Maçonnieke encyclopedie
De Maconnieke Encyclopedie zoekt
Een ogenblik !
Gemengde vrijmetselarij: de voorgeschiedenis.
De gemengde loges "Droit Humain".
De Belgische Vrouwengrootloge.
Een moeilijk te overzien geheel.
HOOFDSTUK VIII, BELGISCHE VRIJMETSELAARS NU.
DE VRIJMETSELARIJ IN BELGIE
Het dagelijks leven van een vrijmetselaar.
Professor Leo Apostel (°1925-1998) beschreef dit als volgt:
Gemengde vrijmetselarij: de voorgeschiedenis.
De geschiedenis van de gemengde vrijmetselarij doet ons even buiten het kader treden van de in dit hoofdstuk behandelde periode.
In de galante achttiende eeuw botste de exclusieve mannelijkheid van de loges op nogal wat tegenstand. Was het een gezelschap van "bougres" of "chevaliers de la manchette", zoals men de homoseksuelen noemde? Was het een "socratische vereniging" (le "vice socratique" was een van de omschrijvingen van de homofilie), zoals in een schimpdicht werd bezongen? Waren "de meesten verzot op de misdaad van Sodoma", zoals in een politierapport in 1737 vermeld stond? Was het een samenkomst van alcoholisten, zoals al in 1730 in Londen werd beweerd in een boekje "Lof van de dronkenschap"?
In ieder geval "les dames n'en ont pas bonne opinion", schreef een Parijse correspondent van de markies de Caumont (1688-1745). Over de zeden van de broeders circuleerden "de folles rumeurs", zoals broeder Michel Procope (1684-1753) moest toegeven in zijn "Nouvelle apologie des francs-maçons".
Dat die geruchten inderdaad op de veronderstelde seksuele geaardheid van de macons betrekking hadden bevestigde politiecommissaris Dubuisson, die aan dezelfde markies de Caumont liet weten: "Alle vrouwen geloven dat de Orde van de Freemasons uit Sodoma afkomstig is en als enkelen een echtgenoot-vrijmetselaar hadden die in de uitoefening van zijn echtelijke plichten zou verflauwen, zouden ze dit ongetwijfeld toeschrijven aan de afwijkende belangstelling die hij er opgedaan zou hebben..."
In talrijke geschriften en vooral ook in gedichten en liederen verdedigden zich de ma,cons tegen deze verdenkingen en beschuldigingen. De loges waren "kerkers voor de ondeugden en tempels voor de deugden", betoogde Procope. Men hield er "kuise bijeenkomsten", zoals in een ander lied werd verzekerd.
Waarom dan werden de dames niet in de loges toegelaten? Een eerste reden die de broeders hiervoor aanvoerden, was dat zij ieders harten zouden veroveren en tweedracht zouden zaaien. Opnieuw Procope:
"Si le Sexe est banni, qu'il n'en ait point d'alarmes,
C'est point un outrage a sa fidelite,
Mais je crains que l'Amour entrant avec les charmes,
Ne produise l'oubli de la fraternite".
De tweede reden was, dat men volgens de vrijmetselaars niet kon rekenen op de discretie van het zwakke geslacht. In een liedje uit 1743 klonk het zo:
"Pardonne, tendre Amour,
;
si dans nos Assemblees
Les Nymphes de la Cour
ne sont point appelees.
Amour ton caractere
n'est pas d'etre discret.
Enfant pourrais-tu taire
notre fameux Secret?"
Daarom moest met aandrang beklemtoond worden dat, afgezien van het exclusief mannelijke gezelschap dat ze in de loges opzachten, de broeders niets liever deden dan de dames het hof te maken, en zoals zij zongen
"Nos soupirs font l'eloge
des douceurs de ta loi;
Au sortir de sa Loge
ton bon Frere est a toi".
Daarom hoopten zij dat ze de sympathie van de vrouwen zouden winnen en zongen:
"Accordez-nous votre suffrage
O Sexe enchanteur;
Tout Franc-maçon vous rend hommage,
et s'en fait honneur.
C'est en acquerant votre estime,
qu'il se rend digne de ce nom."
De advocaat en historicus Philippe Bertin du Rocheret (1693-1762) schreef in dezelfde maand september 1737 waarin hij geinitieerd werd, een "Apologie des Freys-maçons envers le beau sexe", waarin hij onder meer verzekerde dat er "geen vrijmetselaar was die niet een waarachtige liefde beleed voor het mooie geslacht, dat hij dag en nacht wou dienen en in alle omstandigheden verdedigen".
De dames hadden het evenwel zo niet begrepen. "Men weet het geschreeuw waarmede zij gansch Europa tegen de Vrije-Metselaars vervult hebben", schreef l'abbe Perau. "Sexe aimable mais jaloux, qui contre nous s'alarme et deja nous menace" werd gezongen in een cantate door de organist Louis-Nicolas Clerembault (1676-1749) gecomponeerd.
