Maçonnerie
Magie
Mahabharata
Mahayana,
Malabarshristenen
Malankarezen
Mandaeërs
Manisme,
Maranathabeweging
Mariavieten,
Maronieten,
Mar-Thoma Kerk,
Mazdaznan
Melkieten
Menisten,
Mennonieten
Metawali's
Methodistische kerken SPLITSINGEN EN HERENIGING.
VERBREIDING.
GELOOFSLEER.
KERKORDE
OECUMENISCHE VERHOUDINGEN
Mohammed
Mohammedanisme,
Molukse Evangelische Kerk
Monofysitische Kerk
Monotheïsme
Moravische Broeders,
Morele Herbewapening
Mormonen,
Moslem
Mozes
Mythe




Maçonnerie
z Vrijmetselarij.



Magie
{v. Gr. mageia = kunst der tovenaars), het geloof dat bepaalde, min of meer nauwkeurig omschreven handelingen, die al dan niet begeleid worden door spreuken, automatisch (met hulp van bovennatuurlijke, doorgaans niet gekende krachten) tot een gewenst gevolg zullen leiden. Men maakt wel onderscheid tussen zwarte magie en witte magie, al naar gelang bij de magische handelingen duivelse of goddelijke krachten te hulp worden geroepen.
De doelstellingen van magie zijn zeer gevarieerd en verschillen in hoge mate per cultuur. Magie heeft met wetenschap gemeen het element van toepassing, van middel dat onveranderlijk tot een gewenst doel leidt. Het heeft met religie gemeen dat het gebruik maakt van krachten die zich aan de normale zintuiglijke waarneming onttrekken. Het verschil tussen magie en religie, zoals dat over het algemeen in de antropologie gemaakt wordt, is dat bij religie sprake is van persoonlijke machten die een eigen wil hebben en waaraan de mens onderworpen is (al kan de mens deze machten wel beïnvloeden), terwijl bij magie sprake is van onpersoonlijke krachten, die het door de mens gestelde doel bewerkstelligen, indien de vereiste handelingen correct zijn uitgevoerd. In de praktijk is de grens tussen religie en magie niet altijd vermakelijk te trekken en er zijn antropologen die de zin van een onderscheiding betwijfelen.

Er zijn in de ontwikkeling van het denken over magie zeer uiteenlopende zienswijzen geweest. Voor Frazer was het een pseudo-wetenschap, die door het falen ervan tot religie leidde, voor Durkheim de antipode van religie. Voor Lévy-Bruhl betekende magie een bewijs van het prelogische denken, voor Malinowski een verlengstuk van rationeel en doelgericht handelen, dat begon waar rationele technieken soms faalden.

Lit.: J G. FRAZER, The golden bough (1890); M. MAUSSS Esquissedtune théoriegénérale de la magie (1902); E. DURKHEIM, Les formes élémentaires de la vie religieuse (10l2/ E . LÉVY-BRUHL, Primitive mentality ( 1925), B. MALINOWSECI Magic, science and religion (1925); F. E. WILLIAMS, Orokaiva magic {1928); B. MALINOWSICI, Coral gardens and their magic ( I 935); H. WEBSTER, Magic: a sociological study ( 1948); R. FlRnS, The sociology of magic, In: Soclologus (1954); A. DE WAAL MALEFIJTE Religion and culture (1968).



Mahabharata
(Sanskriet, = het grote epos [van de strijd] der nakomelingen van Bharata) is het grootste Indische epos. De kern ervan wordt gevormd door de strijd om de heerschappij tussen de vijf zonen van koning Pandu, de Pandava's, en de honderd zonen van koning Dhrtarastra, de Kaurava?s. De Pandava's worden in de strijd bijgestaan door Krishna, die een incarnatie (avatara) van de god Vishnu is. Hieruit blijkt reeds dat het woord in zijn huidige vorm een overwegend Vishnuïtisch karakter draagt, alhoewel ook andere goden, vooral Shiva, erin optreden. Waarschijnlijk ligt aan bovengenoemde strijd een historische gebeurtenis ten grondslag. Vermoedelijk heeft een groot onbekend dichter reeds bestaande liederen tot een heldendicht over de grote slag op het Kuruveld verenigd.

