Maçonnieke encyclopedie-H.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !


WAARZEGGERIJ
WALLACE, ALFRED RUSSEL
WATERADERS
WATERTHERAPIE
WEIGEL, KÙRL THEODOR
WELTEISLEHRE
WHISTON, WILLIAM
WHITE, STEWARD EDWARD
WHORF, BENJAMIN LEE
WICHELROEDE
WILIGUT, KARL MARIA
WILLIAMSON, GEORGE
WIRTH, HERMAN FELIX
WISKUNDE








Waarzeggerij
De kunst om de waarheid te zeggen over verborgen zaken zoals iemands toekomst, ware karakter of optimale handelwijze.
Om succesvol waar te zeggen moet men een ingewikkeld 'object' hebben dat aan de klant gekoppeld is : een horoscoop in de *astrologie, het handlijnenpatroon voor de *handlijnkunde, de uitkomst van het gooien van munten bij de *I Ching, koffiedik, het doet er nauwelijks toe wat, als het maar veel toevalligheden bevat
Het moet mogelijkheden bieden om geleerdheid en deskundigheid uit te stralen
Dat wekt vertrouwen. Een tweede vereiste is een systeem om deze toevalligheden te interpreteren. Dit moet de waarzegger veel vrijheid laten om beweringen over de klant te doen.
Deze parafernalia dienen om, ogenschijnlijk op geleide van het 'objectieve' gegeven, van alles en nog wat te zeggen. In het algemeen zal het verband tussen gegeven en bewering berusten op vage gelijkenissen. Het komt er dan op aan dat de beweringen voldoende aansluiting vinden bij de klant om die tevreden te stemmen. De manieren daarvoor zijn :
. Vlei de klant. Vertel hem of haar vooral wat die graag wil horen ; men kan daar nauwelijks te ver mee gaan.
. Benoem het probleem. De klant heeft vaak een probleem dat hij zelf niet kan oplossen, anders had hij of zij ook geen hulp gezocht. Een deel van de oplossing is dat het probleem op de een of andere manier benoemd wordt, in een breder verband geplaatst ofverklaard. Dat geeft de klant het gevoel meer grip op de eigen situatie te hebben. Daar komt het ingewikkelde systeem bij van pas. De astroloog levert als het ware een miniwereldbeeld, een privé-sprookje voor de klant. Het benoemen van een probleem als middel om er grip op te krijgen wordt wel het Repelsteeltje-effect genoemd, naar de boze dwerg die zijn macht verloor toen zijn naam ontdekt was.
. Let op lichaamstaal (*cold reading) en andere aanwijzingen die de klant door zijn of haar uiterlijk of gedrag verstrekt.
. Laat de klant zelf praten en stel veel vragen. Een vraag zoals 'U bent toch geen Steenbok' kan op twee manieren opgevat worden, altijd prijs. De klant zal vaak ongevraagd bij de beantwoording van de vraag veel extra inlichtingen geven.* . Beweer dingen die op iedereen kunnen slaan. De mensen lijken meer op elkaar dan ze zelf denken. Klanten van waarzeggers hebben vaak dezelfde problemen : geld, liefde ('relaties'), gezondheid. Beweringen die op iedereen kunnen slaan, heten ook wel Barnumbeweringen naar het circus dat voor elk wat wils bood. Ze kunnen gemakkelijk opgevat worden als trefzekere opmerkingen die alleen op de klant slaan.
Er zijn nog wel andere psychologische mechanismen aan de kant van de klant die ervoor zorgen dat hij of zij actief meewerkt om de uitspraken van de waarzegger te geloven. Een voorbeeld van het laatstgenoemde effect is de zogenaamde persoonlijkheidstest van Bertram Forer. Deze legde in 1949 aan proefpersonen een karakterbeschrijving voor die ongeveer als volgt luidde.
Je hebt er een grote behoefie aan dat anderen je aardig vinden. Naar buiten toe heb je jezelf goed onder controle, maar innerlijk ben je soms onzeker, en dan twijfel je of je wel de juiste beslissing hebt genomen. Je hebt nog veel onbenutte mogelijkheden. Je bent kritisch ingesteld - ook op jezelf - en je neemt niet zomaar iets van anderen aan. Hoewel je een paar persoonlijke zwakheden hebt, slaag je er aardig in die te compenseren. Soms ga je graag met mensen om, maar op andere tijden ben je meer in jezelf gekeerd. Dat komt omdat je van afwisseling houdt en je vindt het vervelend om met beperkingen te maken te hebben. Ten slotte, je geeft je niet zomaar bloot want je hebt gemerkt dat het onverstandig is als je dat te vaak doet. Voor vrienden daarentegen sta je open
. Het is keer op keer gebleken dat mensen deze aaneenschakeling van Barnumbeweringen een goede tot uitstekende beschrijving van zichzelf vinden, mits ze maar de suggestie hebben gekregen dat deze was opgesteld door een 'deskundige' met behulp van 'exacte gegevens', een wetenschappelijke persoonlijkheidstest bijvoorbeeld. Veel vormen van *altematieve geneeskunde (met name *homeopathie waar het gebruik van vage gelijkenissen heel ver gaat) en * psychotherapie berusten op hetzelfde principe als waarzeggerij : een ingewikkeld diagnostisch systeem dat in wezen als een toevalsgenerator werkt, maar tevens de gelegenheid biedt om langdurig met de patiënt te praten en op de een of andere manier de klacht of kwaal in een breder verband te plaatsen.
Als de therapeut of waarzegger door de bovens taan de technieken eenmaal een 'treffer' heeft gescoord, zullen de mechanismen die de klant ertoe brengen geloof te hechten aan wat er gezegd wordt, beter gaan werken. De klant neemt de waarzegger in vertrouwen, gaat makkelijker praten en zal tijdens de zitting en na afloop de 'voorspellingen' verder invullen. Een vage opmerking (lk voel een probleem met een relatie.') wordt zo een spijker die op de kop geslagen is, ('Ze wist meteen dat ik eergisteren ruzie met mijn vriendin had gehad over voetbal op de tv.') Het is moeilijk om te bepalen welke waarzeggers 'bonafide' zijn, dat wil zeggen dat ze zichzelf ook voor het lapje houden. Wie zou er niet gaan geloven in de eigen oprechtheid (soms loop je de kantjes ervan af, maar in de grond van je hart ben je goudeerlijk en je hebt het beste met de mensen voor) als je keer op keer overduidelijke bewijzen van dankbaarheid ontvangt ?
