Maçonnieke encyclopedie-R.
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
ROOS
ROSA
ROSLIN,
ROERMOND, O. .N.F.
ROSA II
R.kapittel van -
ROSECROIS
ROSSKAMPF
ROTTERDAM,
ROTTERDAM, O.°.N.F.
ROYAL-ARCH (THE -).
ROOS
symbolen
(De) was volgens de Heidense godenleer aan de godin Venus gewijd, omdat
deze boem geverfd werd met het bloed van ADONIS, die zich aan een
doorn van haar struik gestoken had, waardoor haar vorige witte kleur in een
rode veranderde. Volgens OVIDIE'S heeft Venus zelf de huid aan een doorn
opgescheurd', en daardoor de eerste witte roos met haar eigen bloed geverfd.
De oudste dichters namen daarom ter schildering van het beeld der
schoonheid de roos tot zinnebeeld. en zelfs de opgaandc zon, het
prachtichste schouwspel der natuur, vergeleken zij met de roos. Evenzo
begrijpt men onder de roos, de hoogste graad van aardse schoonheid en
volkomenheid. Het ideaal der vreugde bekranst de schilder met jonge rozen.
Bloeien gelijk een roos, wil zeggen: een volkomen gezondheid genieten; en
zelfs het gezegde der oude volken: rosas loqwi, waardoor zij het mededelen
van verheugende berichten te kennen gaven, stamt er van af. Weiden onder
de rozen, gouden rozen, lieflijk als een roos, bergen van rozen, zijn de
gewone beelden van de schrijvers, om de volkomenste schoonheid en
gelukzaligheid voor te stellen (Hoogl. 11: 1, 2 en 16, en/ Vll: 2. Ja zelfs
vindt men dit beeld ook in uitgestrekte zin gebezigd, in Micha IV: 8, en Hos.
XIV: 6). De roos is wegens haar spoedig afvallen en verdorren, het
zinnebeeld van de vergankelijkheid aller dingen, en ook het sprekendste
beeld van ons leven. Haar knop maakt onze hoop levendig, haar bloei en
aangename geur vermaakt en is ons nuttig; haar doornen wonden de
onvoorzichtige, en naauwelijks heeft zij haar volkomenheid bereikt,
naauwelijks staat zij in volle glans, of al haar pracht gaat verloren. Een
storm steekt op en zij wordt ontbladerd, een worm sluipt in haar kelk en zij
verwelkt, gelijk ons leven kwijnt door rampspoed en smart. Wij hopen
gestadig, maar vaak wordt die hoop reeds in de eerste kiem verstikt. Zelden
komen de vruchten tot rijpheid. Niet half worden onze verwachtingen
bekroond, wij klagen over de doornen, die ons op onze loopbaan
verwonden, en wij willen de rozen niet plukken die op onze weg bloeien.
Voor de Vrijmetselaar moet de roos dan wel merkwaardig zijn. Onder haar
naam werden, bij de ouden, de inwijdingen tot de geheimen zelf verstaan.
Hier van geeft NORATIUS ons veelvuldige bewijzen. Wanneer hij de
voorrechten bezingt welke de ingerwijden boven de oningewijden bezitten,
als hij van het genoegen van hun bijeenkomsten spreekt, dan gebruikt hij het
beeld van de roos. De tafel en legersteden der ouden waren met rozen
bestrooid, boven hun tafels hingen rozenkranzen, en hiermee waren ook de
hoofden en bekers van de ingewijde versierd. Evenzeer als zij hiermee
matigheid, gepaard met welvoegelijkheid en vreugde bedoelden, betekende
de roos stilzwijgendheid, en van daar is nog het spreekwoord afkomstig:
onder de roos (sub rosa) te spreken voor iets mededelen onder het zegel van
geheimhouding. Dit leidden zij af van de fabelleer, volgens welke Kupido,
de god der stilzwijgendheid, HARPOKRATES, eens een roos als het
zinnebeeld der slilzwijgendheid zou hebben geschonken. Bij de gastmalen
der oude Germanen, hing aan de zoldering van het vertreks een krans in
welks midden zich een roos bevond, ter herinnering dat al het daar
gesprokene geheim moest worden gehouden. Tevoren droegen de
Vrijmetselaren, op hun schootsvellen, rozen van blauwe zijde.