L'abbe Aunillon poogde alvast de verzekering te geven dat de vrijmetselaar die geheimhouding had aangeleerd, de meest aangewezene was om de dames volledige discretie te verzekeren in het liefdesleven:
"Nous devons cet avis aux belles
qui cherchent des amants fideles:
Qu'elles ecoutent nos lecons.
Parmi ceux qui peuvent leur plaire
S'il en est qui sachent se taire
C'est dans l'Ordre des freemaçons".
Dit gaf evenwel geen voldoening aan sommige vrouwen die er absoluut meer over wilden weten. De actrice Carton, die in opdracht van de politie enige "geheimen" aan haar minnaar had ontfutseld, was niet de laatste om onder de bedsprei haar charmes te ruilen voor wat maconnieke informatie. Dames die zich in man hadden verkleed en zich hadden laten inwijden, behoorden tot de geliefkoosde vrijmetselaarsverhalen.
Weldra werd gezocht naar mogelijkheden om ook vrouwen aan de 'rnysteries' deelachtig te maken.
De eerste vereniging die aan de vrouwelijke nieuwsgierigheid tegemoet kwam, was de in 1739 in Wenen gestichte "Orde van de Mopsen". Het was een wat ridicule nabootsing van de vrijmetselarij, waarbij de Trouw, gesymboliseerd door het mopshondje, als leidmotief werd genomen. De vrouwen werden er op voet van gelijkheid met de mannen in opgenomen.
In 1742 kwam in Parijs een gemengde orde tot stand: "L'Ordre de la Felicite", waar de apologeet Bertin du Rocheret deel van uitmaakte, en in 1747 stichtte de enthousiaste chevalier de Beauchaine een "Ordre des Fendeurs et des Fendeuses". Er volgden nog andere.
Het spreekt vanzelf dat men van dit soort genootschappen niets anders verwachtte, noch kon verwachten dan wat mondaine en galante activiteiten. Weldra hoorde men nog weinig van de gemengde en paramaçonnieke Ordes spreken en werden ze vervangen door de zogenaamde "adoptieloges" waarover we het aanstonds zullen hebben.
De gemengde loges "Droit Humain".
Tegen het einde van de negentiende eeuw, in een grondig gewijzigd klimaat, kwam in Parijs voor het eerst een echte gemengde vrijmetselarij tot stand. De initiatiefnemers behoorden tot de republikeinse, anticlericale en natuurlijk feministische kringen.
Marie Deraismes (1828-1894) had al een actief leven van militante publiciste achter zich in dienst van de vrouwenemancipatie, toen zij einde 1881 geinitieerd werd in een Parijse loge die zich hiervoor eerst onttrokken had aan het gezag van de "Grand Orient". Het bleef bij deze ene vrouwelijke initiatie en de verhoopte evolutie van de bestaande mannenobedientie naar een gemengde organisatie bleek ijdele hoop.
Na meer dan tien jaar geduldige en vruchteloze pogingen, besloot Deraismes dat de tijd was aangebroken om een volledig onafhankelijke en gemengde vrijmetselaarsorganisatie op te richten.
Het werd de "Grande Loge Symbolique Ecossaise Le Droit Humain", gesticht op 4 april 1893. Het "Menselijk Recht" wees natuurlijk op de gelijkberechtiging die door de vrouwenbeweging werd nagestreefd.
Marie Deraismes overleed enkele maanden na de stichting, maar de vereniging werd verder uitgebouwd. In 1898 werd ze omgedoopt tot "Ordre maçonnique mixte international le Droit Humain", aldus haar ambities bevestigend om zich over de hele wereld te verspreiden.
Gesticht door zestien vrouwen en een man, de geneesheer en senator Georges Martin (1844-1916), telde de Orde na twee jaar tweeenveertig leden, waaronder slechts vijf mannen. In alle loges van "Le Droit Humain" zou de sterk overwegende vrouwelijke participatie voortaan en tot op vandaag een opvallend gegeven blijven. De meeste mannelijke leden werden lid uit sympathie en om hun steun aan de feministische strijd te betuigen. Zij bleven daarnaast actief in de uitsluitend mannelijke loges van de "Grand Orient".
Ook een Belgische vrouw werd in de beginjaren in de "Droit Humain" geinitieerd, Isabelle Gatti de Gamond (1839-1905), de oprichtster van de eerste niet-confessionele middelbare school voor meisjes in Brussel. Ze stierf voor ze de gemengde vrijmetselarij in Belgie kon introduceren.
In hun grote meerderheid waren de Belgische vrijmetselaars tegen opname van vrouwen in hun werkplaatsen gekant, omdat ze, zoals in -1905 in de Antwerpse loge "Les Amis du Commerce et de la Perseveranc e Reunis" was besloten, "het onverantwoord ware door het opnemen van vrouwen, hoe interessant en verstandig deze ook wezen, de heersende harmonie onder de broeders in gevaar te brengen".
Het was dan ook onvermijdelijk dat de "Droit Humain" die aan een internationale vestiging begonnen was, zich in Belgie zou manifesteren.
