Maçonnieke encyclopedie-L.

De Maconnieke Encyclopedie zoekt


Een ogenblik !





Jeanne de Bellem (1734-?) "La pompadoer des Pays Bas"
Bewondering
"Groot, met een zeer blanke huid en met een prachtig gevormd lichaam, indringende zwarte ogen, lange zwarte krullën en schitterende tanden," kortom ,"une beauté troublante". Zo beschreef ëen parnflettist Jeanne Pinaut alias Mademoiselle de Bellem, de, minnares van Hendrik Van der Noot.

Jeanne Pinaut was het voorwerp van een reeks boosaardige pamfletten vanwege vonckisten en keizersgezinden die haar afschilderden als grijze eminentie van Hendrik Van der Noot. Een groot deel van haar leven blijft duister; wat volgt is een samenvatting van de onzekere rekonstruktie die prof. F. Van Kalken in 1923 op basis van die pamfletten publiceerde.
Jeanne Pinaut werd op 1 maart 1734 geboren in Namen als dochter van de sloffenmaker Jacques en zijn vrouw, de naaister Marianne. Jeannes moeder werd betrapt bij de diefstal van zakdoeken van het garnizoen, die op de stadswallen aan een lijn te drogen hingen. Ze werd gegeseld en bezweek aan haar wonden.
Jacques werd blind en kwam voortaan als bedelaar aan de kost; Jeanne hielp hem. Op haar vijftiende werd ze de maitresse van een sergeant; twee jaar later trok ze naar Brussel. Ze kwam terecht in een bordeel aan de Bloemenstraat tussen de Zwaluwenstraat en de Nieuwbrugstraat, nabij de huidige Jacqmainlaan. Van daar verhuisde ze naar de herberg De Eekhoorn van een zekere + Van Bruyn, tegenover het klooster van de Karmelieten.
Op 4 september 1751 verdween Jeanne plots spoorloos. Van Bruyn waarschuwde de amman, Nikolaas Van der Noot, die haar samen met de sub-prior van de karmelieten aantrof in een biechtstoel. Naar verluidt was de zoon van de amman, Hendrik, de latere advokaat, hierbij aanwezig en ontvlamde hij in liefde voor de ondernemende Jeanne. Zij zat zes maanden in het huis van bewaring en belande toen weer in de bloemstraat.
Daar werd ze "ondekt" door burggraaf Alexandre Bertout de Carillo, heer van Cauwenburgh-Quérioriville en van Ottignies. Hij nam haar mee naar zijn buitengoed in Laken, waar hij haar een rudimentaire opvoeding liet geven:`Aan zijn kinderen vertelde hij dat Jeanne een wees van goeden huize was en Mademoiselle de Bellem heette.

Toen Jeanne zwanger raakte, installeerde de edelman haar in een huis aan de Koolstraat. Ze beviel er van een kind waarover verder niets bekend is. De burggraaf verloor zijn belangstelling, maar geen nood: zijn zoon nam zijn plaats in. Naar boze tongen beweerden, was burggraaf junior de vader van Marianne, de dochter waarvan Jeanne. Rond 1758 ontmoette Jeanne (opnieuw) Hendrik Van der Noot, toen zevenentwintig. De twee maakten geen geheim van hun verhouding; Van der Noot zag zelfs af van een huwelijk met een vrouw van zijn stand.
Bewondering
, De twee woonden nooit samen hoewel men zich in de 18de eeuw vertedérde over lange verhoudingen, had de toenmalige goegemeente dàt niet aanvaard. Toen het verzet tegen Jozef II in 1787 op gang kwam, was Jeanne drieënvijftig. Zij steunde Van der Noot door dik en dun, ook toen hij vluchtte naar Breda en de Oostenrijkers haar opsloten in de Hallepoort. Haar brieven getuigen van de onvoorwaardelijke bewondering die ze voor haar levensgezel koesterde. Na Van der Noots triomfantelijke terugkeer werd Jeanne de first lady van de Verenigde Nederlandse Staten. Velen namen het haar niet in dank af. Naarmate de tegenstelling tussen "aristo-teokraten" en vonckisten scherper werd, nam het aantal pamfletten en spotprenten tegen Jeanne en/of Van der Noot toe. De keizersgezinden deden eveneens hun duit in het zakje.
Men beschuldigde Jeanne ervan dat ze namens de republiek officiersbrevetten en ambten verkocht en bij alle benoemingen een vinger in de pap had. Zij zou ook de aanstichtster zijn geweest van de plundering van de huizen van vonckisten in 1790. Toen de Oostenrijkers opnieuw in Brussel verschenen, sloeg Jeanne op de vlucht en zocht een onderkomen in de Verenigde Provinciën. Maar zij vluchtte niet samen met Van der Noot; de twee kwamen in andere steden terecht. Het waarom van die breuk blijft een raadsel. Het laatste dat men zeker weet is dat Jeanne naar Rotterdam trok en dat Marianne voor beiden de kost verdiende met tekenlessen.
Het toneelstuk La Levée du Sieye de Maestricht over het beleg van die stad door de Fransen onder generaal Miranda in 1793, suggereert dat Jeanne, die er uitzag als "een overjaarse kalkoen" de minnares van deze bevelhebber was geworden. De rest is stilte... Jan LAMPO
Brabantse 0mwenteling en Vrijmetselarij
, Politiek
"Kenteekens"
De 1 8de eeuw was de eeuw van de kritiek. Nooit eerder stelde men de bestaande orde zo nadrukkelijk in vraag. Voor het eerst namen denkers en pamflettisten Kerk en godsdienst onder vuur. De 18de eeuw was ook die van de vrijmetselarij. Zij ontstond in 1717 in Londen en kreeg de volgende decennia in heel Europa voet aan de grond. In de Oostenrijkse Nederlanden gebeurde dat vanaf 1750. Ook tijdens de Brabantse Omwenteling speelden vrijmetselaars een rol.
In de 19de eeuw schreven historici de vrijmetselarij een voorname rol toe als gangmaakster van de Verlichting en van de ideeën die ten grondslag lagen aan de Franse revolutie. Maar dat is niet juist. Hoewel de paus tegen de vrijmetselarij in het geweer kwam, bleef ze kristelijk van inspiratie. Onder haar leden telde zij vele geestelijken (pas in de vorige eeuw werd zij onder meer in Frankrijk en België vrijzinnig). Bovendien bleef zij lange tijd een zaak van edelen en rijke burgers, die tevreden waren met de maatschappelijke toestand.

