1891 SUPRÊME CONSEIL DE L’ORDRE MARTINISTE


La Science occulte ! Est-elle autre chose qu’une source de rêveries pour cerveaux faibles ou de consolations pour les âmes brisées ?
( Papus )

Met Louis Claude de Saint-Martin werd een nieuw hoofdstuk geschreven in de geschiedenis van het occultisme en het mysticisme. Louis Claude de Saint-Martin gaf zijn initiatie door van leerling op leerling. Dit gebeuren heeft in enkele tientallen jaren talrijke ingewijde Martinisten opgeleverd waarvan er velen nooit de bladzijden van de geschiedenis zullen halen.

Het was nooit de bedoeling van Louis Claude de Saint-Martin om een gestructureerde Orde opterichten. De opeenvolgende initiaties zouden vroeg of laat tot opmerkelijke gebeurtenissen leiden in de geschiedenis van het westers occultisme. Een van deze geïnitieerden was Gérard Anaclet Encausse ( 13/07/1865 - 25/10/1916 ), beter bekend als Papus, die ingewijd was in 1882 door Henri Delaage. Een ander Martinist was Pierre-Augustin Chaboseau ( 17/06/1868 - 21/1/1946 ) die ingewijd was in 1886 door markiezin de Boisse-Mortemart. Beiden hadden een gezamenlijke vriend P. Gaëtan Leymarie ( 1817 - 1901 ) uitgever van het tijdschrift ‘La Revue Spirite’. Leymarie was een discipel van Allan Kardec. Hij kende de intenties van beiden maar al te goed. Het was hij die er voor zorgde dat ze mekaar in 1884 ontmoette. Beiden student in de geneeskunde met dezelfde interesses zorgden voor het begin van een nieuwe Orde. Het zal voor hen een openbaring zijn geweest te moeten vernemen dat ze allebei leerlingen waren van Louis Claude de Saint-Martin. Papus, die een sterk organisator was, stichtte in hetzelfde jaar samen met Augustin Chaboseau ‘L’Ordre Martiniste’. Vanaf 1884 kan men terecht spreken van een Martinistenorde. Beiden begonnen aan het inwijden van nieuwe Martinisten. De eerste Tempel ontstond in de omgeving van Montmartre te Parijs. Zo ontstond in 1891 ‘Le Suprême Conseil de L’Ordre Martiniste’.

De Martinistenorde is principieel terug te brengen tot drie figuren waarop de filosofie van de Orde gebaseerd is. Martinez de Pasqually ( 1727 - 20/09/1774 ) zijn volledig naam was - Jacques de Livron Joachim de la Tour de la Casa Martinez de Pasqually (1). Hij was de stichter van ‘L’Ordre des Chevaliers Maçons Elus Cohens de l’Univers’. De opvolgers van de Elus-Cohens, op het einde van de negentiende eeuw, waren : Bergeron, Bréban-Salomon, Carl Michelsen ( Denemarken ) en Edouard Blitz ( USA ). Edouard Blitz had eveneens de inwijding van de ‘Chévaliers Bienfaisants de la Cité Sainte’ en was eveneens ingewijde in de ‘Memphis-Misraïm Ritus’. Hij was de directe opvolger van Antoine Pont en Jean-Baptiste Willermoz. De onmiddellijke opvolgers in Frankrijk waren Fugairon en Charles Détré ( bekend onder de pseudoniem Téder ). Louis Claude de Saint-Martin ( 18/01/1743 - 13/10/1803 ) had voor zover we weten nooit een orde gesticht. Het is evenwel zeker dat hij Martinez de Pasqually kende . Ze hebben mekaar ontmoet te Foix in 1768. Even later werd Louis Claude de Saint-Martin lid van de Elus-Cohens. Er bestaat wel een mondelinge traditie die zegt dat Saint-Martin wel een Orde zou hebben gesticht onder de naam van ‘Rectified Rite of Saint-Martin’. Nochtans is hieromtrent niets met zekerheid te zeggen. Jean-Baptiste Willermoz ( 10/07/1730 - 20/05/1824 ) was een leerling van Martinez de Pasqually. Soms spreken we dan ook van de invloed van het Willermozisme op het Martinisme. Willermoz stichtte de ‘Chevaliers Bienfaisants de la Cité Sainte’ op 28/08/1778. (2) De opvolging van Willermoz werd verzekerd door de weduwe van Joseph Pont die het ganse archief had doorgegeven aan Cavarnier in 1893 na het overlijden van haar man.

Papus had reeds contacten met de Martinistenorde voor zijn definitieve oprichting. Hij was vooral geïnteresseerd in de werken van de alchemist Louis Lucas die een bewonderaar was van Eliphas Lévi. De brochure ‘L’Occultisme Contemporain’ van 1887 was aan Lucas opgedragen.

Papus verklaart zelf dat hij is ingewijd in de Orde door Henri Delaage in 1882 enkele maanden voor zijn dood. Papus kreeg de graad ‘Supérieur Inconnu’. Papus zegt hierover :

" Quelques mois avant sa mort, Delaage voulut confier à un autre la graine qui lui avait été confiée et dont il ne pensait pouvoir tirer aucun fruit … Pauvre dépôt constitué par deux lettres et quelques points, résumé de cette doctrine de l’Initiation et de la Trinité qui avait illuminé tous les ouvrages de Delaage. Mais l’invisible était là et c’est luimême qui se chargera de confier cette graine spirituelle à une terre où elle pouvait se développer."

In 1889 werd de ‘Fraternité de l’Etoile’ opgericht door René Caillié ( 1831 - 1896 ) en Albert Jounet ( 1863 - 1923 ). Het meerdendeel van de leden van deze Orde  waren Martinisten. Tegelijkertijd werd in de Verenigde Staten ‘The Morning Star’ geïnstalleerd die een afdeling was van de ‘Fraternité de l’Etoile’. De ‘Morning Star’ stond onder de leiding van Peter Davidson ( zie geschiedenis van de ‘Hermetic Brotherhood of Luxor’ ).

Op het ‘Congrès Spirite et Spiritualiste International’, welke gehouden werd in september 1889 in de tempels van ‘Le Droit Humain’ te Parijs, werd de aanvang gemaakt van de oprichting van de Martinistenorde zoals we die vandaag kennen. Op dit congres waren zowel Vrijmetselaars, Martinisten als onafhankelijke occultisten aanwezig uit Australië, Noord- en Zuid-Amerika en heel Europa. In 1889 waren er reeds 27 Martinistenloges in Frankrijk, 33 in Duitsland, 36 in Amerika en 9 in Zweden.

De Martinistenorde of Orde der Martinisten kreeg reeds van bij het begin een internationale allure. Naast de Theosofische Vereniging, welke een geducht concurrent was voor de Martinisten, vond zij een plaats in haast alle landen van de wereld. Er waren Loges in Londen, Brussel, Luik, Antwerpen, Berlijn, Amsterdam, München, Warschau, Sint-Petersburg, Wenen, Genève, Rome, Barcelona, New-York, Quebec, Port-Saïd, Panama, Cuba, Italië, Egypte, Argentinië, Denemarken. De ledenlijst was zeer omvangrijk. De lijst die nu volgt bevat de voornaamste leden die veel met het occultisme van ‘la belle epoque’ te maken hadden en vooral hun lidmaatschap met deze Orde.

Baron Spedalieri en Maria Rosa Tommasi ( Italië ), George Montière, Stevenard, Caminade, Gary de Lacroze ( tevens lid van de Orde van Joséphin Péladan ‘L’Ordre de la Rose-Croix Catholique et Esthetique du Temple et du Graal’), Georges Vitoux, Madame de Wolska, M. Letoquart ( New-York ), Julius Zeyer en Gustave Meyrink ( de loge de Blauwe Ster ), Girgois ( Argentinië ), La Plata ( Buenos Aires ), René Philipon ( beter bekend onder de pseudoniem Jean Tabris ), Emma Calvé ( erelid ), Marie-Anne de Bovet, Alfredo Eymerich de Aldao ( Spanje ), Peter Davidson ( erelid ), Leopold Engel ( Berlijn ), Theodor Reuss ( Duitsland ), Alphonso de Wallen en Carl Michelsen ( Denemarken ), Olga de Moussine-Puchkin, Levchine, Valerius Mouraviev-Amurski, Madame Golovine ( aanbidster van Raspoutin ) allen lid van de Loge in Sint-Petersburg, Pierre Bardy, René Guénon, Demesthenos Verzato ( Egypte ).

Ook België kende vele Martinisten. De bekendste zijn : Francis Vurgey en Nicolas Brossel ( allebei lid van de Loge Kvmris te Brussel ), Rosport ( verantwoordelijk voor de loge Viscvm te Antwerpen ), Clément de Saint-Marq ( eveneens lid ‘Chevalier’ van de Orde van Péladan ) en Fievet ( Loge uit Luik met de naam ‘Pollux’ ). In een latere faze volgen Armand Rombauts en René Rosart ( deze laatste zal een aktieve rol gaan spelen in de F.U.D.O.S.I.).

In 1891 wordt door Papus de Martinistenorde gesticht onder de naam van ‘L’Ordre des Supérieurs Inconnus’ wat niet wegneemt dat er al aktiviteiten waren in het jaar 1887. Deze Orde was een versmelting van de ‘Ordre des Elus Cohen’ en de ‘Rectified Rite of Saint-Martin’. Later in 1888 werd de Orde ‘L’Ordre Martiniste’ genoemd. De definitieve rituelen van de Orde zijn van de hand van Charles Détré en dateren van 1913 (3). De graden vanaf 1913 zijn : Associé, Associé Initié, Superieur Inconnu, Superieur Inconnu Initiateur. Zij werden uitgegeven door Dorbon-Aîné. De oorspronkelijke Orde kende drie inwijdingsgraden.

De Suprême Conseil de L’Ordre Martiniste was samengesteld uit : Gérard Encausse, François-Charles Barlet ( Albert Faucheux ), Lucien Chamuel ( Mauchel ), Jacques Burget, Yvon Leloup ( Paul Sédir ), Augustin Chaboseau, Paul Adam, Maurice Barrès ( voor een korte periode ), Julien ( Jules ) Lejay, Joséphin Péladan, Georges Montières en Stanislas de Guaita. Op geregelde tijdstippen werd de Suprême Conseil gewijzigd en aangepast naar de omstandigheden.

Later kwam Dr. Edouard Blitz ( een geëmigreerd Belg van Joodse afkomst ) de Orde vervoegen. Hij was ‘Le Souverain Délégate’ voor Amerika. Via deze tak werd Harvey Spencer Lewis ingewijd in ‘L’Ordre Kabbalistique de la Rose+Croix’. Edouard Blitz brak de relatie met de oorspronkelijke Orde en richtte op 21/06/1902 ‘The American Rectified Martinst Order’ op. Deze Orde was zeer maçonniek in haar aard. Blitz werd later vervangen door Margaret B. Peeke op last van de aldaar gevormde Suprême Conseil. Blitz werd later vervangen door Margaret B. Peeke op last van Suprême Conseil op 13/02/1902. Omwille van het feit dat Dr.Edouard Blitz niet de oorspronkelijke ideeën van de Martinistenorde opvolgde werd de erkenning ingetrokken en vervangen door een charter aan Margaret B. Peeke als ‘Inspectrice Générale de l’Ordre pour les Etats-Unis’. Dit laatste werd trouwens bevestigd in een schrijven van Harvey Spencer Lewis in 1937. De verantwoordelijkheid van Margaret B. Peeke werd eveneens bevestigd door een schrijven van Jean Bricaud op 5/1/1919. Beide takken zouden nagenoeg zijn uitgestorven.

Bovenstaande lijst is haast identiek aan de Suprême Conseil de ‘L’Ordre Kabbalistique de la Rose+Croix’. Deze Raad werd opgericht door Papus. Deze lijst is het eigenlijke begin van de Martinistenorde. De meeste leden van de ‘Ordre Kabbalistique de la Rose+Croix’ waren eveneens lid van de Martinistenorde. Dit laat zich verklaren door het feit dat de Kabbalistische Orde van het Rozenkruis eigenlijk de opvolger was voor de Martinistenorde. Na de derde graad gingen de meeste Martinisten over naar de Kabbalistische Orde om daar de Kabalah nog diepgaander te bestuderen. De Kabbalistische Orde van het Rozenkruis was overigens geruime tijd alleen toegankelijk voor Martinisten.

Maurice Barrès en Joséphin Péladan werden later vervangen door Marc Haven ( Dr. Lalande ) en Victor-Emile Michelet ( 1861 - 1938 ). Deze laatste zou later de oprichter worden van ‘L’Association des amis de Péladan’ en ‘L’Ordre Martiniste Traditionnel’.

Theodor Reuss kreeg van Papus op 24/06/1901 het Charter als Grootmeester voor Duitsland. (4)

Net zoals andere Ordes kent ook het Martinisme verschillende vertakkingen die we in de voortgang van deze studie ‘initiatielijnen’ zullen heetten. Deze initiatielijnen zijn haast allen ontstaan naar aanleiding van meningsverschillen tussen de leden die de verantwoordelijkheid droegen van de Orde. De vraag die zich meteen stelt is of deze initiatielijnen ‘vijandig’ tegenover mekaar staan ? Uit dit onderzoek moeten we afleiden dat het antwoord hierop 'neen’ is. In deze studie zal gepoogd worden om de essentiële verschillen te duiden. Ik heb me wel weerhouden van wat we best kunnen omschrijven als ‘familieruzies’. Het totaal aantal vertakkingen zijn me niet allemaal bekend. Om die reden is deze algemene inleiding bedoeld om enigszins het labyrint van de talrijke Martinistenordes historisch te plaatsen in de soms ingewikkelde puzzel die uiteindelijk allemaal zijn terug te voeren tot ‘historische gebeurtenissen’. De familie van de Martinistenorde kent nagenoeg op z’n minst een vijftal initiatielijnen in de eerste jaren na haar ontstaan.

De eerste lijn is de Orde die begint met Papus en Chaboseau. De tweede lijn is die initiatielijn die we gemakshalve de ‘Russische initiatielijn’ noemen, die eveneens vertakkingen kent. Deze initiatielijn wordt afzonderlijk besproken. Deze twee zijn de eerste twee ‘stammen’.

Uit de tweede stam ontwikkelen zich drie ‘takken’. De eerste tak is de tak van Téder ( Charles Henri Détré ), de tweede tak is de initiatielijn van Victor Blanchard en de derde tak is de initiatielijn van Augustin Chaboseau. De drie takken zijn ontstaan na de dood van Papus ( 25/10/1916 ).