Er worden door waarzeggers veel technieken toegepast om feiten over hun klanten te achterhalen, om op die manier mooie treffers te scoren. Een flink aantal Amerikaanse *gebedsgenezers past zulke trucs toe, vaak bekende mentalistentrucs.
Spiritistische (*spiritisme) *seances bieden veel specifieke mogelijkheden voor trucs. Assistenten kunnen in de duisternis damestassen wegnemen om er even in te kijken, en spiritisten wisselen ook gegevens uit over klanten. Andere assistenten kunnen zich voordoen als bloemenbezorger en bij het slachtoffer thuis iets stelen wat dan op wonderbaarlijke manier door het medium wordt terugbezorgd. M. Lamar Keene deed in 1976 hierover een boekje open in The psychic màfià.

Wallace, Alfred Russel
(I823-19I3) Brits bioloog en spiritist. Wallace geldt als de medeontdekker (naast Charles *Darwin) van de evolutietheorie. Hij was een radicale vrijdenker die naar eigen zeggen slechts één religie erkende : dienstbaarheid aan de mensheid. Elke eigenschap van plant, dier en mens was het resultaat van natuurlijke selectie - behalve de menselijke geest.
Het vermogen om ingewikkelde wiskundige berekeningen tot een goed einde te brengen kon, zo stelde hij, onmogelijk tot betere overlevingskansen hebben geleid. Er moest dus een hogere intelligentie bestaan die verantwoordelijk was voor de ontwikkeling van de menselijke geest. Ook de vrije wil en zelfbewustzijn konden onmogelijk verklaard worden door de natuurkrachten.
Wallace maakte kennis met een aantal spiritistische *mediums (*spiritisme) en beschouwde hun daden als bewijzen voor het bestaan van een geestelijke wereld
Zijn eerste *seance was in I865, en naar aanleiding daarvan schreef hij The scientific àspect of the supernàturàl (1866). Zijn geloof werd in de loop der jaren steeds sterker. In I882 bijvoorbeeld verklaarde hij dat alle ontmaskeringen van mediums waarbij de 'geest' dezelfde bleek te zijn als het medium, veroorzaakt werden doordat de *materialisatie zich op dat moment bliksemsnel met het medium verenigde.
In I906 verdedigde hij een medium, een zekere Dr. Monck, die, toen zijn bagage dreigde te worden doorzocht, agressief werd en via een raam wist te ontsnappen
Zijn koffers bleken een grote hoeveel trucagemateriaal te bevatten voor spiritistische vertoningen. Wallace stelde dat het medium geen bedrieger was aangezien hij niet op heterdaad betrapt was bij het uitvoeren van trucs.
Wallaces algemene vertrouwen in de eerlijkheid van zijn medemensen kwam hem trouwens duur te staan toen hij in I870 de uitdaging van een *platte-aarde-gelovige aannam. Het gevolg van een gewonnen weddenschap was dat hij twintig jaar lang werd achtervolgd door scheldbrieven en processen.

Wateraders
Denkbeeldige ondergrondse waterstromen.
*Wichelroedelopers denken dat grondwater in aders stroomt die in breedte kunnen variëren van een potlood tot een rivier. Dit klopt alleen in heel speciale omstandigheden, en dan nog maar gedeeltelijk. Kristallijne rots zoals graniet is doorsneden door een netwerk van barsten en spleten (geen aders) waar het ondergrondse water doorheen sijpelt. Als je een gat boort en je treft water, dan kan het best zijn dat je een klein eindje verderop al veel dieper moet boren om water te krijgen. Met andere woorden, daar kan men niet van een ondergronds waterniveau spreken. In kalksteen kunnen ondergrondse rivieren ontstaan en zelfs complete grotten met meren.
In een gebied als Nederland is er helemaal niets wat lijkt op scherp begrensde stromen van ondergronds water. Integendeel, het grondwater vormt een min of meer vlakke laag en is overal aanwezig.
Wichelroedelopers die beweren dat ze water kunnen opsporen worden vaak geraadpleegd in situaties waar het moeilijk is om water te vinden, bijvoorbeeld waar de ondergrond uit graniet bestaat ofwaar het droog is. In Nederland is weinig behoefte aan watervinders. De betekenis van wateraders hangt samen het effect dat ze op de gezondheid (*aardstralen) zouden hebben. De aders zouden om onduidelijke redenen hun verderfelijke invloed alleen exact loodrecht naar boven uitstralen.
Het is niet duidelijk waar het idee vandaan komt dat ondergronds water zich in aderen zou bewegen. Ook in de vs is dit idee wijdverbreid.
Bron; Vogt, E.Z. en R. Hyman, Wàter witching USA. Chicago, 1979, 2de dr.
Watertherapie
(Ook wel hydrotherapie) Verzamelnaam voor een aantal therapieën gebaseerd op baden, waterdrinken enzovoorts. Al in de oudheid werden baden en behandelingen met koud water als heilzaam beschouwd. In de I9de eeuw kwam de watertherapie in zwang door de inspanningen van de Silezische boerenzoon Vinzenz Priessnitz (1799-I85I).
Deze had ontdekt dat koud water een weldadig effect had op zwellingen ten gevolge van kneuzingen en verstuikingen. Nadat hij op die manier drie gebroken ribben te boven was gekomen (hij was door een paard en wagen overreden) werd hij plaatselijk beroemd en opende hij in I8z6 een kliniek in Gräfenberg. Alle patiënten kregen diverse soorten baden en natte verbanden, aangevuld met stevige kost : veel vlees gebakken in veel boter, gegameerd met augurken, erwten en kool, met soep vooraf en gebak met boter toe. En koud water, vooral veel koud water, als drank. Genezing werd beloofd aan hen die leden aan astma, hemia, jicht, mazelen, oogontsteking, pleuritis, pokken, reuma, syfilis, tumoren en zenuwkoortsen. Toen Priessnitz overleed had hij niemand opgeleid en werd zijn kliniek simpelweg gesloten. In Amerika werden de ideeën van Priessnitz in gematigde vorm overgenomen, en gecombineerd met andere modeme opvattingen over gezondheid zoals *frenologie, vegetarische levensstijl en de ideeën van *Tissot over seks. Ook besteedden de watertherapeuten veel meer aandacht dan de 'reguliere` geneeskundigen van die tijd aan vrouwenklachten, pre- en postnatale zorg, wat hen veel klanten opleverde.