Rosa
R.kapittel van -
ROSA II
Rosa (FILIP SAMUEL) vroeger Evangelies-Luthers Super-Intendent doch later,
uithoofde van wangedrag, afgezet, was een sterk aanhanger der mystiek. De
Gr. . Loge "zu den drei Weltkugeln" zond hem, in 1758, in Duitsland rond,
om te trachten, de afzonderlijk bestaande Loges zich aan haar te doen
onderwerpen, en vooral, om Kapittels van het Clermontse systeem op te
richten. Die hoge graden wist hij, tot in 1761, met tamelijk goed gevolg
smakelijk te maken en ingang te doen vinden, en vermeerderde deze, uit
eigene beweging, met onderscheidene nieuwe Alchemistiese en mystieke
bijvoegsels. Vervolgens ging hij naar Jena, waar zich enige lieden bevonden,
die hoopten wonderen te zullen ontdekken in de geheime wetenschappen,
welke in Duitsland in zekere kringen opzien baarden. Van deze kreeg hij
adressen naar Wenen, waar hij later voorgaf, geheime kundigheden te
hebben opgedaan, welke hij in het vervolg verspreidde, en daardoor een
omwenteling in die geheime kringen veroorzaakte Van Wenen vertrok hij
naar Halle, waar hij een onwettige Loge stichtte, en van studenten geld nam
voor inwijdingen, welke onbruikbaar voor hen waren. Omstreeks 1734
beproefde hij zijn geluk te Potsdam, en wist zich toegang te verschaffen bij
de Kamerheer tFredensdorf (zie FREDERIK II), aan wie hij zich te kennen
gaf als een V. . M. ., wie de allerverborgenste geheimen bekend waren, en
die hem op de juiste weg wilde brengen, doch verzweeg nog het stelsel,
waardoor hij later zo zeer berucht is geworden. Onder die geheimenissen
van ROSA was het maken van goud een van de geringste. Hij verzekerde,
dat hij tot de verandering van de metalen geen vuur of kolen bezigde, maar
dat de primla materia van het goud, in de.zonnestofjes te zoeken was, en dat
de kunst om deze op de juiste wijze te vangen en te verzamelen, door hem in
de grond werd verstaan. FREDERSDORF beet toe, en verstrekte hem geld;
maar toen FREDERSDORF geen goud zag komen, en ROSA geen geld
meer wilde geven, verliet deze met schulden Potsdam.
Nadat het Clermontse Hoofd-Kapittel bij de Gr. . L. . zu den drei
Weltkugeln (19 Juli 1760) gevesligd, en de Baron V. PRINZEN als
Opperhoofd daarvan was benoemd, werd noch door dezen benoemd tot vast
gedep. . Gr. . M. . Generaal dier Loge, en verkreeg hij van hem machtiging,
Loges en Dochter-Kapittels op te richten. Met dat oogmerk bezocht hij
onderscheiden plaatsen met goed gevolg; in Stoekholm echter werd bij
afgewezen. Hij nam er zich een goed leven af, en maakte deze zijn
broodwinning, gelijk hij ze in een brief noemde, zo winstgevend voor zich,
als mogelijk was. Naarmate de Loges en Kapittels zijn genegenheid wisten
te winnen, schonk hij ze theologiese, mystiese, filozofiesche,
astronomiesche, astralogiesche, chronologesche, polilieke, zedekundige,
kosmologiesche, kosmozofiesche, kosmometriesche, farzionomiesche,
chiromantitsche, sympathetiesche, antipathetiesche, geozofiesche,
alchemistiesche, kabbalistiesche, theozofiesche en magiesche kundigheden,
en beloofde ook daarbij, dat de H. CHRISTOFFEL de BB. . niet minder dan
199000 dukaten in goede gangbare munt zou brengen, en niet weer
ontnemen. Halle bleef zijn woonplaats; en bestuurde hij daar zijn Kapittel
Salem. Te oordelen naar brieven en redevoeringen, van hem overgebleven,
moet hij een weinig beschaafd mens, met een zwak, verward ; hoofd, zijn
geweest; want hij miste zamenhang en hepaalde denkbeelden. Over het
bestuur der Orde zeide hij het volgende: Het eigenlijke Hoofd Kapittel te
Jeruzalem heeft de wereld in zekere distrikten verdeeld en een Opper-
Legaat-Generaal aan het hoofd van elk geplaatst, die met de Generale