Het MahuPharuta heeft echter een lange ontwikkeling doorgemaakt, van ca. 400 v.C. tot ca. 400 n.C.
In de loop van deze eeuwen zijn er vele en velerlei verhalen en ook theologische (*Bhagavadgita) en sociaal-moralistische verhandelingen aan toegevoegd. Het heeft daardoor mede het karakter verkregen zowel van een dharmasastra, een verhandeling over normen en plichten, als van een purana, dwz. een legendarisch werk waarin o.a. kosmologie en de genealogieën van goden en koningen behandeld worden. In het Mahabharata vindt men ook lange uiteenzettingen over niti, levenswijsheid en politiek; over moksa, bevrijding van de wedergeboorte en verder vele spreuken en aforismen. Het werd en wordt geregeld voorgelezen, o.a. in aan Vishnu en Shiva gewijde tempels en bedevaartsoorden. In zijn huidige vorm telt het ca. 900000 verzen, die in de noordelijke recensie gerangschikt zijn in 18, in de zuidelijke in 24 boeken. Aan de noordelijke recensie is als 19de boek toegevoegd de literair en godsdiensthistorisch zeer belangrijke Harivamsha.

Uitg.. Calcutta-editie {1834-1839); Bombay-editie (1862); The Mahabharata, for the first time critically ed. by V S. SUKTHANKAR e.a. (1937-1966).

Vert: Eng. vert. d. K. M. GANGULI, uitg. d. P. CH. ROY { 15 dln., 1883 1896, nieuwe uitg. ca. 1930); d. M. N. Durr (I895-1905); Fr. vert. d. F1. FAUCHE (10 dln., 1863 1870), voortgezet d. L. BALLIN (1899); W. PORZIG, Wichtigste Erzahlungen des Mahabharata ( 1923 vv); Nieuwe voll. vert. d. J. A. B. VAN BUITENEN, The Mahabharata { 1970 vv.).

Lit.: E. W. HOPKINS, The great epic of India, its character and origin (1901, 21921), H. JACOBI, Mahabharata, Inhaltsangabe, Index und Konkordanz der Kalkuttaer und Bombayer Ausgaben (Igo3), S. S¢RENSEN, Index to the names of the Mahabharata (igo41; M. WINTERNITZ, in: Gesch. d. Ind. Litt. (3 dln., 1907 1922); H. OLDENBERG, Das Mahabharata, seine Entstehung, sein Inhalt, seine Form (1922).



Mahayana,
z. Boeddhisme.



Malabarshristenen
is de naam voor oude christelijke gemeenschappen aan de zuidwestkust van India. Zij worden ook wel Thomas-christenen genoemd, daar volgens de legende de apostel Thomas op 21 dec. 52 voet aan wal gezet zou hebben bij Madras en hij de oorsprong zou zijn van deze gemeenten. Het eerste zekere bericht over christenen in Zuid-lndia is afkomstig van Cosmas Indicopleustes, die tussen 520 en 525 aldaar christenen aantrof. Het feit dat zij bij hun eredienst gebruik maakten van de Syrische liturgie, wijst op een missionering (sinds de 3de eeuw?) vanuit Perzië. Daardoor maakten zij later ook deel uit van de Nestoriaanse Kerk, hoewel zij ca. 750 vrijwel zelfstandig werden. Onder invloed van de Portugezen vond in 1599 een vereniging met Rome plaats, waaraan zich echter weldra (1653} een aantal gemeenten onttrok, dat de oude praktijk voortzette en zich in 1665 aansloot bij de monofysitische Jakobieten in Mesopotamië. In de 19de eeuw vonden enkele splitsingen plaats.

