Het door de televisierubriek "twee vandaag" veroorzaakte hogedrukgebied boven het boek "De jacht op de erven Bruinsma" van Bas van Hout was geen lang leven beschoren. Ondanks het feit dat de conclusie die Van Hout trok in zijn helaas wat eendimensionaal uitgevallen epos toch tamelijk sensationeel was. Volgens hem had de top van het IRT namelijk in het begin van de jaren negentig de zogenaamde Delta-organisatie, die de nalatenschap van drugslord Klaas Bruinsma had overgenomen, zelf uitgevonden en dus willens en wetens jacht gemaakt op een fantoom. Om te verhullen dat zij zelf op grote schaal bezig was met de in- en doorvoer van drugs en zich daarvoor ruim liet honoreren.
door Jan Portein
Eén van de verklaringen die Van Hout tot deze conclusie bracht was afkomstig van de door de schrijver als Karel "Koekkie" Vosseveld geïntroduceerde Stanley "Kai" Esser. Door heel wat mensen gekenschetst als de grootste drugshandelaar ter wereld, die al in de jaren zeventig zijn reputatie had gevestigd. Niet alleen met de handel in softdrugs maar ook met de smokkel van sigaretten. Bij dat laatste werd hij in Frankrijk bijna het slachtoffer van een sting-operatie die was opgezet door een paar agenten van de Amerikaanse Drugs Enforcement Agency (DEA). Dankzij het deskundig manoeuvreren van zijn Nederlandse advocaat kwam Esser met de schrik vrij. Die advocaat was de in juni 1998 overleden Bosschenaar mr. Martien (onder vrienden "Tienie") H.A.M. Roeffen (hij hield kantoor aan de Kruisstraat 27). Omdat hij tijdens zijn pleidooi bij de openbare behandeling van die zaak contra Esser - maar ook bij andere gelegenheden - een imposant boekje opendeed over de in Europa ver buiten haar competentie opererende DEA, werd de Bossche advocaat zelf doelwit van de grotendeels uit "voormalige" CIA-agenten bestaande dienst. Maar dat vormde niet de enige reden.
Het voorspel
Het profijtelijke scenario van wapens voor drugs-deals werd door de CIA ten tijde van de Amerikaanse militaire aanwezigheid in de Gouden Driehoek in de jaren zestig/zeventig overgenomen van de Franse geheime diensten en daarna verder ontwikkeld. Na de Russische inval in Afghanistan in 1979 werd het opnieuw van stal gehaald. Net als nu de Taliban gebruikten de toenmalige Afghaanse islamitische stamhoofden de opbrengsten van heroïne- en hashhandel om wapens aan te schaffen. Via Egypte en Pakistan. Om die handel zo soepel mogelijk te laten verlopen vestigde één van hen zich zelfs in Amsterdam: de in 1937 geboren Abdul Haji Wali. Hij werd in zijn activiteiten gesteund door de CIA die de Russen graag hun eigen Vietnam wilde bezorgen. Wali opereerde van meet af aan niet op maagdelijk terrein. Er bestond al enige jaren een actieve drugslijn tussen Nederland en Pakistan die goeddeels werd beheerd door Mushtaq Malik. De in het Amsterdamse uitgaansleven uiterst populaire "black prince" zag zich echter vrij snel na de komst van Wali genoodzaakt zich op zijn thuisbasis in Karachi terug te trekken (1). In Nederland ontstond inmiddels een bloeiende samenwerking tussen Wali en Esser. Grote hoeveelheden drugs stroomden onder toeziend oog van de CIA/DEA West-Europa en Noord-Amerika binnen. En geavanceerd wapentuig vond zijn weg naar de door Reagan en Bush gesteunde Afghaanse rebellen. In 1987 culminerend in een lading Stinger luchtafweerraketten die