Br\Roelof Kunst  - 11 mei 1999 

A\M\, Waarde Bbr\

De titel van dit bouwstuk is de troffel, met een vraagteken en een uitroepteken.
Het vraagteken vanwege het, in mijn persoonlijke beleving, zalvende karakter die aan dit stuk gereedschap is toegekend en het uitroepteken heeft voor mij betrekking op de daadkracht van de profane troffel. Wederom persoonlijk,  maar zoals ik het maçonnieke gebruik van de troffel heb ervaren, staat dit nogal eens haaks op mijn oprechte profane gevoelens, namelijk het zalvende karakter.  
Vooral recente berichtgeving over de maçonnieke troffel te vergaren is geen sinecure gebleken. Maar gegeven het feit dat ik hier vanavond toch sta, heb ik toch iets kunnen vinden.  Duidelijk een minder zalvend en dat wil ik u niet onthouden. Met dit bouwstuk hoop ik u, na afloop, een reactie over dit -tegen mijn verwachting in - bijzonder boeiende symbool te ontlokken.
Om enig inzicht te krijgen waarover ik eigenlijk ging praten, ben ik begonnen met de fysieke troffel. Immers, ik heb weinig affiniteit met dit specifieke stuk gereedschap. Natuurlijk, ik veronderstel dat iedereen er wel eens een heeft gezien. Maar wat je er nu precies mee kunt en wat voor belang het heeft voor de voortgang van de bouw, stond mij tot voor kort niet echt helder voor ogen. Ik heb hiervoor een broeder met kennis van zaken aangesproken, die me ongetwijfeld zal corrigeren, als ik het een en ander onrechtmatig geïnterpreteerd heb. De profane troffel blijkt een bijzonder pragmatisch stuk gereedschap te zijn met -naar zal blijken- een hoop maçonnieke symboliek. Vast is komen te staan, zonder troffel geen bouw, tenminste als het gebouw uit steen wordt opgetrokken.  

De profane troffel.

De troffel is zowel links als rechthandig. Kortom, er wordt geen onderscheid gemaakt.
Het is een basisgereedschap om er een steen op te kunnen leggen, door de specie uit te vleien, wat voor een regelmatige verdeling zorgt.
Ook wordt hij gebruikt om een steen in lengte door te hakken, ook wel ‘strek’ genoemd, of men kan de steen er een ¼ in breedte afhakken, wat men dan een ‘drieklas oor’ noemt. De troffel wordt dus ook gebruikt om een juiste maat te verkrijgen.
Is de muur eenmaal opgetrokken, heeft deze  altijd een ‘over de hand’ kant. Dat is de vuile kant van de muur. Uitermate treffend vindt u niet?
In de praktijk wordt de troffel ook gebruikt voor het afbreken van een muur. Wij dienen ons dan wel te realiseren dat de troffel bij het optrekken van die muur wel met liefde is gebruikt.
Tenslotte, de troffel wordt ook gebruikt om in de kuip een aantal elementen met elkaar te verbinden, te weten zand, kalk en cement. Niet alleen praktisch maar ook symbolisch een mooi gegeven. Ongetwijfeld is dit niet alles wat er over een troffel verteld kan worden, maar dit is wel waar ik mee uit de voeten kon om naar mijn eigen maçonnieke beleving te kunnen vertalen.

De maçonnieke troffel is van het tableau verdwenen, zo hebben wij uit het februarinummer van het AMT kunnen vernemen. Volgens Otto Verschoof, de schrijver van het artikel, een verarming van onze symbolentaal. Een uitspraak die ik volledig kan onderschrijven als we de volledige symboliek van de troffel in acht nemen. Loge Groot-Nederland heeft haar logeorgaan zelfs deze naam heeft gegeven. Een blad waaruit ik overigens ook heb de nodige informatie heb geput. 
Een Br
\ uit die loge heeft over de troffel in 1962 het volgende geschreven, Ik citeer: "Volgens de Zweedse ritus zou de troffel de Vrijmetselaar het gehele leven dienen te begeleiden daar hij de Vrijmetselarij symboliseert, daarvan een centraal symbool zou zijn. Geen inwijding zou kunnen geschieden zonder de troffel der zelfoverwinning, welke gezien wordt als de versluiering van de driehoek, Salomo’s zegel, het teken der stilzwijgendheid dat reeds het oude Egypte kende. Dat Zweedse gebruik kende de troffel in alle drie graden: de ongepolijste troffel in de eerste graad, te hanteren om het hart tegen ondeugd te beschermen; de gepolijste zilveren troffel van de Gezel wiens veelvuldiger gebruik scherper slijpen vergt; en de gouden troffel met het blauwe lint, symbool der standvastigheid, voor de Meester die hem eerst zal neerleggen na volbrachte levenstaak."

