Taizé, Communauté de,
Tantrisme
Tauïsme
Tau-te-tjing
Tenrikyo
Theïsme
Theosofie
Theosofische Vereniging
Theosofisch Genootschap
Theravada
Thomas christenen,
Tipitaka
Totemisme
Transcendente meditatie
Tunkers
Twaalvers,


Taizé, Communauté de,
protestantse mannenorde, gevestigd in Taizé, 10 km ten noorden van Cluny, is ontstaan uit een groep Zwitserse protestantse studenten die onder leiding van Roger Schutz (nu prior) in 1939 in Lausanne begonnen als een lekenorde, met vaste tijden van gebed, meditatie en retraite; voorts hielden zij gesprekken met communistische arbeiders. In 1944 vormde Roger Schutz met enkele anderen (onder wie Max Thurian} een vaste gemeenschap op het door hem in 1940 verkregen Chateau de Taizé. Op Pasen I949 Eegde men de klassieke kloostergelofte af, o.a. van celibaat en persoonlijke bezitloosheid. Sindsdien is de gemeenschap in aantal toegenomen tot (1972) ca. 70 broeders uit vele landen (8 uit Nederland) en uit vele kerken, ook de Rooms Katholieke Kerk. Oorspronkelijk vooral gericht op liturgie en oecumene en op maatschappelijke vragen, houdt men zich door de enorme toeloop van jongeren uit alle landen (40000 in 1971) steeds intenser met hun problemen bezig. De broeders zijn in Taizé zelf werkzaam als agrenoom, pottebakker, schilder, glazenier, drukker, architect. Daarbuiten werken zij in kleine groepen (fraternités), o.a. in de Verenigde Staten, in Afrika en in Zuid Amerika; ook zijn er broeders in Geneve bij de Wereldraad van Kerken en in Rome. In 1965 werd in Taizé een orthodox klooster gesticht dat rechtstreeks van het oecumenisch patriarchaat van (Constantinopel afhangt en dat de panorthodoxe gedachte meer gestalte wil geven. De eerste leider was Damaskinos Papandreou. In 1974 werd na een voorbereiding van enige jaren, maar met een minimum aan institutionalisering, in Taizé een drukbezocht Sjongerenconcilie' geopend, bedoeld als een oecumenische gebeurtenis waaruit inspiratie geput kan worden voor het scheppen van nieuwe gemeenschap onder de mensen. Dit concilie zal in de kornende jaren op andere plaatsen worden voortgezet. Lit.: S. M PAUPERT, Taizé et lwéglise de demain (1967); A. STÖEL, Taizé. Geschichte und Leben der Bruder von Taizé (1975).