Legaten hun bloei bevorderden. Na HIRAMS dood was deze soort
verdwenen, en Generale Legaten alleen overgebleven, van welke men er
voor Europa, Azie en Afrika had. Die voor Duitsland en het noorden was
hij-zelf
In hetgeen hij zei en schreef, heerste-wellicht opzetelijk - een verwarring, in
welke niemand de draad kon vinden, en waardoor voor de beruchte JOHNSON
(Zie dat Art.) de weg werd gebaand. In Mei 1763 voegde de G. . L. . zu den drei
Weltkugeln hem de Br. .. SCHUBART (zie dat Art) toe. Nauwelijks was deze de
zending opgedragen, of geweldige tonelen in Jena (1763), en de gevolgen, daaruit
voortgevloeid, maakten er een einde aan. JOHNSON, namelijk had Br. .ROSA
door Dr. TEICHMEYER naar Jena doen indage en hier bekende deze, naar luid
van het protokol van 17 October, dat hij zelf reeds lang had vermeend, dat
handelingen te Berlijn niet berustten op iets wat wezenlijk waarde had, en dat hij
daarom vanzins was, zijn ambt als Legalus Generalis neer te legen, waarop hij, na
dat Johnson hem had toegevoegd, dat hij een mens was, welke de kunde ontbrak
tot het uitleggen van een leerlingstableau, kon vertrekken. Naar Halle
teruggekeerd, richtte hij vruchteloos een protest aan al de Kappittels, onder het
Berlijnse staan over de voorvallen te Jena. Na die tijd weet men weinig of niets
van hem. Na ROSA'S vertrek van Jena, deed JOHNSON (een bedrieger als Rosa
maar driester en slimmer) alle geschriften, betreffende het systeem van Rosa, of
van het Berlijns Hoofd-Kapittel, onder - het zijn de woorden van het protokol -het
schetteren van de Ridderlijke veldmuziek der trompetten verbranden, en gaf
hiervan bericht aan Kapittels, welke met hem in briefwisseling waren getreden,
waarbij hij ze de oude Constituties verscheurd terugzond.
ROSLIN,
WILLEM SINCLAIR. Baron [Laird] van ) Graaf van Orkney en Caithness, was
ten gevolge van de keuze van het gild, zedert 1430 Grootmeester der Schotse
Metselaars, en werd door JAKOB 1l, Koning van Schotland, benoemd tot erfelijk
Patroon, Grootmeester en Rechter der Metselaars-korporatien zijns rijks. Deze
betrekking bleef in zijn geslacht erfelijk, tot een zijner afstammelingen, welke
kinderloos was, en vreesde, dat na zijn dood de post onvervuld zou laten, daarvan
afstand deed. Daaruit vloeide de vestiging voort van een Gr. .van Schotland, die de laatstgenoemde WILLEM SINCLAIR VAN R0SLIM, Esq., uithoofde van
de adel en ouderdom van zijn geslacht, zijn ijver voor de Orde en de nauwe
betrekking van zijn voorvaders tot de Ma‡. . geschiedenis van Schotland, tot de
eerste Gr. . .M. . benoemde. Het volgende jaar werd hij echter niet herkozen. Hij
overleed op 24 Januari 1778, in achtenzeventigjarigen ouderdom.
Rotterdam, O. .N.F.
-A. .L. .1027 Memphis, Van Vollenhovenstraat 35, 010/4362299
Roermond, O. .N.F.
-A. .L. .1308 Zuiderkruis, Kerklaan 7, Leeuwen
Rosa II (Philip Samuel-) is een van die velen, die de Vrijmij. . misbruikten voor zeer
zelfzuchtige bedoelingen. Op 20 Maart 1737 werd hij aangesteld tot
Superintendent te K"then, waar hij tevens Oberpfarrer aan de St. Jacobi-kerk
was; maar reeds in 't zelfde jaar, werd hij, wegens ongeoorloofde omgang met
zekere weduwe Hankwitz, afgezet. Hij liet zijn vrouw te K"then achter en begon
een zwervend leven, waarbij hij part wist te trekken van de voorliefde van zijn
tijdgenooten voor al het geheimzinnige en bovennatuurlijke. Daar hij in de L. .
"Zu den drei Weltkugeln" tot V. .M. . was aangenomen, wist hij te Halle toegang
te vinden tot de L. . Zu den drei goldenen Schlusseln"; maar zijn handelingen
waren van die aard, dat hij groten aanstoot gaf en in 1745 uit de L. . werd
gebannen. Ondertussen wist hij, in 1746, weer te Brunswijk toegang tot de L. . te
vinden.