de Russische luchtmacht dermate teisterde dat Moskou in 1989 besloot zijn troepen terug te trekken. Dat maakte Wali allemaal niet meer mee. Toen hem duidelijk werd dat de Amerikanen hun politieke kaarten op mujaheddin-leider Golboeddin Hekmatiar hadden gezet en de organisatie van ene Oliver North op het tapijt was verschenen in verband met de Iran/Contra-operette, was hij meer en meer zijn eigen weg gegaan. Hij begon een deel van zijn formidabele verdiensten te beleggen in ondermeer Nederland, de Verenigde Staten, Canada en Japan. Hij werd daarbij geassisteerd door mr. Roeffen, die voor deze investeringsoperaties onder andere gebruikmaakte van de diensten van de filialen van de bank Paribas in Rotterdam en Bazel en de investeringsmaatschappij Deltatrust in Liechtenstein (2). De carrière van de Bossche advocaat was in de jaren zeventig en begin tachtig ook buiten dit specifieke terrein buitengewoon voorspoedig verlopen. Zo was hij jarenlang adviseur van de Bond van Groentehandelaren en Fruit, voorzitter van de Tuchtcommissie van de Nederlandse Boksbond, zaakwaarnemer van de Europese bokskampioenen Koopman en Blanchard, adviseur in de gokwereld (zowel Golden Ten als gokautomaten), actief in de onroerend-goedhandel en betrokken bij de ontwikkeling van buitenmaatse beeldschermen, die vooral op de drafbanen van pas kwamen. Hij raakte daarbij langzaamaan in hoger sferen en werd onder andere goede maatjes met Ted Hazekamp, staatssecretaris van Economische Zaken in de kabinetten Den Uyl en Van Agt I (3), en Hans Teengs Gerritsen, de grote vriend van prins Bernhard (4). Niet mis dus, maar de CIA/DEA had daar weinig boodschap aan en zette eind 1984 een Miami-Viceachtig team in om Wali en Roeffen te elimineren. Het team stond onder leiding van Jack Short alias Jack Schmidt. Volgens Roeffen's ten behoeve van zijn verdediging geschreven "Statement of the facts" uit februari 1986 ontmoette hij deze DEA-agent voor het eerst in januari 1985. Zijn hulp was door Esser ingeroepen om een fatsoenlijk eind te breien aan het financiële geharrewar rond het Franse drafpaard Noble Atout. Short had het paard gekocht van Esser's zakenrelaties Den Exter en Van Dam en voor een deel betaald aan twee andere relaties van Esser die daarna waren "vergeten" om af te rekenen (5). Roeffen's muur van achterdocht werd door Short met zijn flitsende outfit, een luxueus onderkomen in Fort Lauderdale, een hors concours-jacht, een paar buitenmodale sleeën en even buitenmodale dames steen voor steen afgebroken. In december 1985 was het tijd voor de coup de grâce. In het Amsterdamse Okura-hotel kwamen Short en Roeffen een deal overeen waarbij de Nederlandse advocaat luxe Mercedessen naar de VS zou gaan exporteren in samenwerking met een niets vermoedende Mercedes-dealer. Short wilde graag participeren in die onderneming en zou voor het opzetten ervan 1 miljoen dollar fourneren. Een paar weken later werd mr. Roeffen uitgenodigd om naar de overkant te komen voor de afwikkeling van de papieren rompslomp. Esser was op de hoogte van de plannen van zijn raadsman en drong er bij hem op aan zich alleen maar bezig te houden met de Mercedes-deal en na het afwikkelen daarvan als een speer terug te komen. Kennelijk wist hij wat Short van plan was, maar was hij niet in de positie om Roeffen van zijn voornemen af te houden.