Priessnitz en zijn volgelingen stonden er zoals gezegd op dat men veel koud water dronk, en beslist géén mineraalwater. Omstreeks het begin van de 20ste eeuw werd mineraalwater echter krachtig aanbevolen voor veel kwalen : aambeien, astma, bezorgdheid, bronchitis, diarree, eczeem en nog veel meer. Ook het baden in minerale bronnen, en uiteraard ter plaatse veel bronwater drinken was populair. Zo had een bezoek aan Vichy de naam heilzaam te zijn voor jicht, leverklachten en diabetes - hetgeen mogelij k ook zo was (en nog steeds zo is), want deze kwalen worden gedeeltelijk door verkeerde eetgewoonten veroorzaakt
'Crise de foie' (levercrisis) is Frans voor algemeen onwelbevinden, zoiets als 'Herzinsuffizienz' (onvoldoende hartwerking) in Duitsland.
Een andere watertherapeut was de Beierse pastoor Sebastian Anton Kneipp (I82I-1897). Ook deze ontdekte de genezende kracht van koud water doordat hij van een emstige longaandoening genezen werd door baden in de Donau. Naar verluidt wist hij niets van de activiteiten van Priessnitz, en in I880 opende hij in Wörishofen een instituut waar ook echte artsen aan verbonden waren (in I88I werd hij ter plaatse pastoor). Spoedig ontsprongen er Kneipp-verenigingen en de boeken van Kneipp haalden miljoenenoplagen.
Ook een werk als dat van H.E. Bilz, een pil van I600 pagina's getiteld De nieuwe nàtuurgeneeswijze, haalde een oplage van 2 miljoen - mogelijk omdat het vele afbeeldingen bevatte van ontklede dames in allerlei badtoestellen. Nog steeds hebben de Duitse Kneippverenigingen samen ongeveer I00 000 leden.
Kneipps systeem was veel omvattender dan dat van Priessnitz. Kneipp is degene die aanbeval om toch vooral regelmatig blootsvoets door bedauwd gras of sneeuw te lopen of door koud water te wandelen. Het systeem van Kneipp werkt ook met warm water en kruiden, en tevens is er veel nadruk op frisse lucht en zonneschijn. Daarmee is Kneipp een van de eerste beoefenaars van de *natuurgeneeswijze. Typisch voor de Kneippkuur is de nadruk op begietingen.
Er is na een eeuw nog maar weinig bekend over de effectiviteit van Kneipps therapie. Natuurlijk kan een bad ontspannend werken, en een behandeling met koud water eventueel afgewisseld met warm water kan worden opgevat als een algemene prikkeltherapie. De veelheid van indicaties die Paul van Dijk echter vermeldt in Geneeswijzen in Nederland (1993), waaronder aambeien, amyotrofe laterale sclerose, angina pectoris, astma, ziekte van Bechterew, blaasontsteking, chronische ontstekingen, contracturen, eczeem, galstenen, gewrichtsklachten, hoge bloeddruk, ischias, jicht, migraine, polio, reumatische klachten, verlammingen, vrouwenziekten, 'zuivering van lichaamssappen' en zwaarlijvigheid, is weinig geruststellend. De 'Aqua Tilis'-saunatherapie (*kwakzalverij) is in essentie ook een soort watertherapie.
Bronnen; Vries, L. de, Hà dokter ho dokter: knotsgekke geneeskunde uit grootvaders tijd Haarlem, I980 ; Armstrong, D. en E.M., The greàt Americàn medicine show. New York, I99I.
Weigel, Kùrl Theodor
(I892-I951) Duits runen-onderzoeker. Weigel maakte kennis met de *runen dankzij het werk van Philipp Stauff (1876-I923), een volgeling van Guido 'von' *List, de grondlegger van de mystieke runeninterpretatie.
Hij trok er op de fiets op uit om runen op te sporen. Later maakte hij kennis met het werk van Herman *Wirth, wiens invloed merkbaar is in zijn eerste werkje, Lebendige Vorzeit rechts und links der Làndstràsse (I934). Inmiddels was hij lid van de NSDAP geworden en in I935 werd hij lid van de ss in de rang van Hauptsturmführer (vergelijkbaar met kapitein). In datzelfde jaar verscheen Runen und Sinnbime, dat in academische kring gekraakt werd. Weigel heeft nooit op veel academische sympathie mogen rekenen, en een universitaire titel heeft hij ook nooit in de wacht kunnen slepen.
Dankzij een subsidie kon hij in 1936 een Centraal bureau voor symboolonderzoek opzetten, dat echter al een jaar later overgenomen werd door *Ahnenerbe, onder leiding van Wirth. Ze werkten enige tijd samen, totdat Wirth aan de kant werd gezet.
Het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog had tot gevolg dat veel fantasierijk Ahnenerbe- onderzoek werd stopgezet, terwijl in de daaropvolgende jaren veel onderzoekers opgeroepen werden voor militaire dienst. Weigel, die een hartkwaal had, wist echter zijn onderzoek geclassificeerd te krijgen als 'belangrijk voor de oorlogsinspanning' en kon gewoon doorwerken.
Een origineel theoreticus was hij niet. Runen, zo zei hij, waren door de eeuwen heen dezelfde gebleven en stelden het Duitse volk in staat zich langs intuïtieve weg met zijn verleden in verbinding te stellen. Weigel was vooral een verwoed verzamelaar. Tot vlak voor de capitulatie reisde hij Europa af, om gebruiksvoorwerpen, huizen en teksten waarop runen stonden afgebeeld te beschrijven en op de foto te zetten. Het resultaat was het 'Weigel-archief': vele tienduizenden kiekjes, gerubriceerd op symbool en vindplaats.
Het is ongetwijfeld een van de grootste pseudowetenschappelijke verzamelingen ter wereld. Het Weigel-archief berust nu bij de universiteit van Göttingen.
Bron; Dow, J., en H. Lixfeld (red.), The nàzificàtion of an academic discipline. Bloomington, 1994.