Tantrisme
verzamelnaam voor enkele zeer invloedrijke Indische godsdienstige richtingen en wijsgerige systemen, die vaak nauw met *shaktisme verbonden zijn. Zij ontlenen hun naam aan de Tantra's ('Systemen'), ritueel mystieke geschriften, in Sanskrit gesteld, vol technische formules, die sedert de 7de 8ste eeuw ontstaan zijn en verwantschap vertonen met *Purana's, sommige jongere *Upanishads en de boeddhistische Mahayana literatuur. De eerste sporen van tantrisme stammen uit de eerste helft van de 5de eeuw n.C. Het tantrisme is in zijn hogere vormen een 'mysterie' godsdienst met vele ten dele magische riten en met bijzondere belangstelling voor de religieuze praktijk (verbinding van *yoga en ritualisme) en speculaties over de scheppende kosmische energie (shakti). In wezen is het een verlossingsleer, die haar doel nastreeft door bijzonder ceremonieel, riten en sacrale handelingen en, niet in de laatste plaats, door formules (mantras), waaraan bovennormale uit werking wordt toegekend. Men onderscheidt twee vormen, te weten de hindoeïstische (en daarbinnen weer de shivaïtische en vishnuïtische) en de boeddhistische, ook Vajrayana boeddhisme genoemd, die elkaar sterk beïnvloed hebben. Beide kennen een zgn. rechterpad, met hoge ethische voorschriften, en een linkerpad, waarop men door het ritueel verrichten en genieten van anders verboden handelingen en zaken (alcohol , vlees, seksueel genot enz.), die men daardoor op een hoger niveau brengt men ziet daarin dan een participatie in kosmische en goddelijke machten , zich van de gebondenheid aan de materie tracht te bevrijden. In zijn dogmatiek, die in wezen metafysica is, en zijn ethiek wijkt het tantrisme niet wezenlijk van het algemene hindoeïsme af. Het staat op de grondslag van de Al-eenheidsleer en beschouwt wereld en ziel als reëel. Het leert voorts de volstrekte samenhang van en correspondentie tussen macrokosmos (wereld) en microkosmos (eigen lichaam) en trekt daaruit de conclusie dat de *riten die tot realisatie van eenheid van eigen wezen met de kosmos voeren, aan het eigen lichaam voltrokken moeten worden. Heeft men zo zijn eigen chaotisch lichamelijk en geestelijk leven in een kosmos veranderd, dan kan men eveneens op rituele wijze verder tot het transcendente trachten door te stoten. De mogelijkheid daartoe ligt daarin dat de menselijke natuur in wezen goddelijk is. In verband met deze verlossingstechniek bevatten de Tantra's ook hoofdstukken over kosmogonie en kosmologie waarin de Shakti idee centraal staat. Het zeer grote aantal tantra's bestaat bijna geheel uit anonieme compilaties. Theoretisch bestaan ze uit vier delen, nl. verlossingsleer; yoga; (de zeer gecompliceerde) praktijk van de cultus; religieus sociale plichten. De aanhangers onderscheiden een esoterische, in mondeling onderricht te verwerven kennis van deze werken, van de 'uiterlijke' kennis. Het tantrisme erkent geen kasten. Het 'heil' is toegankelijk voor allen die er rijp voor zijn. Het boeddhistische tantrisme heeft zich vooral ontwikkeld op de grondslag van de metafysica van de monistische Madhyamika en idealistische Yoga-cara- Vijnanavada systemen, ofschoon ook elementen van het oude boeddhisme erin zijn opgegaan. Het boeddhistische pantheon is ontstaan uit de mystieke contemplaties en meditaties, behorend tot de tantristische praktijk. Van groot belang zijn de Sadhana's, voorschriften die nauwkeurig aangeven hoe de discipel een 'Siddha', een Meester der Volmaakte Wijsheid, wordt. Van Indië uit heeft het tantrisme zich over geheel Azië verspreid. Tot grote bloei kwam het in Tibet en in Indonesië. In Japan leeft het nu nog in de Shingon en Tendai sekte. Lit. : A. AVALON (pseud. v. J. WOODROFFE jE The Tantra of the Great Liberation (19l3); IDEM, Principles of Tantra (2 dln., 19l4 1916); CH. ELIOT, Hinduism and Buddhism, n (1921); ANANDA COOMARASWAMY, The dance of Siva (1924); J. WOODROFFE, Shakti and Shakta (Ig2g); E. A. PAYNE, The Saktas (1933); H. VON GLASENAPP, Buddhistische Myslerien. Die geheimen Lehren und Riten des Diamant Fahrzeugs (1940); J. GONDA Inl. tot het lndische denken ( 1948); S. B. DASGUPTA, An introduction to Tantric Buddhism (1950); A. AVALON (pseud. v. J. WOODROFFE), The serpent power (41950); J. WOODROFFE, Tntroduction to Tantra Shastra (1952); D. L. SNELLGROVE, The Hevajra Tantra (r959); J. GONDA, Die Religionen Indiens, 11 (1963); C. CHAKRAVARTI, The Tantras (1963); AC;EHANANDA BHARATI, The Tantric tradition (1965; m. bibl.); J. BLOFELD, The way of power (1969}; S. GUPTA, Laksmi Tantra (1972); T. GOUDRIAAN, S. GUPTA en D. J. HOENS, Tantrism (1978).

