De Traditionele en Reguliere Vrijmetselarij

Inhoud


VOORWOORD

Het doel is het verstrekken van inlichtingen over de traditionele en reguliere vrijmetselarij, zoals zij over de hele wereld bestaat en ook in België wordt beoefend. De vrijmetselarij is de draagster van een broederlijke boodschap, die sedert eeuwen in het hart van miljoenen mannen leeft.

Hoewel zij het zelf niet beseffen hebben talrijke mensen affiniteiten met de vrijmetselarij, met name al degenen, die, het weze in de stille afzondering, naar een door de geest verlicht bestaan streven en zich door een persoonlijk zoeken, los van knellende systemen, zichzelf, de anderen en de wereld trachten te kennen ; al degenen die de indruk hebben dat hun persoonlijk zoeken vlotter zou kunnen gebeuren als het in een broederlijk genootschap zou plaats zou hebben, in een Orde die de initiatieke weg naar de "kennis" biedt.

Het ligt dan ook in onze bedoeling duidelijk te maken wate de traditionele en reguliere vrijmetselarij inhoudt en zodoende een aantal misvattingen uit de weg te ruimen.

Velen beschouwen de vrijmetselarij als een geheim genootschap dat een ruim aandeel heeft in de strijd tegen de invloed van de kerken, in het bijzonder tegen de katholieke kerk of als een verbond dat op basis van het vrij onderzoek een onverdroten anticlericale of antireligieuse campagne voert. Bovendien wordt de vrijmetselarij vaak als een beruchte drukkingsgroep bestempeld, die zwaar doorweegt op de politieke wereld en op de staatsinstellingen, om zichzelf en zijn leden aldus kostbare steun te verzekeren.

Dit is een zeer verspreid maar erg vertrokken beeld, waardoor opportunisten van allerlei pluimage, naïeve liefhebbers van vervaarlijke geheimen en geobsedeerden van het anticlericalisme, tot bepaalde, afwijkende vormen van de vrijmetselarij werden aangetrokken.

Met de spirituele en initiatieke vrijmetselarij heeft dit beeld geen uitstaans. De vrijmetselarij verschaft geen enkel filosofisch systeem, geen psychologisch remedie, geen enkele religieuze optie. Zij biedt haar leden geen enkele onfeilbare sleutel tot het geluk, geen magische of mystieke heelmiddelen.

Haar traditionele opdracht berust in de overdracht van een spirituele invloed, die bij degenen die geschikt zijn om ze te ontvangen, kan bijdragen tot de verwezenlijking en de bevrijding van het menselijk individu.

De vrijmetselarij biedt daarbij een werkmethode, een middel dat de weg effent van het persoonlijk zoeken ten behoeve van al degenen, die hun geest willen bevrijden, zich geestelijk willen verheffen en de broederschap van de mensen erkennen en beoefenen. Wie zijn bestaan een andere dimensie wenst te geven, kan zijn streven verwezenlijken dank zij de rituele. praktijk en de werking met symbolen, die onze Orde biedt, buiten de profane wereld, de wereldse beroering en de ideologische twisten waarin zij zich niet mengt.


DE VRIJMETSELARIJ IN DE WERELD

In alle landen waar de overheid hun activiteit duldt of beschermt zijn de vrijmetselaren in Loges gegroepeerd, onder het gezag van een Meester van de Loge of "Achtbare Meester", die verkozen wordt voor een beperkte duur. De Loges zijn gegroepeerd in Grootloges wier soevereiniteit gewoonlijk beperkt is tot het land zelf.

In tegenstelling tot een wijdverspreide doch verkeerde mening, bestaat er geen centrale organisatie, die haar gezag zou uitoefenen op het geheel van de vrijmetselarij in de wereld.

De maçonnieke structuren zijn nationaal. In elk land bestaat er één enkele "Grootloge", onder wier obediëntie alle Loges van hetzelfde land werken. In sommige landen, zoals in de Verenigde Staten, bestaat er een Grootloge per staat. De Grootloges - er zijn er in de wereld meer dan honderd - zijn onafhankelijk, autonoom en soeverein. Elke Grootloge vertoont een eigen karakter, met specifieke gebruiken die de lokale mentaliteit en traditie weerspiegelen. Maar al deze Groot-machten zijn onderling verbonden door een consensus ten aanzien van de beginselen en de gebruiken, die de onontbeerlijke grondslag van de reguliere vrijmetselarij vormen.

Deze gemeenschappelijke maatstaven worden met een Engels begrip aangeduidt : de "Landmarks". Deze "landmerken" geven de grenzen aan die niet mogen overschreden worden op gevaar af de regulariteit van de Orde te verlaten.

De betrekkingen tussen de Grootloges worden aangeknoopt door wederzijdse erkenningen. Aldus ontstaan er bilaterale contacten, die de samenhang van de instelling in de wereld waarborgen, zonder echter afbreuk te doen aan de verantwoordelijkheid van elke Grootloge.

Zelfs de "United Grand Lodge of England", de oudste en de belangrijkste, met zowat 600.000 leden, oefent op het internationaal niveau geen enkele rechtstreekse werking uit. Zij beperkt zich tot het verlenen, het intrekken of het weigeren van "erkenningen".

De strenge nauwgezetheid waarmee zij de beginselen, die zij zelf als allereerste heeft gecodifieerd, eerbiedigt en doet eerbiedigen, verleent aan haar beslissingen evenwel een zeer hoog aanzien, zodat zij ten opzichte van de regulariteit van Grootloges een doorslaggevende rol speelt.

De "United Grand Lodge of England" erkent de Reguliere Grootloge van België als de enige maçonnieke autoriteit op het Belgisch grondgebied.

De reguliere vrijmetselarij telt ongeveer 5 miljoen leden.


HISTORISCH OVERZICHT

I. Oorsprong

Over de oorsprong van de vrijmetselarij handelen is niet gemakkelijk. Ingevolge de maçonnieke discretie en de orale overdracht van de traditie zijn betrouwbare historische bronnen eerder gering. Anderzijds heeft de fundamentele gehechtheid aan de traditie geleid tot een groot aantal legenden, die aanleiding gaven tot een vrij mythische geschiedenis. Zo zou volgens sommige teksten Adam de eerste vrijmetselaar geweest zijn en zou de geschiedenis van de Orde vereenzelvigd moeten worden met deze van het Heelal zelf, waarbij dan de Bijbelse chronologie geldt, die de Schepping situeert in 4.000 voor Christus. Deze geestesgesteldheid heeft er velen toe gebracht de geschiedenis met de legenden te verwarren.

Handhaven de vrijmetselaren met recht en reden het symbolisch karakter van de ritualen, die een ruim beroep doen op mythen en legenden, dan moet de geschiedenis zelf van de instelling van deze mythen, waarvan sommigen haar ontstaan en haar groei hebben doorweven, bevrijd worden. Het neemt niet weg, dat sommige door de vrijmetselarij zelf aangeduide filiaties, ondanks de twijfelachtige historische waarde ervan, een onbetwistbare spirituele waarde behouden. Zij drukken immers de wil uit om zich met een traditie te verbinden, die in het hart van de mens verankerd is.

De voorgeschiedenis van de Orde is al te mistig om er met wetenschappelijke ernst over te spreken, maar de geschiedenis van de Orde in de afgelopen drie eeuwen weerstaat ongetwijfeld aan de historische kritiek.

De moderne vrijmetselarij vloeit onbetwistbaar voort uit de middeleeuwse gilden van metselaren en steenhouwers, de bouwers van godsdienstige en burgerlijke gebouwen. Men weet o.m. dat de middeleeuwse kathedraalbouwers in Loges gegroepeerd waren. Zij worden "operatieve metselaren" genoemd. Hun schutsheilige was Johannes.