Welteislehre
Wereldijsleer of, wat plechtiger, glaciaalkosmogonie. Kosmologische theorie ontworpen door de Duitse amateur-astronoom Hanns Hörbiger (I860- 193I)
Dankzij de uitvinding van een ventiel kon Hörbiger al vóór de Eerste Wereldoorlog op zijn lauweren rusten en zich geheel aan zijn hobby wijden
Wanneer hij zijn persoonlijke kosmologie heefi'ontdekt', is niet geheel duidelijk
Volgens James Webb ( The accult establishment, I98I ) was dat in I882, tijdens de passage van een komeet. Hörbiger zélf verhaalde dat hij in 1894 met zijn kijkertje naar de maan keek, en zich plotseling realiseerde dat dit hemellichaam bedekt was met ijs. De verdere uitwerking geschiedde in samenwerking met de privé-astronoom Philipp Fauth (1867-I94I), met wie hij in I9I3 een pil van 800 pagina's publiceerde, getiteld Hörbigers Glacial-Kosmogonie, met de snorkende ondertitel : eine neue Entwicélungsgeichichte des Weltalls und des Sonnensystems auf Grund der Erkenntnis des Wideritreites eines kosmischen Neptunismus mit einem ebenso universellen Plutonismus, nach den neuesten Ergebnisse sämtlicher exacter Fotsungszweige.
Volgens de wereldijsleer is de kosmos gebaseerd op de strijd van twee elementaire krachten : vuur en ijs. De sterren zouden hoofdzakelijk uit metaal bestaan en vormden het vuur. Daarnaast waren er grote, donkere lichamen die hoofdzakelijk uit ijs bestonden. Volgens Hörbiger was het heelal ontstaan uit en hete 'sterrenmoeder' en een veel kleiner, uit ijs bestaand'wereldlichaam'. Dat laatste sloeg in op de sterrenmoeder, en verzonk in de diepte, alwaar het ijs omgezet werd in stoom. Een enorme explosie was het gevolg, en uit de brokstukken ontstonden de sterren van de melkweg en ons zonnestelsel. Het ijs uit het wereldlichaam werd in het lichaam van de 'sterrenmoeder' ontleed in zuurstof en waterstofgas, en deze twee vonden elkaar weer in de vrije ruimte en vormden weer water en vervolgens 'kosmisch ijs'.
Botsingen zoals tussen de sterrenmoeder en het wereldlichaam waren volgens Hörbiger onvermijdelijk, omdat de banen van hemellichamen die in het zwaartekrachtveld van de zon gevangen waren geen kegelsneden zijn (zoals *Newton had gezegd) maar spiralen. Het inslaan van de restanten van de oerexplosie is nog steeds gaande. De aarde heeft al heel wat fragmenten (in de vorm van manen) naar zich toe getrokken, en de inslagen waren verantwoordelijk voor de geologische tijdperken en de ijstijden. De ramp veroorzaakt door het naar beneden komen van de voorlaatste maan van de aarde was in oude bronnen terug te vinden. Ook de huidige maan (die volgens Hörbiger pas zo'n 13 000 jaar om de aarde cirkelt) komt op ons af en zal te zijner tijd een grote ramp vercorzaken.
De bronnen voor deze theorie zijn onduidelijk.
Het lijkt een hoogst persoonlijke creatie, maar er zijn overeenkomsten met de ideeën van Madame *Blavatsky en Ignatius *Donnelly.
Hörbigers theorie werd in academische kring uiteraard gekraakt. Zijn belangrijkste tegenstander was de sterrenkundige Robert Henseling, auteur van Weltentwicklung und Welteislehre (1925) en Umstrittenes Weltbildt (1943). Maar de theorie werd enthousiast ontvangen door aanhangers van de * völkische beweging die het neerstorten van de voorlaatste maan identificeerden met de ondergang van *Atlantis, het vermeende oervaderland der *Ariërs. Voor hen was de Weiteislehre een waarlijk Duitse kosmologie, in tegenstelling tot bijvoorbeeld de relativiteitstheorie van 'de jood'Albert *Einstein (*Arische fysica).
De theorie had ook de warme belangstelling van Heinrich *Himmler en zijn 'onderzoeksbureau' *Ahnenerbe. Toen een van Hörbigers völkischeaanhangers, de toneelschrijver Edmund Kiss (die bekendstond als 'de dichter van Atlantis') in 1936 een expeditie wilde organiseren naar Ethiopië om bewijzen te verzamelen voor de wereldijsleer, zorgde Himmler ervoor dat Ahnenerbe de verantwoordelijkheid op zich nam. Tijdens de *ss-Tibetexpeditie werd ook hörbigeriaans onderzoek verricht. In Ahnenerbe werkte dr. Hans Robert Scultetus aan weersvoorspellingen op basis van de wereldijsleer. Hörbiger had namelijk gezegd dat naar binnen cirkelende 'ijsmeteoren' aan de evenaar verantwoordelijk waren voor regenbuien, en op gematigder breedten voor hagelstormen. (En als ze op de zon vielen veroorzaakten ze zonnevlekken.) Hagelbuien zouden daarom langs astronomische weg te voorspelÌen moeten zijn. Adolf *Hitler zelf was ook geïnteresseerd in de wereldijsleer.
Na het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog kwam het wereldijsleeronderzoek op een laag pitje te staan. De enige die tot het einde van de oorlog doorging was Scultetus. Na de oorlog werd de wereldijsleer nog uitgedragen door Hanns Hörbigers oudste zoon, Hanns Robert.
De wereldijstheorie werd ook in verband gebracht met *aardstralen. Door de zon uitgespuugd ijsstof veroorzaakt een onbalans in de elektrische lading van atmosfeer en aarde, en deze elektrische verstoringen zouden invloed op mensen hebben. Zo wijst de ijstheorie op het grote belang van de kosmisch-bepaalde aardse stralingshuishouding, die ontastbaar is maar toch even belangrijk als al het begrijpelijke waar de eenzijdige verstandsmensen zoveel waarde aan hechten.
Aldus Hanns Fischer in Die Wünschelrute (I933). Bronnen; Webb, J., The occult estàblishment. La Salle, 1981; Henseling, R., Omstreden wereldbeeld Amsterdam, 1944.
Whiston, William
(1667-1752) Brits wiskundige, opvolger van Isaac *Newton als 'Lucasian professor of mathematics' te Cambridge.
