, Pater, Johannes Friend, Robert King en Antoon Keys. Wij, hier eerbiedig en vol aandacht verzameld voor het aangezicht van de heilige Zaligen en van den grooten Bouwmeester, vooral echter onder de reine en helderziende oogen van Ignatius, die de onschuld hoedt van hen, welke moed en kracht hebben, onderdrukte Staten te verdedigen, wij bekennen en beloven, ons woord tot aan den laatsten oogenblik onzes levens te houden, terwijl wij zelfs onder de grootste folteringen welke men ons zou kunnen doen lijden, nooit willen bekennen, dat de allerchristelijkste Koning, de eerwaarde vaders Jezuïten, onze broeders X en Jakob II, ons het eerste denkbeeld hebben gegeven tot de sluipmoord op Willem, Prins van Oranje, op straf van eeuwig in het vagevuur te blijven, en de smarten van de hel en van het hevigste helsche vuur te lijden, en voor immer beroofd te worden van alle rust, allen vrede en alle leniging, al ware die ook nog zoo gering. Dit beloven wij onzen Meesters en Opperhoofden, den Pater Lachaise en den Aartsbisschop van Parijs.

Gedaan op den 10 den Januari l696, in de duistere kamer.

De Hertog van BERWICK, CEARSOCK FRIEND, KING, KEYS "

"Ik Jakob II, Koning van Groot-Brittanje, beken oprecht, dat ik heb toegegeven aan de vrome bedoeling van mijn natuurlijken zoon Jakob Frans, Hertog van Berwick, zich mijner zaak aan te trekken en mijn ongeluk met my te deelen, terwijl hij zich op mijne vijanden wreekt, en mijnen schoonzoon in zijn winterverblijf aanvalt, dit moge dan nu ook geschieden, op welke wijze het wille; daar hij van de eerwaardige vaders Jezu‹ten en Lodewijk den Grooten, mijn broeder en bondgenoot, die zoowel met de Jezu‹eten tot één Orde behoort als ik zelf, vernomen heeft, dat het geene misdaad zij, zelfs niet eens een zonde voor welke geboet dient te worden, het onrechtvaardige bloed te vergieten van een kettersch vorst of van eene kettersche vorstin, die de Staten in verwarring brengen. Dien ten gevolge draag ik hem de last op, alle personen in Engeland en elders, welke zich tegen zijn doel verzeten te verbranden of om te brengen.

St. Germain en Laye. den 30sten Januari 1696. JACOB II

Toen alles ontdekt was en men het gehele komplot van de sluipmoordenaars in Engeland had gevangen (enigen waren naar het vasteland gevlucht, terwijl volgens Kimbers History of England, Lond.l755, gr. 8vo. p. 394, van de opgemelde samengezworenen, Charnock, King en Key op 18 Maart en Sir John Friend op 3 April 1696 werden ter dood gebracht), schreef Jakob II op 20 Maart 1696 uit Boulogne aan Lodewijk XIV: "Heil en genade wacht hen. Heilige Ignatius bid voor hen en heb medelijden met hunne zielen. Geef niet toe dat zij eenige smart in het vagevuurlijden: want zij hebben niet bekend, dat ik en mijn broeders uwe volgelingen, hen hebben aangezet."
In de duistere kamer onder de Jezuietenkerk te Parijs, bevond zich op een berg-de berg van St~ Ignatius genaamd-een oude draak, welke ten aanzien van Frankrijks lot voorspelde: "Puinhoopen, bloedige veldslagen, moorden, kerkers, doodstraffen zullen uwe werken zijn en uwe zinnen streelen."
Dit orakel pasten de Jezuïeten, naar de stelling van Pater Lachaise, op de Hugenooten toe, welke Lodewijk XIV moest vervolgen. De door een pijl gewonde leeuw, welke vastgebonden was geweest, doch zich had losgescheurd en het afgescheurde touw nog aan de hals droeg, aan de ingang van een hol lag en met mathematische werktuigen speelde was dus geen edel zinnebeeld, evenmin was dit de dolk in de hoogste graad. Niet minder afschuwelijk waren de dolk en gifbeker in de handen van de beeldtenis des geestelijken in het klerikaat, door de Jezuieten bedacht en door Gedicke, Biester en Nicolai zo gelukkig bestreden.