Téder werd na Papus de nieuwe Grootmeester. Téder wilde echter alleen Vrijmetselaars inwijden. Dit zorgde voor een eerste meningsverschil onder de Martinsten die allen tot de Orde van Papus behoorden. Téder stierf vrij snel na Papus ( 26/9/1918 ) en liet twee opvolgers na, Victor Blanchard en Jean Bricaud.

Jean Bricaud volgde samen met Victor Blanchard op in twee verschillende initiatielijnen. Bricaud was voorstaander van de door Détré doorgevoerde hervormingen terwijl Victor Blanchard daar anders over dacht. Blanchard kon zich niet akkoord verklaren met het opnemen van uitsluitend Vrijmetselaren in de Orde, welke in de oorspronkelijke Orde ook niet de regel was. Blanchard stichtte dan in 1921 ‘L’Ordre Martinsite Synarchique’. Jean Bricaud vestigde zijn Orde in Lyon, vandaar de naam ‘L’Ordre Martiniste de Lyon’. Deze Orde publiceerde op 15/1/1931 een decreet met de algemene constitutie en reglementen.

Een derde ‘tak’ of initiatielijn ontstaat met Augustin Chaboseau die zeker niet akkoord kon gaan met Téder en Bricaud maar zich anderzijds ook niet wou koppelen aan de tak van Victor Blanchard. Deze Orde was de basis van de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’ die in 1931 werd gesticht. Niet Augustin Chaboseau werd Grootmeester van deze Orde maar wel Victor-Emile Michelet.

Een andere minder bekende initiatielijn was die van Edouard Blitz. Ook deze tak, die zich in de Verenigde Staten vestigde, was enkel toegankelijk voor Vrijmetselaren.

In België waren er eveneens Martinisten aktief. Deze viel onder de verantwoordelijkheid van Armand Rombauts. Hij had de leiding van de Martinisten Orde in België sedert 16/9/1912, m.a.w. nog voor de eerste splitsingen. Samen met Fievet en Arthur d’Houdt stichtte zij de Loge INRI te Brussel. Hierover later meer bij de verdere ontwikkeling van de FUDOSI en de ‘Ordre Martiniste Tradionnel’. De eerste Martnistenloges in België dateren van 1892. De eerste Loge in Brussel droeg de naam KVMRIS ( koemris ). Deze viel onder de verantwoordelijkheid van Nicolas Brossel die er Voorzitter was en Francis Vurgey. Op 22/5/1892 bezocht Papus de Loge te Brussel. Samen met de Logeleden van Brussel bezocht hij het standbeeld van Van Helmond en op 25/5/1892 was Papus te gast aan de ULB ( Université Libre de Bruxelles ) voor een conferentie over hypnose. Op 26/5/1892 bezochten ze de Loge VISCVM ( viskoem ) te Antwerpen die onder de verantwoordelijkheid viel van Rosport. Dezelfde dag werd Papus nog ontvangen door M. Buls burgemeester van Brussel. Papus bezocht Brussel verscheidene keren om professionele redenen. De Loge Kvmris was zeer aktief tot Francis Vurgey zijn ontslag indiende om zich te wijden aan persoonlijke research. Hij was tevens lid van de Orde van Péladan en vriend van Emile Dantinne. Gelijktijdig ontstond een nieuwe Loge te Luik, ‘Pollux’ genaamd, onder de verantwoordelijkheid van Fievet. Rosport van de Loge Viscvm vertrok naar Congo. Hij stierf op 10/1/1895. Zijn opvolger werd Clément de Saint-Macq ook bekend als Georges Mickaël of Mikaël d’Ams. De Loge Kvmris was ondertussen opgeheven. Kort nadien gingen de meeste leden over naar het Theosofisch Genootschap op uitzondering van Fievet.

De Russische stam en de drie vertakkingen maken het merendeel van deze studie uit. De intiatielijnen die ontstaan met Philippe Encausse ( na 1958 ) worden later besproken.

Sommige recente Orde zijn dan weer de opvolgers van samenvoegingen van deze takken.

De initiatielijn van Gérard Encausse ( Papus ) was : Louis Claude de Saint-Martin ( 1743 - 1803 ), Jean-Antoine Chaptal ( Comte de Chanteloup ) ( - 1832 ), "X", Henri Delaage ( - 1882 ), Dr. Gérard Encausse ( 1865 - 1916 ) Er was een ‘missing link’ in de opeenvolging. Volgens de overlevering wilde Louis Claude de Saint-Martin dat elke initiator een directe opvolging zou zijn van hemzelf. De naam van de inwijder van Henri Delaage is ons niet bekend.

De initiatielijn van Augustin Chaboseau was : Louis Claude de Saint-Martin ( 1743 - 1803 ), Abbé de la Noue ( 1747 - 1823 ), Joseph  Antoine-Marie Hennequin ( 1786 - 1840 ), Henri de la Touche ( Paul-Hyacinthe de Nouel de la Touche ) ( 1785 - 1851 ), Adolphe Desbarolles ( Comte d’Hauthencourt ) ( - 1880 ) en Honoré de Balzac ( 20/5/1759 - 18/8/1850 ), Marquise Amélie de Mortemart de Boisse ( Amélie de Nouel de la Touche - nicht van ), Pierre Augustin Chaboseau ( 1868 - 1946 ) ( neef van Amélie de Mortemart )

Honoré de Balzac ( 1799 - 1850 ) werd in de Martinisten ingewijd door Hyacinthe de la Touche en was een groot bewonderaar van Emmanuel Swedenborg. In zijn boek ‘Séraphita’ zijn duidelijk de sporen te vinden van de filosofie van Louis Claude de Saint-Martin. Het boek dat het sterkst is doordrongen van het occultisme is het boek met de tittel ‘Le livre mystique’. Een korte opsomming van Balzac’s opvattingen duiden zijn kennis omtrent mysticisme en occultisme.

‘Alles bestaat dankzij de beweging en door het getal’, ‘Drie is het getal van het geschapene’, ‘Drie en zeven zijn de meest spirituele getallen’, ‘Het getal is een intellektuele getuige die alleen de mens toekomt en waarmee hij tot de kennis van het woord kan komen’, ‘De eenheid was het vertrekpunt van waaruit alles is ontstaan’. De initiatielijn werd als volgt verder gezet :

Eerste LIJN

Gérard Encausse ( Papus ), Charles Détré, Lucien Chamuel ( Mauchel ), Victor Blanchard ( Sar Yésir ) ( Targelius ), Augustin Chaboseau, Georges Bogé de Lagrèze, Robert Ambelain ( - 1994 ? ), Gerard Kloppel en Ronald Capello ( USA )

Tweede LIJN

Gérard Encausse ( Papus ), Charles Henri Détré (Téder )( 27/07/1855 - 26/09/1918 ), Jean Bricaud ( 11/02/1881 - 21/02/1934 ), Constant Chevillon ( 26/10/1880 - 25/03/1944 ), Charles-Henry Dupont ( 19/02/1877 - 1/10/1961 ), Philippe Encausse ( 2/01/1906 - 22/07/1984 ), d’Irénée Séguret ( 1903 - 9/03/1992 ), Philippe Encausse, Emilio Lorenzo ( vanaf 27/10/1979 ). Papus was Grootmeester van 1888 tot 1916, Charles Henri Détré ( Téder ) was Grootmeester van 1916 tot 1918, Jean Bricaud was Grootmeester van 1918 tot 1934, Constant Chevillon was Grootmeester van 1934 tot 1944, Charles-Henry Dupont was Grootmeester van 1944 tot 1958,

Philippe Encausse ( zoon van Papus ) was Grootmeester van 1958 tot 1971 en van 1975 tot 1979, d’Irénée Séguret was Grootmeester van 1971 tot 1974, Emilio Lorenzo is Grootmeester sinds 27/10/1979

Deze tweede initiatielijn is de huidige Martinisten Orde naast de bestaande Orde geleid vanuit AMORC. Vanuit de eerste initiatielijn werden Harvey Spencer Lewis ( 25/11/1883 - 2/08/1939 ) en Ralph Maxwell Lewis ( 14/02/1904 - 12/01/1987 ) geïnitieerd. Chaboseau maakt Harvey Spencer Lewis ( Sar Alden ) lid van de Suprême Conseil van de Martinistenorde in 1934. Victor Blanchard ( Paul Yésir of Sar Yésir ) initieert Ralph Maxwell Lewis ( Sar Validivar ) op 10/09/1936 te Parijs in de Martinistenorde met Victor Blanchard als initiator. Op het certificaat staat eveneens de zegel van de ‘Orde Martiniste et Synarchique’. Getekend door Sar Paul Yésir ( Imperator van de F.U.D.O.S.I. ). G.B.Lagrèze (5) initieerde Ralph Maxwell Lewis op 1/09/1939 in de graad S.I.Initiator van de Martinistenorde getekend door Augustin Chaboseau. (6) Hier moet duidelijk worden gezegd dat de initiaties over ‘L’Ordre Martiniste et Synarchique’ gaan en niet de Orde van de Traditionele Martinisten zoals door sommigen wordt gedacht. In oktober 1939 wordt Ralph Maxwell Lewis door Augustin Chaboseau aangesteld tot Grootmeester en Voorzitter van de Suprême Conseil. Op 12/11/1945 krijgt Ralph Maxwell Lewis de toelating van Georges Bogé de Lagrèze om de Orde uit te breiden tot Zuid-Amerika en Canada. ( zie F.U.D.O.S.I. ) Op 18/11/1945 ontvangt Ralph Maxwell Lewis een officieel document van de ‘Ordre Kabbalistique de la R + C’ ( Belgische afdeling ) dat hij ad vitam benoemd wordt tot lid van de Suprême Conseil. Op 13/07/1959 werd Raymond Bernard ( 19/5/1923 - ) de opdracht gegeven om ‘L’Ordre Martiniste Traditionnel’ opnieuw in de Franse taalgebieden te installeren. De eerste Heptade ( loge ) ontstond in 1966. In 1977 volgt Christian Bernard zijn vader op. Christian Bernard is momenteel Imperator van AMORC.

 

1916 Ordre Martiniste-Martinéziste ( L’Ordre Martiniste de Lyon )

Na de dood van Papus volgde Charles Détré ( Téder ) op als Grootmeester. Hij wou het lidmaatschap van de Orde beperken tot derde graads Vrijmetselaren en liefst nog die Vrijmetselaren die uit ‘De Rite van Memphis-Misraïm’ kwamen. Dit had als gevolg dat niet alleen het aantal leden drastisch verminderde maar dat tevens vrouwen werden uitgesloten uit deze Orde. Dit laatste stond haaks op de traditie van de Orde. Het resultaat was dat velen de Orde verlieten waaronder leden van de oorspronkelijke Conseil van 1891.

Charles Détré zette zijn ideeën verder en stichtte op deze wijze in 1916 : ‘L’Ordre Martiniste-Martinéziste de Lyon’. De opvolgers van Détré waren : Jean Bricaud ( 1919 - 1934 ), Constant Chevillon ( 1934 - 1944 ) - gefusilleerd door het Vichyregime ( Claus Barbi ), Charles-Henry Dupont die de Orde ontbond op 14/12/1958 ( 1944 - 14/12/1958 )

 

1921 Ordre Martiniste et Synarchique

De oudste overlevende Orde was de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’ opgericht op 3/1/1921 door Victor Blanchard ( Sar Yésir ) ( Targelius ). Het is de enige Orde die tijdens de Tweede Wereldoorlog kon blijven voortbestaan dankzij de neutraliteitspolitiek van Zwitserland. Eigenlijk was Victor Blanchard aangesteld als opvolger van Charles Détré. Maar Victor Blanchard was ook niet akkoord met de hervormingen van Détré. Blanchard was eigenlijk de voortzetter van de oorspronkelijke Orde opgericht door Papus. De naam gegeven aan deze Orde ‘L’Ordre Martiniste et Synarchique’ dateert wel pas van 1934. Vanaf 1934 werd Victor Blanchard Grootmeester van deze Orde tot zijn overlijden op 14/3/1953.

De Souverain Grand-Maître van deze Orde was Sar Alkmaion ( Dr. Edouard Bertholet ) ( Zwitserland ). Het was E. Bertholet die in 1958 een Charter bezorgde voor de Britse Grootloge en de Britse Gebieden ( Commonwealth ). Deze Grootmeester was Sar Sorath ook bekend onder de naam Sar Gulion. Groot Inspecteur was Sar Ra Bennu ( Lawrence Ewels ) ( - 1995 ). In dit zelfde jaar 1958 werd Sar Sendivogius ‘Provincial Délégate for Canada’.

In 1960 smolten deze Ordes terug samen met de Orde in Parijs. Deze Ordes hebben allen een reguliere afkomst.

Groot-Brittannië

Papus en Augustin Chaboseau, Charles Détré, Georges Bogé de Lagrèze ( Mikael ), August Reichel ( Amertis ), V. Churchill ( Sar Vernita ), Sar Gulion - of Sar Sorath ( Grootmester van Groot-Brittannië ). De huidige Grootmeester is Rui Gabirro.

August Reichel was Grootmeester van de‘Confrérie des frères Illuminés de la Rose+Croix’ The Brotherhood of the Illumined Brethern of the Rose-Croix’ ( zie ook hoofdstuk L’Association Alchimique de France en de F.U.D.O.S.I. )

De Grootmeesters waren : Charles Détré, Victor Blanchard, Dr. Edouard Bertholet ( Sar Alkmaion ), Sar Gulion.

Canada heeft een dubbele opvolging : In eerste lijn : Papus en Augustin Chaboseau, Charles Détreé, Georges Bogé de Lagrèze ( Mikael ), August Reichel ( Amertis ), V. Churchill ( Sar Vernita ), Sar Sendivogius.

In tweede lijn : Papus en Augustin Chaboseau, Charles Détreé, Georges Bogé de Lagrèze ( Mikael ), August Reichel ( Armetis ), V. Churchill ( Sar Vernita ), Sar Gulion/Sorath ( Grand Master of GB ), William Pendleton en Sar Parsifal/Sar Petrus ( gestorven in 1994 ) ( Peter Maydan ). De opvolger van Peter Maydan werd Gordon Stuart ( Sar Resurrectus ).

In Canada in 1965 zag de leiding van de Martinistenorde er als volgt uit : Sar Resurrectus ( Gordon Stuart ) - Grand Master ( geïnitieerd door Pendleton ), Sar Sendivogius - Deputy Chairman/Inspector, Sar Petrus als Secretaris.

De Canadese tak van de Orde verklaarde zichzelf onafhankelijk in 1960 en Sar Ressurectus werd Grootmeester. Sar Sendivogius legt zich toe op het werk van de Elus-Cohens en Sar Petrus werd Deputy Grand Master.Tot op de dag van vandaag is er een goede verstandhouding tussen de leden van de ‘Ordre Martiniste de France’ en de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’.