Begin 1911 stichtten in Brussel vier vrijmetselaars, leden van het Groot Oosten, en drie vrouwen de gemengde loge "L'Egalite". Ideologisch sloot de gemengde vrijmetselarij nauw aan bij het Grootoosten: vrijzinnig en zeer anticlericaal. Strijd tegen "het dogmatisme en het obscurantisme" stond hoog in het vaandel geschreven. Politiek was de Belgische "Droit Humain" links, zelfs socialistisch te situeren en steunde ze de pacifistische activiteiten van de Nobelprijswinnaar Henri Lafontaine. Ter gelegenheid van de stichting van "L'Egalite" verleende de voornaamste Brusselse loge "Les Amis Philanthropes" assistentie. Ze vond d at dit in overeenstemming was met haar inspanning en " om de vrouw intellectueel, juridisch en sociaal te ontvoogden en te onttrekken aan de invloed van de katholieke kerk".
Niet alle leden waren het met de intrede van vrouwen in de vrijmetselarij eens, en opnieuw kwam het in deze loge tot pijnlijke discussies die weer op een scheuring uitliepen: "Les Amis Philanthropes n° 3" werd opgericht.
De "Droit Humain" bleef tot na de Tweede Wereldoorlog een nagenoeg uitsluitend franstalige obedientie. Zelfs werkplaatsen zoals "L'Aurore in Brugge opereerden uitsluitend in het Frans. Pas in 1956 werd in Brussel de nederlandstalige loge "Broederschap" opgericht.
Tot in 1924 bleef de gemengde vrijmetselarij in Belgie beperkt tot de ene loge "L'Egalite". Dat jaar kwam de loge "Verite" tot stand, die evenwel behoorde tot een afgescheurde "Grande Loge Mixte", die in Frankrijk was ontstaan. Initiatiefnemer was de directeur van het Instituut Solvay Max Gottschalk (°1889). Na enkele jaren kwam men tot een verzoening.
De linkse orientatie bleef aanwezig en voortaan werd de een-meiviering een jaarlijks "Droit Humain"-feest, waarvoor een bijzonder rituaal werd ontworpen. Ook de vrijzinnige opstelling bleef doorwegen, wat evenwel niet belette dat sommige van de nieuwe werkplaatsen een meer traditionalistische methode verkozen en de aanroeping van de Opperbouwmeester van het Heelal invoerden. Door de uitbreiding, ook buiten Brussels het aantal leden benaderde de tweehonderd kon de gemengde obedientie een kapittel van hoge graden oprichten en vanaf 1928 een autonome "Belgische Federatie" vormen. De eerste voorzitter was de Brusselse advocaat Gaston Vandermeeren (1868-1948). Trouwens, vooral mannen bleven de voornaamste leiders van de obedientie, zoals de geneesheren Camille Hennebert en Ernest Decraene (1882-1957), allebei oogleraar aan de ULB, en Emile Lefevre (1864-1921), docent aan de Militaire School.
De "Droit Humain" werd, minstens evenzeer als de "Grand Orient", een organisatie waar de strijdende vrijzinnigheid een belangrijker plaats nnam dan de traditionele en rituele vrijmetselarij. Dit kwam onder meer
tot uiting in de jaarthema's, die tot een algemeen verslag werden uitgewerkt. Seksualiteit, ontwapening, democratie, onderwijs behoorden tot deze thema's. De uitbouw van een atheïstische moraal werd ondernomen met als grondgedachten het vrij onderzoek, de laiciteit, de methodische en constructieve twijfel. Daarbij werden de leden ertoe aangezet om zich in te zetten in de verschillende organisaties die buiten de vrijmetselarij dezelfde idealen nastreefden.
Begin van de zeventiger jaren telde de "Droit Humain" vierentwintig werkplaatsen en 1500 leden en in 1998 telde de Federatie 5600 leden.
De Belgische Vrouwengrootloge.
De gemengde loges in de 18de eeuw die we hierboven hebben beschreven, bestonden in de rand van de vrijmetselarij en werden nooit door de georganiseerde obedienties erkend.
Na 1750 was er nog nauwelijks een spoor van terug te vinden. Een nieuwe vorm van vrouwelijke vrijmetselarij zag toen het licht: de uitslui. tend aan hen voorbehouden "adoptieloges".
Bij bestaande mannelijke werkplaatsen werden vrouwen, meest zoniet uitsluitend echtgenotes of naaste familieleden van de leden, "gea dopteerd" en aan de hand van sterk vereenvoudigde en nogal mondainf ritualen in de Orde opgenomen. Vanaf 1760 kwam een aantal adoptieloges tot stand.
Het doel lijkt dubbel te zijn geweest. De dames zochten in de loge dezelfde romantische sfeer die hun echtgenoten had aangetrokken en de heren wilden aan de dames de onschuld van de logegenoegens bewijzen
Ook in de Oostenrijkse Nederlanden werden adoptieloges gesticht De eerste lijkt "L'Imperiale Theresienne" in Aalst te zijn geweest, die in 1772 ontstaan moet zijn. Ook in Bergen, Brussel en Doornik hebben zulke loges bestaan, hoewel ze weinig of geen sporen hebben nagelaten.