We laten al deze beweringen voor 't geen ze zijn; onwaarsehiinlijk is het trouwens niet, dat politieke plannenmakers in de oude Engelse bouwgilden aanleiding vonden tot het in 't leven roepen van zekere geheime genootschappen.
De z.g. Schotsche Vrijmij.°.. gaf in Frankrijk vooral de geboorte aan een bont samenstel van allerlei Oppergraden, die het wezen van de Vrijmij.°. bedierven en miskenden.
In Engeland hield men zich van deze dwaasheden vrij, en daar de Royal-Arch-Gr.°. als een supplement van de Mr.°. Gr.°. beschouwd werd, kan men zeggen dat daar te lande alleen in de drie Gr.°.. gearbeid werd. In Ierland voerde men uit Frankrijk de Hoge Graden in.
-In Duitsland vinden we de eerste Schotse Loges omstreeks 1740, en wel ingevoerd door zekeren Graaf von Schmettau; in Zweden ondergingen ze weer enige wijzigingen (z.d: en Zweeds systeem). Men zie verder de afzonderlijke artikelen. Clermont, Graden, Heredom, v. Hund, Kilwinninq, Philadelphen, Schotse ritus Stuart, Zinnendorf, Zweden enz.
SCHOTS GEDEPUTEERD MEESTER Zie MEESTER. (DE SCHOTSE GEDEPUTEERDE)
SCHOTS MEESTER Zie MEESTER. (SCHOTSE)
SCHOTSE DAMES VAN HET HOSPITAAL VAN DE BERG THIBOR Zie DAMES (DE SCHOTSE) en MAÇONERIE D'ADOPTION.
SCHOTSE LOGES zijn dezulke, welke in graden arbeiden, die, of als de eerste van de hogere graden beschouwd worden, of tussen de Johannes- en de Kapittelgraden staan. Vooral in Duitsland zijn zij van de blauwe zeer afgescheiden, matigen zich veel aan en zijn de voorhoven van het klerikaal systeem, en der echte Vrijmetselarij zo vreemd, als alle andere hogere graden. Dubbel schadelijk zijn zij echter in die der Duitse systeemen, waarin haar het opzicht over de Johannes-Loges zowel, als over de kassen en de algemene administratie, wordt toegestaan.
SCHOTSE NIEUWELING (Novice) was in het llluminaten-systeem de 4e. graad, en de 2de graad der Orde van de Strikte Observantie Zie ook het Art. SYSTEMA. (Kerkelijke II. bl. 139.
SCHOTSE RIDDER (De) of Schots Meester is de 5e. graad van het Franse en het Nederlandse systeem, de 5e. der Illuminaten en de 5e. der Philaleten.
SCHOTSE VRIJMETSELARIJ (De) is de naam, welke men aan de hogere graden geeft, en van welke voorheen de GrootSchot de hoogste was. Een van de eerste aanleidingen, om zogenaamde hoge graden op de V.°. M.°. te enten, was de hoop van de aanhangers van de uit Brittanje verdreven Pretendent KAREL EDUARD STUART, om ze tot een middel te gebruiken, ter bereiking van hun politieke bedoelingen en het herstel van de Pretendent. Later hebben ook mystieken, alchemisten, enz. die graden gebezigd, om, door ze bij en tussen de bestaande Schotse graden te voegen, hun leerstellingen te verbreiden en ingang te doen vinden.
De schitterende insigni‰n en titels, aan de leden daarvan uitgedeeld, droegen veel bij tot de verspreiding. Toen men had gezien, dat die graden ingang hadden gevonden, ging men in Duitsland op dezelfde voet voort, en maakten er geestdrijvers en heerszuchtige van de naam van die graden gebruik, om hun stelsels, met het Schotse vermengd, ingang te doen vinden.