Tauïsme
is een van de drie godsdiensten van oud China (naast *confucianisme en *boeddhisme), die ondanks onderlinge verschillen en tijdelijke vijandigheid elkaar zo sterk beïnvloed hebben, dat zij naar een bekend gezegde wel een drieheid vormen, maar ook als een eenheid kunnen worden beschouwd. Hoewel het tauïsme stoelt op dezelEde wortel van oudchinees geloof als het confucianisme, verschilt het van de sterk ethisch getinte wereld visie van Confucius door een mystiek godsdienstige interpretatie van de Tau idee. Tsu, het grondbeginsel van de oudchinese godsdienst, betekent 'weg' en stelt 'de Weg' voor die het universum gaat en waaraan de mens zich moet conforrneren. Men kan in het tauisme een oudere en een jongere fase onderscheiden. Het zuivere, hooggestemde tauïsme kan men het best leren kennen uit het geschrift *Tau-te-tjing, dat aan *Lau-tse wordt toegeschreven. en uit de geschriften van de wijsgeer Tsjwang-tse (eind 4de eeuw v.C.). De tauïstische wereldkijk is dynamisch. De aanhanger van deze godsdienst moet zich instellen op de wisseling in het heelal, waarbij Jang, het hemelse, lichte, warme, mannelijke, actieve element, en Jin, het aardse, donkere, koude, vrouwelijke, passieve element, beurtelings domineren. In dit proces openbaart zich Tau (de Weg), die bestendig onbestendig is. Het Tau gaat alle beschrijving te boven. Hoewel het onzichtbaar, onhoorbaar, zonder gestalte, zonder begin of einde, niet gebonden aan ruimte of tijd is, werkt het onverpoosd en doet het alles door 'woe-wei' (= daadloosheid}. 'De Weg is bestendig daadloos en toch is er niets dat niet gedaan wordt.' Enkeling en gemeenschap moeten dit voorbeeld volgen. De individu moet door lijdelijkheid en ascese de 'te' = deugd, dwz. de ware levenskracht, verwerven. Het Tau-te-tjing beweegt zich op de serene hoogte van een placide mystiek. Het latere tauïsme van de brede volksmassa's zakte sterk in peil en ontwikkelde zich tot een ingenieus systeem van gebruikmaking van kosmische en magische krachten. Door ademgymnastiek, seksuele hygiëne, het zoeken van geneeskrachtige kruiden poogden tauïstische heiligen hun vitaliteit te verhogen en de gave van de levitatie (het vrij zweven op de wind) te verkrijgen. Daarbij werd het I-tjing (= Het boek der veranderingen), een orakelboek waarvan de oudste gedeelten uit de l0de eeuw v.C. dateren, druk geraadpleegd. Typerend voor deze denkrichting is o.a. de zgn. 'feng-sjwei', een pseudowetenschap, waardoor men de, kosmisch gezien, meest geschikte plaats voor bouwwerken, vooral graven, bepaalde. Onder de Handynastie (2de eeuw n.C.) ontwikkelde het tauïsme zich tot een godsdienstige organisatie die enigszins op een kerk geleek: zij bezat een priesterhiërarchie, een monnikenstand, verrichtte bepaalde heilige handelingen en werd geregeerd door een 'paus' die resideerde bij het Draak-Tijgergebergte. In deze sociologische vormen is de invloed van het boeddhisme speurbaar. Dit tauïsme wist een plaats te geven aan de oude volksgoden , omkranste het leven met offers en feesten, opende het uitzicht op een bestaan na de dood en tolereerde vele bijgelovige en magische praktijken. Ook latere keizers hebben dit tauïsme geprotegeerd, terwijl moderne regeringen het als grof bijgeloof hebben bestreden. Op T' ai -wan (Formosa) toont het tauïsme zich nog steeds levenskrachtig. Het tauïsme als filosofie heeft in China bijgedragen tot allerlei voorwetenschappelijke en vroegwetenschappelijke beschouwingen en studies over de natuur, inclusief astrologie en alchemie. Juist doordat de tauïst een onbeperkt vertrouwen heeft in het vermogen van Tau en de mensen aanspoort om hier zo veel mogelijk gebruik van te maken, zijn er vele praktijken als geomantie, numerologies gebruik van geneeskrachtige mineralen en kruiden, tot zelfs wat men nu macrobiotiek noemt, uit voortgekomen. Ook de vele praktische technische uitvindingen en toepassingen, o.a. buskruit, kompas, seismograaf, waarin China West-Europa tot de Nieuwe Tijd soms eeuwen vooruit was, zijn voor een deel aan het tauïsme te danken. Lit.: J. J. M. DE GROOT, Universismus (19l8); H. MASPÉRO, Le Taoïsme (1950); G. VAN DER LEEUW en C. J. BLEEFER, De godsdiensten der wereld, 1(1956); J. NEEDHAM, Science and civilisation in China (1956); H. WELCH, The parting of the Way. Lao Tzu and the taoist movement (1957); CHANG CHUNG YUAN, Creativity and taoism (1963); N. VAN NICOLAS~ Le taoïsme (l965); J. NEEDHAM, The grand titration; science and society in East and West (1969); C. J. BLEEKER en &. WIDENGREN, Historia religionum, 11 (1970) W. BAUER, China und die Hoffnung auf Gluck (1971).