De dames vergaderden af en toe, steeds onder leiding van de achtba re meester die de mannelijke werkplaats leidde waar de "adoptieloge' van afhing. De bijeenkomsten hadden een vrolijk en mondain karakte en subsidiair werd de filantropie beoefend.
In 1781 bestonden bij ons ongetwiffeld adoptieloges, aangezien d cogouverneur van de Oostenrijkse Nederlanden Marie-Christine var Saksen-Teschen (1742-1796) zich hierover zorgen maakte. Ze werd gerustgesteld door haar zuster, koningin Marie-Antoinette (1755-1793), die haar schreef: "Het is een vereniging voor liefdadigheid en plezier; me eet er veel en men babbelt en zingt er, wat de koning doet zeggen dat mensen die drinken en zingen niet complotteren. Men doet er ook de goede werken". Weliswaar voegde ze eraan toe "dat men ook goed zo kunnen doen zonder al die ceremonies".
De adoptieloges verdwenen met het Ancien Regime. Enkele schaarse pogingen tot heropleving werden zonder veel succes ondernome onder het Empire. Het is bekend dat Josephine de Beauharnais (1763/1814) zowel in Parijs als in Straatsburg aan feestelijke bijeenkomsten var adoptieloges deelnam. Meer dan mondaine samenkomsten waren he niet.
De "Grande Loge de France" bracht vanaf 1901 de adoptieloges opnieuw tot leven. Onder strikte voogdij van de mannelijke loges en met eigen reglementen en constituties werden een tiental vrouwenloges opgericht. Dit was het antwoord van de "Grande Loge" op het "Droit Humain"-initiatief van gemengde loges, dat vooral de steun van de 'Grand Orient" had.
In 1935 was men al zodanig geevolueerd, dat men een volledig onafhankeliike obedientie van vrouwenloges tot stand wenste te brengen. Die kwam er pas in 1945 onder de benamiing "Union Maçonnique Feminine de France" om in 1952 omgedoopt te xvorden in "Grande Loge Feminine de France".
De eerste Belgische vrouwenloge werd door de "Grande Loge Feminine de France" en met steun van het Belgisch. Grootoosten gesticht in z974. In 1981 waren er voldoende werkplaatseln om over te gaan tot de stichting van de Belgische Vrouwengrootloge.
Hoewel er verschillen bestaan van werkplaats tot werkplaats, behoort de Belgische Vrouwengrootloge overwegend tot dezelfde vrijzinnige strekking als de "Droit Humain" en het Belgisch Grootoosten, waarmee ze trouwens een vriendschapsverdrag heeft afgesloten. Nochtans, zoals de Belgische Grootloge, stelt ze haar werkzaamheden onder de hoede van de Opperbouwmeester van het Heelal .
Een moeilijk te overzien geheel.
In 1944 bestond de maçonnieke wereld in Belgie uit vier obedienties. De voornaamste en ook de enige die bekendheid genoot in de "profane" wereld, was het Grootoosten. De hoge graden werden bestuurd door de "Opperraad", die uitsluitend recruteerde onder de leden van het Grootoosten, maar er onafhankelijk van stond. De Belgische Federatie "Droit Humain" groepeerde een paar honderd mannen en vrouwen en verstrekte zowel de drie symbolische graden als de hoge graden. De Orde van Memphis-Misraim had moeizaam de oorlog overleefd
Vanaf 1959 werd het anders en thans is het maçonnieke landschap biizonder ingewikkeld geworden.
Voor de basisgraden kunnen de mannen kiezen uit het Belgisch Grootoosten, de Belgische Grootloge, de Reguliere Belgische Grootloge, de Belgische Federatie "Droit Humain", de loges Memphis-Misraim en hier en daar een "wilde" of onafhankelijke loge
De vrouwen hebben de keuze tussen de "Droit Humain" en de Belgische vrouwengrootloge
Het aantal grootmeesters of grootmeesteressen is in de basisgraden tot zes gestegen en daarbij zijn er dan nog eens evenveel "oppercommandeurs voor de obedienties van hoge graden.
De "blauwe" obedienties hebben elk een politieke en ideologische kleur Grootoosten en "Droit Humain" zijn overwegend vrijzinnig en atheistische Grootloge en Vrouwengrootloge hebben een minder scherp profiel, maar leunen grosso modo bij de Grootoostenstrekking aan.
Memphis-Misraim beweegt zich in de wereld van de esoterie, zoniet van de magie, en helemaal apart is er de Reguliere Grootloge, die zich resoluut als deïstisch en volstrekt apolitiek aandient.
Hoofdstuk VIII, Belgische vrijmetselaars nu.
Figuur; Hoofdstuk VIII
De Vrijmetselarij in Belgie
Het dagelijks leven van een vrijmetselaar.
Professor Leo Apostel (°1925-1998) beschreef dit als volgt:
Het Grootoosten van Belgie.
Het Grootoosten in Vlaanderen.
Samenstelling.
Logetypes en Logeleden.
Politici, journalisten en professoren.
De "bouwstukken".
Een spiegel van de maçonnieke belangstelling.
Vrijmetselarij en onderwijspolitiek.