Whiston is vooral bekend vanwege zijn boek A new theory of the eàrth (1696), waarin hij de kosmos verklaarde aan de hand van kometen. Whiston beweerde dat de aarde zélf oorspronkelijk een komeet was geweest, die door God in de juiste baan om de aarde was gezet en omgebouwd tot een bewoonbare planeet* Niet lang daama was echter een andere komeet in botsing met de aarde gekomen, waardoor de aardas scheef kwam te staan, met de seizoenen als gevolg. Whiston zwoer bij de letterlijke waarheid van de Bijbel en deze botsing viel volgens hem samen met het moment waarop Adam en Eva het aards paradijs moesten verlaten
Weer een andere botsing met een komeet (dezelfde ?) was verantwoordelijk geweest voor de *Zondvloed. Dit idee had hij overigens ontleend aan de astronoom Edmond Halley (ca. I656-I743).
Kometen zouden ons ook in de toekomst teisteren, zo meende Whiston. Het Einde der Tijden, met al haar verschrikkingen, zou een goddelijk bombardement met kometen zijn.
Whistons fascinatie voor kometen is niet verwonderlijk. In I680 was een enorm exemplaar aan de hemel verschenen dat voor de nodige commotie zorgde. Toen een paar jaar later weer een komeet passeerde, slaagde Halley erin aan te tonen dat deze hemellichamen in langgerekte ellipsbanen door het zonnestelsel koersen, waardoor ze regelmatig de banen van de planeten kruisen. Halley berekende dat de komeet van I680 om de 575 jaar zou terugkeren (hetgeen overigens onjuist was) en nadat dit bekend werd, paste Whiston de nieuwe editie van zijn New theory aan, zodanig dat deze grote komeet de grote boosdoener van zijn kosmisch drama werd. (Wat men toen nog niet wist, is dat de massa van kometen volstrekt verwaarloosbaar is vergeleken met die van planeten, zodat een botsing met een komeet nooit zulke verstrekkende gevolgen kan hebben.)
A new theory werd in zijn tijd met grote instemming ontvangen. Het was volgens velen een geslaagde combinatie van (newtoniaanse) natuurfilosofie en de Bijbel
In later eeuwen was het werk vooral mikpunt van spot. Hij werd emstig genomen door Immanuel *Velikovksy, die overigens veel minder benul van sterrenkunde had dan Whiston en 'zijn' komeet Venus als een bal door een flipperkast het zonnestelsel liet doorkruisen.
Bron; Yeomans, D.K., Comets. New York, I99I.
White, Steward Edward
(1873-1946) Amerikaans occultist. Whites vrouw Betty was een spiritistisch *medium (*spiritisme), dat aanvankelijk door middel van *automatisch schrift, later ook direct sprekend (*dissociatie) informatie doorgaf die afkomstig zou zijn van 'de Onzichtbaren'. Hij verzamelde deze boodschappen (die er hoofdzakelijk op neerkwamen dat de mensheid moest gaan werken aan haar geestelijke groei) in The Betty book (I937), gevolgd door Across the unknown (I939). Na de dood van zijn vrouw in I9j9 ontving White boodschappen van haar uit het hiemamaals, die hij bundelde in The unobstructed universe (I940).
Whorf, Benjamin Lee
(1897-I94I), Amerikaans linguïst. Whorf was inspecteur voor een brandverzekeringsmaatschappij en amateuronderzoeker van Indiaanse talen. Om zijn hobby te verdiepen volgde hij de colleges van Edward Sapir (een leerling van Franz *Boas). Samen gelden ze als de grondleggers van de Sapir-Whorf-hypothese, die stelt dat taal overeenkomt met de manier waarop men denkt. (Er bestaat ook een 'zwakke versie' die stelt dat taal alleen de waameming zou beïnvloeden.)
Wyorf baseerde zijn opvattingen op ervaringen uit de verzekeringspraktijk en studie van Indianentalen. Uit een woord-voor-woord-vertaling van alledaagse uitspraken leidde hij af dat zij op een geheel andere manier dachten en tegen de werkelijkheid aankeken dan blanken. Uit het feit dat sommige stammen veel (of juist heel weinig) woorden voor kleuren hadden, leidde hij bijvoorbeeld af dat zij veel (of juist heel weinig) kleuren zagen.
Berucht is zijn constatering dat uit de taal der Hopi-Indianen zou blijken dat zij een volstrekt ander besef van tijd hadden dan westerlingen (of beter : helemaal geen), omdat ze (volgens Whorf geen woorden, structuren, constructies of uitdrukkingen hadden om tijd uit te drukken ; een stelling die later onderuit gehaald werd door de antropoloog Ekkehard Malotki. Whorf geldt ook als de aanstichter van de *sneeuwwoordenmythe.
Bron; Pinker, S., The languàge instinct. New York, 1994.
Wichelroede
Instrument voor het opsporen van onderaardse waterstromen (*wateraders) of ertslagen, meestal een gevorkte tak of een in een lus gelegde ijzeren draad. De los in de hand gehouden wichelroede zou op de juiste plaatsen 'uitslaan' (gaan stijgen of dalen) dankzij de paranormale gave van de wichelroedeloper. Ook worden wel metalen draden gebruikt die in een L-vorm gebogen zijn en waarvan de korte stukken verticaal in de handen gehouden worden. De essentie van elke wichelroede is dat hij door minieme bewegingen van stand kan veranderen.
Experimenten waarbij paranormale vermogens van wichelroedelopers werkelijk kritisch op de proef worden gesteld, zijn niet eenvoudig op te zetten, aangezien deze proefpersonen terugschrikken voor kunstmatige tests (bijvoorbeeld het opsporen van een voorwerp in een serie gesloten schoenendozen), terwijl ze bij tests in de vrije natuur mogelijk goed scoren doordat ze (onbewust) gebruikmaken van hun kennis van de structuur van het landschap. Ook het begraven van voorwerpen of het ingraven van waterleidingen in de vrije natuur zonder sporen achter te laten is erg lastig. Desondanks is er redelijk veel onderzoek naar dit fenomeen verricht, en daaruit blijkt dat het wichelroedelopen, voorzover er geen sprake is van bedrog, gebaseerd is op het psychologische fenomeen *dissociatie.
Het wichelroedelopen is waarschijnlijk ontstaan in Midden-Europa, tegen het einde van de Middeleeuwen. Een van de eerste verwijzingen naar deze praktijk is te vinden in het standaardwerk De re metàllicà, van de Duitse mijnbouwkundige *Agricola (die er overigens niets in zag).
Rond I900 werd het wichelroedelopen populair, dankzij de Franse priester Alex Bouly, die ook de altematieve aanduiding radiësthesie verzon, samengesteld uit de Griekse termen voor 'straling' en 'waamemen'.
