bloed is een wel heel bijzonder sap

antroposofen in de tegenaanval

De Nederlandse antroposofen hebben grote moeite gedaan hun 'geesteswetenschappelijke heilsleer' te verdedigen tegen de nu al jarenlang geuite aantijgingen van racisme en discriminatie. Recent kwam er een voorstudie uit van een rapport waarin aan de hand van vele citaten van Rudolf Steiner (1861-1925) gepoogd wordt aan te geven dat hij het heel vaak anders bedoeld dan dat wat wij er in lezen. Hieronder een poging de dichtgeschoven gordijnen weg te trekken...

Ik zal maar met de deur in huis vallen: ik ben niet overtuigd. Natuurlijk ben ik de antroposofen-studie gaan lezen in de wetenschap dat Steiner een kind van zijn tijd was - en dus racistisch - en blijf ik het vooroordeel houden over de in zichzelf racistische denkbeelden die gegrondvest zijn in Steiners theorie over het ontstaan van de wereld en van de mensen(rassen). Uren ploeteren in het 'interimrapport van de commissie antroposofie en het vraagstuk van de rassen' heeft me juist gesterkt in mijn denkbeelden dat Steiners antroposofische 'geesteswetenschap' niets met 'wetenschap' te maken heeft maar gewoon een geloof is, waarvan er zovele zijn.

het dogma "bovenzintuiglijke waarneming"
Het vaststaande gegeven dat antroposofen voor waar aannemen dat Rudolf Steiner in staat zou zijn geweest om te "schouwen" is de achilles-hiel van de antroposofie: de idee dat je kennis van het bovenzinnelijke kunt verkrijgen, dat wil zeggen dat je, gelijk Steiner, kennis kunt bezitten van "het hogere".
Steiner kon "bovenzinnelijk waarnemen" zoals antroposofen zo mooi kunnen zeggen, dat uitgangspunten bindt Steiners volgelingen. En juist vanwege deze aanname: "Steiner heeft zijn kennis uit het hogere", kàn Steiner zich niet vergissen. Zelfs niet in iets kleins, dan valt immers de hele piramide van zijn 'geesteswetenschap' om. Het begin dit jaar uitgekomen rapport is een sluitend bewijs van de stelling dat 'gelovigen' hun eigen geloof onmogelijk kunnen onderzoeken. Iemand die er van overtuigd is dat het kindeke jezus geboren is uit de "maagd maria" is simpelweg niet in staat om in te zien dat je dit soort verhalen ook als een 'verhaal' kunt zien. Je kunt aan zo iemand onmogelijk vragen om zijn of haar eigen geloof kritisch onder de loep te nemen om zin en/of onzin van elkaar te scheiden. Dat gaat eenvoudigweg niet. Dezelfde onmogelijke opgave heeft de Antroposofische Vereniging zichzelf opgelegd door het onderzoek te laten verrichten door een groep mensen die allen 'antroposofisch gelovig zijn'. Wanneer je overtuigd bent van het daadwerkelijke bestaan van de gebieden en tijdvakken Lemurië en Atlantis; wanneer je Steiner op zijn woord gelooft dat er toen voorlopers van de huidige mensen bestonden maar dan als "etherische entiteiten", tja, dan is het natuurlijk onmogelijk om Steiners rassentheorie anders te interpreteren dan zoals Steiner zèlf dat gedaan heeft.
De toenmalige mensen bewerkten (dit alles volgens Steiner) de aarde met magische krachten en pas in het na-Atlantische tijdperk heeft de mens zijn huidige gestalte gekregen (pure 'geestesziel' werd kraakbeen en dat werd later geraamte). Er zijn geen fossiele resten van deze voorlopers van de hedendaagse mens aangezien den mensch toen (nog) niet uit botten bestond. Maar hoe veelvuldig de antroposofen ook proberen Steiners woorden anders uit te leggen en te herinterpreteren, Steiner was het volledig met Helena Petrowna Blavatsky (1831-1891, de grondlegster der Theosofen) eens dat na het zinken van Atlantis de mensen zich in verschillende gedaanten over de wereld verplaatsten. Hier horen wat hen betreft wel degelijk fysiek en moreel verschillende waarden en normen bij.