Vrijmetselarij en politiek.
politieke ordewoorden?
C.L.I.P.S.A.S.
De paramasonnieke organisaties.
Actie voeren in de "profane" wereld.
De Belgische Grootloge.
"Regulier maar niet erkend".
Samenstelling en werking.
"Bouwstukken" .
De Belgische Federatie "Le Droit Humain".
De Belgische Vrouwengrootloge.
De broederkringen.
De Reguliere Grootloge van Belgie.
Vrijmetselarij in Vlaanderen.
De obedienties voor de hoge graden.
De logemozaïek.
DE VRIJMETSELARIJ IN BELGIE
DE "REGULIERE" VRIJMETSELARIJ
I. OBEDIENTIES (drie symbolische graden)
REGULIERE GROOTLOGE VAN BELGIE (RGLB) gesticht in 1979 hoofdzetel:
Koningsstraat 265 1210 Brussel aantal leden: ong. 900 aantal werkplaatsen: 27 (14 franstalige, 10 nederlandstalige, 1 tweetalige, twee Engelstalige)
GRAND LODGE OF SCOTLAND hoofdzetel: Edinburg voor Belgie: Koningsstraat 265 1210 Brussel aantal leden: ong. 100 aantal werkplaatsen 2 (Brussel en Antwerpen)
II. KORPSEN VOOR HOGERE GRADEN
Recruteren uitsluitend uit de leden van de hierbovengemelde obedienties.
OPPERRAAD VAN DE ALOUDE EN AANGENOMEN SCHOTSE RITUS VOOR BELGIE (AASR) gesticht in 1817 hoofdzetel: Koningsstraat 265 1210 Brussel verleent de dertig hogere graden van de AASR.
- GROOTKAPITTEL VAN HET HEILIG KONINKLIJK GEWELF (ROYAL ARCH) gesticht in 1966 hoofdzetel: Koningsstraat 265 1210 Brussel verleent de Royal Archgraad aantal kapittels: 6 (drie franstalige, twee nederlandstalige, een engelstalige)
GROOTPRIORY VAN BELGIE gesticht in 1986 hoofdzetel: Mutsaerdlaan 19 1020 Brussel verleent de drie hogere graden van de Gerectificeerde Schotse Ritus.
BELGISCHE MERKMEESTERLOGES afhangend van de "Grand Lodge of Mark Master Masons, of England and Wales and its Districts and Lodges overseas".
hoofdzetel: Freemasons' Hall, Great Queenstraat London voor Belgie: Koningsstraat 265 1210 Brussel
DE "IRREGULIERE" VRIJMETSELARIJ OBEDIENTIES (drie symbolische graden)
GROOTOOSTEN VAN BELGIE (GOB) gesticht in 1833 hoofdzetel: Lakenstraat 79 1000 Brussel aantal leden: ongeveer 8.000 aantal werkplaatsen: 83 (58 franstalige, 24 nederlandstalige, 1 tweetalige)
BELGISCHE FEDERATIE VAN GEMENGDE LOGES "DROIT HUMAIN" (DH) gesticht in 1928 (eerste Belgische loge in 1911) hoofdzetel: Marconistraat 207 1180 Brussel aantal leden: ongeveer 3.700 aantal werkplaatsen: 65 (waarvan 21 nederlandstalige of in Vlaanderen gelegen)
GROOTLOGE VAN BELGIE (GLB) gesticht in 1959 hoofdzetel: Elizastraat 65 1050 Brussel aantal leden: ongeveer 2.600 aantal werkplaatsen: 38 (22 franstalige, 14 nederlandstalige, 2 tweetalige )
VROUWENGROOTLOGE VAN BELGIE (VGLB) gesticht in 1981 hoofdzetel: Driesstraat 21 1190 Brussel aantal leden: ongeveer 600 aantal werkplaatsen: 17 (waarvan 2 in Vlaanderen gelegen)
OUDE EN PRIMITIEVE RITUS MEMPHIS-MISRAIM hoofdzetel: Joseph Meuwis, Chaussee de Nivelles 150 5032 Bothey aantal leden: ong. 200 aantal werkplaatsen: 3
KORPSEN VOOR HOGERE GRADEN
SOUVEREIN COLLEGE VAN DE SCHOTSE RITUS VOOR BELGIE recruteert uitsluitend onder de leden van het Grootoosten van Belgie gesticht in 1960
hoofdzetel: Lakenstraat 79 1000 Brussel verleent de dertig hogere graden van de AASR
OPPERRAAD SCHOTSE RITUS VOOR BELGIE recruteert onder de leden van het Grootoosten van Belgie en van de Grootloge van Belgie gesticht in 1965 hoofdzetel: Peterseliestraat 7 1000 Brussel verleent de dertig hogere graden van de AASR
GROTE OPPERRAAD SCHOTSE RITUS VAN BELGIE recruteert uitsluitend onder de leden van de Grootloge van Belgie gesticht in 1979 hoofdzetel: Koningsstraat 215 B.2 1210 Brussel verleent de dertig hogere graden van de AASR
- BELGISCHE FEDERATIE VAN GEMENGDE LOGES "DROIT HUMAIN" recruteert uitsluitend onder de eigen leden. In tegenstelling tot de overige vrijmetselaarsorden, heeft de Droit Humain geen afzonderlijke "Opperraad" voor de hogere graden, die door de zelfde obedientie als die van de basisgraden worden verleend. gesticht in 1928 hoofdzetel: Marconistraat 207 1180 Brussel verleent de dertig hogere graden van de AASR
- OPPERRAAD VROUWENGROOTLOGE VAN BELGIE recruteert uitsluitend onder de leden van de Vrouwengrootloge van Belgie. gesticht in 1988 hoofdzetel: Driesstraat Z1 1190 Brussel verleent de dertig hogere graden van de AASR
- OUDE EN PRIMITIEVE RITUS MEMPHIS-MISRAIM recruteert uitsluitend onder de eigen leden. In tegenstelling tot de overige vrijmetselaarsorden, heeft Memphis-Misraim geen "opperraad" voor de hogere graden, die door dezelfde obedientie als die van de basisgraden worden verleend. hoofdzetel : Joseph Meuwis , Chaussee de Nivelles 1 50 5032 Bothey verleent de twee en negentig hogere graden van de Memphis-Misraim Ritus
Het dagelijks leven van een vrijmetselaar.