Het beroemde Altenburgse Konstitulieboek zegt er (Hoofdsluk 9) het volgende van: De echte St. Jans V.°.M.°. kent slechts drie graden, en voleindt de V.°. M.°. door het mededelen van de Meesterrang.
De vierde graad, door enige daaronder geteld en die heete nu volkomen of uitverkoren Meester, enz. of zij ook een voorgewende riddergraad is - is een onechte graad, door de Schots V.°. M.°. aan de St. Jans V.°. M.°. opgedrongen. In sommige stelsels voegde men de vierde graad bij de drie St. Jans-graden om de onervarenen te belezen,' dat deze eerste `Schotse graad het begin van de voortzetting van die drie graden was.
Eigenlijk geschiedde het daar nogtans, om de vier Orden der clericorum minoram ordinum van de Katholieke Kerk na te bootsen, welke Acoluthi, Ecorcistae, Lectores en Ostiarii heeten.
De drie Ordes der clericorum majoru, ordinum zijn het onder-diakonaat, het diakonaat en de Priesterwijding. Wie in deze wilde treden, moet vooraf de vier lagere geregeld zijn doorgegaan, en daarop berust de stelling van het Schotse systeem, dat de hogere graden in de lagere verborgen liggen, en geen vervolg van de laatstgenoemde zijn. De V.°. M.°., in welke de naam van Orde tot l723 in Engeland niet bekend was, nam die naam eerst toen aan, ten gevolge van het uitdenken van de Schotse V.°..M.°., welke echter reeds van de tijd van Jakob II zou dagtekenen, en, na vergeten te zijn geweest, door de lateren pretendent STUART, vermeerderd en gewijzigd, weer ingevoerd zou zijn.
Zo had dan ook RAPIN DE THOYRAS, in een werkje, getiteld: over de aankomst en de uitbreiding van een sekte te Parijs, welke thans zo veel opzien heeft gebaard medegedeeld, dat enige voorname geestelijken er deel aan hadden genomen, het rooms - kerkelijk recht er op hadden aangewend, en haar tot een geestelijke Orde hadden verklaard; dat men haar dienstbaar had gemaakt aan de weerverheffing van Jakob II. met welk doel in diezelfde tijd in Schotland een andere Orde zou zijn gesticht, onder de naam van St. Andreas. Men had die Orde uitgebreid, en voornamelijk Ridders en geestelijken aangenomen, en de Jakobs ladder tot zinnebeeld genomen. De graad, welke dat zinnebeeld had, werd werkelijk de vierde, en vormde toen, met nog drie andere, het zevental, gelijk staande met de bovenvermelde twee geestelijke afdelingen der Clericorum.minorum en majorurn ordinum. In een geschrift, getiteld. Wer ist unter der Parabel: die Familie der Amicitier eigentlich zu verstehen ? unparthe‹sch beantwoortet vom Br.°. AMICUS VERITATIS (Berlijn 1802, 48 bl. kl. 8vo.) vindt men veel merkwaardigs aangevoerd. Tot aan de dood van KAREL I had er slechts een V.°. M.°. bestaan, en deze was in stilte en zonder prachtvertoon ten beste des mensdoms steeds voortgeplant geworden.- Na de dood van KAREL I vlocht men er politieke doeleinden in, en zij verloor in de Loges, welke de nieuwigheden aannamen, haar oude gedaante.
Toen nu Prins WILLEM III in Engeland landde, en JAKOB II, op 20 December 1688, Londen moest verlaten, kort daarna bij Windsor gevangen werd genomen, doch in Januari 1689 ontsnapte. en bij Ambleteuse, in Frankrijk, landde, onderging ook de oude eerwaardige vorm der V.°. M.°. een, bijna algehele verandering.