De daad
Op 19 december 1985 arriveerde mr. Martien op Kennedy-airport in New York. Hij werd met alle egards ontvangen en met een uitgerekte Cadillac inclusief bar en andere snuisterijen overgebracht naar het redelijk exorbitante motel Schwartz Inn in het nabijgelegen Newark. Daar bleek Short in gesprek te zijn met dr. Ahmed Saleh el Ahmar, de lijfarts van de vaak in Marbella verblijvende Saudische prins Fahd (6). Na wat vriendelijkheden te hebben uitgewisseld ging men aan tafel en Short stuurde het gesprek naar de voor hem niet zo florissant lopende aankoop van Noble Atout, waarbij frequent de term "horse" viel. In Amerika niet alleen het woord voor paard maar ook voor heroïne. Zonder dat de gasten het wisten liet Short een tape meelopen. Voor de afdeling Technische Zaken van de DEA was het in een later stadium wel een heel klein kunstje om te suggereren dat het geanimeerde gesprek betrekking had op een heroïne-deal. Na een telefoontje met Esser dat ook al van doen had met de koop van "the horse" in Parijs liet Short twee koffers aanrukken. De eerste bleek anderhalf miljoen dollar te bevatten. Short zei die aan Roeffen te willen meegeven als die terugvloog naar Europa. Hij wist wel wegen om de douane een andere kant te laten opkijken. Roeffen, die voortdurend had geprobeerd de Mercedes-deal aan de orde te stellen, kreeg een onbestemd gevoel over het hele gebeuren en weigerde om op het voorstel van Short in te gaan. Hij raadde Short aan het bedrag over te maken op Roeffen's nummerrekening in Bazel. Als de koop van de draver helemaal rond was zou hij ervoor zorgen dat het geld van Short op de bestemde plek terecht kwam. Daarmee nam de discussie voor Short en de andere aanwezige DEA-agenten blijkbaar een ongewenste wending en men besloot direct over te gaan tot de volgende fase. De tweede koffer ging open. Roeffen in zijn statement: "To my surprise the second case contained appr. 15 transparent bags with white powder. For a moment I thought that was a joke and I asked whether this powder was sugar. It smelled sweet, whereupon they started to laugh". Maar grappig was het al lang niet meer. Short vroeg aan de Saudische dokter of hij 50 tot 100 kilo mee kon nemen naar Zuid-Spanje. Saleh el Ahmar zag geen problemen. Hij had de douane in Malaga in zijn zak zitten. Roeffen had het spel inmiddels begrepen en hield zich verder afzijdig. Toen de deal met zijn Saudische cliënt naar tevredenheid was afgehandeld nam Short Roeffen mee naar de bar van het motel. Zij bespraken een kleine tien minuten de ins en outs van de Mercedes-deal. Vervolgens trok Short zich terug op zijn kamer om even uit te rusten van de vermoeienissen. De steeds rustelozer wordende Nederlander checkte de mogelijkheden om het afgelegen motel stiekempjes te verlaten. Taxi's waren er niet. Wel een paar tactisch geplaatste auto's met inzittenden. Bellen durfde hij niet. Bang als hij was voor afluisteren. Hij besloot een betere gelegenheid af te wachten. Maar die kwam niet meer. 's Avonds vertrok het gezelschap naar een restaurant voor een uitgebreid diner. Een galgemaal. Diezelfde avond rond half elf werden namelijk zowel de dokter als de advocaat tijdens een laatste slok in een lokale bar door vier man van de DEA gearresteerd en overgebracht naar een politiecel in Newark. De volgende dag om half drie werden zij overgebracht naar de Passaic County jail en om 9 uur voorgeleid. In afwachting van het proces werden ze zonder bail opgesloten in een gevangenis die duidelijke gelijkenissen vertoonde met Sodom en Gomorra. Het zag er somber uit voor mr. Martien Roeffen. Vooral ook omdat in Nederland niet lang na zijn arrestatie ook Esser en Wali in hechtenis waren genomen en bij een niet al te deftige inval van de politie in Roeffen's huis en kantoor onder andere drie blanco paspoorten waren aangetroffen en een telex over een wapendeal. Na een kort juridisch steekspel werd Wali korte tijd later naar de VS overgebracht (7). Esser ontsprong die dans. Nederland levert over het algemeen geen onderdanen uit aan andere landen. Niettemin kreeg hij binnen deze context wel zeven jaar aan zijn broek.
Maar merkwaardigerwijs kwam het nooit tot uitvoering van het vonnis. Tot "Koekkie" in 1992 tijdens een IRT-onderzoek toevallig tegen de lamp liep. Ook daarna genoot Esser niettemin opvallend veel vrijheid (8).