Tau-te-tjing
(Chinees, = het boek van weg en deugd), het voornaamste tauïstische werk ( Tauïsme), is ontstaan ca. 300 v.C. en bevat zowel uitspraken, toegeschreven aan de mysticus Tau-tse, als een verdediging van de contemplatieve geesteshouding tegen de confucianisten enerzijds en de volgelingen van de School der Wet (waarvan de wijsgeer en staatsman Sjang Jang uit de 4de eeuw v.C. de grondlegger was) anderzijds. De hoofdzakelijk mystieke tekst is enkele malen in westerse talen vertaald en verheugt zich sinds jaren in een grote belangstelling, o.a. blijkend uit een groot aantal, slechts op bestaande vertalingen gebaseerde, bewerkingen. Lau- tse, en met hem de tauïstische mystici, streven naar de hereniging met de Tau, dit oorspronkelijk mystieke streven werd bevorderd door hygiënische en seksuele praktijken, die in de latere volksgodsdienst een belangrijke functie verkregen. De volksgodsdienst, die in de eerste eeuwen n.C., deels onder invloed van het boeddhisme, georganiseerde vormen aannam, beschouwde de Tau- tjing als een canoniek werk en Lau- tse als een heilige, maar heeft verder weinig met het oude mystieke streven gemeen; de aan dit syncretistische geloof gegeven naam (neo)tauïsme is dan ook onjuist. Lit (en vert ) ST. JULIEN, Le livre de la voie et de la vertu ( 1842); A. WALEY, The way and its power (1934); Lls YU-TANG, The wisdom of Lao-tse (1948); J.J. L. DUYVENDAK, Het boek van wegen deugd (I950); W. JERVEN, SO spricht Lao-tse (1952); C. DALLAGO, Der Anschluss an das Gesetz oder der grosse Anschluss (1953); J. J. L. DUYVENDAK, Le livre de la voie et de la vertu (1953); IDEM, Tao Te Ching, The book of the way and its virtue (1954)