Een heel ander verhaal is de verstandhouding met ‘L’Ordre Martiniste Traditionnel’. Zo ontstond er een hele controversie in deze Canadese Orde met een van de Grootmeesters die lid was van de ‘Traditional Martinist Order’ . Na zijn ontslag in 1973 uit de ‘Traditional Martinist Order’ werd hij ( Peter Maydan ) terug Grootmeester van de Canadese Orde.

 

1931 Ordre Martiniste Traditionnel

Deze Orde vindt haar ontstaan op 24/7/1931. Victor-Emile Michelet was niet akkoord met de verkiezing van Victor Blanchard ( Sar Yésir ) als Grootmeester. Zo ontstond in 1931 de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’ met Victor Emile Michelet als Grootmeester en Augustin Chaboseau als Waarnemend Grootmeester. Samen met Lucien Chamuel riepen ze zichzelf uit tot de enige opvolgers van de Martinistenorde. Augustin Chaboseau, Lucien Chamuel en Victor Emile Michelet behoorden tot de eerste Martinisten en tot de Eerste Suprême Conseil. Augustin Chaboseau initieerde o.a. : Jules Boucher, Gustave Lambert Brahy en Maurice Warnon.

Na de dood van Michelet in 1939 werd Augustin Chaboseau Grootmeester. Samen met Jean Chaboseau ( Galaad ) ( zoon van ), Octave Beliard en Georges de Lagrèze vormden ze de ‘Conseil Suprême Traditionnel’. Octave Beliard en Georges de Lagrèze waren geïnitieerden in rechtstreekse lijn van Papus. ‘L’Ordre Martiniste Traditionnel’ was voorbestemd om een zeer vruchtbare organisatie te worden. Georges de Lagrèze initieert Ralph Maxwell Lewis ( Imperator van AMORC ) als ‘Regional Grand Master’ voor Amerika. Zo ontstond in de Verenigde Staten de ‘Conseil Suprême Régional et Synarchie des Etats-Unis’. Zij bestond uit vijf leden : Ralph Maxwell Lewis, Cecil A. Poole, Orlando T. Perrotta, James R. Whitcomb en J. Duane Freeman. Augustin Chaboseau en George Lagrèze waren in nauw contact met Harvey Spencer Lewis en zijn zoon Ralp Maxwell Lewis. Emile Dantinne ( Sar Hieronymus ) Imperator van de Rozekruisersorde in Europa en tevens Imperator van de F.U.D.O.S.I. was een geïnitieerd Martinist uit de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’. Hij was geïnitieerd door Georges Lagrèze in 1934. Dantinne brak de relatie met Victor Blanchard in 1939 en voegde zich bij de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’ die op dat moment onder de voogdij stond van Grootmeester Augustin Chaboseau. Augustin Chaboseau stierf op 2/01/1946 opgevolgd door Georges de Lagrèze en de zoon van Augustin Chaboseau, Jean Chaboseau. Jean Chaboseau was ingewijd in 1932 in de Grootloge te Parijs. Bij stemming van de Suprême Conseil kon Jean Chaboseau geen meerderheid van stemmen behalen. Hierdoor ondernam hij een poging ( september 1947 ) om de Orde te ontbinden. Uiteraard was hij hier niet toe gemachtigd. De Suprême Conseil liet dit met steun van de F.U.D.O.S.I. niet toe. De Orde moest in stand blijven. De Suprême Conseil stelde daarom Ralph Maxwell Lewis aan als de nieuwe Souvereine Grootmeester van de Traditionele Martinisten Orde. Ralph Maxwell Lewis bracht op 18/04/1951 hervormingen door. Deze Orde heeft wel een eigenaardige geschiedenis.

Vanaf 1934 begint Victor Blanchard relaties aan te knopen met Armand Rombauts, vertegenwoordiger van de Martinistenorde in België sedert 1912. Deze Orde dateert nog voor de eerste splitsing van 1916. Vanuit historisch standpunt zou het meer dan de moeite lonen om hier de inwijdingsrituelen terug te vinden. Rombauts, die eveneens Grootmeester van de Memphis-Misraïm Ritus was in België, liet in het tijdschrift ‘Adonhiram’ de volgende tekst publiceren :

" Un nouveau triangle martiniste sera installé à l’Oriënt de Bruxelles le vendredi 11 mai prochain à 20 h 30, sous le titre distinctif ‘Uriël’. "

Deze installatie was eigenlijk een voorbereiding naar de FUDOSI toe die in hetzelfde jaar zou worden opgericht. Op dit convent waren Victor Blanchard ( Sar Yésir ) en Lydie Martin ( Sar Nitram ) de vertegenwoordigers van de Martinistenorde. De reden waarom de Orde van Jean Bricaud niet was uitgenodigd vindt zijn oorsprong in de scheuring in 1916 maar tevens in de problematiek die ontstaan was binnen de loges van de Memphis-Misraïm Ritus in België in 1933.  Jean Bricaud was enkele maanden voor het eerste convent van de FUDOSI overleden en Constant Chevillon was zijn opvolger. Dit verklaart de handtekeningen op de initiatiecertificaten van Ralph Maxell Lewis uit 1936. We maakte al eerder de opmerking dat Harvey Spencer Lewis geïnitieerd werd in de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’ van Victor Blanchard. Een document van Jean Mallinger ( Sar Elgim ) van januari 1935 aan Lydie Martin ( Sar Nitram ) kan hieromtrent enkele verduidelijkingen brengen.

"Je vous demanderais de prévenir affectueusement de ma part notre cher frère et maître Sâr Yésir que notre ordre martiniste ne peut actuellement se développer en notre pays, bien que de nombreuses bonnes volontés soient mises à sa disposition car le grand représentant actuel, le frère Phanariel ( Rombauts ) s’oppose à toute propagande, toute constitution de loge martiniste et toute forme de travail.

Il a gardé pour lui les anciens statuts et rituels et nous a desservis en certains moments, pour ne pas se brouiller avec des révoltés, influents dans le monde profane. Que faire devant cette évidente mauvaise volonté ? J’ai demandé des rituels complets en Suisse à notre bon et dévoué Sâr Amertis ( August Reichel ) qui est occupé à m’en faire des copies. Etant initiateur libre je puis initier et je continue à donner la lumière de l’ordre à des frères intéressants mais je voudrais obtenir de notre cher Sâr Yésir des pouvoirs écrits pour constituer des loges et groupements martinistes en notre pays, car si on laisse se décourager toutes les bonnes volontés ou si on attend que le frère Rombauts fasse quelque chose, c’est la mort de l’ordre en notre pays et cela, nous ne pouvons l’admettre."

Een volgende brief van Jean Mallinger aan Lydie Martin daterend van 12/7/1935 brengt nog meer onduidelijkheden aan het licht. Deze tekst laat op ondubbelzinnige wijze de mening kennen van de FUDOSI t.a.v. Amorc.

"Bien chère soeur et grande amie,

Mille merci de votre bonne planche qui vient de me parvenir. Je reçois par même courrier une lettre strictement confidentielle du frère Lagrèze où il me fait comprendre qu’il compte reprendre sa liberté et régenter l’Ordre martiniste selon les traditions anciennes et primitives si le frère Yésir n’admet pas dans leur intégralité les décisions du convent de 1933. Il s’en réfère à Probst et Rombauts et je me doute que de ce côté il ait sondé les coeurs et scruté les intentions. C’est mon devoir d’ami fidèle et attaché et de frère affectioné de vous prévenir de cette grave menace qui aurait pour effet de briser à nouveau l’unité de l’ordre et de faire en France … une troisième section martiniste en dehors de la nôtre et de celle de Chevillon. Voilà donc où tendaient toutes ces circulaires antérieures.

Il faudra de ce côté et avant le 10 août, date qu’il donne comme dernier terme pour s’entendre, agir avec force et volonté, avec fermeté et diplomatie ; ses griefs sont les suivants:

a) On ne travaille pas le martinisme à Paris. Il suffira au cher frère Blanchard d’initier à l’ordre les meilleurs de ses amis Polaires et automatiquement il y aura un Conseil à Paris et cette critique tombera d’elle-même.

b) Le règlement déposé à la Préfecture de Police complique des anciens Statuts de l’Ordre en y joignant une Académie et un Ordre R+C. Il veut revenir à l’ancien règlement ( que je ne connais point mais que Rombauts possède comme Lagrèze ).

Il veut éviter toute confusion de l’ordre avec des fraternités similaires.

D’accord, cette confusion a eu lieu en Suisse et non en France. J’ai personellement envoyé au frère Reichel une mise au point énergique car tant de confusions sont susceptibles de nous faire suspecter par les martinistes indépendants. De son côté le frère Hiéronymus lui a conseillé de supprimer le mot Amorc des papiers à firme suisses mais hélas, je crois notre cher frère Reichel trop avancé en cette voie pour reculer maintenant.

Je crois bien faire en vous avertissant de ce qui semble se préparer en France.

Je suis certain que si notre cher frère Yesir, malgré tous ses labeurs profanes, parvenait à créer de suite un petit collège martiniste en l’agglomération parisienne et s’il délivrait de suite à tous les membres du Suprême Conseil un arrêt résumant les traditions et les principes de l’ordre, il empêcherait Lagrèze d’avoir l’occasion de se substituer à lui."

Op 10/10/1935 wordt te Brussel de loge ‘Uriel’ geïnstalleerd met Victor Blanchard, Lydie Martin en George Lagrèze. Op het eerste convent van de FUDOSI werd alleen de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’ erkend. Het tweede convent van 1936 bevestigde hetzelfde standpunt t.a.v. de ‘Ordre Martiniste Traditionnel’. Tijdens dit convent werd August Reichel van de lijst van de Fudosi-dignitarissen geschrapt. Hij had zich aangesloten bij de FUDOSFI van Constant Chevillon en Clymer.

In 1936 werden de vrouw van Harvey Spencer Lewis, de zoon Ralph Lewis en K. Brower geïnitieerd in de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’. Op 10/9/1936 kreeg Ralph M. Lewis de IV° graad van deze Orde. Op 9/7/1937 werd hij per decreet ‘Souverain Légat’ voor de Verenigde Staten.

De ontbrekende schakel begint tijdens het vierde convent van de FUDOSI ( 4/9 tot 10/9/1939 ). Harvey Spencer Lewis was kort voordien overleden en werd opgevolgd door zijn zoon Ralph. Victor Blanchard, die zijn ontslag had ingediend, werd vervangen door Augustin Chaboseau. Het is op dit convent dat de ‘Ordre Martinist Traditionnel’ zijn intrede doet ten nadele van de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’. Augustin Chaboseau was de opvolger van Victor-Emile Michelet die gestorven was op 12/1/1938. De meeste leden van de ‘Ordre Martinist et Synarchique’ gingen over naar de ‘Ordre Martiniste Tradtionnel’. ‘L’Ordre Martiniste Traditionnel’ zag het levenslicht in België binnen de schoot van de FUDOSI.

Een document van de hand van Georges Lagrèze van 30/10/1939 geeft ons meer duidelijkheid :

"Je suis en possession d’une demande du maître Ralph M. Lewis, Imperator de l’Amorc, et tendant :

1) à la régularisation de l’initiation martiniste des frères Whitcomb, K. Brower, et des soeurs Whitcomb, G. Lewis et M. Lewis.

Pour ce premier point l’initiation des frères et soeurs désignés m’ayant été confirmée à Bruxelles ou par lettre de soeurs et frères connus j’ai décidé de leur délivrer un certificat du 3ème degré, signé d’un initiateur régulier ( Mikael ) pour leur servir de titre à toutes fins utiles.

Quand au diplôme d’initiateur du frère R.M.Lewis, je le fais établir et soumettre à la signature du grand maître.

2) Obtenir de nouveaux pouvoirs à l’effet d’établir un de délégation générale et un Grand Conseil martiniste des Etats-Unis d’Amerique. C’est à ce sujet que je sollicite vos lumières. Etes-vous d’avis qu l’on confère au frère R.M.Lewis l’honneur et la charge de diriger sous le controle du Suprême Conseil universel les ateliers martinistes des Etats-Unis ?

Notre frère Lewis est un des imperators de la FUDOSI, je crois, et des engagements précis ont été pris à Bruxelles, au nom des frères américains, par leur délégué.

C’est de votre avis, mes frères, que dépand en partie la conclusion du rapport que je dois soumettre à notre très illustre frère Chaboseau.

Il demeure bien entendu que les frères du Comité directeur des Etats-Unis devront s’engager :

1) A reconnaître l’autorité du Suprême Conseil universel du martinisme traditionel, dont les frères A. Chaboseau et G. Lagrèze sont les représentants à la FUDOSI.

2) Observer les Statuts, Règlements et traditions de l’ordre et respecter les prérogatives des initiateurs.

3) Observer la gratuité de la communication de l’initiation aux membres libres, les soeurs et les frères groupés en ateliers réguliers participant aux frais suivant leurs ressources personnelles.

Il reste bien entendu que les ateliers martinistes recevront le rituel du Suprême Conseil international. Avant de prendre toute décision, j’ai tenu à consulter nos frères et soeurs délégués à Bruxelles.

Je vous prie de me répondre au plus tôt, en vous assurant de mon fraternel dévouement."

Tijdens dit vierde convent werden ‘regularisaties’ doorgevoerd voor de broeders en zusters Whitcomb, K. Brower, Gladys Lewis en Martha Lewis. Allen kregen ze de derde graad. Ralph Lewis kreeg de graad van Initiator.

Op het convent van 21/7/1946 werd de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’ terug opgenomen in de FUDOSI samen met de ‘Société d’études martinistes’ die samen smolt met ‘L’Union Synarchique de Pologne’ van dokter Tarlo Mazinski. Deze laatste Orde was gesticht in 1937.

Augustin Chaboseau, die ondertussen was overleden, zou normaliter zijn opgevolgd door zijn zoon Jean. Het convent besliste hier anders over ( zie hoofdstuk FUDOSI ). Nochtans was Jean Chaboseau Grootmeester van de ‘Ordre Martiniste Tradtionnel’. Na zijn poging om in september 1947 de ‘Suprême Conseil de l’Ordre Martiniste’ te ontbinden, waar de FUDOSI niet akkoord mee ging, diende hij zijn ontslag in. Het uiteindelijke doel van het convent van de FUDOSI in 1946 was een overkoepelende Martinistenorde te creëren waarin beide Ordes en anderen zouden worden beschouwd als een geheel. Het verhaal wil nu dat beide Grootmeesters op dit convent niet aanwezig waren en bijgevolg hun goedkeuring niet konden geven. Deze laatste beslissing heeft heel wat stof doen opwaaien en verklaart meteen de houding van Jean Chaboseau. Van deze gelegenheid wist Ralph Lewis gebruik te maken om zichzelf te benoemen tot Souverein Grootmeester van de ‘Ordre Martiniste Tradionnel’. Samengevat kunnen we zeggen dat de ‘Ordre Martinist Traditionnel’ het logisch gevolg was geweest van twee beslissingen waarvan de geldigheid in twijfel kan worden getrokken. De vermeende autoriteit van de FUDOSI om alle Martinistenordes onder haar bevoegdheid te plaatsen bij afwezigheid van de twee Grootmeesters. De houding van Ralph Lewis, die van de gelegenheid gebruik maakte om zichzelf tot Grootmeester te verheffen van de ‘Ordre Martinist Traditionnel’. Ralph Lewis was op dat ogenblik co-Imperator van de FUDOSI wat hem maakte tot ‘rechter en partij’ van de hele geschiedenis. De enige historische zekerheid is dat Harvey Spencer Lewis en Ralph Maxwell Lewis waren ingewijd in de ‘Ordre Martiniste et Synarchique.