Met haar kristelijk wereldbeeld en haar geheime, initiatieke karakter was zij eerder een uiting van de irrationele, misschien preromantische stroming die in de 18de eeuw naast de Verlichting stond al is het onmogelijk beide strikt te scheiden: individuen die de Rede voor alles stelden, handelden daar niet altijd naar; heel wat gevoelige en/of artistieke naturen zetten mee hun schouders onder de verspreiding van Verlichting.

Aan de andere kant waren de loges plaatsen waar ontwikkelde lieden, van wie velen vooraanstaande funkties bekleedden, elkaar ontmoetten. Dat er over de aktualiteit en nieuwe denkbeeld en werd gesproken, behoeft geen betoog.

Daar komt bij dat de vrijmetselarij of toch- een aantal loges in Gent en Antwerpen bij voorbeeld stilaan een demokratrischer karakter kregen en beefenaars van vrije beroepen, kooplui, winkeliers en zelfs ambachtslieden toelieten.

Jozef II was niet tegen de vrijmetselaij Hij had woorden van lof over voor haar menslievende aktiviteiten en vertikte het de veroordelingen van de paus te bekrachtigen. Maar hij had geen goed oog in het geheime karakter van de bijeenkomsten in steeds talrijker loges. Daarom wilde hij hun aantal beperken en hun aktiviteiten laten kontroleren door de politie.
Politiek
, In de Zuidelijke Nederlanden mochten maar drie loges blijven bestaan in Brussel; die in de provinciesteden moesten hun deuren sluiten. Voor vele vrijmetselaars, die om redenen van politieke eri/of religieuze aard toch al niet hoog opliepen met de keizer, wellicht een reden te meer om de kant van de opstand te kiezen (al zetten velen hun aktiviteiten stiekem voort en kenden de Brusselse loges geen grote uitbreiding).
Van der Noot werd pas vrijmetselaar toen hij als gevolmachtigde van het Brabantse Volk naar Londen reisde om Engelse steun te werven voor de opstand. Een politieke zet: eens terug in Brussel stelde hij alles in het werk om de loges te winnen voor de konservatieven. Dat was niet moeilijk; ze bestonden rotendeels uit edelen die de keizer de fbouw van hun privilegies verweten.
Een aantal vrijmetselaars was daar niet mee gediend en koos partij voor Vonck. De advokaten Vertong, Torfs, 't Kint en Le Hardy, de architekt Fisco en de handelaars Wesmael en Daubremez van Pro Aris et Focis waren vrijmetselaar. Dat gold ook voor de hertog van Ursel, diens schoonbroer de graaf van Lamarck en burggraaf Walckiers de Gamerages die de demokratische zaak steunden.