Oorsprong en ontwikkeling van de maçonnieke Orde zijn in Groot Brittanië terug te vinden. De moderne of "speculatieve" vrijmetselarij ontstond te Londen op het einde van de XVIIde eeuw. Zij vestigde zich als zodanig in de eerste decennia van de XVIIIde eeuw. De uitdrukking "free mason", dit is een vrije metselaar (franc-maçon in het Frans) vindt men in documenten terug van 1376 af, maar over de juiste betekenis ervan tast men in het duister. Volgens sommigen zou men er een vakman mee bedoelen, die vrijgesteld was van belastingen en andere feodale verplichtingen, dank zij een hem verleend voorrecht, zoals er in die tijd ook elders (o.m. de "franc métiers" in Frankrijk) bestonden. Volgens anderen zou de "free mason" gewoon de free stone mason hebben betekend, dus de metselaar, die bekwaam was tot het bewerken van de "vrije steen", een steensoort van hoge kwaliteit, die gebruikt werd voor de meest verfijnde delen van het gebouw, in tegenstelling tot de "rough stone mason" of metselaar die de ruwe steen bewerkt, bestemd voor de ruwbouw.

Deze Britse operatieve metselaren waren evenals hun makkers op het vasteland rondreizende arbeiders, die zich van de ene werkplaats naar de andere verplaatsten. Zo onderscheidden zij zich van de bouwvakken in de steden en de nieuwe gemeenten en zo kende hun beroepsorganisatie een andere geschiedenis dans de stedelijke gilden. Op het werk kwamen de metselaren samen in een Loge, dit is tegelijk een werk- en een verblijfplaats. De eerste melding gaat tot 1277 terug. De bouwvakkers werkten er onder de leiding van een bouwmeester of "meester van de Loge". De leertijd was lang en moeizaam. Het duurde zeven jaar eer de leerling ingeschreven werd op het register van de loge en even lang eer hij als "fellow of the craft" (volleerde beroepsgezel) werd aanvaard. Hij werd dan meester in het vak en vrij om, na zijn inwijding, tot de vak- en andere geheimen o.m. rondom het thema van de tempel van Salomo, door het land te trekken, op zoek naar werk.

De Engelse loges bezaten een handschrift met de regels van het vak, de "Old Charges" of de "Oude Plichten" en daarvan werd bij plechtige gelegenheden en feesten lezing gegeven. Deze "oude plichten" worden ingeleid met een aanroeping van de Drievuldigheid. Voorts bevatten zij een legendarische geschiedenis van de vrijmetselarij alsook een opsomming van morele. en professionele voorschriften. De "oude plichten" behelsden dus een echte deontologische beroepscode. Deze legendarische geschiedenis beschrijft de oorsprong en de ontwikkeling van de bouwkunst vanaf de voorgeschiedenis, waarbij ook een heel bijzondere aandacht geschonken wordt aan de Tempel van Salomo.

Als enige sporen van een rituele activiteit in deze oude loges vindt men in de tot ons gekomen documenten. tevens de grondslagen van de huidige ritualen. De mededeling van het "mason's word" in Schotland en de lezing van de "Old Charges" in Engeland. Hieruit heeft men terecht afgeleid, dat in deze besloten genootschappen van mannen, die met elkaar door de dagelijkse beroepspraktijk en door gemeenschappelijke geheimen verbonden waren, zeer snel het typisch gevoelen ontstaan is, dat eigen is aan alle initiatieke groepen, met name een broederlijke genegenheid en de dubbele plicht om zich als mens te volmaken en zijn gezellen te helpen deze plicht te volbrengen. Anders is de latere overgang naar de speculatieve vrijmetselarij, in het bijzonder na de aanvaarding in de loges van "accepted masons", onverklaarbaar.

In de zeventiende en de achttiende eeuw onderging de beroepspraktijk grondige veranderingen. De traditionele werkplaatsen nabij kathedralen, abdijen en kastelen verdwenen en de ontwikkeling van de steden droeg bij tot de vestiging van de werklieden in de agglomeraties zelf. Deze verstedelijking deed machtige en goed ingerichte gilden ontstaan, die weldra zelfs betrokken werden bij het gemeentelijk beheer. Zulks was o.m. Het geval te Londen. De oude operatieve loges geraakten voorbijgestreefd door de sociale en economische evolutie. Zij verloren hun belang en zij zouden zelfs volledig uitgestorven zijn, indien geen buitenstaanders personen die met de bouwvakarbeid geen uitstaans hadden niet als "accepted masons" toegetreden waren. Meestal waren het intellectuelen, begoede burgers, aristocraten en geestelijken. Hun namen vindt men terug in de ledenlijsten van de loges van de eerste helft van de zeventiende eeuw af. Hun aantal groeide gestadig tot in de eerste jaren van de achtiende eeuw. Over hun drijfveren beschikken wij weinig gegevens. Oefenden de loges een aantrekkingskracht uit op deze mannen, dan was het waarschijnlijk omdat zij er een spirituele verrijking vonden, zeker niet om er welke technische of andere beroepsvaardigheid ook te kweken. Deze gang van zaken verklaart in ieder geval het voortbestaan en de groei van de moderne vrijmetselarij. Terwijl de loges aanvankelijk gelegenheidsstructuren waren, die uitsluitend het toezicht op het werk, de beroepsvorming en de wederzijdse bijstand beoogden, werden zij in de loop van de achttiende eeuw een broederschap, die mede dank zij de symboliek en bepaalde legenden een zekere spiritualiteit en een aantal ethische waarden uitstraalden. De werktuigen van de metselaar en de steen die hij bewerkte werden aldus de symbolische basis van de morele en metafysische bespiegeling.

De mutatie vam de operatieve waar de speculatieve vrijmetselarij behelsde een breuk, waarvan de gevolgen tot op vandaag merkbaar zijn. Deze nieuwe "geaccepteerde" metselaren hebben immers op de eeuwenoud instelling een geheel van morele, religieuze en filosofische elementen geënt.

Deze samenloop van omstandigheden mondde uit op de moderne vrijmetselarij, die op officiële wijze tot stand kwam toen vier Londense loges zich op 17 juni 1717 verenigden. Zij stichtten de "zeer eerbied-waardige broederschap van geaccepteerde vrijmetselaren", die dadelijk ook de Grootloge van Londen en Westminster en later de Grootloge van Engeland werd genoemd. Haar constitutie werd in 1723 gepubliceerd. Zij was het werk van dr. James Anderson, een presbyteriaanse dominee. In feite bracht hij hierin vooral de operatieve "old charges" samen. Niettemin behelst deze Constitutie een kentering : terwijl de oude documenten louter christelijk van signatuur waren, bevestigt de Constitutie van Anderson duidelijk het beginsel van de religieuze openheid en eerbied voor alle confessionele strekkingen.

De vrijmetselarij kende in de achttiende eeuw een opvallend snelle ontwikkeling en spreidde zich over heel Groot Brittanië, Europa en Amerika uit. In de loop van deze eeuw kwamen de gebruiken en ritualen tot stand, die tot op heden in de Angelsaksische landen en elders geëerbiedigd worden. De reguliere vrijmetselarij heeft de fundamentele beginselen van 1723 gehandhaafd : het geloof in God, de broederschap van de mensen door eerbied van de overtuigingen en het geloof van een ieder, en de eerbied voor het burgerlijk wettelijk gezag, de afwijzing van Vrouwen in de Orde, de onthouding ten opzichte van welke inmenging in politieke en godsdienstige aangelegenheden.

Deze beginselen werden van bij de aanvang van groot belang geacht. Later werden zij in enkele landen verwaarloosd en zelfs verlaten en aldus is de irreguliere vrijmetselarij ontstaan, als een fundamentele afwijking van de oorspronkelijke instelling.

