Maçonnieke encyclopedie-L.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
Lenard, Philipp
Leonard, George H.
Leonard, Gladys Osborne
Le Plongeon, Augustus
Leugendetector
Levitatie
Leylijnen
Liébeault, Ambroise-Auguste
Liébeault, Instituut
Lieber, Arnold L.
Lijkwade van Turijn
List, Guido Karl Anton
Lobsang Rampa, Tuesday
Lenard, Philipp (I862-I947) Duits natuurkundige, samen met Johannes *Stark een van de belangrijkste voorvechters van de *Arische fysica. Lenard was rond het begin van de 2oste eeuw een gevierd natuurkundige. In 1905 kreeg hij de Nobelprijs voor zijn werk aan kathodestralen. Daarna raakte echter zijn carriere in het slop, en na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog wist hij alleen nog maar de aandacht te trekken met zijn Duits-nationalistische (vooral anti-Britse) uitlatingen, waarbij hij zijn pijlen met name richtte tegen (de jood en pacifist en ontwerper van de relativiteitstheorie) Albert *Einstein. Na de oorlog zocht hij contact met de Arbeitsgemeinschaft deutscher Naturforscher zur Erhaltung reiner Wissenschaft (de Werkgroep van Duitse natuurwetenschappers tot behoud van de zuivere wetenschap) van Paul Weyland, een anti semitische organisatie die het vooral op Einstein had gemunt. Lenard en Einstein kwamen één keer letterlijk tegenover elkaar te staan tijdens een conferentie in Bad Nauheim in 1920. De discussie was verhit, mede dankzij de agressieve interrupties door de leden van Weylands werkgroep. In de loop van de jaren '20 werden Lenards uitlatingen steeds heftiger en kreeg het antisemitisme ook duidelijk vat op hem, met als gevolg dat hij door de academische gemeenschap werd uitgestoten. In die jaren schreef hij de bijbel der Arische fysici: Grosse Naturforscher (1929), geïnspireerd op het werk van de rassentheoreticus Houston * Chamberlain. Lenard schetst daarin de geschiedenis van de natuurkunde als een volstrekt Arische (Duitse) aangelegenheid, Typerend is zijn verklaring voor de belangrijke bijdrage van zijn leermeester, de beroemde fysicus Heinrich Rudolf Hertz (1857 1894) . Hertz was half joods, en Lenard schreef zijn baanbrekende experimentele werk toe aan het 'Arische bloed' dat hij van zijn moeder erfde, terwijl zijn latere theoretische bespiegelingen (waar Lenard blijkbaar veel minder bewondering voor had) typerend waren voor diens 'joodse bloed'. Een ander voorbeeld van zijn racistisch geïnspireerde geschiedverfraaiing is Lenards poging de ontdekking van de relativiteitstheorie niet toe te schrijven aan Einstein maar aan de raszuivere (doch volstrekt onbekende) Weense Ariër Friedrich HasenOhrl (1874-1915), die op volstrekt onduide lijke manier E = 3/8 mc2 afleidde. Latere 'Arisch-fysische' werken van Lenard waren zijn Nazionaifozialismus und Wissenschaft uit 1934 en de bundel colleges Deutsche Physik (1936 1937). Lenard ging in 1929 met emeritaat. Hij heeft ten tijde van het Derde Rijk dan ook geen rol van betekenis gespeeld. Bron Beyerchen, A.D., Scientists under Hitler New Haven, 1977.
Leonard, George H. Auteur van Somebody else is on the moon (1976). Net zoals Richard *Hoagland dat deed op de planeet Mars, zo meent Leonard op foto's van de maan enorme gebouwen, bruggen en bouwkranen te zien. De betreffende bewijzen voor buitenaardse bouwactiviteiten zijn helaas steevast erg vaag, Toen hij een keer in de gelegenheid werd gesteld om zijn bouwsels op veel betere foto's aan te wijzen, gaf hij niet thuis. Als tegenstanders zoiets aanbieden, dan moet er immers sprake zijn van vervalsingen.