Verlooy die Pro Aris et Focis bedacht, behoorde misschien ook tot de vrijmetselarij. Achteraf schreef hij over de organizatie: "Om de wervinyen voor het leyer, d'opmaekinyen der bezondere machten in elke stede en d'onderrichtinyen daer toe dinstig met alle geheym, en nochtans met alle vryheyd te doen: hadden zy uytgevonden een genootschap by wyze van 't gene der vrye-metselaers onder benoeming van associatie pro aris et focis "
"Kenteekens"
, En toen Verlooy in 1790 in Rijsel een nieuw, maar gelijkaardig genootschap oprichtte dat Pro Patria heette, stond in het reglement: "Gy zult op de wyze van de vryemetselaers moyen ghebruyckmaeken van zekere kenteekens die zullen geyeven worden " Dit bewijst slechts dat hij met de vrijmetselarij vertrouwd was, niet dat hij er zelf toe behoorde. Ook van Vonck is dat verre van zeker; géen enkele eigentijdse bron noemt hem vrijmetselaar.
De opstand was dus zeker geen zaak van "de" vrijmetselarij; de rol van de Kerk was veel belangrijker. Bovendien waren de vrijmetselaars in de Zuidelijke Nederlanden het onderling oneens. De enen kozen voor Verlooy, de anderen voor Pro Aris et Focis, terwijl derden die van bij het begin keizersgezind waren onder hen hoge ambtenaren, ook Oostenrijkers dat bleven Men kan dus ten hoogste stellen dat tot de opstandelingen ook vrijmetselaars behoorden en dat sommigen van hen, die met lede ogen toezagen hoe Van der Noot "hun" loges in zijn greep kreeg, de demokraten steunden. Binnen die strekking speelden zij een opvallende rol. Maar zelfs indien deze mannen elkaar in vrijmetselaarskringen leerden kennen, en de vrijmetselarij een voornaam bindmiddel tussen hen vormde, bleef hun rol in het vonckisme een kwestie van individueel initiatief en niet van het gekoördineerde optreden van een eens gezinde groep. Jan LAMPO
Jan Frans Vonck op de vlucht
, Reichenbach
Franse troepen vallen Nederlanden binnen
Op 6 oktober 1790 merkte de Brusselse Vonckist Van Krieken tijdens een processie ter ere van Hendrik Van der Noot op dat "overal die monnikskappen te zien waren". Dat had hij beter niet gedaan. Van Krieken werd geslagen en aangehouden. Op de Grote Markt van de hoofdstad werd hij verplicht te biechten. Daarna probeerde de menigte de man aan een straatlantaarn op te hangen, maar het touw brak voor hij dood was. Men probeerde hem met een sabel te doden, maar ook dat lukte niet. Alleen een stuk van zijn kin werd afgehakt. Ten slotte bood een van de toeschouwers een zaag aan, waarmee Van Kriekens hoofd werd afgezaagd. Deze gruwelijke moord schetst de verhouding tussen Statisten en Vonckisten na een goeie tien maanden onafhankelijkheid .
Snel na de ultroeping van de onafhankelijkheid van de Verenigde Nederlandse Staten in januari 1790 stonden de Vonckisten, aanhangers van Jan Frans Vonck en de Statisten aanhangers van Héndrik Van der Noot, met getrokken messen tegenover elkaar., Men geniet een volledige vrijheid, als men niet schrijft, niet praat en zelfs niet denkt." schreef Dotrenge, de zaakgelastigde van Luik en aanhanger van Vonck, reeds op 15 januari l790 Het zag er niet goed uit voor de Vonckisten.
Om de progressieve aktie te koördineren, richtten de Vonckisten het Vaderlands Genootschap- op. Met pamfletten probeerden ze het volk van hun gelijk te overtuigen. Zonder sukses, overigens. Voor de bevolking was Hendrik Van der Noot de grote held. De Vonckisten waren verdacht omdat ze voorstanders waren van vernieuwingen in het bestuur.
En waren de Oostenrijkers niet zopas verdreven wegens de vernieuwingen die ze wilden aanbrengen? Bovendien was er het afschrikwekkende voorbeeld van Frankrijk,waar de revolutionaire vernieuwingen alleen maar tot anarchie leidden
Voor de vasten van 1790 publiceerde kardinaal de Franckenberg een herderlijke brief waarin hij een ieder, dle het geluk verstoorde, als vijanden van de staat en de kerk veroordeelde. Hij vroeg aandegelovigen niet te luisteren "naar die woelzieke en arglistige lieden, die, onder deksel van uw rechten op een soevereiniteit, die gij zelf nooit kunt uitoefenen, te bewaren, slechts tweedracht zoeken te zaaien en wantrouwen willen inboezemen jegens die vaders des vaderlands".
Wie de godsdienst of de grondwet wilde veranderen, was volgens de kardinaal een landverrader. De Vonckisten kwamen bij de gelovige bevolking nog meer in een slecht daglicht te staan.
Op 15 maart 1790 overhandigden de leden van het Vaderlands Genootschap aan de Staten van Brabant een verklaring waarin ze hun standpunten over demokratizering en modernizering uit de doeken deden. De overhandiging van dit Adres aan de Staten van Brabant brak hen zuur op. Onmiddellijk erna braken in Brussel rellen los, vermoedelijk op aanstoken van Van der Noot. Daarbij werden de ondertekenaars van het Adres gevizeerd. Op 17 maart moest Vonck in Brussel onderduiken. Daarna vertrok hij naar Namen, waar Van der Mersch verbleef. De legerleiding stond nog steeds achter de Vonckisten.