enkele letterlijke citaten
Ik geef hieronder twee wat langere voorbeelden: we zullen het daarbij laten, hoewel het rapport schreeuwt om een even zo uitvoerig tegen-rapport. Ik heb de oorspronkelijke citaten genomen omdat het mijns inziens het duidelijkst weergeeft hoe Steiner/Blavatsky de geschiedenis van de mens bekijkt en dat dit, juist vanwege die visie, wel moet leiden tot onderscheid van rassen, en dus racisme:
"Da werden wir begreifen, dass die indianische Bevölkerung Amerikas, die uns so rätselhaft erscheint mit ihren sozialen Gliederungen und ihren eigentümlichen Instinkten, ganz anders sein muss. Wieder anders ist die afrikanische, die äthiopische, die Negerrasse. Da sind Instinkte, welche sich an das niedere Menschliche anknüpfen. Und bei den Malayen finden wir ein gewisses traumhaftes Element. Innerhalb der mongolischen Bevölkerung sind diejenigen Eigenschaften vorhanden, welche sich auf eine besondere Energie des Blutes begründen, auch gewisse geistige Eigenschaften, die in ganz charakteristischer Weise ausgebildet sind. Daher wird die mongolische Rasse es immer ablehnen, eine pantheistische Anschauung anzunehmen. Ihre Religion ist eine Dämonenglaube, ein Totenkult. Die Bevölkerung, die man die kaukasische Rasse nennt, stellt die eigentliche Kulturrasse dar, welche berufen ist, durch die Ausbildung des logischen Denkens Werkzeuge zu schaffen für eine Bearbeitung der natur durch den blossen Verstand des Menschen, welcher nicht mehr die magischen Kräfte handhaben kann, sondern sich auf das Mechanische verlassen muss" [196] (zie noot 1).

De hedendaagse onderzoeks-antroposofen hebben het hier natuurlijk moeilijk mee en schrijven dan de volgende onvergetelijke scène: "Het hierboven weergegeven onderdeel van de lezing levert verschillende problemen op. Allereerst is uit het voorafgaande deel niet af te leiden waarom er opeens wordt gesproken over de sociale structuren en de eigenaardige instincten van de indianen, die instincten van de negers die aanknopen bij het lagere in de mens, het droomachtige element van de Maleiers, over de Mongolen, die uit de energie van hun bloed te begrijpen zijn, en tot slot over het Kaukasische ras, dat de opdracht heeft het logische denken te ontwikkelen. De uitspraak over de instincten bij de negers, die aanknopen bij het lagere in de mens, kan gemakkelijk misverstanden oproepen. Uit de samenhang met de voorafgaande uitspraken over de indianen kan worden opgemaakt dat deze instincten als tegenhanger bedoeld kunnen zijn van de sociale structuren en de 'eigenaardige' instincten van de indianen. Met het lagere in de mens zou dan dat deel van de mens bedoeld worden, dat niet is ingevoegd in sociale structuren. Vanuit de antroposofische menskunde, waarbij in de mens een zenuw-zintuiggebied, een ritmisch gebied en een stofwisselings-ledematengebied onderscheiden wordt, kan met het lagere in de mens ook het stofwisselings-ledematensysteem bedoeld zijn. Vanuit een menskundig oogpunt is dat inderdaad een lager gebied, vanuit een kosmisch-spiritueel gezichtspunt daarentegen is het een zeer hoog gebied omdat geestelijke krachten er rechtstreeks op kunnen inwerken (...) Ook de uitspraak dat het kaukasische ras het eigenlijke cultuurras is, is gedoemd tot misverstanden. In de lezing beschreef Steiner de ontwikkeling van de mensheid na het Atlantische ontwikkelingstijdperk in kleinere cultuurtijdperken vanaf het alleroudste Indië, via Perzië en Mesopotanië naar Europa, culturen die de ontwikkeling van Atlantis voortzetten. Mechanische werktuigen, door het logische denken en het verstand geschapen, namen de plaats in van de magische krachten waarmee de mens in Atlantis de aarde bewerkte. Dit is volgens Steiner de belangrijkste cultuurontwikkeling na Atlantis en deze speelde zich in het Kaukasische ras af, die hij verderop in de lezing ook Indo-Ariërs noemde" [197]. Overigens nam het grootste deel van de toenmalige Atlantis-bewoners de wereld niet met zintuigen waar, maar met behulp van helderziende vermogens [205], net zoals Steiner zelf overigens.