De opvolging van de Grootmeesters van de Traditionele Martinisten Orde zijn :  Victor Emile Michelet, Augustin Chaboseau ( Sar Augustus ), Ralp Maxwell Lewis ( Sar Validivar ), Gary Lee Stewart en Christian Bernard ( Sar Phenix )

De opvolging van de initiaties van de Traditionele Martinisten Orde heeft een drievoudige opvolging.  In eerste lijn : Papus en Augustin Chaboseau, Charles Détré, Victor Blanchard en Harvey Spencer Lewis. In tweede lijn : Papus en Augustin Chaboseau, Charles Détré, Victor Blanchard en Ralp Maxwell Lewis. In derde lijn : Papus en Augustin Chaboseau, Charles Détré, Georges de Lagrèze ( Mikael ) en Ralp Maxwell Lewis.

De huidige opvolging heeft slechts twee lijnen : In eerste lijn : Ralph Maxwell Lewis, Orval Graves en Christian Bernard. In tweede lijn : Ralph Maxwell Lewis, Cecile A. Poole, Gary Lee Stewart en Christian Bernard. Raymond Bernard ( vader van Christian Bernard ) heeft zijn initiatie ontvangen van Ralph Maxwell Lewis maar niet de graad van vrij initiator. Met Raymond Bernard eindigt dan ook hier de lijn.  Dit laatste is niet onbelangrijk daar Raymond Bernard zich heeft teruggetrokken sedert december 1987 uit de leidinggevende functies van AMORC. Hij is nog steeds lid van AMORC. Zijn zoon Christian Bernard is nu Imperator van de Rozekruisers Orde AMORC en tevens Grootmeester van de ‘Traditionele Martinisten Orde’.

 

1942 Ordre Martiniste des Elus Cohens

Deze Orde werd in 1768 opgericht door Don Martinez de Pasqually. Deze Orde had Maçonnieke riten als oorsprong en werd later vooral uitgewerkt door zijn discipel Jean-Baptiste Willermoz. We zagen reeds hoe Détré opnieuw begon met het invoeren van meer Maçonnieke elementen. Dr. Edouard Blitz, die tot de oorspronkelijke Conseil van 1891 behoorde en door Papus was aangesteld als afgevaardigde voor de Verenigde Staten, werkte oorspronkelijk met meer elementen overgenomen uit het nalatenschap van Willermoz.

Tijdens de tweede wereldoorlog werden er in Frankrijk twee decreten uitgevaardigd door de regering Pétain inzake besloten verenigingen. Bij het decreet van 14/8/1940 werden alle occulte en mystieke broederschappen illegaal verklaard. Alle bezittingen van de ordes werden openbaar verkocht en werden hiermee opgeheven. Kort na deze feiten konden de vervolgingen tijdens het Vichy-regime ongestoord hun gang gaan. Talrijke bibliotheken, meestal in privehanden, werden in beslag genomen, verkocht of naar Duitsland afgevoerd. Ook boeken over de Kabalah, Astrologie, Alchemie, en anderen werd geconfisqueerd. Op 23/3/1944 werd Constant Chevillon opgepakt en neergeschoten door de machinegeweren van een pseudo-politiekorps welke in realiteit een collaborerende groep Fransen vormden. De aanslag was opgezet door de ‘Parti Populaire Français’ en het M.S.R.. Ondanks deze vervolgingen konden toch enkele Martinisten de tradities van de Orde verder zetten. Op 4/4/1942 lukt Aurifer ( Robert Ambelain ) er in om twee andere kandidaten te intitiëren. Het waren Phalgus ( Jules Boucher ) en Baphometos. Aurifer was geïnitieerd door Harmonius ( Mesling de Chamtigny ) die op zijn beurt geïnitieerd was door Augustin Chaboseau. Michael ( Georges Bogé de Lagrèze ) was getuige. Lagrèze was nog lid van de Suprême Conseil van 1891 en had de hoedanigheid van Inspecteur Principal. Op 24/9/1942 bestonden er reeds een achttal groeperingen rond deze eerste na-oorlogse Martinisten die de traditie zouden verder zetten. Op 4/4/1943 hadden er zich al achttien groeperingen gevestigd te Parijs. Op 29/9/1943 was het aantal reeds gestegen tot vijfentwintig. Er waren toen centra te Lyon, Parijs, Calais en Nantes. Michael gaf Aurifer het Charter van de Memphis-Misraïm Ritus met de graden 4, 12, 14, 18, 32 en 33 gevolgd door de supplementaire graden 66, 90 en 95. Dit charter was de voortzetting van het Charter van John Yarker overhandigd aan Georges de Lagrèze in 1909.   Michael was tevens in het bezit van de graad van Grands-Profès van Jean-Baptiste Willermoz van de ‘Chevaliers Bienfaisants de la Cité Sainte’ en was tevens in het bezit van het charter van de ‘Elus-Cohen’ van Martines de Pasqually. Dit laatste charter was afkomstig van Camille Savoir Grootmeester van de ‘Rite Ecossais Rectifié’ en opvolger van Willermoz. De oprichting van de ‘Elus-Cohen’ werd hiermee definitief op 3/9/1943. Alle graden werden aan Aurifer overgedragen. Aurifer en Michael waren allebei ingewijden in de ‘Eglise Gnostique Apostolique’. De Ordes rond Aurifer hadden hierdoor alle inwijdingsgraden in hun cirkel incluis de inwijding tot ‘Reaux-Croix’. Samen met alle S.I.’s van deze groep werd de groep A.G.L.A. gesticht. Deze groep van zes leden vormden de eerste naoorlogse synode.

Na de Tweede Wereldoorlog richtte drie Martinisten waaronder Robert Ambelain ( Aurifer ) ‘L’Ordre Martiniste des Elus-Cohens’ op. In navolging van Edouard Blitz en Détré was ook deze Orde alleen toegelaten voor mannen. De oorspronkelijke Orde uit 1768 verdween nagenoeg in 1807. De toenmalige opvolging was : J. de Livron de la Tour de la Case Martinez de Pasqually ( 1767 - 1774 ), Caignet de Lestère ( 1774 - 1779 ), Sebastian de las Casas 1780, G.Z.W.J. 1807

De opvolging bij de heroprichting door Ambelain was : Robert Ambelain ( Aurifer ) 1942 - 1967 en Ivan Mosca ( Hermete ) 1967 - 1968.

Het systeem kende vier graden : 1. Master Elect-Cohen 2. Knight of the Oriënt 3. Commander of the Oriënt 4. Réaux Croix. De Orde smolt uiteindelijk samen met ‘L’Ordre Martinist’ opgericht in 1960 door Philippe Encausse.

 

1948 Ordre Martiniste Rectifié

Nadat Jean Chaboseau niet verkozen werd door de Suprême Conseil in 1946, na de dood van zijn vader, kon ook hier weer geen scheuring wegblijven. Hier ontstond ‘L’Ordre Martiniste Rectifié’ door Jules Boucher ( Phalgus ) ( 28/02/1902 - 09/06/1955 ) in 1948. Jules Boucher stelde geen opvolger aan. Dit doet ons vermoeden dat de Orde na zijn dood in 1955 stilaan is uitgestorven. Jules Boucher was tevens vrijmetselaar. Hij publiceerde een uitstekend werk over de symboliek van de Vrijmetselarij. (7)

 

1958 Fédération des Ordres Martinistes

Opgericht op 26/10/1958 door Philippe Encausse samen met enkele Martinisten die niet tot een specifieke groep of Orde behoorden. Hij werd er de Voorzitter van. De bedoeling was om alle Martinisten Ordes te hergroeperen. Deze Federatie werd erkend door : ‘L’Ordre Martiniste de Papus’ onder de leiding van Philippe Encausse, ‘ L’Ordre Martiniste-Martinéziste de Lyon’ onder de leiding van Henri Dupont, ‘The Martinist of the Elus Cohen’ onder de leiding van Robert Ambelain. De rituelen en symbolen werden voor de drie Ordes op elkaar afgestemd. Sindsdien gebruiken zij dezelfde rituele en symbolische attributen. Voor twee van de drie Ordes impliceerde dit dat zij moesten afzien van hun uitsluitend mannelijke leden. De ‘Martiniste de Lyon’ met Charles-Henry Dupont als Grootmeester werd dan ook op 14/12/1958 definitief ontbonden. Haar leden gingen over in de nieuwe Orde. Dit was de aanleiding tot de in 1960 opgerichte ‘Ordre Martiniste’ ook beter bekend onder de naam ‘Ordre Martiniste de Paris’. Onder initiatief van Philippe Encausse ontstond in 1975 het idee van de ‘Martinisten Orde der Nederlanden’.

 

1960 Ordre Martiniste ( L’Ordre Martinist de Paris )

Opgericht op 13/08/1960 door de zoon van Gérard Encausse - Philippe Encausse. Hij trok een aantal vrije Martinisten rond zich en stichtte de Orde onder deze naam. Philippe Encausse erfde eigenlijk de ‘Ordre Martiniste-Martinéziste de Lyon’ van Henri-Charles Dupont die, zoals we reeds zagen, de Orde ontbond op 14/12/1958. Hij werd de nieuwe Grootmeester. Hij groepeerde de verschillende Ordes onder deze nieuwe Orde, te weten : ‘L’Ordre Martiniste-Martinéziste de Lyon’ - ‘Fédération des Ordres Martinistes’ - ‘L’Ordre Martiniste’ en ‘L’Ordre Martiniste des Elus Cohen’ ( van Robert Ambelain ). Hij verwierp de Vrijmetselaarsinvloeden ingebracht door Détré. Philippe Encausse werd voor een korte tijd opgevolgd door Irénée Séguret ( 1971 - 1974 ), van 1975 werd Philippe Encausse opnieuw Grootmeester gevolgd door Emilio Lorenzo vanaf 27/10/1979. Robert Ambelain werd Grootmeester voor de binnencirkel van deze Orde tot 1967. Hij werd opgevolgd vanaf 14/08/1967 door Ivan Mosca (1915 - ). Deze Orde is de grootste Orde na de Tweede Wereldoorlog.

 

1968 Ordre Martiniste Belge

De 'Ordre Martiniste Belge' werd gesticht op 26/10/1968 door de astroloog Gustave Lambert Brahy (    - 06/1989 ) lid van de Suprême Conseil van de ‘L’Ordre Martiniste’. De leden van deze Suprême Conseil waren : Gustave Lambert Brahy, Pierre-Marie Hermant, Stéphane Beuze en Maurice Warnon. Maurice Warnon nam ontslag uit deze Suprême Conseil in 1975 om het werk voort te zetten in de ‘Martinisten Orde van de Nederlanden’. Gans deze Orde verdween haast volledig na de dood van Gustave Brahy in 1991. Er was nog een kleine groep aktief onder de leiding van Nicolas Leruitte ( Souverain Délégué pour la Belgique ). Nicolas Leruitte werd ondertussen opgevolgd door een nieuwe verantwoordelijke. De Orde is nog altijd aktief in België. Brahy was gedurende zijn laatste levensjaren hofastroloog van Koning Hassan II in Marokko.

 

1968 Martinisten Orde der Nederlanden

Gesticht op 26/09/1968 door Philippe Encausse. Hij stelde Maurice Warnon aan als leider en organisator van deze Orde. Maurice Warnon was medeoprichter van de Orde in 1960 en was lid van de Suprême Conseil.

Maurice Henri Joseph Warnon ( 5/04/1937 ) emigreerde uit België naar de Verenigde Staten om professionele redenen in 1964. Warnon was toen tewerkgesteld bij Avon products Inc.. Warnon behaalde zijn onderwijzersdiploma aan de Ecole Normale Provinciale de Morlanwelz en studeerde nadien Pedagogie, Methodologie en Psychologie aan de Vrije Universiteit te Brussel. Om professionele redenen studeerde hij nadien informatica aan het IBM Centrum te Genval ( België ), aan de Empire State University Albany te New-York en aan het Massachusset Institute of Technology in Boston. Maurice Warnon is gehuwd en heeft drie kinderen. Later werd hij direkteur van de computerafdeling in België, Internationaal consulent voor Communicatie en Projectdirekteur in de specialisatie van robotica en automatisatie. Een van zijn projekten was een geïnformatiseerd projekt om proeven op dieren te vermijden. Naast zijn aktiviteiten in het Martinisme is hij tevens bisschop aan de Liberale Katholieke Kerk en leid deze kerk sinds 1976 in België en Canada. De vrouw van Maurice Warnon, Joanna Mathilde Poortman geboren op 27/03/1937 te Den Haag ( Nederland ), behaalde eveneens een onderwijzersdiploma te Hilversum. Daarna heeft ze zich toegelegd op de Nederlandse literatuur. Zij huwde Maurice Warnon in 1959. Zij is de grote initiatiefneemster die werkt om Indiaanse vrouwen te helpen. Zij werkt samen met enkele commerciële ondernemingen. Zij is leider van de Orde van de Wereldmoeder, aktief lid van de Orde van de Tafelronde en uiteraard aktief in de Martinistenorde. Het gezin Warnon leeft nu op King’s Garden een 25 hectare groot domein in een houten huis van 1820.