In 1887 trad een gedeelte uit en sloot zich aan bij de Anglicaanse kerkgemeenschap; in 1947 voegde het zich bij de toen ontstane Zuidindiase Kerk. In 1989 vormde een andere groep de Mar-Thoma Kerk, die een protestants karakter draagt (thans ca. 300000 leden). Binnen de *Monofysitische Kerk woedde een heftige strijd tussen hen die de jakobitische patriarch als hoofd beschouwden en degenen die een zelfstandig bestuur wilden onder een eigen katholiekos. In 1911 leidde dit zelfs tot een uiteengaan van beide groepen. Hieraan kwam een einde in 1958, doordat de patriarch de autonomie van de Indiase Kerk erkende en de katholiekos zich onder het gezag van de patriarch stelde. Intussen hadden in 1930 enkele bisschoppen met vele duizenden aanhangers zich verenigd met Rome. Zij bleven echter als zelfstandige kerk, de Syrisch-Malankaresische Kerk (thans ca. 180000 leden), bestaan naast de vroeger met Rome geünieerde, de Syrisch-Malabaarse Kerk.

Van deze laatste had zich in 1874 een deel afgescheiden, dat zich aansloot bij de Nestoriaanse Kerk, waartoe de Malabar-christenen oorspronkelijk behoord hadden. Zij vormen thans de Chaldees-Syrische Kerk met 20000 aanhangers. De Syrisch-Malabaarse Kerk telt ca. 1,5 miljoen leden.

Lit.: E. M. PHILIP, -The Indian Church of St. Thomas (1950); L. W. BROWN, The Indian ehristians of St. Thomas (1956); E. TISSERANT, Eastern christianity in India (1957); B. SPULER, Die Thomas Christen in Sud-lndien, in: Handb. der Orient., 1{1961}, blz. 22S 23,9; PODIPARA, Thomas Christen (1966); A. M. MUNDABAR, The arrival of the Portugese in India and the Thomas Christians 11967); J. TH. NAVAKATESH, Die Syrisch orthod. Kireheder Sudindischen Thomas Christen 11967); CHAICUNGAI, The St. Thomas Christian denominations of Malabar and the n Vatiean Council, in: Euntes docete (1969), blz. 349 374; The Malabar Church. Symposion in honour of Rev. Placid J. Podipara, in: Orientalia analecta. 186 (197C); P. VERGHESE, Syrische Kirche Indiens (1974).



Malankarezen
Is oorspronkelijk een synoniem van Malabarezen, maar wordt speciaal gebruikt voor de leden van de in 1932 met Rome geünieerde SyrischMalankaresishe Kerk (- Malabar-christenen).



Mandaeërs
(v Syrisch mands = kennis, gnosis) noemt men de leden van een oude, gnostische dopersekte die in de eerste eeuwen van de christelijke jaartelling bloeiden Mesopotamië en waarvan een rest (ca. 4000 zielen) is overgebleven, hoofdzakelijk wonend in de moerasgebieden van Zuid-Irak en het aangrenzendedeel van Zuidwest-Perzië.
Zij bezitten een reeks heilige geschriften, o.a.le Ginza of schat, het zgn. Johannesboek en een verzameling hymnen en goeden voor de doop- en dodenliturgie. Zij huldigen een kosmologisch dualisme en leggen de nadruk op de doop als voorwaarde voor de verlossing en oor de opvlucht van de ziel van de gestorvene naar het lichtrijk. De doopceremonie wordt bij belangrijke gebeurtenissen in het mensenleven herhaald. Het ritueel van de doop en van de heilige maaltijd is ingewikkeld en hoogst interessant. De theologie van de Mandaeërs is verward en bevat verslillende elementen Oudsemitische natuurreligie, Babylonische voorstelagen, Perzische gedachten, christelijke ideeën, gnostische visie.

De herkomst der Mandaeërs is zeer onzeker; volgens sommige onderzoekers wijzen de gegevens erop dat hier sprake is van de nakomelingen van een joods-gnostische dopersekte die zich rond het begin der christelijke jaartelling in het godelijk deel van het Palestijns-Syrisch cultuurgebied heeft opgehouden. Lit.: E. S. DROMR, The Mandaeans of Iraq and Iran (1962}.