De vrijmetselaren waren in het begin van de achttiende eeuw terdege bewust van de politieke en godsdienstige tegenstellingen in hun rangen, ook al koesterden zij eenzelfde spirituele verzuchting en een innig broederlijke genegenheid voor elkaar. In de Loges van 1723 bestond er een vrij grote verscheidenheid van godsdiensten. De maçonnieke werkplaatsen telden onder hun leden anglikanen, katholieken dissenters en zelfs buitenkerkelijke deïsten. De nieuwe principiële grondslagen legden tevens de basis van een verruiming tot andere geloofsbelijdenissen, met name joden, moslims, hindoes, enz. In deze periode kregen de behoudende en de liberale politieke opties gestalte en de opeenvolgende overheersing door katholieken en protestanten ging gepaard met politieke problemen.

Van bij de aanvang werd het dus als onontbeerlijk beschouwd dat de Broeders zich in vrede zouden kunnen verenigen en dat alles wat hen op het maatschappelijk vlak zou verdelen, beslist buiten de Loges zou worden gehouden.

De strenge toepassing van dit beginsel heeft in de loop der eeuwen de harmonische en vreedzame ontwikkeling van de vrijmetselarij gewaarborgd. Enkele uitzonderingen in de "Latijnse" landen hebben ex absurdo aangetoond hoe nuttig en bevorderlijk deze regel is voor de goede werking van de Loges.


II. De Vrijmetselarij op het continent

Vanaf 1726, datum waarop ze in Parijs opdook, verspreidde de vrijmetselarij zich eerst in gans het koninkrijk en vervolgens in Europa, meer bepaald in onze gebieden die toen behoorden tot de Oostenrijkse Nederlanden.

In 1738 werd in Frankrijk een eerste Grootloge opgericht. In 1773 werd onder voorzitterschap van de hertog van Chartres, de latere Philippe-Egalité, het Grootoosten van Frankrijk opgericht, zodat er twee Grootmachten naast elkaar voorkwamen en dit tot aan de revolutie. Vanaf deze tijd ook, tekende zich bij de "Latijnse" vrijmetselarij een zekere tendens af om onderwerpen van filosofische, morele en politieke aard ter discussie te stellen. Gevolg gevend aan een voorliefde voor woordkunst en polemiek, ging men zich in de Franse loges vooral vermeien in het houden van allerlei betogen, eerder dan in initiatieke arbeid.

De loges stonden vooral open voor de vriendschap, de welsprekendheid en de geneugten van de tafel. Ze speelden ook een, hoewel eerder bescheiden, rol in het verspreiden van de ideeën van de Verlichting. Het is echter een veelvoorkomende vergissing te menen dat hun activiteiten een oorzaak of een van de oorzaken zou geweest zijn van de Franse revolutie. Deze legende ontsproten in de XIXe eeuw uit de verbeelding van een hevig anti-vrijmetselaar schrijver, de geestelijke Barruel, werd eigenaardig genoeg later hernomen door leden van het Grootoosten van Frankrijk, toen definitief gewonnen voor de politieke passie.

Omwille van haar sociale samenstelling haar leden behoorden immers tot de 3 maatschappelijke standen, kon de vrijmetselarij in werkelijkheid de traditionele sociale hierarchie niet bestrijden, zonder haar eigen desintegratie te veroorzaken, ze heeft er trouwens nooit aan gedacht. Verschillende documenten tonen dan ook de neutraliteit aan van de vrijmetselarij in de gebeurtenissen van de revolutie, en al waren er vrijmetselaren onder diegenen die veroordeelden tot de guillotine, dan waren er nog meer onder hen die er als slachtoffer van vielen. Deze gebeurtenissen waren trouwens in Frankrijk bijna fataal voor de Orde. In 1792 werden alle loges gesloten en ware er niet de thermidor-reactie geweest, was dit een definitieve toestand geworden.

De periode van het keizerrijk betekende een kapitale wending in de evolutie van de maçonnerie in Frankrijk. Tijdens deze periode werd ze het gedweeë instrument van het gezag. De adel en de geestelijkheid van het oude regime zagen zich verdrongen door keizerlijke functionarissen, officieren van het leger en notabelen van handel en industrie. Het Grootoosten van Frankrijk, gecentraliseerde en regelende macht, werd een instrument van het politieke gezag.

De val van het keizerrijk betekende het verdwijnen van deze samenwerking, waar de vrijmetselarij al te zeer gebonden was aan een regime. Dit verlies van macht, liet echter bij enkelen het verlangen ontstaan, de verloren invloed terug te winnen en het bracht hen ertoe zich meer en meer te manifesteren als vrijmetselaar in het politieke leven. Deze evolutie betekende in Frankrijk het einde van de traditionele vrijmetselarij en gaf het ontstaan aan een organisatie die enkel oog had voor het propageren van een doctrine van sociale vooruitgang, gebaseerd op de broederlijkheid onder de mensen, het afwijzen van het oude geloof en de suprematie van de rede. De maçonnieke auteur Jean Baylot heeft dit "la voie substituée" genoemd.

Deze evolutie werd bovendien sterk in de hand gewerkt door het conflict met de katholieke Kerk. Deze had reeds in 1738 een veroordeling uitgesproken over de organisatie die leden wierf zonder onderscheid van geloofsbelijdenis en die van de religieuze verdraagzaamheid haar voornaamste principe maakte. De eerste veroordeling lad nauwelijks gevolgen, maar door deze regelmatig te herhalen en door het kwaadaardig karakter ervan, bleven de meeste katholieken weg uit de loges, waar ze tot dan in groten getale voorkwamen. Zo werden de loges dan een bakermat voor degenen die de strijd tegen de Kerk als een plicht zagen voor eenieder die begaan was met de Vrijheid.

Deze twee factoren, heimwee naar de macht en afwijzing van de Romeinse overheersing, waren determinerend en gaven aan de onregelmatige continentale vrijmetselarij het kenmerk dat ze nog steeds heeft. Inwendig leidde de radicalisering in haar houding tijdens de tweede helft van de XIXe eeuw tot grondige hervormingen. Discussies over godsdienst en politiek werden toegelaten in de loges, de bevestiging van het bestaan Van God en iedere verwijzing naar God in de ritualen werd gebannen, de vrijmetselarij werd opengesteld voor vrouwen door de oprichting van een gemengde obediëtie : de "Droit humain".

In de Latijnse landen had het conflict tussen katholieken en voor-standers van de vrijzinnigheid als gevolg dat vrijmetselaren gingen behoren tot centrum linkse partijen waar ze dikwijls een belang-rijke invloed hadden en een verpolitisering van de maçonnieke obediëties. De leden van deze obediëties werden ertoe gebracht stelling te nemen tegen de katholieke partijen in verband met de vraag-stukken van die tijd (opvoeding, vrijzinnigheid, religieuze congregaties, invloed van het vatikaan). Ook was er een wederzijdse be‹nvloeding tussen de maçonnieke obediëties en politieke partijen (Italiaanse republikeinen en liberalen, Belgische liberalen en vooral Franse radicalen).

Sedert 1945 heeft de politieke evolutie en de toenemende rol van de syndicaten en van de partijen van links en extreem links, verandering gebracht in de situatie. De Franse radicale partij verloor praktisch gans haar invloed en de Belgische liberale partij evolueerde aanzienlijk. Maar desondanks heeft de band tussen politiek en vrijmetselarij uit het verleden haar sporen achtergelaten in de irreguliere vrijmetselarij.

In Frankrijk bijvoorbeeld, toont het Grootoosten veel aandacht voor het publieke leven. Getuigen hiervan haar conventen, welke zeer dikwijls gewijd zijn aan vraagstukken van politieke, sociale en economische aard, en waarover haar loges voorafgaandelijk verzocht worden zich te bezinnen. Ook meent het Grootoosten dikwijls stelling te moeten nemen over algemene problemen van de maatschappij. In ons land getuigen vele leden van het Grootoosten van België van een taai en diepgeworteld anti-katholicisme, hetgeen dikwijls een instinctieve afkeer meebrengt voor elke vermelding van de Godheid.