Rond het begin van de zoste eeuw waaide het wichelroedelopen vanuit Duitsland naar ons land over. In I9I5 testte D. van Gulik, docent aan de Landbouwhogeschool te Wageningen, enkele wichelroedelopers op het hogeschoolterrein. Hij merkte op dat ze bij het bepalen van de ligging van waterleidingen goed rekening hielden met de posities van kranen in de gebouwen, en ook gevoelig waren voor de onbewuste aanwijzingen gegeven door omstanders die wisten waar de leidingen lagen (ze gedroegen zich als het ware als het 'rekenende paard' *Slimme Hans). Een tweede test, waarbij ze vast moesten stellen of het water al dan niet stroomde, leverde een negatief resultaat.
Eind jaren '40 bereikte de belangstelling voor verschijnselen als *aardstralen en wichelroedelopen in Nederland weer een hoogtepunt, vooral dankzij de agressieve verkoopmethoden van de paranormaal genezer J.G. Mieremet, een leerling van baron Von Pohl. Mieremet spoorde met behulp van de wichelroede 'kankerhuizen' op en smeerde de slachtoffers zijn eigen aardstralenkastjes aan*. Ook boeren werden het slachtoffer van zijn praktijken, vooral als ze te kampen hadden met ziekte (aardappelaaltjes) in het gewas of bij het vee.
Zowel in 1948 als in I952 bogen leden van de Koninklijke Akademie voor Wetenschappen zich over deze materie. In '48 werden wichelroedelopers getest, zonder positief resultaat. In '52 waren de kastjes van Mieremet aan de beurt. In het eindrapport, Onderzoek nààr de betekenis vàn de wichelroede voor de landbouw (I955), werd uiteindelijk ook daarmee de vloer aangeveegd.
In 1989 publiceerden de Münchense hoogleraren Hans-Dieter Betz (geb. I940) en Herbert L.König (geb. I9zj) de studie Erdstràhlen ? - Der Wünschelruten-Report, dat veel publiciteit trok, maar erg onvolledig en ondoorzichtig was, en methodologisch zwak in elkaar stak. In reactie hierop voerde de Duitse skeptische organisatie GWUP in samenwerking met een tv-maatschappij een veel eenvoudiger test uit, waarbij wichelroedelopers moesten vaststellen of het water in een bepaalde buis stroomde of niet, en of er in een serie van tien dozen ergens een stuk metaal was verborgen. De organisatie kon de door haar uitgeloofde beloning, 20 000 mark, in eigen zak houden. Later bekritiseerde de Duitse psycholoog Suitbert Ertel de proeven van de GWUP. Door een enorm gecompliceerde berekeningsmethode slaagde hij erin 'meer dan' te verwarren met 'ten minste evenveel als' en zo elke wichelroedeloper een extra treffer toe te kennen, en toen was het resultaat plots 'significant'. De GWUP trapte er niet in.

Wiligut, Karl Maria
(1866-1946), Duits ss-leider en occultist. Wiligut werd geboren te Wenen en maakte tijdens de Eerste Wereldoorlog carrière in het Oostenrijkse leger, waarin hij de rang van kolonel bereikte. Alhoewel hij al vroeg aandacht toonde voor de ideeën van Guido 'von' *List, begon zijn échte occulte carrière pas na zijn eervol ontslag, in januari I9I9. Wiligut claimde af te stammen van een oeroud zienersgeslacht, en zei zelf ook te beschikken over helderziende gaven die hem in staat stelden de Germaanse oergeschiedenis over vele tienduizenden jaren te reconstrueren.
Wiligut beschouwde (zoals veel aanhangers van de * völkische beweging) de *runen als symbolen van een verloren gegane oerreligie. Hij had het over de 'Krist-religie', waarin de hoofdrol gespeeld werd door de Germaanse god Balder* Aanhangers van Wodan hadden geprobeerd Balder te kruisigen, maar dat was mislukt en Balder was naar het Midden-Oosten gevlucht. Daar hadden de joden het verhaal van Balder misbruikt en van Balder Christus gemaakt
In de jaren 'zo liep Wiliguts huwelijk op de klippen, en werd hij drie jaar (van I924 tot I927) opgenomen in een psychiatrische inrichting. (De diagnose luidde schizofrenie met aanvallen van megalomanie en paranoia.) In I932 emigreerde hij naar Duitsland, en spoedig daama maakte hij kennis met *Himmler. Deze was onder de indruk van Wiliguts gave en nadat Wiligut ss'er was geworden (onder het pseudoniem Karl Weisthor) maakte Himmler hem hoofd van de afdeling prehistorie en vroege geschiedenis van het Rasse und Siedlungshauptamt (RSHA). Dit 'Hoofdbureau voor ras en vestiging' was tot aan de ovemame door de Forschungsanstalt für Geistesurgeschichte van Herman *Wirth in I935 (het latere *Ahnenerbe) het belangrijkste occulte onderzoeksbureau van de ss.
Beide heren raakten dik bevriend en Wiligut maakte voorspoedig carrière
Wiligut deed veel onderzoek naar occulte 'krachtcentra' in Duitsland, maar de uitverkiezing van Slot Wewelsburg tot het occulte centrum van de ss was een beslissing van Himmler zélf. Hij had de streek rond het Teutoburgerwoud (waar Germaanse stammen ooit de Romeinen hadden verslagen) in januari I9jj bezocht en was diep onder de indruk geraakt. In datzelfde jaar viel zijn oog op Wewelsburg en in augustus I9j4 werd het ingewijd aÌs opÌeidingsinstituut voor het RSHA.
Waarschijnlijk onder invloed van Wiligut werd het later omgedoopt tot de 'ordeburcht' van de ss.
Hier konden ss-mannen trouwen en werden ook lente-, oogst- en zonnewendefeesten gevierd allemaal ontworpen door Wiligut. Op verzoek van Himmler ontwierp hij ook de Totenkopfring die iedere ss'er bij zijn inwijding kreeg. Tijdens de jaren '30 werden verschillende zalen heringericht, en uit plannen, opgesteld tijdens de beginjaren van de oorlog, blijkt dat de Wewelsburg in Himmlers ogen uiteindelijk moest uitgroeien tot een zeer omvangrijk cultisch centrum, in het hart van het nieuwe Duitsland.