Een ander voorbeeld van Steiners fundamentele racisme is het volgende citaat: "Wenn der Mensch sein Inneres ganz ausprägt in seiner Physiognomie, in seiner Körperoberflache, dann durchdringt das gleichsam mit der Farbe der Innerlichkeit sein Äusseres. Die Farbe der Egoitätat ist aber die rote, die kupferrote oder auch die gelblichtbraune Farbe. Daher kann tatsächlich eine zu starke Egoität, die von irgendeinem gekränkten Ehrgefühl herrührt, auch heute noch den menschen von innen heraus sozusagen gelb von Ärger machen. Das sind Erscheinungen, die durchaus miteinander zusammenhängen: die Kupferfarbe derjenigen Völker, die nach Westen hinübergewandert waren, und das Gelb bei dem Menschen, dem die "Galle überläuft", wie man sagt, dessen Inneres sich daher bis in seine Haut ausprägt. Diejenige Menschen aber, die ihre Ich-Wesenheit zu schwach entwickelt hatten, die den Sonneneinwirkungen zu sehr ausgesetzt waren, sie waren wie Pflanzen: sie setzten unter ihre Haut zuviel kohlenstoffartige Bestandteile ab und wurden schwarz. Daher sind die Neger schwarz. So haben wir auf der einen Seite östlich von Atlantis in der schwarzen Negerbevölkerung, auf der andere Seite westlich von Atlantis in den kupferroten Völkern Überreste von solchen Menschen, die nicht in einem normalen Masse das Ich-Gefühl entwickelt hatten. Mit den Normalmenschen war am meisten zu machen. Sie wurden daher auch dazu ausersehen, von dem bekannten Orte in Asien aus die verschiedenen andere Gebiete zu durchsetzen." [209/210].

De antroposofen schrijven dan: "In het oude Europa leefde een bevolking bij wie het 'ik-gevoel' zich had verinnerlijkt. Het drukte zich niet uit in de huidskleur, maar bleef in de ziel, waar het zich bijvoorbeeld bij de Germanen en de Noormannen kenbaar maakte als moedskrachten en dapperheid. Met dit verinnerlijkte 'ik-gevoel' veroverde men de wereld [213]." Wanneer je dit soort uiterlijkheden (huidskleur) verinnerlijkt, dan ligt discriminatie niet alleen op de loer, het is racisme geworden.

Ik citeer hier deze twee stukken zo uitvoerig om aan te geven dat we hier niks uit de context hebben gehaald, zoals heel vaak door antroposofen beweerd wordt. Bovenstaande wijze van tekst-interpretatie zal de onderzoekscommissie waarschijnlijk veel werk hebben gekost. Ze komen letters tekort om te wijzen op de specifiek theosofische en antroposofische betekenis van allerlei begrippen. Regelmatig ook benadrukken ze dat de antroposofie niet alleen over zintuiglijke waarneembare feiten handelt, maar ook, ja voornamelijk over bovenzinnelijke waarnemingen. En helaas, voor de meesten van ons stervelingen, de niet-gelovigen, dat blijft voor ons verborgen, wij kunnen namelijk niet zoals Steiner "bovenzintuiglijk schouwen".
Zo verontschuldigen de onderzoeks-antroposofen zich voor Steiners idee dat elk ras zijn/haar eigen geur heeft. Echt waar, dat dacht Steiner! De antroposofen zeggen dan dat het in die tijd niet ongebruikelijk was om het over specifieke rassengeuren te hebben en citeren dan uit de Winkler Prins encyclopedie van 1937: "De Chinezen hebben een eigenaardige muskusachtige raslucht bij zich, die door zorgvuldige huidverpleging wel vermindert, doch nooit verdwijnt, men ruikt onverwijld, dat het een Chinees is" [242].