-We kunnen hem op al zijn zwerftochten niet volgen; gedurende een.reeks
van jaren was het niemand bekend, waar hij zich ophield. Een nieuw middel van
bestaan vond hij toen in de uitbreiding van de graden van het systeem van
Clermont, voor welk de te Berlijn als krijgsgevangene levende markies de Lernais
, met de Voorz. .Mr. . van de L. . "Zu den drei Weltkugeln" in 1757 een Groot-
kapittel had opgericht. Deze gaf hem de opdracht, onder de titel van "legatus
capituli hierosolymitani Berolinensis supremi et primi nationis Germanicae", de
steden van Noord-Duitsland te bereizen, de daar bestaande Loges aan het
systeem te onderwerpen, en daarbij kapittels van de Oppergraden in te voeren.
Die kapittels bestonden uit een prior, een sub-prior en uit ridders. Rosa deelde de
grondstellingen en regels van de "Hoge Orde", als een heiligdom en een streng te
bewaren geheim, mede en wel door middel van een in 't Latijn geschreven boek
dat de volledige kennis van al de zeven graden bevatte en dat verder ook de
"scientias divinas" en allerlei over mechanica, werktuigkunde enz. bevatte. Het
schijnt dat R. nu tot 1765 zijn vast verblijf te Halle had. Men had daar de
vroegere gebeurtenissen zeker vergeten, want reeds in 1759 werd hij gewoon lid
van de L. . "Philadelphia" aldaar en op 25 Sept. 1760 tot Rgr. . Mr. . verkozen.
't
Moet gezegd worden, dat hij dit ambt met veel ijver bekleedde, en dat de arbeid
van die werkpl. ., onder zijn bestuur, een meer betekenende werd. Maar zijn
bemoeiingen met de Hoge Graden noodzaakten hem vaak op reis te gaan. Zo was
hij in 1761 meermalen te Jena, waar hij onder de naam van Bosa-school een
school wenste opterichten; hij hield daarvoor op elke plaats een collecte hoewel 't
later bleek, dat hij er nooit aan dacht zijn plan ook werkelijk tot uitvoering te
brengen.-In April 1762 vinden we hem te Brunswijk waar hij, als Voorz. . Mr. .
een rec. .. leidde; in de volgende jaren vertoefde hij; weer elders. De kosten van
al deze reizen moesten door de Logekassen bestreden worden, wat eindelijk zulk
een ontevredenheid veroorzaakte, dat men hem als Rgr. . Mr. . afzette. Maar.niet
alleen dit: meer en meer kwamen allen tot de erkenning, dat Rosa eenvoudig een
gelukzoeker was, en overal werd hij buitengesloten De armoede kwam nu, en bij
Halle sleepte hij een ellendig leven voort; maar de Loge daar ondersteunde hem
nu en dan. Van zijn laatste levensjaren is weinig bekend geworden; men zegt dat
hij te Leiden overleden is.
R.kapittel van - is de naam die meestal gegeven wordt aan het kapittel van Clermont, ook wel Rosa-Clermonts kapittel genoemd.
Rosecrois z.Rozenkruis(Ridder van het).
Rosskampf (George Heinrich von -) Burgemeester van Heillbron inSaksen-Meiningen, geb.
1790, was eerst lid van de L. . "Zu den drei Nelken" te Meiningen, en later van
de L. ."Zu den drei Cedern" te Stuttgart en behoorde tot de Strikte Observantie
onder de naam Georgius Eques ab Equo bellicoso. Op uitnodiging van Gugomos
(z.d.) bezocht hij in 1776 het convent in Wiesbaden. Hij doorzag die bedrieger,
maar liet zich, om alles te weten te komen, inwijden. In het volgende jaar liet hij
de voormaligen bediende van Gugomos arresteren, en dwong deze tot de
bekentenis dat alles wat zijn heer geredeneerd had over patenten, zegels enz.