De val van Wiligut is in nevelen gehuld. Zijn psychiatrisch verleden was altijd geheimgehouden, maar raakte eind 1938 bekend. In februari 1939 legde hij zijn werkzaamheden neer, naar verluidt vanwege hoge leeftijd en slechte gezondheid, hetgeen niet onwaarschijnlijk klinkt. In augustus 1939 verliet hij de ss. Himmler eiste daarbij Wiliguts Totenkopfring, dolk en zwaard terug. Wiligut zwierf gedurende zijn laatste levensjaren, oud en ziek, door Oostenrijk en Duitsland.
Bron; Goodrick-Clarke, N., The occult roots of nazism. Londen, I992.
Williamson, George
(oorspronkelijk: Michel d'obrevnic) Amerikaans ufoloog. Williamson was in de jaren '30 actief in de Amerikaanse fascistische beweging, en raakte naderhand bevriend met de *contàctee George *Adamski. Hij en zijn vrouw behoorden tot degenen die Adamski op zo november I9jz begeleidden tijdens zijn eerste ontmoeting met Venusbewoners.
(Maar net zoals de anderen heeft Williamson zélf niets gezien.)
Williamson schreef vier ufo-boeken (*ufo) waarin zijn extreem rechtse ideeën duidelijk naar voren komen. Volgens hem bestonden er twee typen buitenaardse wezens : de mooie, blanke buitenaardsen (waar Adamski kennis mee had gemaakt) en kwaadaardige, donkere types. Laatstgenoemden (die opdoken als de *Men In Black) maakten volgens hem deel uit van de *Grote Samenzwering : 'Iedere koning, president, dictator op aarde is slechts een stroman... een werktuig in de handen van het Verborgen Rijk.. . Er is maar één hiërarchie... de intemationale bankiers.' (Dat laatste is een oud codewoord voor joodse bankiers)
Williamsons ideeën liepen duidelijk vooruit op de recente versie van de *ufo-samenzwering, zoals verkondigd door met name William *Cooper.
Bron; Peebles, C., Wàtch the skies.! Washington, 1994.
Wirth, Herman Felix
(1885-I98I) Nederlands-Duits pseudo-wetenschapper. Herman Wirth was de zoon van een Utrechtse leraar. Hij studeerde filologie, Duits, geschiedenis en muziek te Utrecht, werd in I909 lector in Berlijn en promoveerde in I9I0 in Bazel bij de Duitse volkskundige John Meier, op Der Untergàng des niederländisches Volksliedes. Tussen I9I4 en I916 was hij oorlogsvrijwilliger in België, huwde in 1916 in Berlijn, en in I9I8 werd hij hoogleraar muziekgeschiedenis in Brussel, maar na het eind van de Eerste Wereldoorlog werd zijn aanwezigheid in België niet meer op prijs gesteld. Hij vertrok naar Nederland, maar ging in 1922 naar Duitsland.
Onder invloed van racistische mystici als Guido 'von' *List kwam hij tot de overtuiging dat hij het spoor van de *Ariërs tot in de grijze oertijd terug kon vinden, en tevens hun van diezelfde oertijd daterende religie (die volgens Wirth in verkapte vorm behouden was gebleven). Bij zijn speurtocht naar tekenen van deze religie negeerde hij alle mogelijke geografische, historische en etnische verschillen en ging uitsluitend af op de uiterlijke overeenkomst van symbolen.
In de loop van de jaren 'zo raakte Wirth meer en meer in nationaal-socialistisch vaarwater. Hij werd zelfs in I925 kortstondig lid van de NSDAP. Een academische positie bleef hem daardoor onthouden. Wel verzamelde hij een kleine schare volgelingen om zich heen, vanuit de * vólkische beweging. Zij richtten in 1932 een Herman Wirth Gesellschaft op en financierden een Forschungsanstalt für Geistesurgeschichte (Onderzoeksinstituut voor oer-geestesgeschiedenis).
Een jaar daarvoor had Wirth grote commotie veroorzaakt in volkskundige kringen met het eerste deel van zijn Heilige Urschrift der Menschheit (1931-I936), waarin hij de echtheid verdedigde van het * Oerà Lindà Boek. Wirth noemde deze fictieve Friese geschiedenis de 'Bijbel der Germaanse stammen'. In mei I934 kwam het tot een openbare discussie aan de Berlijnse universiteit, en bij die gelegenheid maakten zijn tegenstanders gehakt van Wirth en zijn ideeën.
Het leek met hem gedaan te zijn (ook al omdat de NSDAP-ideoloog Alfred *Rosenberg duidelijk had gemaakt niets van het Oerà Linda Boek te willen hebben) maar in het najaar van I9j4 ontmoette Wirth ss-leider Heinrich *Himmler, en deze nam hem in bescherming. Wirth, Himmler en nazi-boerenleider Richard Walther Darré (I895- I953), bedenker van de kreet Blut und Boden, organiseerden in juli I935 een volkskundige openluchttentoonstelling getiteld Deutsches Ahnenerbe, en in november van dat jaar werd Wirths Forschungsanstalt omgezet in een 'wetenschappelijk' bureau van de ss. Himmler werd voorzitter van de raad van toezicht, Wirth werd directeur. In I937 annexeerde het instituut het Centraal bureau voor symboolonderzoek van Karl Theodor *Weigel. Wirth en Weigel werkten daama korte tijd samen.
Himmler kreeg spoedig ruzie met Darré, en realiseerde zich tegelijkertijd dat een directeur als Wirth nooit als een volwaardige intellectuele gesprekspartner zou worden beschouwd. Hij begon hem onder druk te zetten, eiste reorganisaties, vroeg om wetenschappelijk verantwoorde literatuuroverzichten bij zijn Heilige Urschrift en maakte hem zo uiteindelijk het werken onmogelijk. In maart I937 werd Wirth opgevolgd door de veel acceptabeler Münchener volkskundige Walther Wüst. Wirth werd 'erevoorzitter'. Het Forschungsanstalt heette voortaan *Ahnenerbe.
Wirth ging in december I9j8 weg bij Ahnenerbe. Himmler bezorgde hem een post aan de universiteit van Göttingen, maar zijn rol was uitgespeeld.
Na afloop van de oorlog werd hij tot 1947 geïnterneerd, waama hij naar Zweden vertrok en enige jaren in Lund verbleef. In I954 keerde hij terug naar Duitsland, en in I957 kwam het weer tot een oprichting van een Herman Wirth Gesellschaft
Overigens distantieerde hij zich toen van het Derde Rijk.