Iedere vrijmetselaar kan als hij of zij het wil, van de logebroederschap een bijna voltijdse bezigheid maken.
Iedere week of om de twee weken moet hij de vergadering var zijn werkplaats bijwonen, die aanvangt in de vooravond. Het formele gedeelte kan een a anderhalf uur duren, tenzij met alle gewenste rituele omkledingen een nieuw lid wordt geinitieerd of de uitgenodigde spJeker een uitgebreide uiteenzetting houdt en een levendige discussie op Dang brengt. Daarna kan hij aanzitten aan een broedermaal in het ''voolhof'' van de tempel en zal wellicht nog blijven nakaarten in de bar of "vochtige kamer" .
Als hij nog maar recent ingewijd is en als leerling de benaming "zeer vlijtige leerling" wil veroveren of wat later "salarisverhoging" wil verkrijgen en opklimmen tot gezel en weldra tot meester, moet hij regelnatig de "instructieloges" bijwonen en zich vertrouwd maken met de eigen en soms eigenaardige wereld van de loges.
Om zijn kijk op het vrijmetselaarsgebeuren te verruimen, moet hij zich regelmatig als bezoekende broeder aanmelden bij een of andere loge van de eigen of van een bevriende obedientie. Op elke weekdag heeft hij de keuze uit tientallen mogelijkheden in Belgie, tenzij hij ook eens de grens oversteekt. Als hij op reis vertrekt, moet hij informeren watr en wanneer hij logebijeenkomsten kan vinden.
In de loop van het werkjaar mag hij zeker de feestelijke bjeenkomsten niet missen. In september is dat het feest van het ontwaken van de natuur en in juni de insluimering van de natuur: tegengesteld aan de werkelijke seizoenen, maar de vrijmetselarij houct nu eenmaal van die tegenstrijdigheden. Tijdens de zomer kan hij aanwezig zijn op het tuinfeest of de barbecue, waar ook zijn v]ouw mee op uitgenodigd is. Als hij tot een deistische loge behoort, zal hij het Winter-St.-Jansfeest (eind december) en het Zomer-St.-Jansfeest (eind juni) niet willen missen. Behoort hij tot een actieve verkplaats, dan zal hij aanwezig zijn op muzikale of artistieke avolden georganiseerd, vaak met de bedoeling een of andere kas te stijven. Eens per jaar moet hij het "adoptiefeest" bijwonen, waar de leden hun kinderen tussen 12 en 18 jaar kennis laten maken met de loge, de bij die gelegenheid tegenover hen een belofte van hulp en bescherning aflegt.
Zijn loge heeft waarschijnlijk regelmatige contacten met een zuster loge, meestal een Franse. Hij zal natuurlijk mee raizen wanneer weekendbezoeken aan deze broeders worden georganiseerd.
Op de algemene vergaderingen of op de studiedagen die door zijn obedientie worden georganiseerd, mag hij als ijverige broeder niet ontbreken en wanneer voor een jubileum of een grote feestelijkheid algemeen verzamelen wordt geblazen, dient hij natuurlijk van de partij te zijn.
Eenmaal lid van het bestuur of "Commissie van officieren en dignitarissen" van zijn werkplaats, kan hij een bijkomende taak opnemen, die soms heel wat van zijn tijd en energie zal opslorpen. Het begint met nederige taken, zoals onderhoud en opschik van de tempel, secretariaatswerk, bijhouden van het archief, ordenen van de bibliotheek, organiseren van feestelijkheden en maaltijden, boekhouding, enz. Wat later zal hij hogere functies toegewezen krijgen en hetzij al, redenaar, hetzij als eerste of tweede opziener, hetzij uiteindelijk als achtbare meester tot de leiders, de zogenaamde "Lichten" van de werkp]aats gaan behoren.