Kort daarop slaagden de Statisten erin Van der Mersch gevangen te nemen. De generaal werd naar de citadel van Antwerpen overgebracht, waar hij zeven maanden opgesloten bleef. Van de progressieve leiders werden ook graaf de la Marck en kanunnik de Broux aangehouden, terwijl anderen op de vlucht sloegen.

Vonck vertrok samen met de advokaat Jan Baptist Verlooy en de handelaren Weemaels en Daubremez naar Frankrijk. Via Dinant bereikten ze Givet, waar ze op 17 april 1790 een paspoort kregen. Vonck heette volgens dat paspoort Van Nuffel, naar zijn moeder, Verlooy werd Lebrun. Vanuit Givet reisden ze verder naar Valenciennes. Ze belandden in Rijsel.
In Rijsel richtten de vluchtelingen het geheim genootschap Pro Patria op. Pro Patria verspreidde pamfletten in Brussel, waarin het genootschap de Statisten, vooral Van der Noot en Van Eupen, zwaar op de korrel nam.
Intussen lieten de Oostenrijkers het er niet bij zitten. Jozef II was in februari 1790 overleden en door zijn broer Leopold II opgevolgd. Leopold was veel gematigder dan zijn broer, en stelde al in maart een verzoening voor. Statisten noch Vonckisten gingen op het voorstel in.
In juli 1790 vroeg de gezant van de Oostenrijkse landvoogden Wildt aan de progressieven onder welke voorwaarden ze een terugkeer van Oostenrijkers zouden aanvaarden. De Vonckisten publiceerden daarover twee rapporten. Daarin kenden ze de wetgevende macht aan de vorst en de Staten-Generaal toe, Onder invloed van de Franse revolutie vroegen ze getrapte verkiezingen en een stemming per afgevaardigde, niet per stand. De Oostenrijkers wezen dit voorstel af.
Reichenbach
, Intussen veranderde de internationale kontekst drastisch. Op 27 Juli sloten Engeland, Pruisen en de verenigde Provinciën de overeenkomst van Reichenbach, waarin ze bepaalden dat de Zuidelijke Nederlanden opnieuw onder Oostenrijks gezag zouden vallen en dat de oude rivilegies en grondwetten zouden hersteld worden. Oostenrijk beloofde eerst een wapenstilstand met de Turken te sluiten. Dat gebeurde op 19 september. In november 1790 vielen de Oosnrijkers de Verenigde Nederlandse Staten binnen. Van der Noot, diens maitresse en Van Eupen vluchtten naar Holland. Na de overwinning herriep Leopold II de beslissingen van zijn broer. De oude rivilegies werden opnieuw van kracht.
Voor de Vonckisten betekende de terugkeer van de oostenrijkers het einde van hun ballingschap. Leopold II had hen amnestie beloofd als ze zich aan het oostenrijks gezag onderwierpen. Veel Vonckisten keerden naar hun land terug, Vonck bleef in Rijsel achter. Zijn zwakke gezondheid liet hem niet toe een zware reis te ondernemen. Bovendien wilde hij eerst alle schulden betalen. Verlooy hield hem op de hoogte van de gang van zaken.

In Rijsel bleef Vonck verder publiceren. Hij vertaalde zijn Considérations impartiales in het Nederlands en voegde er een Kort Historisch Verhael tot inleyding uytgegeveen door den advocaat Vonck aan toe. Daarin beschreef hij wat hij en de Vonckisten tijdens de Brabantse Omwenteling meemaakten. Kort voor zijn dood publiceerde hij Naerdere onzeydige aenmerkinyen of vervolg van de staetkundige onderrigtingen voor het Brabantsch Volk, waarin hij zijn politieke ideeën verder uitwerkte.

In de Nederlanden probeerden de Oostenrijkers Vonckisten tegen traditionalisten uit te spelen. Van demokratische hervormingen kwam niets terecht. Dat was een van de redenen waarom Vonck.bleef weigeren terug te keren. De ontevredenheid groeide en velen begonnen richting Frankrijk te kijken. In Parijs richtte de progressieve bankier Walckiers het demokratisch "Comité des Belges et Liegeois Unis" op. dat in de Nederlanden een republiek naar Frans voorbeeld wilde oprichten. Vonck weigerde toe te treden omdat de groep volgens hem te radikaal en antiklerikaal was.