Manisme,
z. Voorouderverering.



Maranathabeweging
is een stroming van methodistisch en adventistisch karakter, die haar uitgangspunt vindt in I Kor. 16: 22 en in de apocalyptiek . Zij is in Nederland begonnen door J. en H. C. Voorhoeve en werd hernieuwd door Johanna de Heer, die in 1919 begon met de uitgave van Het Zoeklicht. In 1920 had de eerste Maranathaconferentie te Arnhem plaats. De beweging is niet antikerelijk, is geen eigenlijke sekte en bevat adventistische, apocalyptische en methodistische elementen. Zij verricht veel evangeliserende opwekkingsprediking met nadruk op de verwachting van de wederkomst van Christus en het duizendjarig rijk en met als sterke motieven: algemene verzoening en verulling van de beloften van het Evangelie. Haar centrum is te Driebergen. De omvangrijke Zanghzdel van de beweging is in honderdduizenden exemplaren verspreid.

Lit.: JOH. DE HEER, Enige herinneringen aan de opwekking in Holland in 1905 (zj.): EM, Het duizendjarig vrederijk; Israëls herstel en terugkeer naar Palestina (z.j., 1908?): IDEM. Teekenen der tijden (1915); Het duizendjarig vrederijk (z.j.).



Mariavieten,
Poolse sekte, ontstaan te Plock uit een groepering van priesters onder leiding van de geëxalteerde stichteres FeliciaKozlowska (1862 1921) en een groepering wereldpriesters onder leiding van Johannes Kowalski. Op grond van de franciscaanse derde-ordegeest zetten zij zich in voor een religieuze en sociale vernieuwing, en vooral voor een bijzondere verering van Maria (vanwaar hun benaming Mariavieten) en de eucharistie.

De beweging werd in 1906 door het H. Officie verboden en in 1906 werden Kozlowska en Kowalski met 40 priesters geëxcommuniceerd. In 1909 werden de Mariavieten in de Unie der Oud-Katholieken opgenomen (Kowalski werd door de oud-katholieke aartsbisschop G. Gul van Utrecht tot bisschop gewijd), maar in 1924 werden zij weer unitgesloten. Zij stonden zgn. mystieke huwelijken voor tussen priesters en zusters, waarvan de kinderen zonder erfzonde zouden worden ontvangen, als eerstelingen van een zondeloos mensdom. Om hun sociale inzet werden zij door de bevolking geëerd en kenden hierdoor in het begin een aanzienlijke groei (1911: 200000 leden). In 1927 hadden zij nog 100000 aanhangers, in 1962 38000 (onder wie 31 priesters en 215 zusters). Het centrum van de beweging is Plock. Hun godsdienst vertoont veel gelijkenis met die der oud-katholieken. Ze hebben communie onder twee gedaanten. Priester en zusters dragen een grauw habijt met een monstrans erop gestikt.

Lit.: K. GAJKOWSICI, Mariavitensekte (19ll); E. DRIESSEN, De wijding van Kowalski tot bisschop der MariavietenS in: Annalen van Petr. Canisius (1912); C. P. FELDMANN, Die altkathol. Kirche der Mariaviten (2 1940), Dlie Mariaviten: Gestalten und Wegen der Kirche im Osten (1959); E. APPOLIS, Une église des derniers temps. L'Église Mariavite, in: Arch. de Sociol. des Relig,. Io ( 1965), blz. 511 67. - Tijdschr.: 'Mariavita' (sedert 1959).



