Inleiding

 

In het boek de ‘Geschiedenis van de occulte en mystieke broederschappen’ werd er reeds aandacht gespendeerd aan een aantal principes die eigen zijn aan de inhoudelijke aspekten van het wezen der broederschappen. Enkele begrippen werden daar summier opgesomd zoals het begrip symboliek, initiatie, riten, de utopische denkbeelden, de kabalah, de alchemie, de astrologie.

In dit deel stel ik voor een reis te maken doorheen een aantal ‘principes’ die gedurende de evolutie van de mensheid steeds terugkeren. Je zou ze kunnen beschouwen als steeds terugkerende elementen die steeds weer opnieuw voeding geven aan mythen en legenden.

Cultuurhistorisch onderzoek heeft aangetoond dat de basis van inwijdingsriten reeds bestonden in de meest ‘primitieve’ beschavingen. Geboorte, puberteit ( huwelijk ) en de dood staan hierbij centraal. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze elementen kunnen worden samengevat in de begrippen : geboorte, leven en dood.

Hoewel deze studie zich vooral baseert op de Grieks-Romeinse traditie en de daaruit latere geëvolueerde culturen, zal er ook geregeld om het hoekje worden gekeken bij wat we meestal uitheemse culturen noemen. Vergelijkingen met andere culturen dringen zich meer en meer op.

De culturen uit het verre Oosten hebben op een onbetwistbare wijze onze tradities beïnvloed. Talrijke Griekse filosofen maakten reeds reizen naar Indië en de buurlanden. Ook de omgekeerde redenering is waar. Talrijke filosofische stelsels hebben op hun wijze de culturen uit het Verre Oosten beïnvloed. Het syncretisme dat hieruit voortvloeide heeft een niet na te trekken invloed gehad in de Hellenistische periode. Het spreekt dan ook vanzelf dat het in een aantal gevallen niet meer te achterhalen is wie aan de oorsprong stond van sommige denkbeelden. Dezelfde vermengingen van allerlei cultuurelementen deed zich voor in de 16° en 17° eeuw met de ontdekking van nieuwe continenten. Een gelijkaardig syncretisme vinden we einde 19° eeuw waar vooral Oosterse invloeden onze Westerse cultuur bereiken.

Het hoogtepunt van de cultuurvermenging voltrekt zich in de tweede helft van de 20° eeuw. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vooral in de vergelijkende godsdienststudie, de antropologie en de etnologie een diepgaand onderzoek wordt gedaan naar de parallel lopende ideeën. Analoge ideeën vinden we in de analytische psychologie van Carl Gustav Jung. Zijn leer over de archetypen is een onuitputtelijke bron van inspiratie tot mogelijke verklaringsmodellen.

Ondanks de handicap, waarbij het nauwelijks mogelijk is de oorsprong van deze terugkerende principes terug te vinden, zal het voldoende duidelijk zijn dat deze principes gemeengoed zijn voor alle culturen zodat de oorsprong ervan niet een directe invloed heeft op de conclusies die in deze studie zullen volgen. Daar waar nodig zal er op gewezen worden dat sommige denkbeelden sterk kunnen verschillen in haar uitingen. Vergelijkend materiaal duidt dan weer aan dat het veelal over dezelfde essentie gaat.

 


bhome3.gif (1423 bytes)