Tenrikyo
(Jap., = leer van het hemels verstand), Japanse sjintôïstische sekte in 1838 gesticht door de boerin Miki Nakayama (1798-1887), die kort daarvoor een openbaring zou hebben ontvangen waarin de godheid Ten no Shogun (= de hemelse generaal) haar opriep hem tot woonplaats en tempel te dienen. Rondom Miki Nakayama, die daarna nog vele visioenen kreeg en ook over bijzondere genezende gaven bleek te beschikken, vormde zich een grote kring volgelingen. Zij werd reeds bij haar leven als godin vereerd; sinds haar dood wordt zij geacht als godheid voort te leven in haar tempel te Tenri, haar woonplaats. In de Tenrikyo leer staat één godheid (nl. die waarmee Miki Nakayama wordt geïdentificeerd) centraal, maar er zijn vele polytheïstische aspecten. Het ‘gelukkige leven' (yokig2erashi) op deze wereld kan worden verworven door onzelfzuchtige arbeid in dienst van de gemeenschap waardoor het menselijk hart gereinigd wordt. In de cultus van de bewgeging speelt een vaste volgorde van rituelen (gebed, dans en prediking) een belangrijke rol. De Tenrikyo, die zich ook buiten Japan verbreidde, bezit naast talrijke tempels en priesteropleidingsscholen o.m. een aantal bibliotheken en een universiteit (te Tenri). Het aantal aanhangers wordt geschat op 3 miljoen Lit. . H. VAN STRAELEN, The religion of divine wisdom, in: Folklore studies, 13 ( 1954) CH. H. HAMBRICK, Tradition and modernity in the new religious movements of Japan, in Japan Journal of Religion 23 (1974), blz. 217-263.

Theïsme
(v. Gr. theos = God) belijdt in tegenstelling tot het *atheïsme het geloof in een God, in tegenstelling tot het *pantheïsme het geloof in een van de kosmos onderscheiden God {die dus niet in deze kosmos opgaat) en in tegen stelling tot het *deïsme het geloof in een persoonlijke God, die door zijn wil en kracht eeuwig in de wereld werkt. Tegenwoordig verstaat men onder theïsme vooral de voorstelling van een God die als Wezen boven en buiten ons wordt gedacht, ingrijpend in de gang van deze wereld. Daartegenover stelt met dan een God als diepte, de grond van ons zijn; of een God die als Toekomst voor ons uit is. Voorts * Monotheïsme; Henotheïsme; Polytheïsme.

Theosofie
(v. laat Gr. theosophia = wijsheid over het goddelijke) is een samenstel van leringen, dat op een diepere dan de gewone kennis aanspraak maakt t zich baserende, evenals de mystiek, op een innerlijk beleven, dat echter meer 4 in bijzonderheden gaat (het schouwen betrekt zich niet enkel op God, maar ook, helderziend, op ijlere werelden, enz.} en deze uitwerkt tot een leer. Deze 'oude wijsheid' zou de kern van alle grote religies uitmaken. Men onderscheidt een oudere, historische theosofie, belichaamd o.a. in het brahmanisme, het boeddhisme, het neoplatonisme en in de leer der zgn. christelijke theosofen (tot wie men o.a. rekent: Jacob Böhme, E. Swedenhorg, F. C. Oetinger, F` von Baader, Seb. Franck en J. G. Hamann), van de moderne theosofie, waaraan de naam van H. P. Blavatsky en die van haar leerlingen verbonden is. Van de door haar en H. S. Olcott in 1875 gestichte Theosofische Vereniging hebben zich verschillende groeperingen, zoals het *Theosofisch Genootschap, afgescheiden, terwijl met de Theosofische Vereniging indirect via hun stichters ook bewegingen als de antroposofische van R. Steiner (Antroposofie) en die van The Rosicrucian Fellowship (in 1909 door Max Heindel opgericht; * Rozekruisers) in verband staan. Tot de uitwerking van de leringen der moderne theosofie hebben Annie Besant en C. W. Leadbeater veel bijgedragen. Karakteristiek voor de leringen zijn die over het bestaan van Meesters of adepten, die van tijd tot tijd 'wereldleraren' uitzenden om Godsdienstige impulsen te geven en met wie op het 'pad van leerlingschap' contact kan worden gemaakt; verder die over het bestaan van ijlere 'gebieden' en van fijnstoffelijke lichamen (het astraallichaam) van de mens en die over de werkelijkheid van zielsverhuizing of reïncarnatie. In het 'boeddhisch bewustzijn kan de mens de al-eenheid beleven. Lit.: A. BESANT, Esoterisch christendom (1904 vv ); C JINARA1ADASA, Grondbeginselen der theosofie (1951); J. J. POORTMAN, Ochema. Geschiedenis en zin van het hylisch pluralisme (3 dln.,1954 l967); G. HODSON, Verborgen krachten in de natuur en in de mens (1958); J. H. DUBBINK, Fenomenologie en theosofie (I961), N. SRI RAM, Een benadering van de werkelijkheid (1961).