De Hertog VAN BERWICK, de natuurlijke zoon van JAKOB II, en reg.°. M.°. van een Schotse Loge, verbond zich met de Jezu‹ten, en uit de leeuw van de stam JUDA -een zinnebeeld uit het Oude Testament (Gen. XLIX: 9)- werd een Schotse leeuw gevormd - BERWICK; stond nu ook in geheime verstandhouding met Lord BERKLEY, in Engeland. De oude Hieroglyfen werden veranderd en nieuwe ceremoni‰n uitgedacht, en men arbeidde voort, met het doel, JAKOB 11 in Engeland te herstellen en er de Protestantse godsdienst te onderdrukken. De Hoofd-Loge bevond zich in een gewelf, onder het profes-huis der Jezu‹ten, te Parijs. JAKOB 11 werd in die Loge ingeleid, en Pater LACHAISE (biechtvader van LODEWIJK XlV) en dezelfde naar wie het beroemde kerkhof te Parijs is genoemd) sprak hem daarbij met enige in dat werk aangehaalde orakelachtige woorden aan. In deze Orde, door de Jezu‹ten uitgevonden, was de dolk het symbool van de hoogste graad. De Ridder van de Dolk heette: Chevalier Kadosch. De volgende graad had tot Orde teken een Moeder-Godsbeeld met het Christuskind, en het omschrift: J. H. S.
In een anderen, en wel klerikalen graad, ziet men een monnik afgebeeld, die in de ene hand de gifkelk, en in de andere een dolk houdt, met het onderschrift: Je dois tout … mareligion, en aldus: "Ik moet voor mijn godsdienst niet slechts alles lijden, zelfs elken dood ;" maar ook: "ik moet voor haar alles onderstaan, zelfs elke misdaad."
Het gehele geheim van deze Orde bestond in niets anders, dan in het vermoorden van WILLEM III. De Chevalier Kadosch ontving een dolk en zwoer, als hij daartoe werd opgeroepen, te velde te trekken, en zich elk middel te veroorloven tot het bedwingen van de vijanden der Orde.
Hij ontving de verzekering, dat, bezigde hij de dolk , JAKOB II hem koninklijk belonen en boven al het volk zou verheffen. In het genoemde werkje worden daaromtrent de volgendc echte stukken medegedeeld:
Wij ondergetekenden JAKOB FRANS,.
Hertog van Berwick, ridder der Orde van JAKOB 1l,
Koning van Groot-Brittanje, ROBERT CHARNOCK
Pater, JOHANNES FRIEND, ROBERT KING en ANTOON KEYS.
Wij, hier eerbiedig en vol aandacht verzameld voor het aangezicht van de heilige Zaligen en van de grote Bouwmeester, vooral echter onder de reine en helderziende oogen van IGNATIUS, die de onschuld hoedt van hen, welke moed en kracht hebben, onderdrukte Staten te verdedigen, wij bekennen en beloven, ons woord tot aan de laatste oogenblik van ons leven te houden, terwijl wij zelfs onder de grootste folteringen, welke men ons zou kunnen doen lijden, nooit zullen bekennen, dat de allerchristelijkste Koning, de eerwaarde vaders Jezu‹ten, onze broeders, en JAKOB II, ons het eerste denkbeeld hebben gegeven tot de sluipmoord van WILLEM, Prins van Oranje, op straf van eeuwig in het vagevuur te blijven, en de martelingen der hel en van het hevigste helse vuur te lijden, en voor immer beroofd te worden van alle rust, allen vrede en alle leniging, al ware die ook nog zo gering. Dit beloven wij onze Meesters en Opperhoofden, de Pater LACUAISE en de Aartsbisschop van Parijs.
Gedaan op de 10de Januari; 1696, in de duistere kamer.
De Hertog, VAN BERWICK, CHARNOCK, FRIEND, KING, KEYS.