door deze zelf vervaardigd was. Hij deed ook in 't vervolg veel, om bedrog van
allerlei aard te ontmaskeren
Rotterdam, stad in Zuid-Bolland met p.m. 750.300 inwoners. Reeds in 1748 werd hier door
de Engelse Gr. . L. . een Oranje-Loge gesticht, en op 19 Febr. 1764 stichtte de
L. . "Zu den drei Weltkugeln" te Berlijn hier een Duitse L. . "Zur Eintracht" die
de "Eendracht" genoemd werd, en nu rust. Tegenwoordig (1880) bestaan hier
drie werkpll. . en wel
1 De drie kolommen,
2. Frederic Royal en
3. Acacia. - Aangaande deze werkpll. . kunnen wij 't volgende mededelen:
1. "De drie kolommen". Deze Loge is gevestigd in 1767 en nam als onderscheidingskleuren aan: Oranje,
Wit en Blauw; van af die tijd arbeidde zij in gehuurde particuliere gebouwen,
waarvan geruime tijd in het Rijksgebouw van de gewezen Marinewerf. In dat
Loge-lokaal rustte eens het lijk van de ridderlijke Koning en Br. . Z. M. Willem
II.
Naarmate het aantal van haar leden klom, moest zij naar vermeerdering van ruinte
uitzien en na tweemaal in het bezit van eigen lokalen, Groote Wijnbrugstraat en
Delftse Vaart, te zijn geweest, kocht zij andermaal omstreeks 1850 het pand in de
Oppert 72 aan, dat zij tot tempel inrichtte. Doch ook dat lokaal bleek in l866,
zoals die inrichting toenmaal was, te klein, zodat er andermaal tot verbouwing
overgegaan moest worden. In 1867 daarmede gereed, vierde zij in dat jaar haar
honderd- jarig bestaan op plechtige wijze, niet vermoedende dat de restauratie in
dat jaar volbracht haar doel zou hebben verloren, daar het, uithoofde de
uitbreiding van haar ledental, noodzakelijk werd, het geheel aftebreken om de
beschikbare grondoppervlakte door een betere verdeling zodanig te verwerken,
dat zij zelfs voor iedere buitengewone opkomst plaatsruimte aanbood. De
plechtige inwijding van deze nieuwe tempel had plaats op l7 Januari 1883; zij
werd, behalve door het grootste gedeelte van het Opperbestuur door een 177 tal
BBr. ., uit allo O. . van Nederland opgekomen, bijgewoond terwijl de
werkzaamheden te diergelegenheid geleid werden door de Voorz. . Mr. ., de Z. .
A. . Br. . W. A. ter Bruggen. Een uitvoerig verslag van die inwijding,
samengesteld door de Z. . A. . Br. . Secretaris E. Emmen, bevindt zich in het
Archief van het Gr. . O. .. En 1856 richtte zij "het Algemene Vrijmetselaars
Liefdefonds" op, dat thans (1880) haar 28"' jaar van bestaan ingaat en steeds
vooruitgaande is en een lOO tal contribuanten telt. In 1881 sloot zij zich aan bij
de Vereniging "Algemeen Ma‡. . belang", welke vereniging van de drie
Rotterdamse Loges thans in haar lokaal de 2e Maandag van iedere maand
vergadert. In 1819 voldeden velen van haar leden aan de oproeping van de Hoog
Eerw. . Groot- meester Nationaal, Frederik Prins der Nederlanden, de stichter
van de afdeling van de Meestergraad en constitueerde een afdeling van U. . en
0. . U. . M. . M. ., mede in haar lokaal werkende en welke afdeling thans 40
leden telt.
Het Ledental van de Loge telt 132 Bbr. . en bestaat uit Eere-, Gewone en Buiten-
gewone leden. De Loge vergadert huishoudelijk de eerste Donderdag van elke
maand, en houdt, met uitzondering van de maanden Juni, Juli en Augustus, op
Maandag om de 14 dagen Instructie-Loges. Haar recepties hebben in de regel
plaats op de 3e Donderdag in de maand, terwijl des Zaterdags gezellige
bijeenkomsten worden gehouden.
2 "Frédéric Royal" werd opgericht op 11 Maart 1759 p. . s. . en ontving haar eerste Constitutiebrief
van de Groot-Loge van Engeland In 1785 werd besloten aan de Nationale Groot-
Loge van de Verenigde Nederlanden aan te vragen rectificatie van haren
constitutiebrief, op grond van de Conventie in 1771 tussen de Engelse en
Nederlandse Groot-Loges gesloten, waarbij was overeengekomen in beide
landen, elkaar- ders constitutiebrieven te erkennen.