In april 1792 verklaarde Frankrijk de oorlog aan Oostenrijk. Een eerste expeditie in de Nederland en mislukte, maar op 6 november versloeg het Franse leger de Oostenrijkers bij Jemappes. Na de Franse overwinning wilde Vonck naar Brabant terugkeren om het land te helpen hervorrnen. Maar zijn ziekte verhinderde dat. Hij overleed op I december 1792 in de armen van zijn broer, priester Hieronymus Benedictus Vonck. Twee dagen later werd hij op het kerkhof van Rijsel begraven. Volgens de laatste wil van de overledene werd het stoffelijk overschot kort daarop opgegraven en naar Baardegem overgebracht Vonck werd er naast de kerk begraven.
Vonck maakte de herovering van de Nederlanden door de Oostenrijkers 'en de tweede inval van de Franse troepen niet meer mee. Ook de samenwerking van zijn vroegere aanhangers met de de Franse bezetter bleef hem bespaard. Jan Frans Vonck bleef in alle omstandigheden een gematigd demokraat, die vernieuwingen wilde maar geen radikale' breuk met het verleden. Tot aan zijn dood bleef hij zijn oorspronkelijke ideeën trouw. Els GROESSENS
Brabantse Omwenteling op bloekenplank
, Het historisch onderzoek over Vonck en de Brabantse Omwenteling kwam de voorbije jaren goed op gang. We geven u een kort overzicht van studies die op de markt zijn. Enkele verschenen pas de voorbije weken.
Het standaardwerk over de opv stand en over het vonckisme blijft Les Démocrates belges de 1789 van Suzanne Tassier. Tassier was hoogleraar aan de Université Libre de Bruxelles en verrichtte als eerste uitvoerig bronnenonderzoek. Haar studie dateert van 1930, maar in 1989 kwam een tweede editie uit bij Hayez in Brussel.
Prof. Jeroom Vercruysse van de Vrije Universiteit Brussel verzorgde een inleiding en een kronologisch overzicht. Van zijn hand zijn ook de index en de aanvulling op Tassiersbibliografie. Van de talrijke illustraties verschijnt het merendeel hier voor het eerst.

Brussel, Hayez [Finstraat 4 in 1080 Brussel, tel. 02-424.00.161, 1989, 298 blz., ISBN 2-87126-009-5, ca. 3.000 fr.

Hayez geeft ook de reeks Nouvelles Annales du Prince de Ligne uit. Buiten reeks verscheen Jean-François Vonck. Juriste et chef démocràte de la Révolution belgique, een biografie door de Baardegemse auteur Jan C.A. De Clerck. Zij verscheen in het Nederlands als brochure in beperkte oplage bij het Davidsfonds van Baardegem. Deze degelijke studie geeft een goed beeld van de jurist en politicus Vonck.
Voor de Franse editie verzorgde Prof. Claude Bruneel een inleiding. Pierre Lerneux stelde een biezonder belangrijke en uitgebreide bibliografie van de Brabantse Omwenteling samen. Zij geeft een overzicht van uitgegeven bronnen en studies en is met bijna 100 bladzijden de volledigste over het onderwerp. Brussel, Hayez, Nouvelles Annales du Prince de Ligne (hors série), 1992, 291 blz., ISBN 287126-021-4, 1.250fr.; Nederlandse versie bij het Davidsfonds van Baardeyem, inlichtingen: Willy Cobbaut, Bosstraat 2 in 9391 Baardeyem.

De Éditions Duculot pakken uit met Les États Belgiques Unis. Deze publikatie bevat de hoofdstukken over de Brabantse Omwenteling uit deel 5 van de Histoire de Belgique van Henri Pirenne, verschenen in 1920. De Belgicistische visie van Pirenne op de opstand is vatbaar voor kritiek; Prof. Jeroom Vercruysse gaat hier in zijn voorwoord op in. Ook voor deze uitgave verzorgde de hoogleraar een kronologisch overzicht van de feiten.

Louvain-la-Neuve, 1992, 187 blz., ISBN 2-8011 -1024- 11, 780 fr.

De Engelstalige studie Revolution in Brussels 1787- 1793 van de Amerikaanse Janet L. Polasky kwam net als die van Tassier in 1930 van de pers bij de Koninklijke Academie. Ze is toegespitst op de gebeurtenissen in Brussel, dat het voortouw nam tijdens de Brabantse Omwenteling, maar geeft toch een goed idee van ` de opstand in zijn geheel. ' Bovendien behandelt de auteur de eerste Oostenrijkse restàuratie en de eerste franse bezetting van 1792-'93 die in andere monografieën niet aan bod komen. Uit deze hoofdstukken blijkt hoe vonckisme en vonckisten evolueerd en tijdens de overgang van Ancien Régime naar Franse periode.