Het is overigens  met de troffel als symbool eigenaardig verlopen. Broeder J. Eigenhuis is, overigens in 1911, zelf van oordeel dat men zonder de troffel geen tempel opricht en dat deze dus een symbool is van de werkzaamheid naar buiten. Befaamde maçonnieke schriftgeleerden verwijzen de troffel naar de meestergraad: Mackenzie in zijn Cyclopaedia en Oliver in zijn Dictionary.
Maar hoe dit ook zij, bij allen komt het er op neer dat de troffel thuishoort in de begrippenserie broederschap-liefde-eenheid door stilzwijgendheid-geheimhouding, terwijl dan de mortel der liefde andere gebreken moet doen verdragen. Wanneer men oude maçonnieke symboolstillevens beziet zoals ze voorkomen op ex-libris, zegels, briefhoofden, allegorische of symbolieke voorstellingen met name uit de Romantiek, valt aanstonds op dat daarin de troffel nagenoeg nimmer ontbreekt.
Maar evenzeer valt op dat men jaargang na jaargang van A.M.T., Thoth en andere studietijdschriften kan doorbladeren zonder ook maar iets over de troffel aan te treffen; en zo kon ik ook in mijn boek over Maçonnieke Ex-libris enz. maar weinig over de troffel vertellen. Hoewel ook daar het verband met de driehoek kon worden gelegd.
Nog sterker is dat nergens in de huidige ritualen voor de Blauwe Graden van de troffel wordt gerept. Dit is verwonderlijk omdat ongetwijfeld het symbool van de troffel onder Vrij metselaren 'leeft’, getuige dat ieder er wel een populair-gangbare uitleg aan mag geven en dat bij tal van feestelijke gelegenheden de troffel een gewild embleem is.
Nog verwonderlijker is dit in onbruik raken daar de troffel – behalve dan van tijd tot tijd het schietlood – het enige maçonnieke werktuig is dat de operatieve metselaar hanteert. Ongetwijfeld had Broeder Croiset van Uchelen gelijk toen hij in dit verband eens zei: “Wanneer men ziet naar onze symbolieke werktuigen, zouden wij ons eerder Vrij Steenhouwers of Vrij bouwmeesters kunnen noemen dan Vrij metselaar”.
Dit wordt immers ten dele weer weerlegd door de gedachtegang dat de ‘Old Freemason’  meer een ‘cutter and shaper of stone’ was dan een (brick)’layer’.
Hoe is deze incongruentie te verklaren tussen onze neiging tot het troffelsymbool en de door niets gesanctioneerde sporadische toepassing ervan? Immers, kan deze wellicht niet hierin zijn gelegen dat het symbool een zekere devaluatie aan gevoelswaarde onderging? Er lijkt in dit opzicht een zekere lotsverbondenheid te bestaan tussen de ‘troffel der broederschap’ en ‘de mantel der liefde’.
De zoon van Noach bedekt de naaktheid zijns vader met de mantel en hij doet dit uit zuiver-gevoelde liefde; hij erkent de menselijke zwakte welke tot een exces voerde en bedekt met de mantel der liefde wat onthult was door gebrek aan piëteit en eerbied van zijn provocerende zusters. Wanneer wij daarentegen iets ‘bedekken met de mantel der liefde’ komt daarbij in de regel weinig liefde met een grote ”L”  aan te pas.
Wij bedekken met de mantel der liefde uit huichelarij en eigenbelang, omdat wij de gevolgen naar buiten van het onthulde vrezen; uit minachting en onverschilligheid omdat ‘ het sop de kool niet waard is’; uit lamlendigheid omdat wij het niet aandurven iemand te beschuldigen van wat we in de grond van ons hart veroordelen en uit ‘broederliefde’ willen vergoeilijken wat eigenlijk niet vergoeilijkt mag worden; uit schemering van verantwoordelijkheidsbesef. Aldus gaat het helaas al te vaak met de troffel der broederschap welke voorheen wel de Junior Entered Apprentice als scherp afweerwapen in de hand werd gelegd wanneer hij de dienst van binnendekker moest vervullen.