Van dit jaar af dus, werkte de Loge Fr‚d‚ric Royal onder het Nederlandse
Opperbestuur. In 1807 werd de Loge "Salus Patriae"ontbonden en gingen haar
leden voor 't merendeel over bij de Loge Fr‚d‚ric Royal. In 1878 stichtte zij in
vereniging met de Loge Acacia, een eige Tempelgebouw, dat in- en uitwendig
een waardig monument voor de 0. . mag genoemd worden. De Voorgevel ter
breedte van 25 M. bij een hoogte van 13 M. wordt gekroond door twee torens ter
hoogte van 20 M. Het inwendige voorziet, door zijn verschillende flinke
lokaliteiten, in alles wat de beide Loges behoeven; de T. . zelf is lang 15 M.,
breed 11 M. en hoog 8 M. De plechtige inwijding had plaats op 19 Dec. 1878.
3. "Acacza" Deze Loge werd geconstitueerd in 1872 en telt heden 50 leden. Wat haar gebouw
betreft, zie het hierboven meegedeelde omtrent de L. . "Fr‚d‚ric Royal." Haar
Reg. . Mr. . is heden de bekende psycholoog en letterkundige Dr. N. B.
Donkersloot.
Rotterdam, O.°.N.F.
-A.o.L.o.1027 Memphis, Van Vollenhovenstraat 35, 010/4362299
Royal-Arch (the -). Het Koninklijke gewelf; Royal-Arch-Graad. Oorspronkelijk was dit de naam van
een afdeling van de Meestergraad in de Engelse Loges, niet die van een
afzonderlijn Graad.Deze afdeling ging echter in andere systemen over,en vormde
daar een nieuwe Graad; zo b.v. in het zogenaamde Oud-Engelse, uit Amerika en
Engeland ingevoerde rituaal, waarin deze de 13e Gr. . uitmaakte.-Br. . Kloss,
die een nauwgezet onderzoek instelde naar 't ontstaan van deze Gr. .., meent dat
hij uit Frankrijk afkomstig is; want eerst na 1744 vinden we sporen hiervan in
Engeland en wel bij de z.g."Ancient Masons' wier hoofdleider, Dermott, deze
Gr. . voor "wortel, merg en hart" van de Vrijmij. ... veklaart, maar tevens er over
klaagt, dat een ander, die hij niet noemt, met de Royal-Arch-Gr. . handel drijft.-In
Schotland werd deze Gr. . eerst later ingevoerd; want dat vele Loges daar te
lande reeds vroeg zich Royal-Arch-Loges noemden, bewijst niets voor het
vroeger bestaan van die Graad daar; deze naam was een die onwillekeurig werd
gekozen. Men kan als zeker vaststellen, dat bovengenoemde Demott deze Gr. . in
Groot-Brittanni‰ heeft bekend gemaakt en wel als een bijzonder eigendom van de z.g. Ancient Masons, die zich vijandig tegenover de z.g. Modern Masons (de
gewone VV. . MM. .) stelden.-Toen nu in 1772 en '73 vele aanhangers van de
Ancient Masons tot de wettige Gr. . L. . terugkeerden, waren onder deze ook
velen die de Royal-Arch-Gr. . bezaten, waardoor het kwam, dat bij en naast de
Gr. . L. . te Londen ook een Royal- Arch-Kapittel gevormd werd. Dit kapittel
werd weldra officieel erkend, ook door de Gr. . LL. ., van Schotland en Ierland.
In 1778 bestond er dus een officieel Gr. . Kapitt. . dat een wetboek uitvaardigde.