Na een tijd kwam er echter verzet vanuit deze Orde met haar oorspronkelijke broeders. De Martinisten Orde kende veel relaties met de ‘Gnostische Apostolische Kerk’ en dit was zeker niet naar de zin van de Nederlandse Martinisten die eerder protestants gezind waren. De Gnostische Apostolische Kerk is eerder aanleunend aan de Katholieke gedachtenleer. Philippe Encausse suggereerde een aparte Orde te maken van de Nederlandse Martinisten Orde. Dit laatste gebeurde op 12/09/1975 onder goedkeuring van de Suprême Conseil de L’Ordre de Paris. Maurice Warnon werd ingewijd door Gustave-Lambert Brahy die op zijn beurt was ingewijd door Emile Ehlers ( 1886 ? - 1953 ). Ehlers stierf op 25/12/1953 te Brussel op 67-jarige leeftijd. Hij was een handelaar in esoterische boeken op de Avenue Jean-Volders. Emile Ehlers was ingewijd door Emile Dantinne en Emile Dantinne door Augustin Chaboseau. Maurice Warnon was vriend aan huis bij de familie Philippe Encausse. Hij was lid van de ‘Suprême Conseil de L’Ordre Martiniste’ te Parijs. Hij kende Robert Amadou en Robert Ambelain in de jaren 1960 voor hij naar de Verenigde Saten emigreerde.

Terwijl Emile Dantinne zich meer met de Rozekruisers verwant voelde en met zijn eigen Ordes ging het dossier van het Martinisme naar Emile Ehlers. Maurice Warnon erfde het ganse dossier wanneer hij op bezoek was bij de weduwe van Emile Ehlers. Frater Artifex ‘Souverain Délégate National’ werd benoemd op 15/04/1969. De eerste Nederlandse Loge ( Heptade ) was ‘Jacob Boehme’ nr.65 en werd geïnstalleerd op 9/11/1970. De Nederlandse Martinisten Orde werd onafhankelijk op 12/9/1975. Op Kings Garden houden geregeld twee groepen Martinisten bijeenkomsten. De groep ‘Louis Claude de Saint-Martin’ onder leiding van Frater Hermes S.I.I. en de groep ‘Quator Coronati’ geleid door Frater Artifex S.I.I.. Kings Garden ligt in Rock Tavern, NY 12575 in de buurt van de stad New Winsor, NY - U.S.A..

De Hoge Raad voor de Nederlandse Martinisten Orde werd samengesteld door : Maurice Warnon, Augustus Goetmakers, Bep Goetmakers, Ferme Iken, Annie Iken en Joan Warnon-Poortman. De Nederlandse Martinisten Orde werd niet opgericht met de bedoeling om een territoriale Orde te zijn maar eerder een specifieke richting binnen het Martinisme. De Orde heeft zich momenteel uitgebreid over de gehele wereld. Zij kent afdelingen in België, Nederland, Frankrijk, Groot-Brittannië en de U.S.A.

 

1970 Ordre Martiniste Initiatique

Een andere Martinistenorde onder de naam ‘L’Ordre Martiniste Initiatique’ opgericht door Christianne Buisset bereikte me via een 16-bladzijden tellend document uit 1973.

Een met de hand geschreven commentaar verwijst naar Peter Maydan ( Sar Parsifal - Sar Petrus ) die op 5/6/1973 op bezoek was in de Loge ‘Eliphas Lévi’.In de aanhef van het document is de Ordre Martiniste Initiatique een esoterische school gebaseerd op de kennis van Martinez de Pasqually, Louis Claude de Saint-Martin en Eliphas Lévi.Een beschrijving van de geschiedenis van de Orde ( 6 bladzijden ) verschilt niet met de ons bekende geschiedenis op uitzondering dat er verwezen wordt naar het jaar 1570 het jaar van de oprichting van de ‘Fraternitas Crucis Aurea’ ( Gold- und Rosenkreuz ; de Gouden Rozekruisers ). Tevens wordt er verwezen naar de in Nuremberg opgerichte ‘Militia Crucifera Evangelica’. Opmerkelijk is wel dat de versmelting tussen de Gouden Rozekruisers en de Militia Crucifera Evangelica uitdrukkelijk wordt vermeld. De splitsing op latere datum in de ‘Aurea Crucis Fratres’ en de ‘Rosae Crucis Fratres’ behoort tot de kennis van deze Orde. De ‘Rosae Crucis Fratres’ wordt later in Londen eerst het ‘onzichtbare college’ en later de ‘Royal Society’. Het bestaan van de Gouden Rozekruisers wordt bevestigd door een document gedateerd op 1590 dat zich in de bibliotheek van ‘Land du Württemberg’ - Staatsbibliotheek - bevind te Stuttgart. In dezelfde bibliotheek bevindt zich het ‘Naometria’ uit 1604 toegeschreven aan Simon Studion de oprichter van de Militia Crucifera Evangelica. De verwijzing naar Cornelius Agrippa, Michael Maier, Heinrich Kunrath, Robert Fludd en Jacob Boehme doet de Orde de verbinding maken met de Rozekruisers. Zij beschrijven eveneens de indeling van de Elus-Cohen van Martinez de Pasqually in negen inwijdingsgraden waarbij de negende graad de graad van ‘Reau+Croix’ is.

De initiatielijn van deze Orde wordt betrokken vanuit de Russische lijn. De initiatielijn is identiek aan die van de ‘Ordre Martinist des Chevaliers du Christ’ die we enige paragrafen verder zullen beschrijven. Koukarine die ingewijd was door Louis Claude de Saint-Martin geeft zijn inwijding door aan Nicolas Ivanovitch Novikov ( 1744 - 1818 ). Novikov is het begin van twee takken van de Martinistenorde in Oost-Europa. Het zijn de Russische tak en de tak uit Oekraïne. Beide takken zijn verenigd in ‘L’Ordre Martinist Initiatique’ dat in een charter getekend op 7/12/1971 werd bevestigd. De Loge ‘Eliphas Lévi’ wordt erkend als de afvaardiging van de Russische tak van Novikov. Een document getekend op 28/7/1970 in de Loge ‘Saint Georges’, onder de auspiciën van de Oekraïnsche tak, bevestigd eveneens deze initiatielijn. De Loge ‘Eliphas Lévi’ bestaat sedert 1965 en werd op 8/02/1965 bevestigd door de Grootmeester van de Martinistenorde. Deze Loge die de filosofie van Eliphas Lévi betrekt in haar leerstellingen is wel uniek in de Martinistenorde. Adolphe Desbarolles die de inwijder was van Amélie de Boisse-Mortemart was een discipel van Eliphas Lévi. Dit verklaart hun zienswijze. Zij bevestigen eveneens de invloed van Eliphas Lévi op Papus, Saint-Yves d’Alveydre en Philippe Nizier. (8)

Hun aanwervingspolitiek is eerder discreet en exclusief. De kandidaat Martinist moet Vrijmetselaar zijn. Hun werkdomein omvat de mythologie, de astrologie en de Kabalah. Het is niet duidelijk waar deze Orde werkzaam is. Vermoedelijk is haar werkterrein te vinden in Canada, Parijs of Brussel.

 

1971 Ordre Martiniste des Chevaliers du Christ

Deze Orde heeft haar hoofdkwartier te Brussel. In de Verenigde Staten heeft zij een afdeling onder de naam ‘Martinist Order of the Knights of Christ’.

Deze Orde werd na de dood van Sar Hermes ( Serge Marcotoune ) gesticht op 15/1/1971 door Armand Toussaint ( 28/01/1895 - 4/07/1994   ) onder de naam ‘Ordre Martiniste des Chevaliers du Christ’. Armand Toussaint was te Kiev ingewijd tot S.I. door Serge Marcotoune die hem de opdracht had gegeven een Loge in Brussel te openen. Armand Toussaint had een zeer humanistische ingesteldheid. Frans Wittemans was bevriend met Armand Toussaint. Toussaint had eveneens contacten met Roger en Madeleine Caro. Hij was een figuur die internationaal dacht en streefde naar verbroedering ( oecumisme ) onder alle broederschappen. Hij was ster geïnteresseerd in de colloquium van ‘Arc en Ciel’ en de latere ‘Goupe de Thèbes’.

In de jaren tachtig gaf Armand Toussaint de toezegging aan Triantaphyllos Kotzamanis ( Tau Hieronymus ) en Tau Pol Lysis loges te openen onder de naam ‘Loges de Chevaliers Vert’. Het O.M.C.C. kent ondertussen een groei over haast alle continenten. In 1992 stichtte hij nog een Martinistenloge ‘Cinabro’ die zich specialiseerde in de alchemie onder de invloed van Roger Caro. Toussaint had contacten met Eugène Canseliet. Kotzamanis is de hoofdverantwoordelijke van de Griekse Loge ‘Sar Hieronymus’ in Athene. De afdeling in de Verenigde Staten staat onder leiding van Sar Zohariel, Master Director of the Lodge Muriel of the Green Knights en heeft haar hoofdkwartier in New-York. Deze afdeling heeft een Russische opvolging. Dit lijkt enigszins vreemd maar kent wel degelijk haar voorgeschiedenis.

We weten dat Gérard Encausse ( Papus ) verschillende contacten heeft gehad met Tsaar Nicolaas II uit Rusland. Deze contacten waren in 1901, 1905 en 1906. In 1900 brengt Papus, Maître Philippe in contact met de groothertog Wladimir in Rusland. De tsaar en zijn vrouw brachten Maître Philippe een bezoek op 20 september 1901. Naar aanleiding van deze gelegenheid kreeg Maître Philippe de titel van dokter in de geneeskunde aan de academie van Sint-Petersburg. Maître Philippe had tevens relaties met de koning van Italië en Keizer Willem II van Oostenrijk. Wie de Tsaar en zijn gevolg heeft ingewijd is niet duidelijk. Vermoedelijk is dit wel door Papus gebeurt. Alhoewel dit niet noodzakelijk is want Prins Kourakine was tot Martinist geïnitieerd door Louis Claude de Saint-Martin. Prins Kourakine was in die periode een Russisch diplomaat in Frankrijk.

De opvolging van deze Orde zou dan als volgt bestaan : Louis Claude de Saint-Martin ( die zijn inwijding kreeg in 1780 ), Prins Kourakine ( een Russisch diplomaat in Frankrijk ), Nicolaï Novikov ( schrijver, uitgever, een dignitaris van de Franse Vrijmetselarij en dignitaris van de Rozekruisers in Rusland ), Gamalei ( schrijver ), Posdeév, Arseniev, Pierre Kaznatcheév, Serge Marcotoune ( Sar Hermius ) ( een rechtsgeleerde die zijn inwijding kreeg in 1930 ), Armand Toussaint ( Raymond Panagion ) ( Patriarch van de Russische Apostolische Kerk van het Rozenkruis ), Sar Hieronymus ( opgelet dit is niet Emile Dantinne, Imperator van de Rozekruisersorde voor Europa, die dezelfde naam droeg maar wel de pseudoniem voor Kotzamanis ), Sar Dionysus

Daarnaast beschikken ze over een andere Russische lijn afkomstig van Robert Ambelain die terug gaat tot Nicolai Novikov.

De Orde staat onder leiding van een meester Leider en een Supreme Counsel. De huidige Grootmeester van de Franse Grootloge is Remi Boyer en de huidige leider van de Amerikaanse afdeling Ronald Capello. Ronald Capello is ondertussen opgevolgd door Alberto LaCava terwijl Ronald Capello de leiding heeft over ‘Ordre Martiniste Synarchique’ in de U.S.A.. Rui Gabirro, Duc Alexandre D'Cabinda  is Grootmeester van de ‘Ordre Martinist Synarchique’ van Groot-Brittannië. Nicolai Ivanovitch Novikov ( Colomir ) stichtte op 30/4/1784 samen met Prins Nikolai Troebeskoi ( Eques ab Aquila Boreali ) en Peter Tatisjev ( Eques a Signo Triumphante ), Rozenkruisersloges naast de bestaande Vrijmetselarij. Er bestonden afdelingen in Sint-Petersburg ( 1802 ), Moskou ( 1788 ), Orel, Simbirsk, Mohilef, Wologda, Jaroslaf en Tchernigov ( 1820 ). Novikov, die sterk onder de invloed stond van de Vrijmetselarij, was een verdediger van de principes van het esoterisch Christendom. Hij publiceerde veel boeken en artikels in maçonnieke tijdschriften. Een tijdgenoot van Novikov was professor I.G. Shwarz ( 1751 - 1784 ) een Duitser die de leerstoel filosofie had aan de universiteit van Moskou. Shwarz was een vurig verdediger van de Rozekruisersidealen. Hij was een kenner van de werken van Jacob Boehme en louis-Claude de Saint-Martin.

Richard Pipes beschrijft deze periode uit de Russische geschiedenis als volgt :
"The activities of the Moscow Free Masons had a twofold character : religious and educational. In common with Free Masons of other countries, they performed symbolic rites, and engaged in the reading and discussion of mystic literature, especially the works of Saint Martin ( for which reason they were commonly know as Martinists ). They also launched an ambitious publishing program, whose aim was to raise the moral and intellectual standards of the country by means of morally uplifting literature. The educational work was directed by Novikov, who in 1779 obtained a ten-year contract to do the printing for Moscow University."

Op 21/4/1792 startte Catharina II een proces tegen de Martinisten. Op 17/5/1792 werden Novikov en anderen gearresteerd en opgesloten in het Schlüsselburgfort. Prins Kourakine werd verbannen. Na de dood van Catharina II op 6/11/1796 kregen de gevangen terug de volle vrijheid van Paul I. Er werd de volle vrijheid gegeven om Loges op te richtten. Paul I was Grootmeester van de Orde van Malta. In 1822 werd door Alexander I alle maçonnieke en daaraan verwante organisaties verboden. Novikov ( 7/5/1744 - 12/8/1818 ) heeft verschillende Loges opgericht. In de Loge ‘Saint Jean l’apôtre’ die hij had opgericht in 1791 initieerde hij op 5/12/1796 Gamalei, Posdeév en Arseniev. Arseniev op zijn beurt initieerde Pierre Kaznatcheév die in 1911 afgevaardigde wordt voor de Suprême Conseil voor Rusland. De Loge ‘Saint Jean l’apôtre’ stond onder de leiding van Kaznatcheév die eveneens ingewijd was in een theoretische graad van de Gouden Rozenkruisers uit de 18° eeuw. Nog talrijke andere werden hier geïnitieerd waaronder Ouspensky en een zekere Bely een vriend van Rudolf Steiner. De Loge ‘Apollonius’ in Sint-Petersburg ( Leningrad ) zette de aktiviteiten verder tot minstens 1927. De Loge ‘Saint Andre’ in Kiev had Serge Marcotoune in zijn rangen, lid van de Suprême Conseil. De meeste Martinisten hadden zich rond hem gegroepeerd.  In 1922 heeft Jean Bricaud contacten gehad met deze Loge. In Parijs bestond er een filiaal van deze Loge tot minstens 1939.

Aan het hof bestond de Loge ‘La Croix et l’Etoile’ die leden telde onder de Romanoff’s. Nicolas Nicolaevitch was hier de geestelijke leider. Marcotoune vertrok in 1939 bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog naar de Canarische eilanden. Zijn Loge heeft na de oorlog de aktiviteiten niet hernomen. Marcotoune heeft op 22/1/1970 per brief George Terapiano het charter gegeven om de Russische Martinistenorde te vertegenwoordigen. Marcotoune stierf op 15/1/1971.