Leonard, Gladys Osborne (I882-I968) Brits *medium. Leonard kreeg haar boodschappen door terwijl ze in trance (*hypnose) was. Veelal betrof het mondelinge mededelingen ; soms gebruikte ze *automatisch schrift (*dissociatie). Ze is vooral beroemd geworden als het medium waarbij Sir Oliver *Lodge op bezoek ging, om in contact te komen met zijn in de loopgraven omgekomen zoon Raymond. Leonard heeft altijd graag meegewerkt aan de experimenten van de *Society for Psychical Research. Zo was ze betrokken bij de speurtocht naar *kruiscorrespondenties. Ze publiceerde My life in two worlds (1931), The last crossing (1938) en Brief darkness (1942) ,
Le Plongeon, Augustus (I826-I908) Frans archeoloog die zich heeft beziggehouden met de resten van de Maya-beschaving. Le Plongeon meende op grond van schaarse resten en (onbetrouwbare) Spaanse bronnen in staat te zijn Maya teksten te lezen. Uit teksten op monumenten in de ruïnestad Chichén-Itzà leidde hij het verhaal af van de strijd tussen de prinsen Coh en Aac (resp. 'poema' en 'schildpad') om de hand van hun zuster Mòo, de koningin van *Atlantis of (wat voor Le Plongeon hetzelfde was) *Mu. Coh won, maar werd vermoord door Aac, die vervolgens ook nog het hele continent veroverde. Dit ging echter spoedig daarna ten onder, en de prinses vluchtte naar Egypte, waar ze ter ere van Coh de sfinx liet neerzetten, Mòo zou de naam Isis aannemen (een Oudegyptische godin) en de grondlegster zijn van de Egyptische beschaving. Andere Atlantiërs vluchtten naar Midden-Amerika en stichtten daar de Maya-beschaving (en lieten volgens Le Plongeon dit romantische verhaal achter). Tussen de regels door ontdekte Le Plongeon (die een bewonderaar was van de werken van Madame *Blavatsky) ook nog dat de *vrijmetselarij en het metrieke stelsel bij de Maya's bekend waren, en dat het Griekse alfabet eigenlijk een klaagzang was over de ondergang van Atlantis/Mu. Le Plongeon publiceerde verscheidene werken waarin hij zijn theorieën uiteenzette, maar academische waardering hebben die (tot zijn grote woede) nooit gekregen. Bron Sprague de Camp, L., Lost cDntinents. New York, 1970,
Leugendetector . Ook wel polygraaf genoemd. Apparaat dat in staat zou zijn vast te stellen of een persoon al dan niet liegt. Een polygraaf registreert veelal de hartslag, bloeddruk, ademhaling en huidweerstand (dus impliciet de zweetafscheiding) van de verdachte, terwijl deze allerlei vragen moet beantwoorden. Een ervaren polygrafist zou achteraf door de antwoorden en de fysiologische reacties te vergelijken, in staat zijn te zeggen welke antwoorden gelogen zijn. Zoals bekend worden echter alleen in kinderverhalen neuzen langer bij het vertellen van leugens en dan nog moet er een *fee aan te pas komen. Er is geen wetenschappelijk bewijs dat het vertellen van leugens een vaste lichamelijke reactie, een 'Pinokkio-reactie' , oproept. Uit experimenten blijkt dat zelfs in handen van ervaren specialisten leugendetectors onbetrouw bare apparaten zijn. Ervaren polygrafisten noemen ongeveer een op de tien schuldigen uiteindelijk 'onschuldig', terwijl een op de vier onschuldigen uiteindelijk 'schuldig' wordt bevonden. Deze cijfers slaan op proeven onder optimale omstandigheden. Bij sommige onderzoeken werd een kwart van de 'schuldigen' ten onrechte voor onschuldig gehouden, en bij na de helft van de 'onschuldigen' ten onrechte voor schuldig. De uitslag van een dergelijke test kan daarom niet als bewijs van wat dan ook worden beschouwd, en al helemaal niet in de rechtszaal.