Maronieten,
christelijke gemeenschap, hoofdzakelijk in Libanon en voorts in Syrië, Palestina, Egypte, op Cyprus zen in Noord- en Zuid-Amerika.
Hun oorsprong reikt terug tot het midden van de 7de eeuw, toen rond het aan de rivier de Orontes gelegen klooster van de heilige Maron (gest. ca. 410) groepen gelovigen die - in tegenstelling tot de jakobieten en de orthodoxen (melkieten) - het monotheletïsme (de leer van de éne wil in Christus) voorstonden, zich tot een afzonderlijke kerk begonnen te organiseren. Sinds de 8ste eeuw worden zij maronieten genoemd. Door de druk van de Arabieren werden zij uit de Syrische vlakte langzamerhand naar het midden en het noordelijk gedeelte van het Libanon Gebergte verdrongen, vooral na de verwoesting van het klooster van de H. Maron in het begin van de 10de eeuw. In de tijd van de kruistochten ontstond contact met Rome, dat tot een langzaam opgeven van het monotheletïsme leidde en tot een formele vereniging met Rome in l . Deze unie breidde zich na het concilie van Florence ook uit tot de omvangrijke gemeenschap van uitgeweken maronieten op het eiland Cyprus (1445). Er had, met name na de concilies van Qannobin (1596) en Kesrowan (1736), een voortgaande romanisering plaats, al bleven de maronieten hun eigen Syrische ritus (zij het met veel latiniseringen) behouden.

Bijzonder belangrijk was, dat onder invloed van Rome de hiërarchie straffer georganiseerd werd en de clerus beter werd opgeleid, vooral na de oprichting van het Collegium Maroniticum te Rome in 1 584. De maronieten wisten zich door de eeuwen heen als een hecht georganiseerde gemeenschap te handhaven. Een heftige burgerstrijd met de Druzen in 1860 deed hun aantal met een derde dalen. Momenteel bedraagt hun aantal in Syrië en Libanon ca. 400000, in Egypte ca. 13700 en in Zuid- en Noord-Amerika ca. 150000. In de staat Libanon vormen zij een van de grootste bevolkingsgroepen en oefenen zij grote invloed uit. Zij zijn sterk door de Franse cultuur beïnvloed. Hun geestelijk hoofd is de maronitische patriarch van Antiochië, die door de maronitische bisschoppen wordt gekozen en door de paus bevestigd.

Lit.: M. LE QIJIEN, Monotheletisme, in Oriens Christianus, 1ll (I901 VV.), blz. 1-lOO: P. DIB, L'église maronite, 1(1930), n (1962); P. KAWERAUt Amerika und die orientalischen Kirchen (1958), blz. 522-S29; B. SPULER, Die Maroniten. Handb. der Orientalistik, v 2(1961),blz.217-225;P.DIs,Histoiredel'églisemaronite(1962);J.FÉGHALI,Histoiredu droit de l'eglise maronite, l (1962); E. GEMAYEL, Avant-messe maronite (1963); M. HAYI K . Liturgie maronite (Ig64); G. J. MAHFOUD, L'organisation monastique dans l'eglise maronite (1967); P. NAAMAN, Theodoret de Cyr et le monastere de St. Maron (197) L. HAGE, Le chant dans l'église maronite (1972); J. TABET, L'office commun maronite (1972); J. BRUN, L'ecole catholique du Liban (1973}.



Mar-Thoma Kerk,
z. Malabar-christenen.



Mazdaznan
is een godsdienstige, syncretistische beweging, die gesticht is door Otoman Zar-Adhusht-Hanish (eigenlijk: Otto Hanischt Posen 1844- Los Angeles ~936) en die vooral na de Eerste Wereldoorlog in Duitsland, Zwitserland en Amerika opgang maakte en ook in Nederland enige aanhang vond . Zij zoekt 'de religie achter alle religies', die te danken is aan *Zarathoestra, omdat hij de schone filosofie van het 'bewustzijn der Eeuwigwerkende Gedachte' verkondigde. Het gaat daarbij om 'het onvergankelijk levensbeginsel in alle verschijnende en verdwijnende vormen', dwz. van de verschillende godsdiensten.
De mens moet tot vreugde en geluk teruggebracht worden door in harmonie met de natuur te leven en zo de eenheid met God te bereiken. Als 'onfeilbare middelen tot herstel van lichamelijke gebreken en nieuwe geest- en arbeidskracht' worden twee voorschriften gegeven, nl. het houden van een bepaald dieet (rauw voedsel.en onthouding van bijv. vlees) en het toepassen van een zeer geprezen ademhalingstechniek, die bepaalde ziekten, met name van de longen, geneest, zekere vermogens tot ontplooiing brengt en het lichaam tot tempel van de Geest maakt. De beweging heeft een internationaal centrum in Hernberg bij Zurich en een tweemaandelijkstijdschrift,getiteld Ma da nan. Lit.: O. Z. HANISH, Health and breath (1902); IDEM, Wiedergeburtslehre (91929); Mazdaznan in Lied und Gebet, uitg. d. O. RAUTH (l953) K. HTTTENS Seher, Grubler. Enthusiastens Sekten und religlöse Sondergemeinschaften der Ciegenwart { 1 1968).