Naspel
In de gevangenisgemeenschap in Newark ging de komst van Roeffen niet ongemerkt voorbij. Het duurde niet lang of hij werd uitgenodigd voor een bezoek aan een andere afdeling waar een aantal beroemdheden met speciale voorrechten huisde. Eén van hen was Francesco Pazienza, een voormalige topman van de Italiaanse inlichtingendienst SISMI. Een ander was Michael "Sonny" Franzese, de chef van de mafiafamilie Colombo (9). Pazienza werd (terecht) verdacht van betrokkenheid bij een aantal moorden in Italië die rechtstreeks in verband stonden met de coupplannen van de vrijmetselaarsloge P2 onder leiding van Licio Gelli. In de periode voorafgaand aan de komst van Roeffen had de CIA in Pazienza's cellenblok een infiltratie-operatie uitgevoerd. Daar verbleef namelijk in 1984/1985 eveneens de overgelopen Tsjechisch geheim agent Karl Koecher die ervan werd verdacht dubbelspel te hebben gespeeld. De Firma had de in Duitsland van drugshandel beschuldigde Oscar LeWinter tegen hem ingezet om achter de waarheid te komen. Blijkbaar babbelde LeWinter tussen de bedrijven door ook intensief met Pazienza, want in 1990 verscheen hij voor de Italiaanse televisie als "Razine" met ondermeer het verhaal dat P2 betrokken was geweest bij de moord op de Zweedse premier Olaf Palme. Hij zou dat verhaal hebben genoteerd na een "verhoor" van een belangrijke Amerikaanse mafialeider in de gevangenis van Newark! Eind jaren negentig doken LeWinter en Koecher weer op in de plot rond de dood van prinses Diana en Dodi Fayed. Daarbij probeerden zij Dodi's vader een financiële poot uit te draaien met de verkoop van CIA-documenten die zouden aantonen dat het ongeluk waarbij Di en Dodi in Parijs om het leven kwamen in wezen een aanslag was geweest van de zijde van de Britse en Amerikaanse geheime diensten. LeWinter belandde opnieuw in het gevang. Koecher nam de benen naar Tsjechië. Ook dit verhaal raakte in de vergetelheid. Noch de reden waarom Pazienza in contact kwam met Roeffen, noch wat daaruit eventueel is voortgekomen, valt achteraf te determineren. Beiden zwegen daarover. Na de uitlevering van de Italiaan werd het leven van Roeffen meer en meer een beproeving. Ondanks het feit dat hij de nodige steun ontving van zijn vrienden uit Den Bosch: Henk van der Schoot en Loek Zagwijn (10). Zij zorgden ondermeer voor juridische bijstand via het gerenommeerde Rotterdamse advocatenkantoor Nauta Van Haersolte, dat in New York mr. De Brauw aan het werk zette en in Rotterdam mr. Driessen. Verder zorgden de twee Bossche zakenluitjes voor wat entertainment in de cel door een bevriende KLM-piloot muziekbandjes voor Roeffen mee te geven op zijn vluchten naar New York en liep Frank de Hoop Scheffer, de Nederlandse consul in de Big Apple, zich het vuur uit de sloffen ten faveure van de steeds wanhopiger wordende Brabantse meester in de rechten. In februari bracht Van der Schoot een bezoek aan de gevangenis in Newark en schrok van de deplorabele conditie waarin Roeffen verkeerde. Niet lang daarna besloten Roeffen en zijn verdediging over te gaan tot een plea bargain. Op 18 april kwam een overeenkomst tot stand tussen de Bosschenaar en het Amerikaanse openbaar ministerie waarin hij schuld bekende, beloofde dat hij vrijwillig als getuige à charge zou verschijnen bij het proces tegen zijn voormalige cliënt Wali en alle medewerking zou verlenen aan het verdergaande onderzoek van de Amerikaanse Justitie. Mocht hij zich aan die afspraak onttrekken dan zouden de VS alle middelen gebruiken om hem alsnog achter slot en grendel te krijgen. Op 30 mei ondertekende hij het officiële document van de overeenkomst. Een paar dagen daarna was hij vrij man. Broodmager arriveerde hij op Schiphol waar hem een warm onthaal van zijn vrienden wachtte. In de jaren die volgden viel de DEA hem nog talloze malen lastig, maar naar eigen zeggen lapte hij de afspraken met de Amerikaanse justitie aan zijn laars. Desondanks lieten zowel zijn oude vrienden als zijn oude cliënten hem al snel links liggen. Zijn vrienden omdat zou zijn gebleken dat hij al te louche contacten had gehad. Zijn cliënten omdat zij zijn afspraken met de Amerikaanse justitie niet vertrouwden. Pas heel veel later heelde de tijd de wonden, maar tussen Koekkie en zijn advocaat is het nooit meer goed gekomen.
Dit artikel is verschenen in Kleintje Muurkrant nr 345, 2 juni 2000