 

1980 Ordre des Chevaliers Martinistes

‘L’Ordre des Chevaliers Martinistes’ werd opgericht door Pierre Crimetz te Parijs in 1980. Deze Orde heeft een voorgeschiedenis die zeker de moeite waard is. Het begon allemaal in 1966 toen er een Heptade werd opgericht door Sar Jean ( Jean Dubuis ) lid van de Supreme Grand Lodge van Amorc. Sar Jean was eerder lid geweest van het ‘Lectorium Rosicrucianum’ in de jaren 50. Sar Jean of Jean Dubuis, toen werkzaam bij het computerbedrijf I.B.M., trok veel leden aan uit zijn professionele werkomgeving. Naast een aantal leden van IBM waren er eveneens leden van de groep Mensa-France. Een aantal leden uit deze groep zijn ons bekend : Moryason, Pierre Crimetz, Andre Crimetz en Daniël L.. Dankzij de inzet van Jean Dubuis kende deze Martinistenloge ( of Heptade ) een grote groei. Raymond Bernard ( Sar Rozenkreutz ), in deze periode Grootmeester van de Franse Grootloge Amorc, kon dit enkel beamen.

Naast deze Heptade bestond er sinds 1960 een andere Martinistenheptade van ‘L’Ordre Martiniste Traditionnel’ onder de naam ‘Abbé de la Noue nr. 22’. Een van de leden was niemand minder dan Julien Origas, lid van Amorc sedert 1951. Hij was de hoofdverantwoordelijke voor deze Heptade die toen gelegen was in de rue de la Condamine. Julien Origas droeg de nomen mysticum van Hughes de Payns. Een tiental jaar later had de Orde een twintigtal leden. In 1969 smolten beiden Heptades samen. Ze bleef verder bestaan onder de naam ‘Abbé de la Noue, nr.22’. Het aantal leden was inmiddels gestegen tot een tweehonderdtal. De nieuwe Heptade bestudeerde vooral de Kabalah en de Tarot. Het was het stokpaardje van Jean Dubuis en het was dan ook onvermijdelijk dat hij zijn persoonlijke stempel drukte op deze Loge. Na verloop van tijd kwam er echter tegenstand van Amorc omdat deze Heptade meer evolueerde naar de oorspronkelijke Orde van Papus. Raymond Bernard verloor de controle over de Heptade en Jean Dubuis werd de laan uitgestuurd en vervangen door Pierre Crimetz die in het OMT was geïnitieerd in 1966. Pierre Crimetz stichtte zijn eigen Orde onder de naam ‘L’Ordre des Chevaliers Martinistes’ in 1980. Jean Dubuis stichtte dan weer in 1979 ‘L’Association des Philosophes de la Nature’ kortweg LPN. Het LPN bestudeerde vooral de Kabalah, de Alchemie en esoterische geneeskunde. Een andere bezigheid van het LPN was het verzamelen van historische elementen en geschiedenis van occulte en mystieke broederschappen. In 1994 werd het LPN ontbonden. Jean Dubuis, het grote trekpaard van de vereniging, had zich teruggetrokken. Jean Dubuis blijft echter tot op de dag van vandaag de promotor van deze groep. Hij is inmiddels zevenenzeventig jaar en woonachtig in de Verenigde Staten.

 

1989 Ordre Martiniste Hermétique de Belgique

Ook België kent naast een aantal andere eerder genoemde Martinistenordes een eigen onafhankelijke Orde met de naam ‘Ordre Martiniste Hermétique de Belgique’ of kortweg O.M.H.. Naast de traditionele leer van Louis-Claude de Saint-Martin maken zij wel een koppeling met de ‘Stricte Observance Templière’ gesticht in 1688 binnen de schoot van de Vrijmetselarij. Deze ‘Stricte Observance’ ( Die Strikte Observance ) van Karl Gotthelf Von Hund (9) werd in 1778 te Lyon omgevormd tot het CBCS ‘Chevaliers Bienfaisants de la Cité Sainte’ (10). Op het convent van 25/11/1778 werd deze Ritus bijgewerkt. De figuur die dit alles mogelijk maakte was Jean-Baptiste Willermoz. Het was Willermoz die de filosofie van Martinez de Pasqually integreerde en er een andere naam aan gaf. Het werd de ‘Rite Ecossais Rectifié’ (11). Het RER kent vier graden : Apprenti, Compagnon, Maître en Maître Ecossais de Saint-André. Het RER was sterk beïnvloed door het Martinisme. Het CBCS kent twee graden : Profès en Grand Profès. Al deze riten vormen samen de ‘Grand Prieuré Martiniste de Belgique’. Elke Martinist die lid is van de OMH kan aansluiten bij het CBCS. De Orde kent een grote onafhankelijkheid van andere bestaande Ordes in België. Zij onderhouden wel vriendschappelijke relaties met de andere Ordes. De Orde staat open voor mannen en vrouwen. Zij kennen geen dogmatische stellingen en binden zich niet aan politiek of godsdienst. Ze distantiëren zich wel van extreme ideeën en racisme.

Premier Temple

Ordre Extérieur

Filiations

Martinistes

( Voie intérieure de

Saint Martin )

Filiations

Chevaleresque et

Templière - S.O.T.

( Grand Prieuré

Martiniste )

Eglise Gnostique

Apostolique

( Voie sacerdotalae )

Filiation

Martineziste

( Voie opérative de

Martines ou

théurgique )

ASSOCIE  

ECUYER - NOVICE

CLERC - PORTIER -

LECTEUR - EXORCISTE

 
INITIE C.B.C.S. ACOLYTE -

S/DIACRE -

DIACRE

 
SUPERIEUR INCONNU Classe Secrète

Sacerdotale

( Filiation

Willermoziste )

PROFES

PRETRE MAITRE ELU-COHEN

 

Second Temple

Ordre Intérieur

Ordre Kabalistique

de la Rose+Coix

     
1° SUPERIEUR

INCONNU

INITIATEUR

GRAND PROFES I EVEQUE Ap:: Cp:: M::

COHEN +

GRAND MAITRE COHEN

2° R.C. de

KILWINNING

    CHEVALIER

d’ORIENT

( Grand Elu de

Zorobabel 1 )

COMMANDEUR

d’ORIENT

( Grand Elu de

Zorobabel 2 )

3° REAU-CROIX GRAND PROFES II

Accès CH.: de

PALESTINE

  REAU-CROIX

R::+::S::J::

GRAND R:: + ::

4° R.C. d’ORIENT      

Geschiedenis van de Orde.

‘L’Ordre Martiniste Hermétique’ opgericht in 1989 is ontstaan als orde uit ‘L’Ordre Martiniste Belge’ en de ‘Martinisten Orde der Nederlanden’.

In 1974 beslisten de meerderheid van de Officianten van de ‘Ordre Martiniste Belge’ over te gaan naar de ‘Martinisten Orde der Nederlanden’ opgericht door Maurice Warnon ( Artifex ). Hierdoor had deze Orde twee afdelingen in België. De groep ‘Appolonius van Tyana’ en de groep ‘Stanislas de Guaita’. Gedurende de jaren 80 bleef er slechts nog een groep over, de groep ‘Stanislas de Guaïta’. Dankzij de inzet van vier broeders : Mikaël, Michaël, Basileus en Maât bleef deze groep als Loge voortbestaan. Hierna volgden nieuwe Loges te Gent ‘Jacob Boehme’ en een Loge te Charleroi ‘Jean Trithème’. Frater Mikaël was toen Grootmeester. Na een openlijk conflict, tussen Mikhaël en de familie Warnon, ontstond een afgescheiden groep die in 1989 ‘L’Ordre Martiniste Hermétique’ werd. Ze kennen nu drie Loges. Voor het Martinisme kennen zij de graden : Associé, Initié, S:::I::: en S:::I:::I::: Hun initiatielijn ontstond bij Gustave Lambert Brahy, Maurice Warnon, Mikaël en Basileus.

Voorgeschiedenis

In 1968 verliet Robert Ambelain ‘L’Ordre Martiniste’ die als buitencirkel ‘L’Ordre Martinist d’Encausse’ ( Philippe Encausse ) had en als binnencirkel ‘L’Ordre des Elus-Cohen’. Deze laatste Orde werd door Robert Ambelain opgeheven. Op hetzelfde ogenblik richtte hij binnen de schoot van de Memphis-Misraim ‘L’Ordre Martiniste Initiatique’ op, die een Russische opvolging kende (Novikoff ). In 1984 volgde Gérard Kloppel (12) - Robert Ambelain - op als Grootmeester van deze Orde. ‘L’Ordre Martiniste Initiatique’ had een Loge in Brussel : ‘La Loge Souveraine Martinésiste du Septentrion ( Loge Martinez de Pasqually )’ met F::: Umabel als verantwoordelijke.

‘L’Ordre Martiniste Hermétique’ beschikt tevens over de initiatielijn via Robert Ambelain ( Aurifer ) - Gérard Kloppel ( Signifer ) - Umabel - Joël Duez ( Iacobus ) - Basileus en Mikaël.

De graden van deze Orde zijn : Associé - Initié - Superieur Inconnu - Supérieur Inconnu Initiateur ( Chevalier de Palestine ).

L’Ordre Kabbalistique de la Rose-Croix

‘L’Ordre Martiniste Hermétique’ kent ook de opvolging van ‘L’Ordre Kabbalistique de la Rose-Croix’ (13). De initiatielijnlijn is afkomstig van Georges Bogé de Lagrèze ( Eques Rosae Caritatis ) - Robert Ambelain ( Eques a Reconciliatone, Aurifer ) - André Mauer ( Eques Serviens, Urim ) - Joël Duez ( Eques a Lucidis scalis, Iacobus ) - Basileus ( Eques Iohannès a luce in tenebris lucente ) - Mikaël ( Eques Germanus ab aquila dei ).

Deze Orde kende geen graden ten tijde van Papus en Stanislas de Guaita maar wel diploma's met de namen : bachelier, licencié en docteur en Kabale. Ambelain heeft deze diploma's geherwaardeert in vier graden van ‘Rose-Croix’ komende vanuit verschillende tradities. Ze zijn het voorportaal tot de Ordes van de Chevaliers EASIA - EASIE ‘Eques A Santi Ioannes Evangelistae - Santi Ioannes Apostolica’ (14) . Enkel Papus had deze graden.

L’Eglise gnostique apostolique (E.G.A.) (15)

Ook deze initiatielijn is in deze Orde te vinden. Prêtrise et épiscopat de la Filiation Syro-Jacobite d’Antioche : Louis-Marie-François Giraud (132) - Jean Bricaud ( Tau Jean II )(133) - Victor Blanchard ( Tau Targelius )(134) - Roger Ménard ( Tau Eon II )(135) - Robert Ambelain ( Tau Jean III )(136) - André Mauer ( Tau Andreas )(137) - Joël Duez ( Tau Iacobus )(138) - Tau Basileus (139) - Tau Mikaël (140).

Naast deze initiatielijn volgt nog de opvolging van andere kerken zoals : de Katholieke Kerk van Utrecht en de talrijke Oosterse orthodoxe kerken zoals : de Syrische, de Arameense, de Syrisch-Chaldeeuwse en de Orthodoxe Koptische Kerk. Verder bestaat er nog de initiatielijn van de Oekraïense, Melchitische en Syrische Kerk.

Stricte Observance Templière

Deze initiatielijn is eveneens bekend binnen deze Orde en kent vier initiatielijnen.

Eerste lijn afkomstig van het 'CBCS' ‘Chevaliers Bienfaisants de la Cité Sainte’  : Camille Savoire ( Eques a Fortitudine )(16) - Georges Bogé de Lagrèze ( Eques Rosae caritatis )(17) - Robert Ambelain ( Eques a Reconciliatione )(18) - André Mauer ( Eques Serviens )(19) - Joël Duez ( Eques a Lucidis Scalis )(20) - Basileus ( Eques Iohannès a Luce in Tenebris Lucente )(21) - Mikaël ( Eques Garmanus ab Aquila Dei )(22)

Tweede lijn afkomstig van de 'Stricte Observance Templière' : Baron van Anckercreutz ( Salomon du grand Chapitre + ) - Robert Ambelain - André Mauer - Joël Duez - Basileus - Mikaël

Derde lijn afkomstig van 'L’Ordre du Chardon d’Ecosse' : John Yarker - Georges Bogé de Lagrèze - Robert Ambelain - André Mauer - Joël Duez - Basileus - Mikaël

Vierde lijn afkomstig van Bernard Raymond Fabré Palaprat de Spolète : Platounoff - Armand Toussaint (16) - Arbatel ( eques a Leone Dei ) - Basileus - Mikaël

Ordre des Elus-cohen (17)

Deze initiatielijn is afkomstig van Jean Bricaud - Georges Bogé de Lagrèze - Robert Ambelain - André Mauer - Joël Duez - Basileus - Mikaël

 

1982 Rose+Croix Martinist Order ( Ontario, Canada )

Werd opgericht in 1982 in Ontario ( Canada ) en staat onder leiding van Sar Ignatius ( Mike Restivo ) die zijn initiatielijn heeft van de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’ in Canada. Sar Ignatius was ingewijd door Sar Petrus. Sar Petrus initieerde Sar Ignatius eveneens in de ‘Ordre Martiniste de Paris’ van Philippe Encausse. De initiatielijn van Sar Ignatius is de opvolging van Maître Philippe ( Philippe Nizier ) en de initiatielijn van Papus-Chaboseau via George de Lagrèze en Sar Gulion ( Grootmeester van Groot-Brittannië ) ( zie L’Ordre Martiniste et Synarchique’ ). De lijn gaat als volgt : Philippe Nizier ( 1849 - 1905 ), Jean Chapas ( een discipel van Philippe Nizier ), Michel de Saint - Martin, Sar Petrus en Sar Ignatius ( Mike Restivo ). Deze Orde heeft geen connectie met andere Martinistenordes. Zij kennen een vrij onafhankelijk bestaan. Van Sar Ignatius bereikte me een verduidelijking van het gradensysteem van zijn Orde. Principieel verschilt ze in sommige opzichten van andere Ordes. Hun graden systeem kent volgende indeling : 1° graad : Associate, 2° graad : Initiated, 3° graad : Unknown Superioir ( S::I:: ), 4° graad : Unknown Philosopher ( S::I::I:: ) welke overeenstemt met de graad van ‘Unknown Philosopher’ van de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’.