Levitatie. Het zich op paranormale wijze verplaatsen door de lucht. Als symbool voor contact met het Hogere is leviteren al heel oud. Bekende mythische voor beelden van levitatie zijn de reis van de profeet Mohammed naar Jeruzalem en de wandeling van Jezus over het meer van Galilea. In de katholieke kerk geldt levitatie als een bewijs voor heiligheid, en verhalen hierover waren vooral in de 16de en 17de eeuw populair. De beroemdste vliegende heilige is ongetwijfeld Jozef van Copertino (1603 1663) geweest die, als we de verhalen moeten geloven, vaak slechts met de grootste moeite aan de grond kon worden gehouden. Het beroemdste voorbeeld van levitatie uit de paranormale literatuur is de vermeende luchtreis van het Amerikaanse *medium Daniel 'Dunglas' *Home.
Leylijnen . Onzichtbare, slechts door paranormaal begaafden te voelen lijnen die dwars door het landschap lopen en daarbij heuvels, prehistorische monumenten (waarop mogelijk later kerken zijn verrezen) en andere oeroude 'krachtcentra' met elkaar verbinden. De ontdekker van de leylijnen was de bierverkoper en amateur-archeoloog Alfred Watkins (1855-1935) die zijn vondst publiceerde in The old straight track (1925). Volgens Watkins ging het om in prehistorische tijden uitgezette trajecten die verschillende doelen hadden gediend (religieuze, astronomische en commerciële) en die nu nog traceerbaar waren in het landschap. (Dorpen en boerderijen die op die lijnen lagen, droegen volgens hem opvallend vaak een naam die eindigde op -ley, vandaar ley lines.) In de jaren '6o doken de leylijnen weer op, en toen werd ook voor het eerst een verband gelegd met *aardstralen, die naar men zegt met een *wichelroede gevonden kunnen worden. Ook de door Erich von *Daniken beroemd gemaakte lijnen op de vlakte van *Nazca werden er toen bijgesleept. Sindsdien horen deze lijnen helemaal thuis in de * paranormale archeologie. Archeologen zijn gaarne bereid te erkennen dat prehistorische volkeren bij de aanleg van graven en monumenten bepaalde geometrische systemen hanteerden. De kilometerslange leylijnen waar wichelroedelopers tegenwoordig mee aankomen (zoals Wigholt Vleer in zijn Leylijnen en leycentra in de Lage Landen, uit 1992) zijn het resultaat van iets te driftig zwaaien met de wichelroede en een al te ijverig zoeken van verbanden tussen landschappelijke elementen.
Liébeault, Ambroise-Auguste . (I823-I904) Frans plattelandsarts, beroemd om zijn onderzoek naar *hypnose. Liébeault bereikte met behulp van deze techniek opmerkelijke resultaten bij zijn patiënten en trok zo de aandacht van Hippolyte Bernheim, hoogleraar aan de universiteit van Nancy. Samen werden zij de grondleggers van de zogeheten School van *Nancy, die grote invloed zou uitoefenen op het denken over hypnose in de psychologie en psychotherapie.
Liébeault, Instituut . Eerste psychotherapeutisch instituut in Nederland, (*psychotherapie) genoemd naar de Franse arts Ambroise *Liébeault, opgericht door de arts Albert Willem van *Renterghem, na zijn breuk met Frederik van *Eeden. De behandeling was voornamelijk gebaseerd op *hypnotherapie.