III. De renaissance van de Traditionele Vrijmetselarij

De beschreven evolutie van de Franse en Belgische vrijmetselarij in de loop van de XIXe en XXe eeuw, had dramatische gevolgen voor de orde. Inderdaad, de meerderheid van de buitenlandse Grootmachten verbrak alle betrekkingen met datgene wat zij beschouwden als een onduldbare afwijking. Daar ze zelf elke inmenging in politiek afwezen, van hun leden een geloof in God eisten en gehecht bleven aan de oude gewoonten en gebruiken van de oorspronkelijke loges,konden ze niet anders dan deze afwijking veroordelen. Ze deden dit ondubbelzinnig vanaf het einde van de XIXe eeuw en sindsdien hebben ze geen enkele reden gehad om hun houding te wijzigen.

Deze scheuring dreef de Franse en Belgische vrijmetselarij in een isolement, dat zij aanvaardden als de prijs voor hun ideologische en politieke keuze. Voor sommigen nochtans was dit isolement een pijnlijke zaak, bovendien beseften ze dat er essentiële waarden verloren waren. Een reactie tekende zich dan ook af vanaf het einde van de vorige eeuw, reactie die langzamerhand in omvang toenam.

Enkelen wilden de spirituele inhoud en de initiatieke boodschap van het maçonnieke rituaal doen herleven. Geïsoleerd en sterk in de minderheid, werd hun actie echter slecht begrepen en dikwijls ongunstig ontvangen, en, alhoewel niet zonder verdiensten, waren hun pogingen al te zeer getekend door hun tijd en hadden ze nauwelijks resultaat. Sommigen, zoals Oswald Wirth, wilden de ritualen en maçonnieke symbolen verklaren door een inbreng van het occulte en een vage spiritualiteit die op het einde van deze XIXe eeuw vooral bloeide in litteraire kringen van minder allooi. Anderen, zoals Goblet d'Alviella in België, trachtten de vrijmetselarij een plaats te doen vinden in het bonte fresco van de menselijke religies en aan te tonen dat zij dit alles bevat en zelfs overtreft. Ongelukkigerwijze leidde de beperkte kennis van die tijd en vooral een uitsluitend exoterische interpretatie van het religieuze, tot resultaten die dikwijls erg teleurstellend waren. Maar ondanks alle gebreken, moest deze wil tot herstel, vroeg of laat, leiden tot loges die elke politieke inmenging afwezen en tot een wederinvoeren van het oude maçonnieke voorschrift van Liefde tot de naaste gebaseerd op het geloof in God, scheppend Principe.

In Frankrijk leidde deze stroming in 1913 tot de oprichting van de "Grande Loge Indépendante et Régulière pour la France et les Colonies" door twee loges : "Le Centre des Amis" van Parijs en "L'Anglaise" van Bordeaux. Deze obediëntie, die later de 'Grande Loge Nationale Française' zou worden, telt op dit ogenblik meer dan 24.000 leden, is door de universiele Vrijmetselarij erkend en kent een ongelooflijke ontwikkeling.

In België gebeurde de wederopstanding van de traditionele vrijmetselarij in 2 etappen. Ondanks verschillende pogingen tussen de twee wereldoorlogen en erna, kon het Grootoosten van België niet weerstaan aan de verleiding "naar buiten te treden" en evenmin zag zij ervan af, en dit in strijd met de Landmarken van de universele vrijmetselarij, kandidaten aan te nemen die getuigden van een fervent atheïsme.

Omwille van deze toestand richtten vijf loges in 1959 de "Grootloge van België" op, die terug wilde aanknopen met de universele vrijmetselarij. Ze nam een constitutie aan waarvan de inleidende verklaring voldeed aan de principes van de maçonnieke regulariteit. Op basis hiervan werd de nieuwe Grootloge erkend door de quasi totaliteit van de Grootmachten van de wereld. Alles scheen dus in orde. Helaas bleek na verloop van enkele jaren dat de constitutie onvoldoend expliciet was, want al vrij spoedig waren er tekortkomingen die eerst weinig verontrustend schenen, maar die in de loop der jaren een scherper karakter kregen. Het ging zover dat basisprincipes zelfs door leiders van de obediëtie in vraag werden gesteld en dat sommigen onder hen ze zelfs volledig wilden uithollen. Het aantal van hen die de internationale erkenning wensten te behouden en terzelfdertijd betrekkingen wilden aanknopen met de irregulieren, in het bijzonder de loges van het Grootoosten van België nam steeds toe. Hun standpunt over fundamentele punten, zoals de bevestiging van het bestaan van het Opperwezen en het verbod maçonnieke betrekkingen te onderhouden met niet-erkende obediëties, werd steeds minder beginselvast.

Als gevolg van de dubbelzinnigheid die aldus was ontstaan, verloor de Grootloge van België in het voorjaar van 1979 de erkenning van verscheidene Grootmachten en werd het duidelijk dat practisch al de overige grootmachten dit voorbeeld zouden volgen.

Een aantal vrijmetselaren van de Grootloge van België meende te moeten reageren tegen deze gang van zaken en op 15 juni 1979 werd door negen loges de "Reguliere Grootloge van België" gesticht.


DE REGULIERE GROOTLOGE VAN BELGIE

De Constitutie legt met nauwgezetheid de beginselen vast van de regulariteit, waarbij de Reguliere Grootloge zich wenst aan te sluiten.

Deze Constitutie verklaart o.m.:

1. De Vrijmetselarij bevestigt het bestaan van God, Opperwezen, dat zij aanduidt met de naam Opperbouwmeester van het Heelal. Zij eist van al haar leden dat zij deze bevestiging aannemen. Deze eis is absoluut en kan niet het voorwerp uitmaken van enig compromis of voorbehoud. De Vrijmetselarij definieert het Opperwezen niet en laat eenieder de absolute vrijheid om zich er een opvatting over te vormen.

2. De Vrijmetselarij is een inwijdingsgenootschap dat door zijn symbolisch onderricht de mens geestelijk en moreel verheft en aldus bijdraagt tot de vervolmaking van de mensheid door de toepassing van een ideaal van vrede. liefde en broederlijkheid.

3. Alle Vrijmetselaarsarbeid wordt verricht ter ere van de Opperbouwmeester van het Heelal en in aanwezigheid van de drie Grote Lichten van de Vrijmetselarij : het Boek van de Heilige Wet onder Passer en Winkelhaak, waarop alle beloften en verbintenissen worden afgelegd.

Het gaat er om de oorsprong en de traditionele maçonnieke idealen uit te drukken, die als grondslag van de Reguliere Grootloge van België dient.

Zij legt vanzelfsprekend de klemtoon op het initiatiek en spiritualistisch karakter van de vrijmetselarij, geheel los van de betwistingen die de buitenwereld verdelen. Zulks behelst de uitdrukkelijke verwijzing naar de Godheid, het initiatiek zoeken op de weg van de spiritualiteit, het verbod van politieke of godsdienstige twistgesprekken in de Loge, het verbod aan de werkzaamheden van niet-erkende obediënties deel te nemen.

Sommigen zullen zulks wellicht als een strenge regel bestempelen. Zij beantwoordt echter aan een wereldwijd aanvaard beginsel buiten hetwelk er geen maçonnieke traditie bestaat.