En ook een mooie is natuurlijk de omstandigheid dat een echte Steineriaan in reïncarnatie gelooft, eh pardon zeker weet dat er leven na de dood is. Volgens de onderzoeks-antroposofen zijn Steiners specifieke ras-kenmerken te relativeren door er op te wijzen dat krachtens de reïncarnatiegedachte een ieder aldus in de gelegenheid is door de diverse rassen te incarneren en dus de zon- en schaduwkanten van alle rassen door te maken [245]. Ergens anders beweert Steiner dat het vooral "jonge zielen" zijn - dat wil zeggen: nog niet zo vaak geïncarneerd - die in gekleurde rassen terechtkomen en dat wordt door de hedendaagse sofen als volgt verantwoordt: "De bewering dat deze jonge zielen voornamelijk in gekleurde rassen incarneren, kan zonder bovenzinnelijk inzicht niet worden geverifieerd" [252]. Tsja, dan houdt elke poging tot communicatie op natuurlijk.

Steiner is door critici nogal aangevallen op de (logische) consequenties die zijn 'geesteswetenschap' tot gevolg heeft. Wanneer je rassen onderscheidt, ja zelfs spreekt van ras-geesten en aparte ras-karma's dan ligt het in de lijn der logica om te spreken over het "noodlot", over "kosmische noodzaak" en dergelijke. Zo beschreef Steiner de NoordAmerikaanse indianen als een mensenras dat gedoemd was uit te sterven. De onderzoeks-antroposofen geven toe dat dit allemaal wat moeilijk te vatten is en concluderen dan: "In het kader van het uitsterven van indianen betekent dat met zoveel woorden: ook al ligt geestelijk gesproken de oorzaak ervan in het lot van de indianen als ras, de verantwoordelijkheid voor de daad van uitroeiing door de Europeanen op fysiek niveau wordt er daarom op geen enkele manier minder op [266]". Maar de onderzoekers wijzen ook kritisch naar een nummer van het invloedrijke antroposofische blad 'Vrije Opvoedkunst' van september 1961 waarin de vooraanstaande Nederlandse antroposoof Max Stibbe de denkbeelden van Rudolf Steiner met betrekking tot 'de indianen' als volgt uitlegt: "Dat is een uitstervend ras. Hier werken de krachten van de ouderdom, van de seniliteit. Dat betekent voor de weinige plaatsen waar nog echte indianen zijn, zoals in de Braziliaanse oerwouden, een terugval in de diepste primitiviteit, die men ook vindt in de binnenlanden van Afrika, een leven in de instinctensfeer. Dit oud-worden ondergaan alle volken en rassen die Amerika bevolken. Daar werken van onderop, om zo te zeggen vanuit de bodem, oudmakende krachten. Dat maakt dat in dit werelddeel diepere mensenlijke waarden gemakkelijk verloren gaan [276]". De onderzoekers hebben echter niet het hele citaat gegeven, dat vervolgt aldus: "dat zijn de scheppende vermogens, die zich uiten op het terrein van kunst en de wetenschappelijke ideeënwereld. Amerika heeft voortdurend op deze terreinen verversing nodig uit Europa. Zo blijft Europa het centrale werelddeel, ook al is het dat militair en economisch niet meer. Het heeft althans tot nu toe nog altijd wezenlijke geestelijke verplichtingen, verplichtingen tot voortdurende vernieuwing van het geestelijke leven in al zijn geledingen". Sowieso is dat themanummer van 'Vrije Opvoedkunst' uit 1961 over "volkeren en rassen" een vreselijk blad, onverbloemd racistisch, geschreven door het toenmalige kader van de antroposofische gemeenschap (zie noot 2). De hedendaagse antroposofen vinden dit geen racisme maar karakteriseren Stibbe's houding als een vorm van blank-christelijk paternalistisch denken, waarbij zij aantekenen dat Stibbe's uitspraken, in onze tijd herhaald "onder de noemer 'discriminatie' vallen en strafbaar zijn" [276].

Kern van de controverse wordt door de onderzoekers beschreven wanneer zij aan het eind van het rapport verzuchten dat hoewel het antroposofische denkkader in principe voor iedereen toegankelijk is: "het niet door een ieder wordt geaccepteerd. In dat geval ontstaat een bijna onoplosbaar probleem. Deze mensen kunnen blijven volhouden dat er sprake is van racisme, terwijl dat vanuit het antroposofisch denkkader niet zo is [296]". In de eindconclusie van dit interim-rapport geven de hedendaagse antroposofen een twaalftal tekstfragmenten aan "waarbij de inhoud of formulering van dien aard is dat er sprake is van discriminatie van een zodanige ernst, dat het, indien het door een hedendaags auteur verkondigd zou worden, er waarschijnlijk een strafbaar feit zou worden gepleegd". Het is pas een begin van erkenning dat er aan de grondslag van de Antroposofie (en dus ook de zogenoemde 'wortelrassen-leer' der Theosofen) nogal het een en ander schort. Men heeft alle moeite gedaan om Steiners leer intact te laten, ik vind het onbegrijpelijk dat volwassen mensen met een redelijk functionerend verstand zich in dergelijke bochten kunnen wringen.