Lieber, Arnold L. Amerikaanse psychiater, die een invloedrijk boek, The lunar effect (1978), schreef over de invloed van de *maan op het menselijke leven. Lieber meent dat de *getijdenwerking van de maan de sleutel is tot deze invloeden. Dit berust op weinig begrip voor de natuurkunde van de getijden. Zijn voor beelden zijn anekdotisch en zien statistische ruis aan voor maaneffecten. Veel van zijn voorbeelden hebben betrekking op misdaad, maar weerwolven, de bloedgroepen van kakkerlakken en verdwijningen in de *Bermuda-driehoek worden ook ingezet. Ook het feit dat de gemiddelde menselijke menstruatiecyclus ongeveer even lang is als de tijd tussen twee volle manen acht hij betekenisvol. Dat dit maar een gemiddelde is, maakt hem niets uit. Op de leeftijd van 30 jaar is de menstruatiecyclus het stabielst. De mediane duur is dan 27 dagen, terwijl zo'n 20 procent van de vrouwen dan een cyclus heeft van ten minste 32 dagen, en nog eens 20 procent heeft een cyclus van 25 dagen of minder. Ook bij individuele vrouwen zijn afwijkingen van een dag of drie langer of korter eerder regel dan uitzondering. De tijd tussen twee volle manen is 29,5 dag. Voorbeelden van maaninvloeden die de moeite waard leken (moorden, zelfmoorden en opnames in psychiatrische inrichtingen) zijn gecontroleerd in vervolgonderzoeken en door de mand gevallen. Bron; Abell, G.O., en B. Singer, (red.), Science and the paranormal New York, 1981.
Lijkwade van Turijn . De vermeende lijkwade waarin het lichaam van Christus zou hebben gelegen alvorens Hij zou verrijzen. Dit relikwie is afkomstig uit de omgeving van Lirey, in Zuidoost-Frankrijk, maar bevindt zich al vele eeuwen in de kathedraal van Turijn. Het stuk linnen vertoont vage afdrukken van de voor en achterkant van een lichaam, en is voorzien van helderrode bloedsporen op de daarvoor (volgens de evangeliën) geëigende plaatsen. De afbeelding is niet (meer) geschilderd maar wordt veroorzaakt door een verkleuring (oxidatie) van de vezels. Het 'bloed' (echt bloed wordt na verloop van tijd zwart) bevat rode kleurstoffen. Het gezicht vertoont de typische 'lijdende' trekken van een middeleeuwse Christusafbeelding. De lijkwade is eeuwenlang een zeer verdacht relikwie geweest. Er bestaat immers een brief van de bisschop van Lirey, gedateerd 1389, waarin deze zijn beklag doet over dit relikwie (dat in 1357 al aan het publiek getoond werd) en schrijft dat hij met de maker gesproken zou hebben. Desalniettemin mag het stuk stof sinds het begin van de 2oste eeuw op de belangstelling van vele onderzoekers rekenen, Dat is vooral te danken aan de Italiaanse fotograaf Seconda Pia, die in 1898 ontdekte dat de afbeelding van het lichaam op een negatief-opname veel beter tot zijn recht komt dan in werkelijkheid. Een eerste uitgebreid onderzoek van de historische bronnen, het linnen en de afbeelding werd in de jaren 1969-1973 uitgevoerd door een geheime onderzoekscommissie. Haar rapport (gepubliceerd in 1976) liet de mogelijkheid open dat het hier inderdaad een lijkwade uit het begin der jaartelling betrof. Het enige spectaculaire resultaat was dat van de Zwitser Max Frei, die tussen de vezels de stuifmeelkorrels meende te herkennen van planten die typerend waren voor het Nabije Oosten (zijn conclusies zijn later aangevochten). Een tweede onderzoek vond plaats in oktober I977 door leden van het Shroud of Turin Research Project (STURP), opgericht door de Amerikanen John Jackson en Eric Jumper. Ook in dit geval waren de resultaten slechts verwarrend (alhoewel enkele gelovige teamleden zich er later van overtuigd toonden dat ze de echtheid van de lijkwade hadden bewezen) . Beide onderzoeken hadden slechts tot gevolg dat de publieke belangstelling voor dit relikwie tot koortshoogte steeg. Bestsellers werden de publicaties van overtuigde gelovigen zoals STURP-lid John Herbert Heller (geb. 1921): Report on the Shroud of Turin (1983) en Ian Wilson (geb. 1941)" The Shroud of Turin, (1978). Alle partijen zaten met spanning te wachten op toestemming van de katholieke kerk voor de uitroering van wat de definitieve test moest worden: een koolstof-14-datering. Die toestemming kwam er in 1986. Drie laboratoria werkten eraan mee en de resultaten werden in oktober 1988 bekendgemaakt: de lijkwade was met 95 procent betrouwbaarheid (*hypothesen toetsen) geweven tussen 1260 en 1390. De datering heeft de rangen der gelovigen in verwarring uiteengejaagd, De belangstelling voor de lijkwade is ook aanmerkelijk teruggelopen. Onder de kleine schare der 'Sindonologen' circuleren nu drie verklaringen voor het zo ongewenste resultaat:
. De onderzoekers hebben de kluit belazerd.