Gladstrijken wat oneffen is, pleisteren wat gescheurd is, wegmoffelen wat men beter verborgen denkt te houden – aldus het leven schenkende aan ‘verborgen gebreken’ – het mogen onder bepaalde omstandigheden nuttige werkzaamheden zijn, vooral het profane leven, waarin zo vaak de kool en de geit gespaard moeten worden, maar in onze broederschap passen ze niet wanneer ze moeten dienen om te verbergen en goed te praten wat verwerpelijk is.
Het is m.i. waarom er onder de Broeders zijn, die de troffel als een minder krachtig, minder mannelijke symbool aanvoelen, als een symbool althans dat verslappend kan werken. Getuigen alle andere maçonnieke werktuigen – van mannelijke slachtigheid, van weten en niet erkennen, van verdraagzaamheid welke verslapte tot ongerechtvaardige toegevendheid, van desnoods kastijdende broederliefde welke verwerd tot een misplaatst zwak.
Terecht klaagde dan ook de Bie reeds in 1843 over ‘zinnebeeld door vele met onverschillig oog beschouwd’, en sprak hij van een ‘werktuig …dikwerf ligtvaardiglijk …..aangewend’ , van een ’zinnebeeld der toegevendheid’ waarvan ‘tweeërlei soort bestaat’.
Toch heeft deze zelfde de Bie reeds voor honderd-en-twintig jaren de weg gewezen naar een mogelijke verklaring. Wie een operatieve metselaar bij de arbeid gadeslaat, ziet niet alleen zijn bezwerende, koesterende, conserverende werkzaamheid, gericht op ‘beschaving’ en veredeling van het uiterlijk van het bouwwerk. Hij ziet ook het met de scherpe zijden afslaan van hoeken en scherven opdat de steen passe in de bouw. Symbolisch ziet hij daarin het bevorderen van eendracht en eenheid. Ja!, maar allereerst door beschaving en veredeling van zichzelf, door strijd tegen eigenliefde en vooroordeel. Eigen – en zo nodig ook andere – scherven afslaan, gelijk maken van wat ruw is (in wezen en niet in schijn!), aanpassen wat ‘ongepast’ is; niet alleen door te voegen en barsten bij te pleisteren maar door correctie.
Dat is arbeid voor wie de troffel hanteert, mannelijke arbeid welke kan bijdragen tot de schoonheid en de hechtheid van de bouw. Zo is de troffel te aanvaarden voor de arbeid in alle drie graden en mogelijk kan er aldus in onze ritualen eens weer een plaats aan worden ingeruimd zonder dat Broeders er een onmanwaardige meegaandheid in behoeven te zien, ware broederliefde welke verwaterde tot liefde waarmede men de Broeder meer schaadt dan baat.
Ook in 1840 was er al een Br
\ met een zeer heldere visie op het truweel, zoals de troffel in die dagen werd genoemd. Ik zal het u besparen de gehele, overigens niet mis te verstane, redevoering van de toenmalige Grootredenaar E.W. van  Dam  van Isselt in oud Nederlands voor te dragen, maar het volgende stukje wil ik u niet onthouden. Ik citeer: Pag. 48.
Tot besluit nog een kort citaat, eveneens uit het logeorgaan de troffel: "De troffel te hanteren in de hierboven uiteengezette zin, de Broeders manende tot broederschap en broederliefde, maar niet tot elke prijs, indachtig het adagium dat de ware Vrijmetselaar in de arbeid niet versaagd en niet schuwt, zijn arbeid in ware broederliefde ook uit te strekken tot zijn medebroeders, die hij beter dient met kritische dan met vergoelijkende broederschap."
A
\ Mr\, waarde Bbr\, mooier had ik het zelf niet kunnen zeggen. Als dit de ware maçonnieke troffel is, kan ik er mee leven en ben dan zelfs van mening dat dit toch zeer fundamentele symbool terug moet op het tableau.

A\Mr\ik hoop hiermee aan mijn opdracht te hebben voldaan en verzoek u mijn plaats weer in te mogen nemen.