Melkieten
zijn de christenen in Syrië, Palestina en Egypte die, toen na het Concilie van Chalcedon (451) het grootste gedeelte van de christenheid in deze streken overging naar het monofysitisme, trouw bleven aan de besluiten van Chalcedon.
Hun tegenstanders noemden hen melkieten, dwz. 'keizerlijken' (Syrisch: Malkanye), daar zij vasthielden aan de besluiten die door de keizer van Byzantium waren gesanctioneerd. Zij vormden een minderheid, die voor een groot deel bestond uit in deze streken gevestigde Griekse kolonisten en gehelleniseerde inheemsen, hoewel zij ook een flink aantal niet-gehelleniseerde inwoners omvatte. Zij hadden in later tijd door hun pro-Byzantijnse gezindheid meer dan andere christenen te lijden onder de moslimse heerschappij. Met name aan de bezetting van de patriarchale zetels werden moeilijkheden in de weg gelegd: Antiochië, Jeruzalem en Alexandrië.

Het melkitische patriarchaat van Antiochië beleefde een tijd van opbloei, toen het van 969 tot 1084 opnieuw in Byzantijns bezit gekomen was. Daarentegen was de kruisvaardertijd minder gunstig door de tegenwerking van de Latijnse clerus. In de Eerste Wereldoorlog leden de melkieten hier zware verliezen door de heftige vervolging waaraan zij blootstonden. Velen zijn naar Noord- en Zuid-Amerika uitgeweken. Er is een metropoliet in New York en er zijn bisschoppen in Buenos Aires en Sao Paulo.

Ook voor het patriarchaat Jeruzalem was de kruisvaardertijd niet voorspoedig, daar alleen de Latijnse hiërarchie geduld werd. Een groot melkitisch theoloog was Dositheus, die zijn bekende geloofsbelijdenis schreef (1672) tegen opdringende calvinistische tendenties. Sinds de 16de eeuw oefende de congregatie van het Heilige Graf grote invloed uit. Zij waakte over de heiligdommen van de melkieten in Jeruzalem en beheerste de hele kerk, hoewel haar leden vrijwel uitsluitend gerekruteerd werden uit de Griekse minderheid. In onze eeuw gaf dit aanleiding tot heftige conflicten. In 1941, bij de oprichting van de staat Israël, zijn velen gevlucht naar Syrië en Libanon. Beroemd is het klooster Mar Saba in het gebergte van Judea.

Het patriarchaat Alexandrië was het kleinste, maar kreeg in de 20ste eeuw aanzienlijke uitbreiding door de emigratie van Grieken en Syriërs naar Egypte. Een onafhankelijke positie neemt het beroemde, in 527 gestichte Sinaï-klooster in.

In de 16de en 17de eeuw vonden verenigingen van melkieten met Rome plaats, maar zowel door onderlinge onenigheid als door vervolging van buiten af konden de geunieerden niet tot goede ontplooiing komen. Pas de patriarch Maximus III Mazloem (1833-l885) wist voor hen als afzonderlijke groep erkenning van de Turkse regering te verkrijgen. Ook zij leden zeer onder vervolgingen tijdens de Eerste Wereldoorlog. Merkwaardigerwijze is het in de 20ste eeuw gebruikelijk geworden de naam melkieten te reserveren voor de met Rome geunieerden en de niet-geunieerden te betitelen als orthodoxen of als Roem (= Byzantijns)-orthodoxen tegenover Roererkatholieken.