. De lijkwade is verkeerd gedateerd doordat het linnen vervuild is geraakt met allemaal 'nieuwe' koolstof (Een mogelilkheid die door de onderzoekers met klem van de hand wordt gewezen.)
. De lijkwade is niet te dateren omdat de verrijzenis van Christus gepaard ging met een geweldige uitbarsting van een of andere straling, die de koolstofatomen veranderde, 'verjongde', (Waarbij het raadsel overblijft dat deze bovennatuurlijke ingreep tot gevolg had dat de lijkwade nou nét precies 'verjongde' tot de eeuw waarin zij volgens de historische bronnen opdook.)
Volgens onderzoeker Joe Nickell kan een lijkwadeachtig beeld verkregen worden door een vochtige doek goed aansluitend op een bas-reliëf aan te brengen, te laten drogen, en dan het geheel met een stamper of een dot textiel met droge k1eurstof te bewerken. Dit lijkt erg veel op de techniek waarmee in Europa al vanaf de 12de eeuw afdruk ken van inscripties en dergelijke werden gemaakt. Bron Nickell, J., Inquest on the Shroud ofTurin. Buffa1o, 1987.
List, Guido Karl Anton (I848-I9I9) Oostenrijks mysticus en voorloper van het nationaal-socialisme. List publiceerde in 1888 de roman Carnuntum, een liefdesgeschiedenis ten tijde van de invallen van de Germanen in het Romeinse Rijk. De roman maakte hem populair in Oostenrijkse pan-Germaanse kringen (die aansluiting zochten bij Duitsland). In 1902 werd hij echter geopereerd voor staar en was vervolgens elf maanden praktisch blind. List gebruikte deze periode om een studie te maken van de Oudgermaanse *runen. Het resultaat legde hij neer in een manuscript, dat door de Keizerlijke Wetenschappelijke Academie zonder commentaar werd teruggestuurd, maar dat uiteindelijk de basis zou vormen voor zijn wereldbeschouwing. Omstreeks diezelfde tijd ging hij zich Von List noemen, mogelijk in navolging van Lanz 'von Liebenfels'. Von List vond erkenning als occult, rechts nationaal auteur. In 1908 ontstond het Guido-von List-Gesellschaft, dat de werken van Von List moest publiceren en waartoe vele bekende nationalistische en occultistische grootheden toetraden. De trouwste volgelingen kregen overigens een ereplaatsje in de Hohe Armanen Orden, HAO, die regelmatig uitstapjes organiseerde naar (volgens Von List) Germaanse gewijde plaatsen. Het Gesellschaft zorgde ervoor dat er tussen 1908 en 1914 zeven deeltjes van de Guido-List-Bucherei verschenen, Von List beweerde dat de Germanen (hij had het vaak over Teutonen) een godsdienst hadden beleden die hij wodanisme doopte, en die gebaseerd was op het geloof in *reïncarnatie en het bestaan van een alomvattende wereldgeest. Een en ander ontleende hij aan de Edda's (middeleeuwse IJslandse goden en heldendichten) en aan de runen, die volgens hem niet alleen klanken voor stelden, maar ook abstracte en mystieke begrippen symboliseerden. (Hij is daarmee de grondlegger van de runeninterpretatie die haar hoogtepunt zou vinden in het werk van Karl Theodor *Weigel en Herman *Wirth.) Von List zag overal in het landschap, in namen en vormen, sporen (en dan bij voorkeur 'Halgadome', heiligdommen) uit het oude Germaanse Rijk. zijn hoogst persoonlilke interpretatie van de runen en zijn paranormale gaven hielpen hem daarbij. De latere versies van zijn Germaanse wereld beeld, compleet met occulte evolutietheorieën, zijn duidelijk verwant aan het werk van Madame *Blavatsky. Het oervolk werd nu aangeduid als Ario-Germanen en de wodanistische