Natuurlijk is hij van nabij betrokken bij het asntrekken van nieuwe leden. Hij helpt mee het dossier van de kandidaten opstellen, maakt deel uit van de commissie die ze thuis gaat opzoeken en ondervragen, neemt deel aan de opeenvolgende stemmingen de eerst na de samenstelling van het dossier, de tweede na lezing van het schriftelijk werk dat de kandidaat heeft ingezonden en de derde nadat de kandidaat in het bijzijn van alle broeders, maar zelf geblinddoekt, aan een ondervraging is onderworpen.
Opgeklommen tot de meestergraad en deel uitmakend van het bestuur van zijn werkplaats, zal hij ook stilaan naar commissievergaderingen in Brussel gestuurd worden of zelfs aangesteld worden als vertegenwoordiger van zijn loge in de centrale bestuursorganen. Wie weet wordt hij ook daar niet op een dag verkozen tot een var de grootofficieren of, supréme consecratie, zal hij een van de hoogste functies toegewezen krijgen en zal hij een van de "Grote Lichten" worden.
Op een dag zal een broeder hem aangemoedigd hebben om zich in hogere graden te laten inwijden en zodra hij hierin is opgegaan, zal hij niet rusten voor hij de top van de piramide, de drieendertigste graad, heeft bereikt.
Al deze activiteiten worden niet alleen gratis uitgeoefend, maar ze kosten de broeder zelfs een aardige cent. Als jaarlijkse lidmaatschapsbijdrage betaalt hij 6.000 fr. Als hij de rekening maakt van alle bijkomende activiteiten, feesten, bezoeken en reizen, heeft hij allicht twintigduizend frank of meer besteed. Bij iedere "salarisverhoging" of toetreding tot een hogere graad dient hij een registratierecht te betalen dat 3 a 5.000 fr zal bedragen.
Hij zal daarbij ook soms de sollicitaties niet verstaan voor steun aan een of ander maconniek project, men zal hem toeken of kunstwerken aanbieden speciaal voor vrijmetselaars bestemd, jubilerende werkplaatsen zullen hem gedenkpenningen of ereschalen aanbevelen, enz. Tot de hogere graden opgeklommen, zal hij helemaal to de vaststelling komen dat het actieve lidmaatschap van de vrijmetselarij een dure hobby is, die
aan de gemiddelde inkomensgenieter nog weinig ruimte laat voor andere liefhebberijen. Hij zou er trouwens ook niet meer de tijd voor hebben.
Als hij intellectueel ingesteld is, zal de actieve broeder vele uren kunnen besteden aan het lezen van de aanzienlijke stroom van publikaties die zowel in de "profane" wereld als binnen de vrijmetselaarsobedienties zelf het maconnieke fenomeen vanuit de meest uiteenlopende gezichtshoeken behandelt. Het aanschaffen van deze boeken, die hij vaak niet in openbare bibliotheken zal vinden, zal hem in de beurs doen tasten.
En als hij zich ook nog als militant wil engageren in de "profane" wereld, zal hij weldra tijd te kort komen.
Zoals het een goede broeder past, moet hij over een volledige uitrusting beschikken: het schootsvel of zelfs de verschillende schootsvellen van de respectieve graden die hij heeft ontvangen, de witte handschoenen, de linten en "juwelen" van de bereikte graden, de rituaalboekjes of "catechismussen" die hem in staat stellen om de logearbeid voor te bereiden of goed uit te voeren. Dit alles bewaart hij in een platte aktentas, waar hi] bijzondere zorg voor draagt.
Een broeder met het activiteitstype zoals hier beschreven zal ongetwijfeld gerechtigd zijn om als zijn beroep dat van "vrijmetselaar" op te geven. Er bestaan wel degelijk mensen die zo ingesteld in de vrijmetselarij treden, zoals anderen in het klooster. Deze maximalisten vormen evenwel een minderheid. Toch wordt de vrijmetselarij gedragen door een aantal broeders die, zonder het engagement te evenaren van de hierboven beschreven fictieve broeder, heel wat tiid en inspanningen aan de loge besteden. Onder de meest actieven vallen vooral de leerkrachten en de ambtenaren op. Zij beschikken vaak over meer vrije tijd dan beoefenaars van een zelfstandig beroep.
Er zijn anderzijds veel vrijmetselaars die een heel wat bescheidener maconnieke activiteit ontplooien. Behalve drukke beroepsbezigheden zijn er redenen, naast ziekte en ouderdom, die de deelname aan de logeactiviteiten negatief kunnen beinvloeden.
Sommige broeders of zusters zijn na enige tijd ontgoocheld of niet meer geinteresseerd door wat zich in de tempels afspeelt. Meningsverschillen, beroepsnaijver, vrouwenkwesties of uiteenlopendheid van karakters spelen soms een rol, vooral dan in de kleine en besloten gemeenschap van een werkplaats in een provinciestad.
Het is ook ontegensprekelijk dat een aantal leden naar de vrijmetselarij komen, omdat ze hierin een uitdrukking van hun steun aan de vrijzinnigheid zien, zonder dat ze zich daarvoor verder daadwerkelijk willen of kunnen inzetten. Anderen beschouwen hun lidmaatschap als een "verzekeringspolis" voor de dag dat ze de steun van de broederschap zouden behoeven.