Theosofische Vereniging
werd 17 nov. 1875 te New York gesticht door H. S. Olcott, de eerste president, H. P. Blavatsky e.a. Het hoofdkwartier is sinds 1882 te Adyar in India gevestigd. De Vereniging telt ca. 30000 leden in ruim 40 landelijke afdelingen. De Nederlandse afdeling werd in 1897 opgericht en is gevestigd te Amsterdam; zij heeft ca. 1400 leden in ruim 30 loges. Haar orgaan is sinds 1892 Theosofia; het internationale tijdschrift is the Theosophist (1879 vv.). De Belgische afdeling werd in 1911 opgericht en is te Brussel gevestigd; zij heeft ca. 300 leden in acht loges. De drie doeleinden van de Theosofische Vereniging zijn: 1. de vorming van een kern van de algemene broederschap der mensheid, zonder onderscheid van ras, geloof, geslacht kaste of kleur, 2. de aanmoediging van de vergelijkende studie der godsdiensten, wijsbegeerten en wetenschappen; 3. het onderzoek van onverklaarde wetten der natuur en van de latente krachten in de mens. Aan de bewegingen van de Orde van de Ster in het Oosten (door A. Besant in 1910 opgericht en vanaf 1911 geleid door J. Krishnamurti; in 1929 door deze laatste ontbonden), de Gemengde *Vrijmetselarij en de *Vrij Katholieke Kerk hebben vele leden van de Theosofische Vereniging meegewerkt zonder dat er een officieel verband met deze of een verplichting tot medewerking bestond. Lit. C. JINARAJADASAE The golden book of the Theosophical Society (1925), J. RANSOM, The 7sth anniversary book of the Theosophical Society (1950)

Theosofisch Genootschap
ontstond in 1895, toen een groot gedeelte van de Amerikaanse afdeling van de *Theosofische Vereniging, onder leiding van een van de stichters daarvan, W. Q. Judge ( 1851-1896), uittrad. Judge richtte een nieuwe vereniging op. die aanvankelijk De Universele Broederschap werd genoemd. Het hoofdkwartier is in Californië gevestigd: van 1897 tot 1942 te Point Loma, van 1942 tot 1951 te Covina, daarna te Pasadena. Het Theosofisch Genootschap heeft ook leden buiten Amerika, maar heeft altijd minder leden geteld dan de Theosofische Vereniging . De periode van vestiging te Point Loma betekende een bloeitijd. Er was een Raja Yoga School en vanaf een Theosofische Universiteit. Orgaan is The Theosophical Forum. Lit.: E. A GREENWALT, The Point Loma Community in California (1952)

Theravada
(Sanskrit, = leer der ouden), oorspronkelijk een van de scholen van het Hinayanaboeddhisme, later ook aanduiding voor deze tak van het *boeddhisme als geheel.

Thomas christenen,
z Malabar christenen.

Tipitaka
(Sanskrit: Tripitaka), de 'drie korven' van de boeddhistische canon van de Sthaviravada (of Theravada) School (ook * Boeddhisme). Deze in het Pali geschreven canon wordt gevormd door de heilige schriften van de boeddhisten in Sri Lanka, Birma, Thailand en Noordoost India en heeft zich, in wezen teruggaande tot de 5de -4de eeuw v.C., vermoedelijk ontwikkeld uit een oudere, in een Magadhi-dialect geschreven canon. In de oudste delen ervan vindt men waarschijnlijk een weergave van de gesproken woorden en leringen van Boeddha. Het eerste deel, de Vinaya-pitaka, bevat de regels van de discipline (vinaya), de voorschriften voor het dagelijks leven van de monniken en nonnen, alsook het relaas van gebeurtenissen tot ca. 386 v. C. (het eerste schisma). De tweede 'korf', literair de belangrijkste, de Sutta pitaka, bevat de leringen, preken en dialogen van Boeddha en zijn oudste volgelingen. Dit werk bevat de dhamms (leer) in eigenlijke zin. De verzameling van de Jalaka's, de geboorteverhalen, is er een deel van. Jonger dan deze twee pitaka's is de derde 'korf', de Abhidhamma -pitaka, een verzameling traktaten over boeddhistische filosofie, met o.a. opsommingen en classificaties van categorieën en begrippen, die voor het grootste deel betrekking hebben op de psychologische grondslagen van de boeddhistische ethica. Uitg. en vert.: d. Pali Text Society, Londen (sinds 1882).

