"aan de overspannen werknemers"

Het boekje "Brief aan een overspannen werknemer" van Ewald Vanvugt is geen haastige oproep tot onthaasting. Het is een lofzang op het luieren, die energiek het nietsdoen van haar gangbare opvattingen gaat ontdoen; tot zij hier naakt voor ons zal staan en misschien niet langer een spook, maar juist een aantrekkelijke verschijning zal zijn. Het Nietsdoen als de Beeldschone Vreemdelinge: laten we haar recht in het gezicht kijken en zien of zij glimlacht of grijnst.
Het is de hoogste tijd om tegenover de overheidspropaganda voor de spoedige terugkeer van de ingestorte werknemer aan het arbeidsfront een privé-brief over het vredige nietsdoen te stellen. Van de huidige Nederlandse bevolking zijn na twee millennia christelijke arbeidsmoraal namelijk bijna een miljoen mensen bezweken onder hun werk. Vijftien jaar geleden was hier voor bijna een miljoen mensen geen arbeid, maar de economie trok aan, en nu zijn hier bijna een miljoen arbeidsongeschikten. En zij ontmoeten weinig sympathie. De overheid blijft de uitgerangeerde mensen opjagen om al vanuit de ziekenboeg weer "passende arbeid" te zoeken. Ook na veertig arbeidsjaren mag het nog niet genoeg zijn: in het jaar 2000 moet er weer gewerkt worden tot in het graf. En wie geen werk kan vinden, moet tot op het doodsbed blijven solliciteren om in aanmerking te komen voor begrafeniskosten. Kortom het taboe van 2000.
("brief aan een overspannen werknemer; over stress en de zin van het nietsdoen" door Ewald Vanvugt, voor 18,50 gulden bij Baalprodukties, Sittard ISBN 90-75825-15-3)


Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 345, 2 juni 2000

hoofdmenumail reactie