Gelukkig realiseren de antroposofische onderzoekers zich dat op scholen met veel allochtonen, "alleen al vanuit de dagelijkse omgang met deze leerlingen veel eerder een correctie van een vak als rassen/volkenkunde hebben plaatsgevonden" [284]. Het is namelijk een feit dat de Vrije Scholen in Nederland "witte" scholen zijn. Speciale vermelding verdient het commentaar van de onderzoekscommissie op het zogenoemde 'mulatten-kinderen' citaat van Steiner. Daar hebben wij in de lange reeks kritische artikelen in Kleintje Muurkrant eerder aandacht aan besteedt (bijvoorbeeld in Kleintje 293). Hierover is de commissie duidelijk: "Bezwaarlijk en onjuist is Steiners opmerking dat blanke zwangere vrouwen mulattenkinderen zouden krijgen indien zij een 'negerroman' zouden lezen. Bovendien wordt de indruk gewekt dat het krijgen van een mulattenkind iets ergs is. Het is een verkeerd gekozen voorbeeld, in de context van een betoog over de invloed van gevoelsbelevingeen van de moeder tijdens de zwangerschap op de ongeboren vrucht. Het voorbeeld is zeer beledigend voor zwarten [302]". Ongelooflijk! De commissie schrijft dus niet dat deze bewering van Steiner klinkklare onzin betreft, nee, het is niet erg om een mulattenkindje te krijgen! Nou, volgens mij is het heel erg wanneer je van het lezen van een boek een ander kindje krijgt, dan wanneer je dat boek niet zou hebben gelezen! En dat er mensen rondlopen die dit geloven, dat vind ik erg schokkend!

Ik sluit dit artikel af met de waarschuwing die de onderzoeks-antroposofen onder hun rapport hebben getypt: "De lezer wordt er dan ook aan herinnerd dat elk eenzijdig of selectief gebruik van de in dit rapport genoemde gezichtspunten en bevindingen - inclusief de in dit rapport besproken citaten van Rudolf Steiner - met het doel daaraan conclusies te verbinden die voor de antroposofie in het algeméén gelden, misbruik betekent van dit rapport". Ik geef toe me hieraan schuldig te maken...

Ewald Conspira

noten:
1. de cijfertjes achter de citaten verwijzen naar de pagina-nummering van het 'Interimrapport van de Commissie antroposofie en het vraagstuk van de rassen', uitgegeven door de Antroposofische Vereniging in Nederland (1998).
2. We hebben in het Kleintje-archief nog een orgineel exemplaar van dit nummer van Vrije Opvoedkunst van september 1961 gevonden. Het zijn 75 pagina's A5, maak een tientje over op giro 5349231 tnv Muurkrantkollektief, DenBosch ovv 'sofen 1961' en je krijgt een kopie van dit schandelijk racistische deeltje van dit antroposofische tijdschrift thuisgestuurd, en oordeel zelf. Voor 15 gulden erbij krijg je een kopietje van een aanvulling van 'Vrije Opvoedkunst' uit februari 1965, een themanummer "ontmoeting met de rassen" (90 pagina's A5). Wil je dit hebben schrijf dan op je overschrijving 'sofen 1965'.
PS-1: Voor geïnteresseerden is tevens een dossier beschikbaar van de kritische artikelen met betrekking tot antro- en theosofie in Kleintje Muurkrant, van 1986 tot nu. Maak hiervoor twintig gulden over op giro 5349231 tnv Muurkrantkollektief ovv 'sofendossier'
PS-2: tegelijk met de groeiende stroom kritiek op het Vrije School onderwijs met betrekking tot Steiners leer is er een groeiende wachtlijst voor de eerste klas (vanaf zes jaar) van de Bossche Vrije 'Rudolf Steiner'-School.


Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 320, 24 april 1998

hoofdmenumail reactie