Janet Polasky werd in 1951 geboren in Iowa City. Zij doctoreerde in Stanford en doceert thans geschiedenis in New Hampshire.

Brussel, Académie Royale de Belgique, Mémoire de la Classe des Lettres, 2de reeks in 8°, deel LXVI, aflevering 4 1985, ISBN 2-8031-0052-5, 315 blz. 980fr. De uitgaven van de Academie worden verdeeld door de Franstalige boekhandel Alain Ferraton, Charleroisesteenweg 162 in 1060 Brussel, 02-538.69.17.

De bundel Revolutie in Brabant, 1787-1793, samengesteld door Fernand Vanhemelryck, bestrijkt dezelfde periode als de studie van Polasky. Het boek bevat korte, bevattelijke opstellen van specialisten als P. Janssens, J. Roegiers, J. Van den Broeck en J. Semeyers over de Brabantse Revolutie en het liberalisme, de Kerk tijdens de Brabantse Omwenteling, de Amerikaanse vrijheidsoorlog in de Zuidnederlandse bronnen uit de periode van de Brabantse omwenteling enzovoort, Brussel, Ufsal, Centrum voor Brabantse Geschiedenis, 1990, 260blz. bestellen door storting van 550fr. en 40 fr. -verzenndingskosten op rekening OOO-0536088-66 van het Centrum voor Brabantse Geschiedenis, Vrijheidslaàn 17 in 1080 Brussel, inlichtingén: 02-412.42.11.
Onontbeerlijk voor wie kennis wil nemen van de geschiedenis van onze gewesten in de 18de eeuw is Oostenrijks Be1gië. 1713- 1794. Dit monumentale boek verscheen naar aanleiding van Europalia Oostenrijk bij het Gemeentekrediet Het is rijk geïllustreerd en bevat talrijke, helder geschreven bijdragen van eminente Vlaamse en Franstalige specialisten. Zij behandelen politieke, sociale en ekonomische, maa ook kulturele onderwerpen. De regering van Jozef II en de Brabants Omwenteling komen uitvoerig aan bod.