Wirths collectie oudheden en nazi-memorabilia moet redelijk groot geweest zijn, want in I980 wist hij nog een miljoen mark los te peuteren bij de deelstaat Rijnland-Pfaltz voor het opzetten van een 'Museum voor oudheden'.

Wiskunde
De wiskunde is een microkosmos van de wetenschap als geheel. Sommige 'wiskunde' is onzinnig, zoals driedelingen van hoeken (*trisectors), de *kwadratuur van de cirkel, de meeste pogingen van *fermatters en *numerologie.
Er is ten minste één wiskundige die een scheve schaats heeft gereden in het parapsychologisch onderzoek (*Soal).
De wiskunde wordt echter ook geplaagd door paradoxen, geen verwarrende puzzeltjes zoals het *driedeurenprobleem, maar ernstige problemen die lijken op de zogeheten leugenaarsparadox : Alle Kretenzers liegen, zei de Kretenzer. Als we even afspreken dat een 'heilige' iemand is die nooit liegt, dan is de betrokken Kretenzer in elk geval geen heilige - ongeacht of zijn bewering waar is of niet.
Een variant van deze paradox is die van de barbier, bedacht door Bertrand Russell (I872-I970) : een dorpsbarbier is een mannelijke dorpeling, die alle mannen van het dorp - en die alleen - scheert die zichzelf niet scheren. Deze ogenschijnlijk ondubbelzinnige beroepsomschrijving houdt een tegenspraak in die aan het licht komt als men zich affraagt of de dorpsbarbier zichzelf scheert.
De wiskunde kan opgevat worden als een methode om beweringen (definities, stellingen, bewijzen) in de vorm van formules te schrijven, met uiterst precieze spelregels om de ene formule uit de andere af te leiden. Kan zo'n systeem 'heilig' zijn en zelfs niet via een omweg een tegenspraak opleveren ? Daar kan men nooit helemaal zeker van zijn. Dit is in I93I bewezen door Kurt Gödel (I906- I978). De clou is dat de bewering 'dit systeem deugt' te vertalen is in een formule én niet te bewijzen is, aangenomen dat ze waar is (in een leugenachtig systeem kan álles volgens de spelregels bewezen worden, dus ook de zojuist genoemde bewering)
Men zou zich kunnen voorstellen dat men systematisch alle denkbare bewijzen (in volgorde van lengte) controleert om te kijken of er een leugen bij zit, maar dat is een oneindig karwei. Een bewijs telt volgens afspraak altijd een eindig aantal stappen.
Het bewijs van Gödel (in werkelijkheid een bijzonder vemufiig en erg technisch hoogstandje) is een wiskundige vertaling van het beginsel dat een leugenaar met één tegenspraak door de mand valt, en dat een ogenschijnlijke 'heilige' morgen alsnog een leugen kan vertellen, kortom een fraaie fundering van een eeuwenoud wetenschappelijk principe. Zekerheid over een theorie ontstaat geleidelijk, naarmate meer serieuze maar vergeefse moeite is gedaan om er een tegenspraak in te ontdekken. Vaak wordt gedacht dat Gödels resultaat in zou houden dat niets meer zeker is, zelfs de wiskunde niet. Wiskundige bewijzen hebben echter een graad van zekerheid waar de rest van de wetenschap alleen aan kan proberen te tippen. En al is niet elke vraag te beantwoorden, de kunst is die vragen te vinden waarop wel een antwoord is. Daar zijn er genoeg van.
De chaostheorie is ook een vaak verkeerd begrepen tak van wiskunde. Voor veel concrete technische problemen zijn slechts grove wiskundige modellen beschikbaar, en dus alleen maar ruwe benaderingen van de 'ware' oplossing. Er zijn echter ook buitengewoon eenvoudige wiskundige problemen die slechts in theorie exact zijn op te lossen.
Een voorbeeld is het wiskundige model van een slinger aan een elastische draad
Men kan het verloop van de beweging net zo precies berekenen als men wil, als men maar voldoende nauwkeurig is met de berekening en de startgegevens
Helaas worden bij dit probleem alle foutjes onverbiddelijk opgeblazen. Als je bij wijze van spreken het verloop van de beweging over een tweemaal zo lang tijdsinterval wilt berekenen, moet je de berekening met minstens tweemaal zoveel cijfers achter de komma uitvoeren. Aangezien je bij een fysisch systeem meteen al aan de start maar een beperkte nauwkeurigheid hebt zit hier een emstigprobleem.
Dergelijke systemen (waarvan het model exact berekenbaar is maar uiterst storingsgevoelig) heten chaotisch.
Een en ander was al bekend aan het begin van de 20ste eeuw, maar pas met de invoering van de computer kreeg dit praktische gevolgen, bijvoorbeeld voor het maken van weersverwachtingen.
Zelfs als de kwaliteit van de weergegevens dramatisch zou verbeteren, zou nog maar een bescheiden winst in de kwaliteit van de weersverwachting geboekt kunnen worden. Vandaar dat een 'butterfly in Brazil' binnen een paar weken efiect kan hebben op een 'tomado in Texas'. Diezelfde vlinder maakt op een termijn van 100 miljoen jaar de positie van de aarde in zijn baan volkomen onbepaalbaar
Uiteraard zaten de wiskundigen niet bij de pakken neer. Ze waren in staat in eenvoudige gevallen nog statistische gegevens te verschaffen over de te verwachten toestanden, ook als de startgegevens ontbraken. Computerplaatjes van 'waarschijnlijke' toestanden te midden van alle mogelijke toestanden zitten vol fraaie intrigerende patronen, fractals geheten, en mooie plaatjes doen het altijd goed op de salontafel. De stelling van Gödel, de *kwantummechanica en de chaostheorie lijken aJlemaal te gaan over fundamentele onzekerheden. Hierdoor lokken ze allerlei modieuze speculaties uit. Deze drie'onzekerheden' worden te pas maar vooral te onpas uit de kast gehaald als er iets mysterieus, ongrijpbaars of bovennatuurlijks te verklaren is. Dat kan variëren van de invloed van een kantoorgebouw op het welbehagen van de gebruikers tot *psi, *homeopathie, economie, het einde der tijden (*Tipler) en de werking van de hersenen, al naar gelang het formaat van de onderzoeker. Met veel meer recht kan men zeggen dat deze drie theorieën nauwkeurig vertellen hoeveel zekerheden er zijn.