De vierde graad is geen studiegraad. Er worden geen lessen gegeven in deze graad. Het is een administratieve rang die wel met een inwijdingsritueel doorgegeven wordt. Meestal wordt deze graad toegekend aan hem of zij die met een Heptade wil beginnen. De ‘Free Initiator S::I::IV’ is eveneens een administratieve graad welke toegekend wordt aan de grootofficieren van de Orde en aan de Grootmeester.  De ‘Vrij Initiator’ kan de vierde graad S::I::I:: aan een derdegraads S::I:: toekennen, maar kan geen gelijke initiatie doorgeven voor dezelfde graad. Een S::I::I:: kan geen ander S::I::I:: deze graad toekennen. De idee van ‘Vrij Initiator’ is afkomstig van de ‘vrije’ Franse Martinisten die de Orde hadden verlaten nadat Téder ( Charles Détré ) de Orde alleen toegankelijk had gemaakt voor Meetservrijmetselaren. Op deze wijze konden vrije Martinisten met de graad van ‘Vrij Initiator’ of S::I::I:: nieuwe S::I:: graden ( derde graad ) toekennen en nieuwe Heptades oprichten.

Harvey Spencer Lewis en Ralph Maxwell Lewis waren Martinisten met deze graad. Zo had Harvey Spencer Lewis en Ralph Maxwell Lewis de autoriteit voor Noord-Amerika van Victor Blanchard ( Sar Yésir ) en terzelfdertijd van George de Lagrèze ( Sar Mikael ). George de Lagrèze was op dit punt zeer gewillig ten aanzien van Harvey Spencer Lewis in tegenstelling tot Victor Blanchard ( Sar Yésir ) die helemaal niet akkoord kon gaan met inwijdingen per post. Sar Ignatius deelt eveneens deze mening.

De idee van S::I::IV was ontstaan in de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’ waar deze graad gekoppeld was aan de graad van ‘Vrij Initiator’. Dit betekent dat de houder van deze graad vrij is om zelf een Orde opterichten. Deze graad moet derhalve niet zijn gekoppeld aan de graad van ‘Vrij Initiator’. Hij kan onder voorbehoud worden toegekend maar wordt meestal toegekend samen met de I::L:: ( Initiateur Libre ) graad. De ‘Vrij Initiator’ heeft de machtiging om ‘alle’ Martinistengraden, ook die van ‘Onbekend Filosoof’ ( Unknown Philosopher - Philosophe Inconnu ), door te geven. De ‘Vrij Initiator’ mag deze zelfs toekennen zonder inwijdingsritueel buiten een Loge. Een ‘Vrij Initiator’ mag en kan onmiddellijk initiëren in de derde graad, de graad S::I:: ( Unknown Superior, Superieur Inconnu ) of zelfs in een vierde graad die van ‘Onbekend Filosoof’ indien dit zou gewenst zijn. Om duidelijke redenen - namelijk om, opsplitsingen, afscheuringen of ongewenste afdelingen tegen te gaan - werd de I::L:: ( Initiateur Libre ) door andere Ordes afgeschaft of doelbewust achtergehouden. De graad van I::L:: werd wel in stand gehouden door de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’. Zowel de I::L:: als de S::I::IV graden zijn ‘ad vitam’ ( voor het leven ). Als graad is ze het bewijs van de initiator omtrent zijn machtiging om anderen te initiëren.

 

Charter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Terug naar Methodiek

 

1990 Traditional Martinist Order of the U.S.A. Inc.

Deze groep is een afsplitsing van de eerste Traditionele Martinisten Orde uit 1931. Gary Lee Stewart is er de oprichter van nadat hij zijn initiatie verkreeg van Ralph Maxwell Lewis. Gary Lee Stewart was de opvolger van Ralph Maxwell Lewis als Imperator van AMORC. Daar de Traditionele Martinisten Orde onder het voogdijschap viel van Amorc was het uiteraard logisch dat de volgende Imperator eveneens het Grootmeesterschap kreeg van de Traditionele Martinisten Orde. Na de Stewart-affaire in de beginjaren negentig scheurde Gary Lee Stewart zich af van AMORC en installeerde Maltimore Smith als Grootmeester van deze Orde. Stewart werd Waarnemend Grootmeester. Niettegenstaande de Orde niet erg wijd verspreid is en weinig leden telt moet ze toch worden vermeld. De hoofdbrok van de Traditionele Martinisten Orde berust nog altijd bij AMORC onder het Grootmeesterschap van Christian Bernard.Naar aanleiding van een interview met Gary Lee Stewart op 9/12/1998 weten we dat deze Orde opgeheven is.

 

1991 British Martinist Order

Werd opgericht op 13/10/1991 in Groot-Brittannië in de ‘Templar Chapel te Rothley’ door hun Grootmeester John A.B. Fox lid van de Traditionele Martinisten Orde en AMORC. Gary Lee Stewart is de eigenlijke leider van deze Orde. Fox werd ingewijd door Stewart.  Volgens sommige bronnen zou deze Orde nog een andere lijn hebben namelijk de lijn vanuit Rusland. Sommige Martinistenordes erkennen de lijn Cecil A. Poole, Christian Bernard en Gary Lee Stewart niet. Deze Orde heeft afdelingen te Manchester, Leicester, Londen, Edinburgh ( Schotland ), Trinidad, West-Indië en Noorwegen.

 

1991 Rose+Croix Martinist Order ( Colorado, U.S.A. )

Werd opgericht in 1982 te Colorado ( U.S.A.) door Basileus en Trophimus. Aan het hoofd staat Brother Trophimus. Beiden zijn lid van de ‘American Supreme Counsil of the Martinist Order and Synarchy’. Aan het hoofd van deze Supreme Counsil staat Sar Benedictus ingewijd door Sar Gulion - Grootmeester van Groot-Brittannië in 1989. Sar Benedictus organiseerde samen met brother Trophimus een petitie om onafhankelijkheid af te dwingen van de Britse Grootloge in de USA. Brother Trophimus verliet echter deze Counsel omwille van moeilijkheden met de Vrijmetselarij. Er was echter ook nog een andere reden. Brother Trophimus ging niet akkoord met de ‘Gnostic Catholic Church’ die sterke bindingen heeft met de ‘Ordre Martinist and Synarchique’. Brother Trophimus en Basileus lieten zich in 1991 inwijden door de Grootmeester van de Nederlandse Martinistenorde. In hetzelfde jaar stichtten beiden ‘The Rose+Croix Martinist Order’.

Deze Orde die de dezelfde naam draagt dan de Orde van Sar Ignatius hebben niets met mekaar te maken. De Orde van Trophimus is gelegen in Colorado in de U.S.A. en de Orde van Sar Ignatius in Canada. Deze Orde zou een opvolging zijn van een Orde dat bestaat op Barbados. Deze Orde had een reguliere opvolging van de ‘Gnostic Apostolic Church’, de ‘Elus Cohen’ en het ‘C.B.C.S.’ van Willermoz. Het charter van de Orde in Barbados is afkomstig van de Britse Grootloge. Sar Gulion wijdde Sar Savitar die Grootmeester werd op Barbados. Deze Orde bestond onder de naam ‘International College of Martinist Studies’ kortweg ICOMS en veranderde nadien in ‘International College of Esoteric Studies’ kortweg ICES ( Worthing 31W Barbados - West Indies ). De Orde bezorgd haar leden lessen per briefwisseling. De onderwerpen in de lessen betreffen cursussen in magie, occultisme, rituele magie, Vrijmetselarij, Rozekruisers, Martinisme, Kabalah en Hermetisme. Vele van hun documenten zijn vertalingen uit het Frans. Zij hebben eveneens leden in de Verenigde Staten onder de voogdij van een Inspector General in New York. Ook deze groep heeft aan de Britse Grootloge al om onafhankelijkheid gevraagd. Maar tot nu toe kregen ze hier geen positief antwoord op. In 1990 beginnen een aantal leden ( een dertigtal ) ongeduldig te worden en richtten dan in 1991 hun eigen Orde op onder de naam ‘Rose+Croix Martinist Order’. Naar hun eigen zeggen zou deze Orde de grootste zijn in de U.S.A.

Hun lijn is de lijn van Augustin Chaboseau. Zij initiëren in de vier graden welke zijn samengesteld uit de oorspronkelijke riten van 1895 en 1916. Zij hebben samenkomsten in Californië, Oregon, Nevada, Arizona, Utah, Wyoming, New Mexico, New Jersey, Maryland, Delaware, Virgina, West Virgina, Pennsylvania. Zij leggen vooral de nadruk op ‘Theurgie’ en zijn blijkbaar sterk gekant tegen AMORC.

" The AMORC, which publishes The Rosicrucian Digest, does not teach Theurgy, does not practice Theurgy, and knows nothing about genuine Theurghy.", tot zover hun eigen uitspraken. Zij hebben over hun Orde een boek uitgegeven getiteld ‘A Martinist Treasury’ geschreven door Trophimus. Het behandelt de volgende onderwerpen :

Wat is het Martinisme en wat leert het Martinisme ons ?

Hoe wordt je Martinist ?

Hoe is het Martinisme geëvolueerd ?

Wat gebeurde er na de oprichting van de eerste Suprême Conseil ?

Welke Martinisten-ordes vinden we vandaag in de Verenigde Staten ?

Hoe verloor het TMO ( Traditional Martinist Order ) zijn erkenning door andere Martinistenordes ?

Met inbegrip van de laatste ‘regularisaties’ binnen het TMO ?

Wat er werkelijk gebeurde na de wisseling van de Imperator van Amorc in de jaren 1990 - 1992 ? Aangevuld met nieuwe informatie welke niet eerder beschikbaar was. Dit hoofdstuk onthult de aanspraken en tegenaanspraken gedurende de AMORC-perikelen in de jaren 1990-1992.

Wat is de bron van de Amorc-leerstellingen ? (18)

Brother Trophimus is eveneens Grootmeester van de ‘Knights of the Holy Sepulchre of Jerusalem’ een Ridderorde opgericht in 1099. Hij werd in de Poolse adel verheven tot baron nadat hij een aantal van hen initieerde in zijn Orde. Brother Trophimus werd geboren in 1946. Hij was lid van de ‘DeMolay’ ( PMC & Chevalier ). Hij was zeer aktief als lid van de ‘DeMolay’ in Pennsylvania en Colorado. Hij stichtte daar chapters. Hij werd geïnitieerd in de ‘Hope Lodge #145’ in Lafayette, Louisiana toen hij 21 werd. Hij is tevens lid van de blauwe Loge en de ‘York Ritus’ in Colorado. Zijn eerste schrijven omtrent het begrip ‘Anti-Vrijmetselarij’ was zijn ontdekking in 1970 van een boek gepubliceerd door de Lutherse Kerk uit Missouri. Vanaf dan begon hij te corresponderen met deze Lutherse Kerk en talrijke Broederschappen en verzamelde op deze wijze heel veel werkmateriaal tegen de Vrijmetselarij. In 1986 reageerde hij tegen al deze aantijgingen in een artikel voor de ‘Philalèthes’. Het artikel werd door vele Grootloges gebruikt in hun Loges.

Brother Trophimus heeft het docteraatsdiploma van de Zuiderse Universiteit van Illinois. Hij was priester van de ‘Liberale Katholieke Kerk’ in 1976 en is nu rector te Greeley in Colorado. Door zijn adellijke afkomst is hij baron van de ‘Noble House of Worley of Christy of the Byzantine Roman Empire’ en is Waarnemend Grootmeester van ‘The Religious and Military Order of the Holy Sepulchre of Jerusalem’. Brother Trophimus is voltijds professor Engels aan de Universiteit van Noord-Colorado. Hij is gehuwd en heeft twee kinderen.

De Nederlandse Martinisten Orde waarschuwt echter voor deze Orde. Brother Trophimus liep zowat alle Martinisten Ordes af vooraleer hij zijn eigen Orde stichtte. De rituelen die deze Orde gebruikt zijn van zijn hand en behoren derhalve niet tot de oorspronkelijke rituelen van de Nederlandse Martinisten Orde. Hij is wel in de Nederlandse Martinisten Orde ingewijd maar werd uit de Orde gezet om woordbreuk.

 

Martinist Order of the Temple

Deze Orde maakt zich eigenaardig genoeg bekend onder de auspiciën van de ‘The Temple of the Holy Grail’ geleid door Dr. Lewis Keizer als een deel van deze Orde. Blijkbaar hebben ze een goede relatie met de Franse ‘Ordre Martiniste des Chevaliers du Christ’.

 

Italië

Ook Italië kent een aantal Marinistenordes.

ORDINE MARTINISTA NAPOLITANO

Deze Orde van Martinisten noemen zih de discipelen van Eliphas Lévi. De eerste leden waren Baron Nicholas Joseph Spedalieri en Paschal de Servis ( Izar )( zoon van Francisco I van Borbone ). Deze laatsten zijn ingewijd door Eliphas Levi (19). Paschal de Servis had contacten met Papus.

Andere leden waren Gaetano Petriccione ( Morienus ) leerling van Spedalieri. De Orde heeft ook leden in Frankrijk. De zoon van Morienus, Don Eduardo Petriccione ( Da Geber )( 1891 - 1966 ) gaf dan op zijn beurt de iniatie door aan Caliël ( 1928 - 1995 ) Groomeester van de Orde en tevens Grootmeester van de Italiaans Gouden Rozenkuisers ( Rose Italian Cross of Gold - Rosacroce d’Oro ). De huidige opvolger is Haiaiel ingewijd door Caliël.

Volgens hen waren de eerste Grootmeesters Don Raimondo de Sangro ( 1710 - 1769 ) prins van Sansevero ( eigenaardig genoeg was Louis Claude de Saint-Martin 26 jaar oud toen de Sangro stierf ), Don Vincenzo de Sangro, Don Paul d’Aquino prins van Palena, Don Peter d’Aquino kleinzoon van en graaf van Caramanico, Don Antonio Marino initiator en leermeester van Eliphas Lévi. Don Pasquale de Servis ( Izar )( 1818 - 1910 ), Giustiniano Lebano ( 1832 - 1910 ), Don Gaetano Petriccione ( Morienus ) leerling van Izar, Antonio de Santis ( Filaletes Iatricus ), Don Vincenzo Gigante (   - 1968 ) leerling van Lebano, Don Eduardo Petriccione ( Da Geber )( 1891 - 1966 ) zoon van Morienus, Filippo Costa ( Ishabel ) leerling van Antonio de Santis, Don Luigi Ciardiello ( argonaut ), Don Luigi Petriccione ( Caliel en Usarcaf )( 23/7/1928 - 29/3/1995 ) zoon van Geber en discipel van de Argonaut. Hij was tevens bisschop van het E.G.A. met de naam Tau Chrisogonos. Tot slot volgt Mauro Primavera ( Haiaiel ) die de hedendaagse Grootmeester is van de Orde. De Orde heeft ook een afdeling in Brazilië. De Orde legt zich vooral toe op meditatie, rituelen, alchemie en enochiaanse rituelen. Zij kent eveneens vier graden : Associato, Iniziato, S.I. en S.I.I..