Op grond van het wezenlijk initiatiek karakter van hun activiteit kunnen de vrijmetselaren van de Reguliere Grootloge van België geen bezoekers toelaten die de "Landmerken" van de reguliere vrijmetselarij niet aanvaarden. Bezoekers zouden immers bezwaarlijk aan werkzaamheden kunnen deelnemen, waarvan zij de grondslag niet onderschrijven. Anderzijds nemen de leden van de Reguliere Grootloge ook geen deel aan de bijeenkomsten van niet-erkende vrijmetselaren. Het betekent niet dat deze vrijmetselaren op het menselijk vlak worden verworpen of afgewezen. Deze houding vloeit gewoon voort uit het karakter zelf van de Koninklijke Kunst : een maçonnieke zitting is niet zomaar een vergadering van vrienden en kennissen, zij is een initiatieke gebeurtenis. Wie het onderscheid kan maken tussen de sacrale ruimte waarin de Loge werkt en de profane ruimte van de buitenwereld, begrijpt ook de zin van de grens tussen zijn (reguliere) Loge en de buitenwereld. Wil hij betrekkingen aanknopen en vriendschapsbanden onderhouden met profanen of niet-regelmatige vrijmetselaren, dan moet zulks elders gebeuren dan in het maçonniek verband.

De maçonnieke traditie laat slechts mannen tot de inwijding toe. Dit is geen uiting van vrouwenhaat, maar de strenge toepassing van initiatieke regels en gebruiken, die ouder zijn dan de vrijmetselarij zelf. Er bestaan trouwens maçonnieke organisaties die bestemd zijn voor vrouwen en soms zelfs uitsluitend voor vrouwen. Evenals andere irreguliere obediëties, verdienen zij waardering.

De Reguliere Grootloge van België telt in 1997 35 Loges.


DE REGULIERE VRIJMETSELARIJ

Het Geheim

Een van de gangbare denkbeelden over de Vrijmetselarij zulks zonder onderscheid van obediëtie is dat zij een geheim genootschap is. Hieraan hecht men verscheidene betekenissen. De meest verspreide is deze van een occulte en geheimzinnige organisatie die er naar streeft een geheime invloed uit te oefenen op de politieke gebeurtenissen, op de maatschappij, op het burgerlijk gezag. Aldus kent men ten onrechte aan de Vrijmetselaren van de XVIIIe eeuw het vaderschap van de Franse Revolutie toe en schrijft men een aantal betreurenswaardige gebeurtenissen aan de verborgen actie van de vrijmetselaren toe. Sommigen hebben haar in hun rijke verbeelding een rol toebedeeld, die anderen aan de Joden of de Jezuïeten voorbehouden hebben : een opvatting die eigen is aan het Europese vasteland en veel vrijmetselaren tot vijanden heeft gemaakt, ja zelfs tot bloedige vervolgingen aanleiding heeft gegeven. Steeds in verband met het maçonniek geheim beweren anderen dat Loges nesten zijn van samenzweerders, een politieke mafia. waar politiek gekonkel en commercieel geknoei schering en inslag zijn. Ten slotte worden de Loges vaak in verband gebracht met zedeloosheid en maatschappelijke subversie.

De waarheid is veel eenvoudiger. Zij zal wellicht degenen ontgoochelen, die zich aangetrokken voelen door vergezochte of duivelse avonturen en verdachte geheimdoenerij. De reguliere vrijmetselarij heeft slechts één enkel geheim : een initiatiek geheim. De maçonnieke Constitutie van de reguliere vrijmetselaren verplicht hen tot een oprechte trouw aan hun land en aan het wettelijk gezag. De reguliere vrijmetselarij onthoudt zich bovendien van elke inmenging in hedendaagse problemen en geschillen. Zij neemt geen stelling ten aanzien van "profane" aangelegenheden, welke ze ook mogen zijn. Zij denkt er dus niet aan in politieke twisten tussenbeide te komen, sociale of morele waarden omver te werpen of degenen aan het bewind te brengen, die haar doeleinden zouden verwezenlijken. De reguliere vrijmetselarij is er slechts om bezorgd zo goed mogelijk haar rol van.inwijdingsgenootschap te spelen. Zij oefent alleen invloed uit op degenen, die zich door de initiatie, door het rituaal en de symboliek aangetrokken voelen tot de spirituele progressie die in de inwijding zelf vervat is.

De inwijdelingen wordt geen enkel "geheim" onthuld, geen enkel duister plan tot hervorming van de wereld, geen theologisch onderricht, geen sleutel tot de mens of de wereld. De vrijmetselarij bezit zo'n geheim niet, zij zou het dus niet aan haar leden kunnen mededelen. Zij bezit nochtans haar Geheim, het geheim van de maçonnieke ervaring. Maar dit Geheim is onmededeelbaar, omdat het onuitspreekbaar is. Geen enkel boek, geen enkel rituaal, geen enkel getuigenis kan dit Geheim ontsluieren, Want de initiatieke boodschap wordt door elk van ons op verschillende wijze ontvangen en beleefd. Een eenvormige beschrijving van dit Geheim is dus volstrekt onmogelijk.

Een Franse tekst van 1750 zegt het :

"Le secret de la maçonnerie est inviolable par sa propre nature, puisque "le maçon qui le sait ne le sait que pour l'avoir deviné. Il ne l'a appris de personne. Il l'a découvert à force d'aller en Loge, d'observer, de raisonner, de déduire. Lorsqu'il y est parvenu, il se garde bien de faire part de sa découverte à qui que ce soit, fut-ce son meilleur ami maçon puisqu'il n'a pas eu le talent de le pénétrer, il n'aura pas non plus celui d'en tirer parti en l'apprenant oralement. Ce secret sera donc toujours un secret. "

Ieder vrijmetselaar beleeft het maçonniek geheim in het geheim van het eigen wezen. Wilde hij dit Geheim verraden, hij zou het niet kunnen. Evenmin zou hij het eigen, intieme wezen, het mysterie van de persoonlijke eigenheid kunnen kenbaar maken. Ten slotte ook baadt het maçonnieke leven in een bijzonder klimaat : de maçonnieke broederlijkheid schept een morele gevoelswereld, die uiteraard de profaan vreemd blijft. De vrijmetselaren van de XVIIIe eeuw wisten het, die zongen :

"Pour le public un Franc-Maçon
Sera toujours un vrai problème
Qu'il ne pourra résoudre à fond
Qu 'en devenant Maçon lui-même."

Ten slotte weze aangestipt, dat de vrijmetselarij geen geheim genootschap, maar een besloten gemeenschap is, die niet voor iedereen toegankelijk is. De discretie is bovendien de regel. Over zijn Loge zal elke vrijmetselaar zeer discreet zijn, Dit is een maçonnieke plicht. Waarom? Niet om enige samenzwering te verhullen, maar omdat de aard zelf van de maçonnieke activiteit buiten het openbaar domein valt : men loopt met zijn intiemste gevoelens en ervaringen niet te koop.

Daarbij komt, dat het in sommige landen, zoals België, mede door historische omstandigheden niet geraden is zijn lidmaatschap van een vrijmetselaarsloge bekend te maken. Er heersen nog teveel vooroordelen sporen van anti-maçonnieke campagnes en teveel vrijmetselaren zijn als slachtoffers van dictatoriale regimes gevallen, opdat de openbaarheid zou hersteld worden, zoals zij in sommige andere landen steeds van toepassing geweest is.


Een Initiatieke orde

De vrijmetselarij is een initiatieke orde. De term "initiatie'. verwijst naar een eeuwenoud universeel gebruik waar meerdere studies aan gewijd zijn geworden en waar wij hier onmogelijk kunnen blijven bij stilstaan. Indien wij echter niet aan één van de belangrijkste doelstellingen van de vrijmetselarij wensen voorbij te lopen is het nochtans noodzakelijk even nader in te gaan op wat de vrijmetselarij met initiatie tracht te verwezenlijken. "Initiëren", "Inwijden" heeft natuurlijk verschillende betekenissen, die trouwens complementair zijn. Het betekent in de eerste plaats "op de weg zetten", naar een nieuw vertrek leiden. Initium novae vitae, "het begin van een nieuw leven". We hebben reeds gezien dat de maçonnieke initiatie niet zozeer een overdracht van kennis is. Het gaat er eerder om, diegene die in de orde wordt opgenomen, aan te zetten tot zelfarbeid. De initiatieke ritus van de vrijmetselarij, zoals trouwens die van talrijke traditionele culturen waar de maçonnieke een variante van is, stelt zich tot doel de ingewijde "in zichzelf te doen sterven" om zo een nieuw leven te beginnen. Op deze wijze zet de ritus de kandidaat ertoe aan om zich te bevrijden van psychologische, ideologische of andere belemmeringen. Zo kan de weg naar de spirituele verwezenlijking opengesteld worden.