Findel deelt in zijn Geschichte'" (I. S. 206 f.) een uittreksel daaruit mede. Hij
geeft hier tevens een lijst van de Officc. .. of Groot-ambtenaren van deze Gr. .,
waaruit wij iets van de wijze waarop hij was samengesteld leren kennen. Patroon
was de Hertog van Cumberland; Gr. . Mrr. . of Principalen: 1. Zorobabel
(George Smit) 2. Haggai (John Hull. Esq.), 3. Josua (Th. Tutt Esq ) President van
de Raad: Rowland Holt Esq.; Generaal-Inspecteurs: John Brooks, James
Hesseltine, John Allen; Generaal- correspondent: James Hesseltine,
Schatbewaarder: Charles Taylor; verder waren er Superintendenten van de
provincies, reizigers (sejourner), schrijvers, stewards, standdaard-dragers,
organisten en deurwachters of dekkers.-Met de invoering van dit wetboek was
deze Graad feitelijk erkend, en toen de beide Gr. . LL. . van Engeland zich
verenigden, vloeiden ook de beide Gr. . Kappittels ineen. Van Engeland uit ging
deze Gr. . ook naarAmerika, en wel korte tijd nadat, door de Engelse Gr. . L. .,
Loges in de Ver.Staten waren geconstitueerd. Het eerste Gr. . Kap. . ontstond
daar in 1798. De organisatie van deze Gr. . is in Amerika intussen enigszins
anders dan in Engeland. De voorbereidende Grr. . zijn daar Merk-, Past-, en
Excellent-Master, de Officc. . de Hogepriester, de Koning,de Schrijver, de
Kapitein van de gasten, de Opper-ceremoniemeester, de Royal-Arch-kapitein en
de drie Groot-Meesters van het voor-hangsel. Er zijn in Amerika slechts weinig
Meesters VV. . MM. ..die deze Gr. . niet bezitten. In 1786 werd de Royal-Arch-
Gr. . naar Duitsland overgebracht, daar Gr„fe te Hannover het kap. . Siona
oprichtte, maar weldra verdweon hij weer. Hoewel nu in Engeland de Royal-Arch
niet als afzonderlijke Gr. . werd erkend, maar alechts als een afdeling van de
Mr. . Gr. ., kwam daarin toch in zoverre verandering, dat tussen deze laatste en
de Royal-Arch- Graden nog tussen graden werden ingeschoven (Mark-Master,
Past-Master, Most excellent Master) die oorspronkelijk weinig beduidden maar
langzamerhand werkelijke Graden werden en dit blijven, al beweert men dat ze
slechts een voortzetting en voltooing zijn van de Meestergraad. - In Schotland
werd in I817 een opper- kapittel van Royal- Arch gesticht, dat echter eerst in
1845 volledig georganiseerd werd en bestond toen uit de afdelingen: Mark, Past,
Eccellent, Royal-Arch, Royal-Arch. Master en Babylonischo Prins De laatste
wordt ook veelal Red Cross (Roodkruis) genoemd en bestaat ook wee r uit drie
trappen: ridder van het zwaard, ridder van het Oosten en ridder van het Oosten en
Westen. In Ierland is deze Gr. . op nagenoeg gelijke wijze ingericht. - We zullen
niet verder de onderscheidende veranderingen mededelen die, voor en na, in deze
Gr. . gebracht zijn, maar keeren tot het oorspronkelijk wetboek van 1778 en de
later daarin gebarchte wijzigingen, terug om de betekenis van deze Gr. . te leren
kennen. De denkbeelden die nu van deze Gr. . ten grondslag liggen, zijn de
volgende. De Vrijmij. . bestaat uit twee delen: de operative en despeculative, en
de eerste kan weer in onderafdelingen gesplitst worden:
1. de Manual-masonry, die alle delen van de kunst omvat, die alleen door
handenarbeid of met behulp van eenvoudige werktuigen verricht kunnen worden,
en die dus door de praktijk moeten worden aangeleerd. Deze maconnerie betreft
de Leerling-graad.
2. De instrumental-masonry, bestaat in 't gebruiken van onderscheidene wis- en
meetkundige werktuigen, en wordt beoefend in de gezellen-graad.
3. De wetenschappelijke maconnerie bestaat in de kennis van de onderscheidende
kunsten en wetenschappen, die ons in staat stellen de betekenis en waarde van de
genoemde werktuigen te leren kennen, en wordt beoefend in de Meestergraad.
Deze zijn nu de voorbereidende graden, waardoor men geschikt wordt gemaakt
voor de hogere graden, voor de speculatieve of Royal-Arch-maconnerie. Deze
laatste nu steit zich ten doel, alle kunsten en wetenschappen te beoefenen, voor
zover het menselijk verstand, in dit onvolmaakte leven, daartoe bekwaam is. In
1807 werd dit alles enigszins vereenvoudigd, en toen ook nader toegelicht; toen
schreef men: "de oude Vrijmij. . bestaat uit vier graden, van welke de leerling-,
de metgezellen- en de verheven meestergraad de drie eerste zijn. Die Br. . die in
deze graden voldoende vorderingen gemaakt heeft, kan uitgekozen worden (is
eligible) voor de toetreding tot de vierde graad, de heilige Royal- Arch. Deze
graad is voor zeker verhevener, verlichter en machtiger dan de voorgaande. Hij is
het toppunt en de voltoo‹ng (the summit and perfection) van de oude Vrijmij. ..