Orden Martinista de los Caballeros de Cristo

Dit is een Orde welke geaffilieerd is aan de Orde van dr. Lewis Keizer.

Orden Martinista

De eerste Grootmeester van deze Orde was Edoardo Frosini. Hij werd Grootmeester in 1922. Frosini werd opgevolgd door Allesandro Sacchi ( Sinesius ) van 1923 tot 1926. Sacchi werd opgevolgd door Marco Egidio Allegri ( Flamelicus ) van 1945 tot 1949. Na 1949 volgde Conde Ottavio Ulderico Zasio ( Arthepius ) tenslotte volgde in 1966 Bandarin ( Manas ) en van 1967 tot 1981 volgde tenslotte Conde Gastone Ventura op.

Het is wel niet duidelijk wie in de perioden van 1926 tot 1945 en van 1949 tot 1966 de Grootmeesters waren.

 Antigua y Tradicional Orden Martinista

De initiatielijn van deze Orde, daterend uit 1972, kent Luigi Furlotti opgevolgd door Francesco Brunelli van 1972 tot 1982. In de periode van 1982 tot 1992 kennen we drie opeenvolgende Grootmeesters : Libertus, van 1982 tot 1984, Giovanni Aniel, van 1984 tot 1992 en Amorifer vanaf 1992.

 Orden Martinista Hermética

Gesticht door Bourke die ingewijd was in de ‘Ordre Martiniste et Synarchique’ in Groot-Brittannië. Zijn Orde werd opgericht in 1975 en is enkel toegankelijk voor Vrijmetselaren uit het SRIA ( Societas Rosicruciana in Anglia ).

 

Spanje

Orden Martinista

Spanje kent sedert 1987 een eigen Martinisten orde de ‘Orden Martinista’  opgericht op 25/12/1987 door vier Sar’s : Sar Anael, Sar Justitia, Sar Iohannes en Sar Unidad.

 

1994 Cadre Vert ( België )

Deze Orde ontstond in 1994 te Brussel als een verdere uitbouw van de ‘Ordre Martiniste des Chevaliers du Chirst’.

Ook in de Verenigde Staten werd ‘The Cadre Vert’ opgericht. Het is een confederatie van vier Gnostische bisschoppen die geautoriseerd zijn om als leiders te fungeren voor verschillende esoterische en occulte broederschappen. Drie van deze bisschoppen zijn aangesteld als Hierophant.

De Ordes die onder hun bevoegdheid vallen zijn : ‘Martinist Order of the Temple’ de ‘Ordre Martiniste des Chevaliers du Christ’ de ‘Elus-Cohen’ en de ‘Orde der Pythagoreeërs’.

 

ZUID-AMERIKA

De eerste bronnen omtrent het ontstaan van het Martinisme in Zuid-Amerika dateren van begin 20° eeuw. De eerste Martinistenloges ontstonden in Curitiba.

De eerste groep vinden we vanaf 10/07/1900 onder de leiding van dr. Borges. In 1904 vinden we een andere groep te Parana. In hetzelfde jaar werd prof. Dario Velloso ( Apolonio ) ( 26/11/1869 - 28/9/1937 ), filosoof en schrijver, Soeverein Gedelegeerde voor de Martinistenorde in Brazilië.

In deze beginjaren kwam het Martinisme moeilijk in beweging. Dario Velloso staakte de activiteiten om in 1909 een nieuwe Orde opterichten. Deze Orde was een Orde naar Pythagoreens model. Hun betrachting was om vooral de Griekse filosofie te bestuderen.

Een andere Martinist was Antonio Olivio Rodrigues ( Aor ) ( 1879 - 1943 ). Vanaf 1907 was hij werkzaam in Sao Paulo en was lid van de Loge ‘Amor e Verdade’. Hij was bevriend met dr. Horacio de Carvalho die geïnitieerd was door Papus. Antonio werd vrij snel S.I. en werd de grote voortrekker van het ‘Círculo Esotérico da Comunhão do Pensamento’ in 1909. Het ‘Círculo Esotérico da Comunhão do Pensamento’ kende een grote bloei in de eerste helft van de twintigste eeuw. Ze gaven lezingen, cursussen, organiseerden congressen en kende veel publikaties bij hun uitgeverij ‘O Pensamento’.

Een van de leden van deze groep was Francisco Waldomiro Lorenz ( Sevaka ) (24/12/1872 - ) afkomstig van Tsjechoslowakije ( Bohemen ). Hij had reeds een boek gepubliceerd op 18-jarige leeftijd. Hij publiceerde enkele boeken over de Kabalah en Occultisme.

Een ander Martinist was Albert Raymond Costet - Conde de Mascheville ( Cedaior )( 1/9/1872 - 22/1/1943 ) afkomstig uit Valence ( Frankrijk ). Hij studeerde viool aan het conservatorium van Parijs en had hierdoor de kans om Philippe Nizier te ontmoeten in Lyon.

Hij werd ingewijd door Yvon Leloup ( Sédir ) in 1892. Hij was eveneens lid van de Gnostische Kerk van Jules Doinel en werd door deze laatste ingewijd in 1893. Hij was bevriend met Oswald Wirth. Cedaior werd gevraagd om voor de Suprême Conseil opzoekingswerk te verrichten in Egypte. Hij leerde daar de conservator Mariette-Bey kennen. Het resultaat van deze studies dienden voor Sedir en Papus. Hij bezocht tevens de daar gevestigde Loges. Op 26/02/1910 kwam Costet met vrouw en zoon aan in Buenos Aires ( Argentinië ). Hij had tevens de initiatie van dokter in de Kabalah van de Kabbalistische Orde van het Rozenkruis. Hij had van Ida Hofman een verblijfplaats verkregen in Joinvillle ( Santa Catarina ). Albert Costet was bevriend met Ida Hofman . Zij was ingewijd door Theodor Reuss in de Memphis-Misraïm Ritus. Reuss was op datzelfde ogenblik O.H.O. van het Ordo Templi Oriëntis. Albert Costet wijdde zijn zoon Léo Alvarez Costet de Mascheville ( Jehel ) in 1920 in het Martinisme. Op 30/11/1924 keert Albert Costet terug naar Europa. Albert Costet werd nadien de opvolger van Dari Velloso in de functie van Souverein Gedelegeerde voor Brazilië.

In de volgende jaren nam het succes van het Martinisme steeds toe. Er kwamen de eerste boekenwinkels waar de nodige boeken over esoterische onderwerpen konden worden gekocht. Nog een ander martinist dr. Borges de Macedo ( Gemini ) kwam hen vervoegen.

In 1936 verhuist Cedaior naar Sao Paulo. Zijn zoon krijgt de verantwoordelijkheid van Voorzitter van de Martinistenorde. Op 23/12/1939 werd te Porto Alegre ( Brazilië ) de Constitutie gemaakt voor de Martinistenorde van Zuid-Amerika. Deze groepeerden alle Martinisten in Brazilië, Argentinië en Uruguay. Op 14/3/1940 werd de Orde onafhankelijk van haar Europese zusterorganisatie. Zij kozen voor het ritueel van Téder.

In april 1942 wordt het G.I.D.E.E. ‘Grupos Independentes de Estudos Esotéricos’ gesticht. Men kent afdelingen in Montevideo, Buenos Aires en La Plata. Vanaf 1942 tot oktober 1947 verschijnt het tijdschrift ‘La Iniciacion’ in navolging van het Franse voorbeeld. De eerste vertalingen van een aantal klassieke werken worden eveneens gepubliceerd. De Kabbalistische Orde van het rozenkruis wordt beschouwd als de werking van de innerlijke cirkel van het Martinisme en worden de graden 5 tot en met 7 toegekend.

Ook Chili was aktief rond de persoon van Leon Tournier ( Bethel-groep ). Gelijktijdig zien we er ook de groei van het EGA ( Ecclesia Gnostica Apostolica ) en het ‘Suddha Dharma Mandalam’.

Zuid-Amerika was zeer aktief tijdens de periode van de Tweede Wereldoorlog. Op 19/10/1944 waren er 23 groepen, 5 winkels en 442 geïnitieerden.

In 1945 splitst de Orde zich in drie groepen. De ‘Ordem Martinista da América do Sul’, onder leiding van Peter Pinto Soares Freire, met de symbolische naam ATHAUALPA, was aktief in Brazilië, de ‘Ordem Martinista’ verder gezet door Jehel in Montevideo in Uruguay en de ‘Ordem Martinista Universal’ te Rio De Janeiro. Peter Freie was S.I.I. en had het diploma van dokter in de Kabalah ontvangen van Francisco Waldomiro Lorenz. Hij werd later nog Patriarch van het EGA onder de verantwoordelijkheid van Robert Ambelain.

Jehel, die een tijdje in Uruguay was verbleven, keerde op 19/11/1953 terug naar Brazilië.

In 1970 kwam, op initiatief van Ary Island Xavier ( Sedir )( 9/06/1932 - 12/04/1978 ), het idee om zicht te herbronnen aan het Europese continent. In 1973 vertrok hij naar Parijs waar hij Robert Ambelain ontmoette. Hij werd door Philippe Encausse aangesteld als Souverein Nationaal Afgevaardigde voor de Orde in Brazilië. Hij werd op gelijke voet gesteld met Ivan Mosca ( Hermete ) afgevaardigde voor Italië en Jose de Via ( Persival ) afgevaardigde voor Spanje. Ary Island Xavier publiceerde het boek ‘ Subjects of Traditional Ocultismo’ dat inmiddels verboden was in Spanje.

In 1976 bracht Emilio Lorenzo en zijn vrouw Maria een bezoek aan Zuid-Amerika. Zij bezochten Argentinië, Uruguay en Brazilië.

Ary Island Xavier stierf op 12/04/1978 aan kanker en Otto Germano Beust kreeg een trombose op 23/9/1978 waaraan hij overleed op 1/11/1981 te Santa Maria.

De Traditionele Martinisten Orde, als afdeling van AMORC, begon zijn eerste afdelingen te stichtten tijdens een Nationale Konventie van AMORC in oktober 1986 te Curitiba. In 1993 waren de eerste Heptades al aktief. Brazilië heeft momenteel een tiental Heptades die aktief zijn.

 

Werkwijze van de Martinistenorde

Het Martnisme werkt volgens het Logesysteem. Het aantal leden bepaald de mogelijkheid tot een bepaald werkterrein. Enkele leden vormen een ‘kring’. Van zodra er zeven leden zijn kan er een ‘Heptade’ worden geopend. Een eenvoudig openings- en sluitingsritueel is voorgeschreven. Van zodra het ledenaantal stijgt tot 21 kan een ‘Loge’ opgebouwd worden. Het ritueel wordt uitgebreider dan dat van een heptade. Sommige Ordes dragen een rituele kledij in de Loges. Meestal is dit een wit kleed met een gekleurde schouderband in de kleur afhankelijk van de behaalde inwijdingsgraad. Naast het dragen van het kleed als symbool van gelijkheid wordt meestal een masker gedragen als symbool van ‘Inconnu’.

Een Loge kan door haar Grootmeester gemachtigd worden om inwijdingen te verzorgen. De meeste Martinistenordes kennen drie symbolische inwijdingsgraden. De meest voorkomende zijn Associé, Mystique ( Inititié ) en Superieur Inconnu (S.I.).

Sommige Ordes, zoals de Traditionele Martinisten Orde, heeft een lessenpakket dat per post kan worden toegestuurd. Het bestaat uit 3 x 24 lessen ( 2 per maand ) gecombineerd met een besloten en eenvoudig huisritueel.

Per graad wordt ongeveer een jaar voorzien. De meeste Ordes bestuderen de Kabalah, de geschriften van Louis Claude de Saint-Martin, de Alchemie en algemene esoterie. Andere Ordes leggen meer de nadruk op Astrologie.

De inwijdingen gaan meestal door in Loges in kleine groepen. De meeste Loges kennen maandelijkse bijeenkomsten. Op deze bijeenkomsten wordt een werkstuk voorgelegd van een van de leden die dan in groep worden besproken. Na het afsluiten van het ritueel is het de gewoonte om nog verder contacten te beleggen onder de leden meestal gecombineerd met een eenvoudige broedermaaltijd.


(1) Zie hoofdstuk ‘1758 Elus-Cohen’

(2) Zie hoofdstuk ‘1778 Chevaliers Bienfaisants de la Cite Sainte’

(3) De Spaanse Martinistenorde gesticht op 25/12/1987 gebruikt overigens dit ritueel. De Groomeester van de Spaanse Martinistenorde Sar Anael heeft me dit bevestigd op 4 mei 1999. Samen met Sar Justitia, Sar Iohannes en Sar Unidad waren zij de vier S.I.IV die de eerste Loge mogelijk maakte. Volgens Sar Anael is het ritueel van Téder het gescreven ritueel van François-Charles Barlet. Niet onbelangrijk is het feit dat dit ritueel vrij verkrijgbaar is in de gespecialiseerde boekhandel.

(4) Zie hoofdstuk ‘1906 Ordo Templi Oriëntis’

(5) Georges de Lagrèze was tevens Grootmeester van de Elus-Cohens, Legaat van de Kabbalistische Orde, Grootmeester van de Swedenborgiaanse Rite, Primaat van de Universele Gnostische Kerk.

(6) Documents of Martinisme - Amorc 1975

(7) Jules Boucher ‘La Symbolique Maçonnique’ 1948 Dervy - Livres

(8) Zie hoofdstuk ‘1850-1900 Frankrijk : de voorgeschiedenis’

(9) Zie hoofdstuk ‘Vrijmetselarij’ - Afwijken van het pad ?

(10) Zie hoofdstuk ‘1778 Chevaliers Bienfaisants de la Cite Sainte’

(11) Zie hoofdstuk ‘Vrijmetselarij’

(12) Gérard Kloppel is tevens Groothiërophant van de Memphis-Misraïm ritus.

(13) Zie hoofdstuk '1888 L'Ordre Kabbalistique de la Rose-Croix'

(14) Zie hoofdstuk '1942 Rose-Croix d'Oriënt'

(15) Zie hoofdstuk '1890 Ecclesia Gnostica Apostolica'

(16) Zie hoofdstuk '1972 Frères Aînées de la Rose-Croix, L'Eglise Universelle de la nouvelle Alliance'

(17) Zie hoofdstuk '1758 Elus-Cohen'

(18) ‘A Martinist Treasury’ - Trophimus S.I.I. 1991 - The Martinist Information Service Greeley, Colorado, U.S.A.

(19) Er bestaat een uitvoerig bewaarde briefwisseling tussen Spedalieri en Eliphas Lévi.