Het is uiteraard een spiritualistische daad om via ritualen en symbolen de latente krachten in de mens op te wekken. Vanuit dit standpunt betekent initiëren de mens tot een spiritueel avontuur toegang verlenen, hem ertoe aanzetten om zijn innerlijke krachten te ontdekken en te gebruiken via de lange weg van de arbeid aan zichzelf die met de hulp van de maçonnieke ritus voor het eerst betreden wordt. Het ligt voor de hand dat de geïnitieerde een lange weg af te leggen heeft : voor de vrijmetselaar is het duidelijk dat de initiatieke ritus geen tovermiddel is en dat, niettegenstaande zijn symbolische en psychische rijkdom, de mens die hem ondergaat er niet op staande voet nieuwe krachten en eigenschappen door verkrijgt. De initiatie overbrugt een mensenleven. Rituaal en symboliek blijven de geïnitieerde inspireren zolang hij zichzelf wenst te overtreffen. Ritualen verbinden de gemeenschap die ze uitvoeren maar bovenal stimuleren ze in elk individu een dergelijke affektieve drang dat de krachten van het onderbewustzijn vrijkomen.

Anderzijds speelt ook de symboliek een belangrijke rol in het initiatiek proces : de maçonnieke symboliek is veelzijdig (de bouwsymboliek ontstaan uit de traditie van de operatieve vrijmetselaren, de symboliek van de verlossing, van het zoeken naar het sacrale, van de ethische vooruitgang) maar is niet als leerstof bedoeld doch eerder als een aansporing tot meditatie, tot het formuleren van een persoonlijke interpretatie van de symbolen. De symboliek is echter noch willekeurig noch chaotisch. Het langzame ontcijferingsproces leert de vrijmetselaar de mens en de wereld ontdekken zoals hij zelf is. De weg naar het Licht, de bouw aan de Tempel : ondefinieerbare begrippen die echter alle in dezelfde richting leiden en waaraan de vrijmetselaar, in de beslotenheid van zijn meditatie, de betekenis zal geven die zijn diepste binnenste het dichtst benadert. De maçonnieke symboliek nodigt uit om de mens die men in zich draagt op te bouwen eerder dan hem te negeren, de weg naar het Licht te bewandelen eerder dan in het niets te stappen, en steeds als scheppend, eerlijk en volhardend ambachtsman te handelen. Deze symboliek zegt gewoon, en daar ligt de spirituele optie die hij biedt, dat het Licht IS en dat de mens geen grotere inspanning moet leveren dan er naartoe te gaan langs de initiatieke weg. Hieruit blijkt duidelijk dat de initiatieke vrijmetselarij, met dergelijk verheven doel voor zich, onmogelijk culturele, politieke of sociale doelstellingen kan nastreven.

Voor vele van onze tijdsgenoten, die omwille van de tijdsgeest en de eisen die het beroepsleven stellen meer prijs stellen op precisie en rendement, zal een dergelijk doel waarschijnlijk als verouderd, nutteloos en zelfs als onbegrijpelijk overkomen. Nochtans - en dit kan door talrijke vrijmetselaars bevestigd worden die hoegenaamd geen dromers, mystiekers of naïevelingen zijn - biedt - de spirituele vrijmetselarij aan de ingewijden meer dan ze hadden durven dromen. Eerder dan ze van de werkelijkheid af te snijden heeft ze hen geholpen er beter het hoofd aan te bieden, met een heldere blik, een vrijere geest en beter bewust van hun zijnstoestand en hun innerlijke krachten.


God, Opperbouwmeester van het Heelal

Getrouw zijn aan de principes van de reguliere vrijmetselarij behelst, dat men God erkent, het Opperwezen, dat de vrijmetselaar de Opperbouwmeester des Heelals noemt. De reguliere Grootloges volgen de logica van hun initiatieke oogmerken wanneer zij van hun leden, via het geloof in het Opperwezen, een spirituele optie verlangen die noch bepaald noch verklaard wordt : iedereen kan aan de Opperbouwmeester des Heelals, m.a.w. God, een persoonlijke gestalte geven of zich aansluiten bij het beeld dat een godsdienst eraan geeft.

Met dit basisbegrip van de vrijmetselarij kunnen materialisten of degenen die een benadering van het sacrale weigeren zich moeilijk verenigen. Zij verwarren deze basisgedachte trouwens meestal met dogmatisme, theologie of met wat sekten en kerken aanhangen. Uiteraard, indien men een materialistische instelling kiest en men de mens en zijn rol in het universum vanuit een dergelijk standpunt bekijkt. dan zou men er vanzelfsprekend verkeerd aan doen de traditionele vrijmetselarij te kiezen omdat de spirituele realisatie via de initiatie bij haar centraal staat. Het is eveneens voor de hand liggend dat authentieke vrijmetselarij niet anti-religieus kan zijn. Integendeel, haar leden genieten van een totale geestesvrijheid daar zij geen definitie van het godsbegrip opdringt. Ieder lid kan aldus voor zichzelf uitmaken wat de Opperbouwmeester des Heelals is. Dit is zeer elementaire wijsheid : woorden of begrippen zoals God, Opperwezen, Opperbouwmeester des Heelals kunnen over de aard van de Godheid immers de meest uiteenlopende ideeën of beelden oproepen. Zo bijvoorbeeld de individuele voorstellingen, die soms volledig intuitief zijn en nauwelijks geformuleerd kunnen worden. Andere zijn integendeel, op een zeer precies, geëngageerd en waarachtig beleefd geloof gesteund.

Alle mensen van goede wil kunnen zich in de reguliere vrijmetselarij thuisvoelen, voor zover zij een spirituele overtuiging hebben, welke deze ook weze. Misschien zijn er sommigen die het spijtig vinden dat de traditionele vrijmetselarij op deze wijze een groot aantal eerbare mannen afstoot, die te goeder trouw zijn en zeer eerbiedwaardige idealen voorstaan. Men moet daar echter de bedenking bij maken, dat deze mannen een andere denkwijze gekozen hebben waar een ander soort vrijmetselarij, die beter met haar ideeën overeenstemt, bij hoort : een vrijmetselarij die meer voor de buitenwereld openstaat, en die de verleiding om zich te engageren niet steeds weerstaat ; eveneens een vrijmetselarij, die benevens spiritualisten ook materialisten onthaalt. Een dusdanig streven kan men begrijpen en waarderen maar heeft met de eigenlijk vrijmetselarij geen uitstaans. Het begrip "vrijmetselarij" dekt vandaag organismen waarvan de doelstellingen van elkaar onderling verschillen. De authentieke vrijmetselarij is geen religie, noch een surrogaat ervoor. Zij heeft geen credo, kondigt geen openbaringen aan, is niet doginatisch en heeft geen spirituele leiders. Het is ook niet haar bedoeling een mystiek aan te bieden. Anderzijds wil zij zich niet in de plaats stellen van godsdiensten of kerken. Haar ideaal is alle geïnitieerden een meer intens beleven van hun godsdienst of spiritueel onderzoek te bieden.