Hij prent diep in ons gemoed het vaste geloof aan het bestaan van een hoogste
Godheid, hij wie geen begin van dagen en geen einde van jaren is, en wekt ons op
tot de eerbiedige verering, die de naam van de Heilige toekomt. Wegens zijn
voortreffelijkheid heeft deze Gr. . onder de Masons de naam kapittel ontvangen.
Op-dat nu deze hoogste graad kan bestuurd worden met die regelmatigheid, orde
en eerbied, die aan zijn verheven doel beantwoorden, en gelijk die sinds
onheuchelijke tijden beheerd werd, als een wezenlijk bestanddeel van de oude
ma‡onnerie, ook als de voltoo‹ng en de sluitsteen van het schone systeem, (the
perfection and end of the beautiful system), hebben de voortreffelijkste macons in
de Engelse Gr. . L. ., nadat ze behoorlijk zijn bijeengekomen en, overeenkomstig
de oude constituties, in een algemeen groot-kapittel zijn vergaderd, de regels die
lange tijd gevolgd zijn, zorgvuldig verzameld en weer herzien, en toen op de
volgende wijze aangenomen (adopted), dat ze-na sanctie van de Groot-Loge-in de
boeken van iedere wettig geconstitueerde Loge zijn ingesehreven en dus, op
solemneele en afdoende wijze, een deel zullen uitmaken van de wetten en
instellingen die betrekking hebben op de regering en t bestuur van de Orde.
Iedere Loge, die dit alles niet nauwkeurig opvolgt, staat bloot aan het afkeurend
oordeel van de Groot Loges en moet verwachten, dat de schriffelijke oorkonde
van haar vestiging vernietigd wordt. De Royal-Arch is dus een integrerend deel
van het Engelse Logewezen, en onder de Gr. . L. . van Engeland werken niet
minder dan ruim 400 Royal-Arch-kapittels, die bij de onderscheidene Loges
geaffilieerd zijn. Ook in Ierland en Schotland is het aantal van deze kapittels vrij
beduidend.
-De legende van deze Gr. . heeft betrekking op de bouw van de
tweede tempel. Men verhaalt, dat drie onbekende vreemdelingen uit een joods
geslacht hadden aangeboden deel te nemen aan de heilige arbeid en de puinhopen
van de oude tempel wilden opruimen. Daar nu 't gerucht liep, dat onder deze
ruïnen iets belangrijks verborgen was, werden de vreemdelingen aangemaand,
naukeurig op alles te letten wat tot eenige ontdekking kon aanleiding geven. Na
enige dagen kwamen de vreemdeligen en deelden aan de vorsten en
hoofdpriesters mee, dat ze de zo belangrijke ontdekking gedaan hadden. Ze
waren n.1. bij de weg-ruiming van de puinhoopen, op een plaats gekomen, waar
ze door de holle klank van de bodem, een verborgen gewelf ontdekt hadden. 't
Gelukte hun een opening te maken en in het gewelf aftedalen daar hadden ze
enige stenen tafelen gevonden, waarop een deel van de goddelijke wet gegriffeld
was. Daarop ontdekten ze een klein altaar tegen een van de zijwanden geplaatst.
Toen ze dit hadden weggeruimd, vonden ze de namen van de drie meesters die de
eerste tempel gebouwd hadden. Op het altaar hadden ze niet alleen de gewone
aanbidding Gods gevonden, maar ook een naam, die zeer zeker het verloren
woord was. Ze hadden het woord dieper ingegrift, het gewelf weer gesloten en
verzochten nu de vorsten en hogepriesters zelf alles nader te onderzoeken.
Zerubabel, Josua en de profeet Haggai daalden nu in 't gewelf neer, vonden alles
gelijk hun was meegedeeld en riepen nu de bestuurders van de tempelbouw
bijeen, om hen ook met de gedane ontdekking bekend te maken. Opdat nu de
jongere broeders niet belust mochten worden om dit geheim op ongeoorloofde
wijze te ontdekken, en niet weeraanleiding te geven tot een herhaling van 't geen
bij de dood van Hiram geschied was, moesten alle aanwezigen zich, bij een
plechtige eed, verbinden, het heilige woord nooit uittespreken dan in bijziin van
drie ingewijden en aan de andere Broeders zelfs niet bekend te maken dat men
het heilige woord gevonden had.