Brussel, Gemeentekrediet, 1987, 539 blz., gebonden, vele illustraties, ISBN 90-5066-024-x, 2.850 fr., te koop in de boekhandel en via de agentschappen van het Gemeentekrediet en in de bookshop van de bank in de Brusselse Passaye 44. Jan LAMPO
De muts van Vonck
, Na zijn dood bestaat in de' gemeente Baardegem nog een levendige belangstelling voor Jan Frans Vonck De advokaat die in 1743 in Baadegem werd geboren , leeft bij velen voort als een "echte" telg van het dorp. En bijna iedereen kent er "de'muts' van Vonck" Het verhaal over de muts gaat terug tot l923 Edmond Moort hoofdonderwijzer op rust was toen nog te klein om het zich te herinneren, maar hij hoorde het verhaal van zijn vader en van andere,getuigen.'-"Het.was zomer, 1923.
'Pastoor Cornelis was overleden' aan 'tyfus en moest wegens de hitte snel worden begraven 'Bij het graven stootte de grafdelver op de kist van Vonck, die aan de buitenkant van de kerk van Baardegem, aan de zijkapel van Sint-Jozef, was begraven. Voncks familie lag aan de andere kant van de muur, in de ' kerk'begraven." "Omdat de grafdelver wist dat Vonck op die plaats begraven lag, ging' hij voorzichtig' te werk`. 'De hoofdonderwijzer, mijn vader, werd er bijgehaald. Ook dom Teodoor van de abdij van Affligem, die plaatsvervàngend pastoor was, de toenmalig burgemeester, Remi Poulain en rijks inspekteur Benoit De Clerck waren aanwezig.
"Een deel van de kist werd blootgelegd, en er werd een gat in gemaakt. Mijn vader vroeg aan een van zijn leerlingen in de put te springen en eens in de kist te tasten. Louis De Nil, bijgenaamd de Witten van de Zaaten, haalde er toen een muts uit, waaraan nog resten van een pruik hingen"
"Mijn zus en een ander meisje van het dorp wasten die muts uit. Daarna belandde de muts van Vonck in een kartonnen doos in de gemeenteschool van Baardegem. In die doos zat ook een potloodtekening van Vonck.
Jarenlang gebruikte vader Moortgat de muts als didaktisch materiaal. Na hem vertelde ook zijn zoon Edmond de geschiedenis van Vonck en de Brabantse Omwenteling aan zijn pupillen met de muts als illustratiemateriaal.
De muts-van Vonck bleef in haar vertrouwde kartonnen doos zitten tot in 1976, toen Baardegem ' met Aalst fusioneerde. Meester Edmond Moortgat vertrouwde Voncks muts toen aan het 'archief van de stad toe.
Naast de gedenkplaat aan de kerk van Baardegem is de muts zowat de enige tastbare herinnering aan Jan Frans Vonck in Baardegem. Maar er is meer. Jan Frans Vonck stichtte bij testament een studiebeurs. Hij schreef daarover: "Twee dry ofte een meerdergetal van borsen, voorstudenten doende hunne Cleiine Scholen ofté philosophie, sullende de selve oock moyen gebruijkt worden in de theologie ofte rechten. " De beurs was in eerste instantie voor bloedverwanten bedoeld, maar bij gebrek daaraan ook voor inwoners van Baardegem of eventueel voor inwoners van het voormalig mark graafschap Asse.
Anno 1992 bestaat de studiebeurs nog steeds. Ze werd samengevoegd met een beurs die door een tante werd gesticht. Groot is de som, die eraan verbonden is niet. Dit jaar was dat 3.500 frank. De beurs kan worden aangevraagd bij de Provinciale Kommissie der Studiebeurzenstichtingen van de provincie OostVlaanderen. (EG)
Verenigde Nederlandse Staten kenden nog geen communautaire problemen
, Vrijdom
Korrespondentie
Liberaal?
Radikaal
Henri Pirenne zag in de Verenigde Nederlandse Staten een voorafbeelding van België. Toch publiceerde Voncks medestander Jan Baptist Verlooy in 1788 in Maastricht een "Verhandeling op d'Onacht der Moederlyke Tael" die hem tot een voorloper van de Vlaamse Beweging maakt- Droeg de opstand van 1789 in zich de kiemen van de latere tegenstellingen tussen francofone Belgicisten en flaminganten? En lag de konfrontatie tussen vonckisten en Statisten aan de Basis van de strijd tussen liberalen en katholieken na 1830 Wanneer wij over Vlaanderen en de Vlaamse Beweging spreken, hebben we het over begrippen uit de19de eeuw. Ze ontstonden in een centralistisch Franstalig, België, in het raam van een nationalisme dat gekleurd was door de romantiek. De taelminnaren die rond 1840 aan het woord kwamen, streefden naar de kulturele, later ook politieke ontvoogding van een Vlaams "volk" binnen de Belgische staat.
Dit flamingantisme was vooral katoliek en verheerlijkte een bijgekleurd Vlaams verleden, wat bijdroeg tot zijn sociaal konservatisme al telden de eerste Vlaamsgezinden ook liberalen in hun rangen. Maar Verlooy, Vonck en hun medestanders leefden in de 18de eeuw.
Zij waren kinderen van de Verlichting en de politieke kontekst waarn zij opereerden, was anders. Verlooy sprak in zijn Verhandeling niet over Vlaanderen, maar over de Oostenrijkse Nederlanden Op de eerste bladzijde staat "Wy vinden ons in de Nederlanden, bezonderlyk hier in d'Oostenryksche, in konsten en wetenschappen verre oder onze nabueren (....) En inder daed wat zyn wy in de konsten tenaenzien van de Fransche? (...) tegen Voltaire, Boileau, Montesquieu, Corneille (...) Beaumarchais en duyzent andere?''
Verlooy ergerde zich aan de fransing, waarvan hij de schuld zo wel bij de Oostenrijkers als bij de Staten legde, en maakte een onderscheid tussen de Franse volksaard - en die van den Nederlander. Maar hij was een bewonderaar van de Franse kultuur, waarvan hij de invloed als zodanig niet verderfelijk vond. Zijn opvatting dat het gebruik van het Frans door de hogere (midden)klasse het "onze (...) boryers, ambachtslieden, akkermans en onze vrouwen" de toegang ontzegde tot wetenschap en kultuur, was een typische Verlichtingsidee.
Vrijdom
, Wanneer Verlooy de verfransing aanklaagde, had hij het vooral over Brussel, waar hij woonde, en het centraal bestuur. Van hof en hogere kringen ging inderdaad verfransende invloed uit. Maar recent bronnenonderzoek bewees dat Verlooy overdreef en dat het in zijn tijd lang niet zo'n vaart liep.
Verlooy noemde het Nederlands de Tael van den Vrydom, maar ook dat begrip had een andere inhoud dan het een halve eeuw later kreeg: Verlooy wilde meer inspraak in het bestuur van de Zuidelijke Nederlanden. Maar wanneer de opstandelingen woorden als vaderland en vaderlands in de mond namen, bedoelden zij niet dat zij een onafhankelijke eenheidsstaat wilden; zij hadden het over de Zuidelijke Nederlanden die zij kenden: een amalgaam van gewesten en gewestjes met eigen instellingen en tradities.
Een van de dingen die zij Jozef II kwalijk namen, was precies dat hij bestuur en rechtspraak uniformizeerde, zonder rekening te houden met gewestelijke gevoeligheden. De opstand was partikularistisch gekleurd. De revolutionairen kozen, naar voorbeeld van de jonge Verenigde Staten, voor een konfederatie van gewesten. Vlaanderen, Brabant of Henegouwen hielden niet op te bestaan; ze werden soeverein.
Korrespondentie
, De taal van die gewesten - of hun meertaligheid speelde bij dit alles nauwelijks een rol. Vandaag noemen wij de leiders van de vonckisten Vlamingen omdat zij van huis uit Nederlandstalig waren. Zelf beschouwden alleen zij, die uit het graafschap kwamen, zich als zodanig.
Of alle Franstalige opstandelingen Nederlands kenden, is de vraag, maar niemand stoorde zich daaraan. De Nederlandstaligen waren ontwikkelde lieden priesters, advokaten, edelen die naast Frans ook het Latijn beheersten. De ambtenaren en aristokraten verkeerden vanouds in tweetalige milieus. Men mag niet vergeten dat het Frans in de 18de eeuw overal de kultuurtaal was. Dat tweetaligheid voor velen vanzelfsprekend was, blijkt uit hun publikaties, maar ook uit de partikuliere korrespondentie van vele vooraanstaanden.
Dat het Nederlands (nog) niet echt in de verdrukking kwam en dat de meeste Nederlandstaligen het ook niet zo ervaarden, hoeft niet te verbazen. Pas met de Franse revolutionaire legers deed vanaf 1794 een politiek van verfransing haar intrede. Van bewust "Belgisch staatsnationalisme en/of Belgische natievorming kon in deze kontekst evenmin sprake zijn, hoewel de verleiding voor historici later groot was om in de Verenigde Nederlandse Staten van.1790 een voorafspiegeling te zien van het België van 1830. Met name Pirenne legde in zijn Histoire de Belyique een verband tussen Brabantse Omwenteling en de Belgische afscheiding in 1830.