Een apolitieke vereniging

Zoals we gezien hebben verbieden de reguliere maçonnieke obediënties dat standpunten ingenomen worden of interventies gedaan worden in politieke of confessionele conflicten en twisten. Daar zij duidelijk hun toewijding aan hun initiatieke taak wensen te onderstrepen weigeren zij zich eveneens uit te spreken over doelstellingen, eisen of protestacties, hoe achtenswaardig die ook mogen zijn. De gevaren die verbonden zijn aan een interventie van de vrijmetselarij in de conflicten van de "profane" wereld, zijn veelvoudig : vrijmetselaars onderling hebben meer dan waarschijnlijk verscheiden meningen over de maatschappelijke problemen die ons omringen. Zij zouden niet kunnen aanvaarden dat hun Grootloge daaromtrent, in hun naam of in naam van een meerderheid onder hen, stelling neemt. De reguliere vrijmetselarij mijdt de conflicten van deze eeuw om geen twisten binnen de Loges uit te lokken. Zij geeft er zich maar al te goed rekenschap van dat elke afwijking van deze gedragslijn heel ver zou kunnen leiden. Eén enkele stellingname, zelfs voor het meest eerbiedwaardige doel, zou een precedent schapen dat onvermijdelijk op nieuwe uitspraken zou uitlopen.

Door zich niet te mengen in de dingen waar ze geen uitstaans mee heeft, kan de reguliere vrijmetselarij afstand nemen van actie. drukkings- of informatiegroepen van om het even welke aard, evenals van politieke partijen, beroepsverenigingen, godsdiensten en van de standpunten die deze in het maatschappelijke leven innemen.

De vrijmetselarij verlangt niets van de macht tenzij de bescherming die aan alle burgers verleend wordt in een democratisch regime : het recht van vereniging en vrijheid van geweten m.a.w. de basisvoorwaarden voor het bestaan van om het even welke maçonnieke organisatie.

Juist omdat de reguliere vrijmetselarij apolitiek is, spreekt het natuurljk vanzelf dat, buiten de Loge, zij op dit terrein niets van haar leden verlangt : iedereen kan zich naar eigen goeddunken engageren voor zover aan twee voorwaarden voldaan wordt : in de eerste plaats dat men de wet naleeft (terrorisme is bijvoorbeeld onverenigbaar met de maçonnieke ethiek) en in de tweede plaats dat men nooit een standpunt als maçon inneemt. Men verlangt dus van ieder lid dat hij steeds een duidelijk onderscheid maakt tussen zijn maçonnieke en zijn activiteiten in het openbare leven. In de Loge is hij een vrijmetselaar, ook niets meer, ook niets minder. In zijn partij, zijn vakvereniging, enz. moet hij zich niet kenbaar maken als vrijmetselaar en er nog veel minder voordeel uit trachten te halen. Het rituaal, de geest en het klimaat in een traditionele Loge zullen er verder wel geen twijfel over laten bestaan dat er een onoverbrugbare kloof is tussen de profane en de maçonnieke wereld. Dat betekent natuurlijk niet dat de profane handelingen van de vrijmetselaar niet in zekere mate beïnvloed worden door zijn maçonnieke vorming.


Broederschap en verdraagzaamheid

De vrijmetselarij steunt op de broederschap. Dit begrip wordt vaak in een ander verband gebruikt. De maçonnieke betekenis ervan moet dus worden toegelicht.

Voor de reguliere vrijmetselaren behelst het begrip broederschap vooreerst, dat alle mensen broeders zijn en dat zij op grond hiervan onze eerbied en onze hulp verdienen. De aldus opgevatte broederschap is echter niet van andere algemeen verwoorde begrippen, zoals de christelijke broederschap, de wapenbroederschap, de universele broederschap, die tijdens de Franse revolutie is tot uiting gekomen. Voor de vrijmetselaren verwijst broederschap beslist ook naar de bevoorrechte band, die hen onderling verenigt. Maar de reguliere vrijmetselaren beschouwen deze maçonnieke broederschap als een initiatiek gegeven. De maçonnieke broederschap vloeit niet voort uit gemeenschappelijke opvattingen of belangen en steunt evenmin op een maatschappelijke conventie, die zou willen dat de leden van de groep zich anders en beter gedragen met hun "broeders" dan met degenen die niet tot het maçonniek genootschap behoren. De broederschap stoelt op het feit dat de initiatie elkeen verplicht tot een inspanning op de gemeenschappelijke weg van zoeken en van spirituele perfectie. Elke vrijmetselaar is aldus met zijn broeders verbonden door de gedeelde ervaring doorheen een beleefde en doorleefde symboliek, door het algemeen verlangen om een initiatieke gemeenschap te vormen. Deze vrijmetselaren vorderen aldus langs vaak verschillende wegen naar het Licht. Dit is hun gemeenschappelijk streven. Het zal niemand verwonderen, dat op grond van dit streven sterke persoonlijke vriendschapsbanden groeien en bloeien. De maçonnieke broederschap vloeit echter uit de inwijding voort en is niet slechts het resultaat van een gemeenschappelijk verlangen vriendschappelijke relaties aan te knopen.

Wat betekent dan de maçonnieke verdraagzaamheid? De bron ervan moet eveneens in de inwijding gezocht worden. De geïnitieerde weet dat zijn Broeders zich over de ideologische tegenstellingen heen en over de verschillende opvattingen heen op dezelfde weg naar het Licht hebben begeven. Zij hebben geleerd hun Broeders in talrijke opzichten te erkennen en te eerbiedigen. Zijn zij het niet altijd eens met zijn opvattingen, zij beminnen hem als persoon en als Broeder. En het betreft dan niet slechts de verdachte tolerantie, die vaak slechts wortelt in de lijdzame aanvaarding van hetgeen men niet kan of niet wil verwerpen, verhinderen of bevechten, maar om een opbouwende houding, die gegrond is op eerbied en het begrip en zijn oorsprong vindt in de initiatieke broederschap.


HOE WORDT MEN VRlJMETSELAAR?

Een kandidaat wordt meestal voorgedragen door een vrijmetselaar die de betrokkene kent en waardeert als een goed, eerlijk en betrouwbaar man, die geschikt wordt geacht voor het lidmaatschap en ontvankelijk voor het specifieke werk en de sfeer die in de Loge heerst. Dikwijls stelt een persoon zijn kandidatuur uit eigen beweging, op basis van persoonlijke lectuur over de Orde. Mogelijk kent een kandidaat niemand tot wie hij zich in vertrouwen kan wenden zodat hij rechtstreeks aanklopt bij een Loge of bij een Grootloge zelf .

Wanneer een "profaan" zijn kandidatuur heeft gesteld, neemt een Loge contact met hem en vat een onderzoeksprocedure aan volgens de modaliteiten, die in haar reglement zijn vervat.

Tot welke verplichtingen verbindt de geïnitieerde zich? Het lidmaatschap van een Loge onderstelt een financiële inspanning. Elk lid betaalt een bijdrage. Het geïnde bedrag wordt hoofdzakelijk besteed aan materiële uitgaven van de Loge voor lokalen en andere kosten betreffende de beoefening van de vrijmetselarij. Deze bijdrage is al bij al niet hoog en verschilt van Loge tot Loge. Daarbij sleept de maçonnieke praktijk ook kosten mee inzake maaltijden, die elke Loge voor haar leden inricht. Het lidmaatschap is hoe dan ook geen voorrecht voor begoede burgers. Een gemiddelde en zelfs bescheiden inkomen volstaat om deze lasten te dragen.

Van de leden van de Loge wordt in geheel andere opzichten daarentegen een belangrijke inspanning verwacht. De vrijmetselarij is niet zomaar een vereniging. Zij vergt een actieve aanwezigheid. Wie echter wil deelnemen aan het leven van zijn Loge, moet de vergaderingen trouw bijwonen, tijdrovende functies aanvaarden en door zijn persoonlijke inzet bijdragen tot de bloei van de Loge.