Totemisme
(v. Ojibwa-Indiaans makua nindotum = mijn clan is de beer), benaming voor de bij tal van primitieve volken voorkomende, speciale relatie tussen een diersoort, soms ook een plantesoort of voorwerp, en een mensen groep (vaak een afstammingsgroep). De verbondenheid met het totemdier kan lot uiting komen in de *rite; vaak mogen de leden der groep dit dier niet eten of doden. Zo bezien is totemisme zowel een sociaal als een religieus verschijnsel. Wegens de verbreidheid van totemistische verschijnselen hebben vele antropologen van naam zich ermee beziggehouden, terwijl ook niet antropologen, zoals Freud, door totemisme geboeid zijn geweest. Het tegenwoordige standpunt ten aanzien van totemisme is dat de verschijnselen die ertoe gerekend worden, zo heterogeen zijn, dat de term op zijn hoogst een vage aanduiding is voor een klasse van verschijnselen. Een theorie van totemisme is ondenkbaar: het begrip is een westerse constructie en is wetenschappelijk onvruchtbaar gebleken. Lit.: S. FREUD, Totem und Tabu (1913); E. DURKHEIM, Les formes élémentaires de la vie religieuse (1925); TH. P. VAN BAAREN, Wij mensen. Religie en wereldbeschouwing bij schriftloze volken (1960), C. LÉVI STRAUSS, Le totémisme aujourd'hui (1962); G. WIDENGREN, Religionsphanomenologie (1969}.

Transcendente meditatie
(v. Lat. transcéndens = overstijgend, overschrijdend) (TM), meditatievorm, de praktische toepassing van de in 1958 door de Indiase natuurkundige Maharishi Mahesh Yogi geïntroduceerde science of creative intelligence, waarin de oude Veda en elementen van de moderne wetenschap zijn verenigd. De beweging, die over de gehele wereld ca. 1 miljoen volgelingen telt, stelt zich ten doel een ideale samenleving te creëren door ontplooiing van het menselijk bewustzijn van het individu. Daartoe wordt een betrekkelijk eenvoudige meditatietechniek, gebaseerd op een bepaalde klank (mantra), gehanteerd, die allereerst geestelijke en lichamelijke ontspanning doet ontstaan, waarna het transcenderen kan worden bereikt. dwz. het boven het niveau van denken uitstijgen naar een toestand van alleen maar ‘zijn'. De laatste jaren werkt men ook aan het ontwikkelen van bepaalde sluimerende vermogens in de mens, zoals het zich onzichtbaar maken, levitatie e.d. De aanhangers van de school van Maharishi stellen dat hun meditatietechniek te verenigen is met elke vom van godsdienst. Inderdaad ontbreken de specifieke religieuze elementen zoals cultus, ethiek of theologie in de beweging. Ook de voor Indische godsdiensten kenmerkende ascese wordt niet gepredikt, al wordt wel gesteld dat alcohol en druggebruik, roken e.d. door be oefening van TM na verloop van tijd overbodig worden. In Nederland, waar in 1970 het eerste TM centrum geopend werd, zijn thans in een dertigtal plaatsen dergelijke centra; het aantal mediterenden bedraagt ca. 3000. Ook in België zijn diverse centra. Lit: J. FOREM, Transcendental meditation. Maharishi Mahesh Yogi and the science of creative intelligence 11973).

Tunkers
(v. Duits tunken = onderdompelen), z Broederenkerk.

Twaalvers,
z Imamieten.