priesters werden een gnostische elite (* gnostiek), getiteld Armanenschaft, verwant aan de schimmige 'Meesters' uit Blavatsky's The secret doctrine. In het laatste deel van de Guido-List-Bucherei, Die Sprache der Ario-Germanen, komt hij met de theorie dat oer-Germanen de makers waren van de Europese prehistorische monumenten, en dat ze afkomstig waren van *Atlantis, Zijn denken gaat in dit stadium ook anti- christelijke trekken vertonen. De Armanenschaft werd volgens Von List door het opkomende christendom gedwongen ondergronds te gaan, maar is altijd invloed uit blijven oefenen. Organisaties als de ridderorde der *Tempelieren, de aan hangers der *Kabbalah en de * rozenkruisers waren volgens Von List in wezen onderdelen van de Armanenschaft, en ook de *vrijmetselarij en verscheidene belangrijke vertegenwoordigers van de Duitse Renaissance stonden met hen in verbinding. Het voortbestaan van de Armanenschaft was volgens hem ook af te leiden uit de aanwezigheid van runen in de wapenschilden van adellijke families en ook in de patronen in vakwerkhuizen. Het christendom, kortom, had er alles aan gedaan om de oude Germaanse godsdienst zwart te maken, maar na tweeduizend jaar onderdrukking werd het hoog tijd dat de Germaanse macht hersteld werd, hetgeen mogelijk werd zodra de Armanenschaft weer in het openbaar zou treden. Dan zou het tijdperk aanbreken van de pan Germaanse ideaalstaat, gebaseerd op een nieuwc elite (waarvoor de HAO de basis zou vormen) die (blijkens de geschriften van Von List) voornamelijk geïnteresseerd was in de onderdrukking van alle niet-* Ariërs. Guido von List geldt als een van de belangrijkste inspiratoren van de *vôlkische beweging. zijn waanzinnige wereldbeeld had in het Oostenrijk van de eeuwwisseling opmerkelijk veel aan hangers, en tijdens de Eerste Wereldoorlog vormden zijn boeken en artikelen populaire frontliteratuur. Hij voorspelde dat zodra de geallieerden verslagen waren, er een heerlijk Germaans Tijdperk aan zou breken. In hoeverre Adolf *Hitler direct door zijn werken werd beïnvloed, is onduidelijk. Bron; Goodrick-Clarke, N., The occult roots of nazism. Londen, 1992.
Lobsang Rampa, Tuesday (ca. I9II-I98I) Brits auteur van ruim 13 pseudo-Tibetaanse boeken, waaronder de bestsellers The third eye (1956) en The Rumpa story (1967). Lobsang Rampa beweerde lid te zijn van een vooraanstaande Tibetaanse familie en de boeken vertellen over zijn langzaam groeiende inzicht in de wijsheid van het Tibetaanse boeddhisme. Een geruchtmakend onderdeel van zijn opleiding was het uitboren van een 'derde oog' in zijn schedel, noodzakelijk voor het verkrijgen van paranormale vermogens. (Een idee dat in de jaren '6o opgepikt zou worden door sommige hippies.) Deskundigen op het gebied van het Tibetaanse boeddhisme twijfelden vrijwel onmiddellijk aan de juistheid van zijn beweringen en wezen op enkele aperte verzinsels in zijn boeken. Een groep in Engeland wonende Tibetaanse monniken huurde op een gegeven moment zelfs een privé-detective in en deze ontdekte dat Lobsang Rampa's ware naam Cyril Hoskins was, dat hij de zoon van een loodgieter was en nooit verder geweest was dan Ierland. Hiermee geconfronteerd beweerde Hoskins dat zijn geest zo nu en dan overgenomen werd door die van de Tibetaanse monnik T. Lobsang Rampa, en dat hij in die toestand zijn boeken schreef. Verder ging hij de rest van zijn leven gewoon door met schrijven over Tibet.