Dat Verlooys Verhandeling weinig weerklank vond, mag intussen niet doen vergeten dat het Nederlandstalig kultureel leven op het eind van het ancien régime een opleving doormaakte. Vooral het toneelleven in het graafschap Vlaanderen was intens. Rederijkers uit middenstand en kleine burgerij brachten ook in kleine steden bewerkingen van Voltaire en andere verlichte auteurs. "ln het Europa van de 18de eeuw is dit onyemeen intense toneelleven, als vorm van ,kunst-door-en-voor-hetvolk', een uniek fenomeen," schreef prof. J. Smeyers.
Liberaal?
, Tot dezelfde doelgroep van geletterde kleinburgers richtte zich het Gentse tijdschrift De Vlaemschen Indicateur met bijdragen waarin verIichte ideeën én preromantische gevoelens aan bod komen. De opstellers kenden het werk van Engelsen Richardson en Fielding, maar ook de Werther van Goethe.
Men vraagt zich af of deze lieden en hun publiek geen aanhangers van Vonck waren, die in Vlaanderen meer steun genoot dan in het konservatieve Brabant.
Zo ja, ware het interessant te weten of hun invloed tijdens de Franse overheersing verIoren ging (omdat ze verfranst raakten) of dat hij na 1830 doorwerkte bij de liberalen onder de eerste flaminganten.
Daarmee belanden we bij de vraag naar de relatie vonckismeliberalisme.
Vroeger beschouwden historici de vonckisten gemakkelijk als voorlopers van de liberalen. Maar het liberalisme ontstond pas na Napoleon, als reaktie tegen de restauratie. Het groeide naarmate de industrializatie de burgerij rijker maakte. In België was pas sprake van een liberale beweging vanaf 1847.

Men mag de demokraten dus geen ideeën en bedoelingen toeschrijven die zij nog niet konden hebben. In tegenstelling tot Van de Noot en de zijnen, die alle steun van de kerk genoten, waren de demokraten eerder antiklerikaal. En zij waren geen afgelijnde ideologie toegedaan. Aan de andere kant vluchten vele vonckisten bij de terugkeer van de Oostenrijkers naar Frankrijk. Later sympatizeerden nogal wat van hen met het Franse regime in onze gewesten.
Radikaal
, Met kan dus wél zeggen dat de tegenstelling tussen antiklerikale en klerikalen, ultramontaanse en gematigde katolieken (later ook vrijzinnigen) in de 19de eeuw wortels had in het antagonisme tussen demokraten en Statisten tijdens de Brabantse Omwenteling. De konflikten die in 1790 leefden, waren in 1830 niet vergeten. Daarom is het eveneens aannemelijk dat vroegere demokraten, of lieden wier ouders het demokratisch gedachtengoed waren toegedaan, ontvankelijke waren voor prille liberale ideeën dan zij, die destijds de kant van Van der Noot kozen of opgroeiden in een milieu van vroegere Statisten.
Jan LAMPO