Ik JAKOB 1l, Koning van Groot-Brittanje, beken oprecht, dat ik heb toegegeven aan de vrome bedoeling van mijn natuurlijke zoon JAKOB FRANS, Hertog van Berwick, zich mijn zaak aan te trekken en mijn ongeluk met mij te delen, terwijl hij zich op mijn vijanden wreekt, en mijn schoonzoon in zijn winterverblijf aanvalt, dit moge dan nu ook geschieden, op welke wijze het wille; daar hij van de eerwaardige vadders Jezuïten en LODENWIJK de Grote, mijn broeder en bondgenoot, die zowel met de Jezuïten tot één Orde behoort als ik zelf, vernomen heeft, dat het geen misdlaad zij, zelfs niet eens een zonde voor welke geboet dient te worden, het onrechtvaardige bloed te vergieten van een ketters vorst of van een ketterse vorstin, die de Staten in verwarring brengen.
Dien ten gevolge draag ik hem de last op, alle personen in Engeland en elders, welke zich tegen zijn doel verzetten, te verbranden of om te brengen.
St. Germain en Laye
JAKOB II
den 30sten Januarij 1636
Toen alles ontdekt was en men het gehele komplot der sluipmoordenaars in Engeland had gevangen (eenigen waren naar het vasteland gevlucht, terwijl volgens KIMBER'S History of England, Lond. 1755, gr. 8vo. p. 394 , van de opgemelde zamengezworenen, CHARNOCK KING en KEY op 18 Maart en Sir JOHN FRIEND op 3 April 1696 werden ter dood gebracht), schreef JAKOB II op 20Maart 1696 uit Boulonje aan LODEWIJK XIV: "Heil en genade wacht hen.
Heilige IGNATIUS bid voor hen en heb medelijden met hun zielen.
Geef niet toe dat zij enige smart in het vagevuur lijden; want zij hebben niet bekend, dat ik en mijn broeders, uw volgelingen, hen hebben aangezet."
In de duistere kamer onder de Jezuitenkerk te Parijs, bevond zich op een berg-de berg van St. IGNATIUS genaamd-een oude draak, welke ten aanzien van Frankrijks lot voorspelde: "Puinhopen, bloedige veldslagen, moorden, kerkers, doodstraffen zullen uwe werken zijn en uwe zinnen strelen."
Dit orakel pasten de Jezuïten, naar de stelling van Pater LACHAISE, Op de Hugenoten toe, welke Lodewijk XIV moest vervolgen.
De door een pijl gewonde leeuw, welke vastgebonden was geweest, doch zich had losgescheurd en het afgescheurde touw nog, aan de hals droeg, aan de ingang van een hol lag en met mathematiesche werktuigen speelde (zie het Art. SCHOT, was dus geen edel zinnebeeld, evenmin was dit de dolk in de hoogste graad.
Niet min afschuwelijk waren de dolk en gifbeker in de handen van de beeldtenis des geestelijken in het klerikaat, door de Jezuïten bedacht, en door GEDICKE, BIESTER en NICOLAI zo gelukkig bestreden.
Velen zien Schotland aan als de broeikast van al de stelsels en geisoleerde graden, welke de naam van Schotse voeren, gelijk dit, naar die BB.°. geloven, zou blijken uit oorkonden inbehoorlijken vorm.
Ware dit echter aldus, dan zouden de VV.°. MM.°. aldaar het vruchtbaarst zijn in mystagogiesche uitvindingen.
Zij hebben nochtans niets uitgevonden, zelfs niet de drie graden welke zij beoefenen, en die alleen bij uitsluiting van alle hoge graden, door de Gr.°. L.°. van Schotland worden erkend.
Al die oorkonden, al die diploma's, al die reglementen, gedagtekend van Edinburg, van Kilwinning, van de denkbeeldige Berg van Herodom zijn niets anders dan uitgedacht, voor zo ver zij het vermogen schenken de hoge graden te beoefenen. Dit blijkt ten duidelijkste uit het volgende hoogst belangrijke stuk, waarvan het origineel, eigenhandig in het geheel geschreven en getekend door Br.°. LAWRIE, Gr.°. Sekretaris der Gr.°. L.°. van Schotland, en voorzien van alle bewijzen van authenticiteit, in 1832 in handen was van de redaktie der Revue Historique, scientifique et morale de la Franc- Maçonnerie, welke zich bereid had verklaard het te tonen aan elke Br.°. die het mocht willen zien.