Deze verplichtingen mogen het familiaal of het professioneel leven niet schaden. De vrijmetselarij vergt evenwel, dat men er tijd aan besteedt : zowat vijftien tot twintig zittingen per jaar en daarbij komen nog een aantal andere vergaderingen (seminaries, instructies, administratieve bijeenkomsten ...). Dikwijls ondervindt men dat slechts degenen die geen tijd willen nemen, geen tijd hebben. De ervaring heeft geleerd dat precies de drukst bezette mannen meestal de nodige tijd vinden voor datgene wat hen ter harte gaat.

Hoe verloopt het wanneer een geïnitieerde de vrijmetselarij wenst te verlaten? Het volstaat dat hij zijn beslissing bekendmaakt en zijn Loge kan hem "in slaap stellen", dit betekent dat hij geschrapt wordt van de ledenlijst. Volgens sommige beweringen zou men de Orde niet kunnen verlaten zonder het gevaar te lopen een vreselijke straf te ondergaan. Hiervan is natuurlijk geen sprake. Welke genootschap zou overigens zo dwaas zijn om mensen tegen hun geweten te dwingen lid te blijven van een Orde tot dewelke zij niet met volle overtuiging zouden behoren?


DE MACONNIEKE WERKPLAATS

De vrijmetselaren zijn in Loges gegroepeerd,waarin de opeenvolgende initiaties worden verleend doorheen verschillende graden en tijdens rituele plechtigheden.

De initiatieke overdracht van een zekere spirituele invloed geschiedt door een vaste methode, waarin de symboliek een belangrijke rol speelt. De rituele thema's zijn hoofdzakelijk door Bijbelse verhalen geïnspireerd, o.m. in verband met de bouw van de Tempel van Salomo. De initiatie doet een beroep op de volledige mens, op al de mogelijkheden van zijn intelligentie, zijn verstand, zijn bevattingsvermogen, zijn verbeelding, zijn intuitie en zijn hart. Met een dogmatische leer heeft zij niets gemeens. De vergaderingen grijpen gewoonlijk 's avonds plaats, twee tot drie maal per maand, behalve tijdens de zomer. De initiatieke overdracht van een zekere spirituele invloed mondt bovendien uit in een sfeer van warme broederschap waarin alle leden, welke ook hun sociale afkomst of rang weze, elkaar op voet van gelijkheid terugvinden. Zo werd de toetredingsplechtigheid van Koning George VI van Engeland in de Schotse Loge van Balmoral voorgezeten door de brievenbesteller van het dorp, de Achtbare Meester van deze Loge. De vrijmetselarij kent slechts verschillen die verband houden met de persoonlijke verdiensten. Zij brengt mannen met elkaar in voeling die uit zeer uiteenlopende kringen afkomstig zijn.

Als vrijmetselaren zijn de leden van de Orde bouwers. Zij bouwen een spirituele Tempel dank zij de ritualen waaraan zij deelnemen, dank zij hun meditatie en hun arbeid in en op zichzelf. Zij bouwen aan zichzelf, zodat zij verlichter worden, broederlijker, bezorgder om het eeuwige dan om het tijdelijke, meer begaan om het essentiële dan om datgene wat aan ruimte en tijd gebonden is.

De rituele vergaderingen worden vaak gevolgd door een gezamenlijke maaltijd. Opvallend in het maçonnieke leven is ongetwijfel de tegenstelling tussen de ernst en de ingetogenheid van de zittingen en de ontspannen, vriendschappelijke en opgewekte sfeer, die aan tafel heerst.


VRIJMETSELARIJ VANDAAG

Sommigen zouden zich kunnen afvragen welke rol de Vrijmetselarij heden ten dage kan spelen en welke toekomst een Orde beschoren is, die zich niet met politiek inlaat en los staat van de "profane" wereld en voortdurend naar een niet precies afgebakende Traditie verwijst.

De reguliere vrijmetselarij ageert niet in de buitenwereld, maar de vrijmetselaren bevinden zich met beide benen in deze wereld en velen zullen er zich over verheugen, dat de psychische, morele en spirituele waarden die zij door de initiatie verworven hebben hun hele leven beïnvloeden. Een echte maçonnieke vorming kan de zienswijze en de verzuchtingen van de geïnitieerde veranderen, hem ertoe brengen bepaalde verantwoordelijkheden op te nemen, hem sterkte en moed te geven, zijn geest en zijn hart te openen.

De hedendaagse mens wordt getroffen door de crisis van de geest en de materiële moeilijkheden die het Westen bedreigen. Hij is de gevangene van dit onbehagen. De samenleving van vandaag bereidt hem slecht voor op de acties en de reacties. Velen laten de armen zakken ten overstaan van deze teloorgang, die o.m. tot uiting kormt in de voortdurende pogingen tot afbraak van alle gevestigde instellingen en van alle verworven waarden, de ontreddering van velen, de verbreiding van sociale kwalen, die het maatschappelijk bestel ondermijnen.

In deze wereld kan de Vrijmetselarij voorzeker een rol spelen omdat zij een beroep doet op het individu, op de ware mens en in hem de hoop, het geloof en de liefde wekt. Zij heeft in deze tijden van vereenzaming en massificatie haar bestaansreden. omdat zij levende mensengemeenschappen vormt, die verenigd zijn door een gemeenschappelijke inspanning en een wederzijds vertrouwen. En terwijl talrijke eerbiedwaardige instellingen ten prooi zijn aan vertwijfeling zet de Vrijmetselarij haar werk voort ter verlichting en ter bezieling van de mensen, die nog durven geloven, dat het mensenras een kosmische bestemming heeft en een grote taak te vervullen heeft op de weg van de Geest.

Zo'n streven is niet oudmodisch. Het beantwoordt integendeel aan de behoeften van de hedendaagse mens. Het treedt de vragende mens tegemoet. De Vrijmetselarij biedt hem een levende boodschap van hoop en broederschap en onthult hem de middelen die in hem de geheimen van het geloof, de moed en de liefde zullen onthullen. Zonder te steunen op dogmatisme of vooroordelen of op een ideologie biedt de Vrijmetselarij immers de zoekende mens de mogelijkheden zijn eigen bestemming en zijn speurtocht naar het Sacrale te verwezenlijken.

Deze werkwijze onderstelt een terugkeer naar de Traditie. Het betekent niet, dat de Orde op het verleden gericht is. Het gaat immers om de Traditie, die was, is en wezen zal, dit is een Traditie, die tegelijk de wortels verstevigt, de inspiratie voedt en de mens van vandaag mobiliseert de moeilijke tijden en de talrijke hinderpalen te trotseren. Daarom heeft de Vrijmetselarij vertrouwen in haar eigen bestemming. De duidelijkheid en de grootsheid van haar streven stellen haar open voor heel wat mannen van goede wil. Deze laatsten moeten beseffen dat de Vrijmetselarij verraden werd door het vertekend beeld, dat men heeft opgehangen. Door haar beginselen zelf staat de Orde borg voor hun vrijheid en hun onafbankelijkheid.

Tenslotte nog een bedenking : zoals alle idealen is en blijft het maçonniek ideaal een streefdoel. Het wordt uitgedrukt door een vaak gebruikt beeld met name dat van de onafgewerkte Tempel. De Vrijmetselaren zijn er bewust van dat zij zelf slechts mensen zijn met hun gebreken en tekortkomingen. Maar wat zij in hun Loge hebben ontdekt is tevens datgene wat hen onweerstaandbaar leidt tot een verdieping en een transcendentie. De vrijmetselaren van de Reguliere Grootloge van België hebben zich wetens en willens op de weg naar het Licht begeven. Doorheen de duisternis van de wereld. Hun zoeken is tegelijk hun roeping en hun hoop.