Het absenteisme is dan ook een vaak terugkerende klacht. Behalve in uitzonderlijke omstandigheden of voor feestelijkheden, komt zelden meer dan de helft van de broeders opdagen.
In 1981 meldde "La Flandre" (Brugge) dat de gemiddelde aanwezigheid op de blieenkomsten rond vijfendertig procent lag en dat bijna twintig procent van de leden haast nooit aanwezig was. "Branding" (Brussel) had in 1975 minder dan vijftig procent aanwezigheid. De Grootloge van Belgie vond het een aanzienlijk succes, toen op de plechtige viering van haar dertigjarig bestaan in november 1989 op een zaterdagochtend in Brussel twintig procent van de leden aanwezig was.
De aanwezigheid is het hoogst in de kleine groep van een recent opgerichte loge waar men met de ijver van de neofieten aan de opbouw van een nieuwe vriendenkring werkt. Na enkele jaren treedt meestal enige vermoeidheid in. In grotere loges met een ledenaantal dat soms aanzienliik boven de honderd ligt, voelen sommige leden zich minder onontbeerlijk en slaan ze al vlugger enkele bijeenkomsten over.
Professor Leo Apostel (°1925-1998) beschreef dit als volgt:
"De ondervinding leert dat loges zelfvernietigende groepen zijn. Ze beginnen bescheiden en er ontstaat een intense wisselwerking tussen de stichters. Dan begint de recrutering. Wanneer een zeker aantal is bereikt, een veertigtal leden kan al volstaan, gaat de oorspronkelijke intimiteit verloren, de interactie verslapt, het absenteïsme neemt toe en de toestand wordt bereikt waarbij men gemiddeld nog een derde van de leden ziet opdagen, meestal de recent geinitieerden, begeleid door enkele volhouders die de melancholische herinnering hoog houden aan wat eens een levende cel was".
De vaststelling van dit probleem heeft er de verschillende obedienties in de recente jaren toe gebracht de voorkeur te geven aan een groter aantal loges met geringere bezetting boven uitgebreide werkplaatsen met talrijke "papieren" leden.
Het Grootoosten van Belgie.
Voor de minder aandachtige buitenstaander is de vrijmetselarij in Belgie nog altijd synoniem met "Grootoosten". Dit is niet verwonderlijk. Het Grootoosten is de oudste obedientie, heeft een bewogen geschiedenis achter de rug en telt het grootste aantal werkplaatsen en leden. De tempels in de Peterseliestraat en in de Lakenstraat in Brussel zijn ook aan veel niet-ingewijden bekend. Laatstgenoemde kwam op 29 september 1986 in de actualiteit naar aanleiding van een mysterieuze bomaanslag die niet werd opgeeist en waarvan de daders nooit werden gevonden. Het Grootoosten is ook het meest geengageerd in het maatschappelijke zoniet in het politieke debat en dit kan natuurlijk niet gebeuren zonder dat dit ook een grotere notorieteit in de "profane" wereld met zich meebrengt.
Zoals ook bij de overige obedienties ligt bij het Grootoosten het zwaartepunt van de werking en van het lidmaatschap bij de franstalige Belgen, meer bepaald in Brussel. De binding met de ULB speelt hierbij een onmiskenbare rol, evenals de aanwezigheid van talrijke buitenlanders, in de eerste plaats ambtenaren van de Europese en internationale instellingen en diplomaten.
In de hoofdstad werken de oudste werkplaatsen, zoals "Les Vrais Amis de l' Union et du Progres " , "Les Amis Philanthropes" en haar "dochters, "Les Amis Philanthropes n° 2 Alpha", "Les Amis Philanthropes n° 2 Omega", "Les Amis Philanthropes n° 3" en "Les Amis Philanthropes n° 4". Dit zijn de "prestigieuze" loges, waar diegenen die naam en faam hebben in vrijzinnig Belgie, ook Vlamingen, zich graag bij aansluiten. Deze loges tellen dan ook elk een paar honderd tot verschillende honderden leden, wat tot gevolg heeft dat ze een grotere hoeveelheid "papieren" leden tellen dan kleine werkplaatsen in provinciesteden, die vaak een homogenere vriendenclub zijn.
In Brussel zijn een derligtal Grootoostenloges actief. Naast de al vermelde ziin de voornaamste: Promethee, La Fraternite, L'Amitie Fraternelle, Le temps des cerises, Athena, La Pierre Angulaire, Action et Progres. Union et Progres, L.bre Examen 1 en 2, L'Amitie Victor Bohet, Action et Solidarite (ACSO) en ACSO 2 en 3, St Jean d'Ecosse, en Le Ciment .
De grote manifestaties van de vrijmetselarij, niet alleen van het Grootoosten maar ook van de bevriende obedienties, hebben meestal plaats ir de ruime lokalen van "Les Amis Philanthropes" in de Peterseliestraat o op de hoofdzetel van het Grootoosten in de Lakenstraat.