Edinburgh, 7 July 1821. Edinburg, 7 Juli 1821,

Sir and brother,
Your letter of the 1ste May addressed to Willm Inglis Esqr. our substitute grand master, respecting the erection of a new lodge, at Lausanne, in Switzerland, under the jurisdiction of the Grand Lodge of Scotland, was transmitted me officially, as secretary, to he submitted at their first meeting; and it affords me, much pleasure to inform you, that at their last quarterly communication, it was unanimously agreed to, that, upon a petition being forwarded to me, hearing the signatures of a many brethren as coald be obtained, a charter would be immediately granted. You will also have the goodness to point out such of the brethren as you intend to fill the different offices, in the first instance, of the lodge.
We have no printed instructions, it being against the regulations of scotish masonry to have anything in the shape of a catechisme.
The Grand Lodge has never thought it quite consistent, to cherish much correspondence with the continental lodges, from the circumstance, that she only acknowledges the orignal degrees, of apprentice fellow craft and master mason being the ancient order of St. John's masonry
-While the lodges abroad, generally practise and admit, other orders within their bosom, which the Grand Lodge of Scotland consider as innovations, upon the original institutions of masonry, as recognized by our Grand Lodge in this country. It is proper that-I should mention, that the dues of a charter is L. 21 sterg, and that we have a standing regulation, that no charter is granted till this sum is remitted.
I have the honor to be, sir and brother your most obedient humble servant and brother
ALEX. LAWRIE secretary,
Grand Lodge of Scotland.
To C. Morison, Esq M. D. physican to the british forces and to household of H. R. H. the duke of Sussex, Laussanne, Switserland.
Heer en Broeder,
Uw brief van de 1e Mei gericht aan Willen INGLIS Esq., onze gesubstitueerde grootmeester, betrekkelijk het oprichten van een nieuwe loge te Lausanne , in Zwitserland; onder het rechtsgebied der Groot Loge van Schotland, werd mij, als sekretaris, officieel ter hand gesteld, om in hare eerste bijeenkomst ingediend te worden; en het verstrekt mij tot veel genoegen u te berichten, dat, in hare laatste kwartaal-zamenkomst, eenstemmig is goedgekeurd " dat, op een aan mij te zenden verzoekschrift, voorzien van de handtekeningen van zo veel broeders als men zou kunnen verkrijgen, dadelijk een konstitutie zou worden uitgereikt. Gy zult ook de goedheid willen hebben, die broederen aan te duiden, welke gij de verschillende posten der loge aanvankelijk wilt doen vervullen.
Wij hebben geen gedrukte instrukties, als strijdende het met de reglementen der schotse maconneries iets te hebben in de vorm van een katechismus.

De Groot Loge heeft het nooit voegzaam geacht, sterk briefwisseling te onderhouden met de vastelands loges, uithoofde zij alleen de oorspronkelijke graden erkent van leerling, medgezel en meester metselaars zijnde de oude orde der St. Jansmetselarij
-Terwijl de loges in de vreemde, algemeen andere orden in hare boezem beoefenen en toelaten, welke de Groot Loge van Schotland als nieuwigheden beschouwt in de oorspronkelijke instellingen der metselarij, zo als zij erkend is door onze Groot Loge in dit land.
Het is gepast dat ik u bericht , dat het verschuldigde voor een konstitutie is L. 21 sterg. en dat wij een vast reglement hebben, dat geen konstitutie wordt toegestaan alvorens die som geremitteerd is.
Ik heb de eer te zijn, Heer en broeder, uw meest gehoorzame, nederige dienaar en broeder
ALEX. LAWRIE.sekretaris,
Groot Loge van Schotland
Aan C Marison Esqr. M D. art des britse legers en der hofhouding van Z. K. H. de Hertog van Sussex, Laussanne, Zwitserland.