Lit.: C. KARALEVSKIJ, Histoiredes patr. melkites (1911); G. GRAF, Gesch. derchr. arab Lit. (S din., 1944-1953); R. JANIN, Églises orientales (4 1955), blz. 146-171, 275-287: D. S. ATTEMA, A remarkable testimony on Calvinism, in: Free Univ. Quarterly (1956); F. HEIJER, Ecumenical mission in the Oriental Church: The Melkites, in: Journal Of Ecumenical Studies {1964), blz 485-502; B. SPULER, Gegenwartslage der Ostkirchen (1968), biz. 212-221, 228 24S; A. J ARBERRY, Religion in the Middle East, 1{1969), blz. 297-346



Menisten,
vaak gebruikte variant van mennonieten, z. Doopsgezinden.



Mennonieten
of mennonisten (ook m e n i s t e n),; Doopsgezinden .



Metawali's
(Arab.: moetawali = trouwe aanhanger, nl. van Ali(*Sjitieten ) een van de sjititische afsplitsingen binnen de islam. Sedert het begin van de l8de eeuw wordt de naam gebruikt voor die elementen van de bevolking van Libanon en Noord-Syrië die, tot de sjititische Twaalvers behorend, zich in die tijd onafhankelijk maakten van de Libanese emirs. De sekte heeft in totaal ca. I50000 leden en is vertegenwoordigd in het Libanese parlement.



Methodistische kerken
zijn een aantal kerken die teruggaan op een piëtistisch getinte opwekkingsbeweging, ontstaan in de Kerk van Engeland in de l8de eeuw. In Oxford richtte John Wesley (1703-l791) samen met zijn broer Charles (1707-1788} en o.a. George Whitefield (1714-1778) een studentenclub op. spottend de 'holy club' genoemd, waarvan de leden regelmatig bijeenkwamen voor bijbellezing en Avondmaalsviering, en pastorale en maatschappelijke zorg onder zieken en gevangenen uitoefenden en evangeliseerden. Een andere spotnaam, 'methodists', werd door de deelnemers aanvaard. Zij wilden door een streng naar de methoden van de bijbel geordend leven God dienen. John en Charles Wesley verrichtten van 1736 tot 1738 in de Amerikaanse staat Georgia evangelisaticarbeid.

Na hun terugkeer naar Oxford beleefden zij, na contact met een lid van de Herrnhutse Broedergemeente, op 24 mei 1738 een bijzonder moment van bekering als een persoonlijke heilservaring en na een verblijf in Herrnhut ontketenden zij een ware volksbeweging, die voorlopig binnen de Anglicaanse Kerk bleef. Daarbij kregen zij nieuwe contacten met Whitefield, die in 1735 eveneens tot bekering gekomen was en in vele kerk en opwekkingspreken hield. Toen zij in de kerken niet meer mochten optreden, preekten zij in de open lucht, later in aparte gebouwen, tabernakels genoemd. In 1740 stichtten de Wesleys te Londen de United Society, de moederkerk der methodisten. Toch bleef men de sacramenten in de Kerk van Engeland ontvangen; men wilde geen aparte kerk.

Meer societies ontstonden; zij werden onderverdeeld in kleine classes, die wekelijks samenkwamen voor gebed, bijbelstudie en gesprek. Daarnaast ontstonden zgn. bands, samenkomsten van mensen die na hun 'wedergeboorte' het verlangen naar volmaaktheid kenden. De Wesleys en hun medestanders reisden met hun opwekkingscampagne door geheel Engeland, Wales, lerland en Schotland. Er bestond verschil in dogmatisch inzicht tussen de arminiaanse Wesleys en de calvinistische Whitefield, maar dit leidde niet tot een breuk. In de evangelisatiesamenkomsten werd aan de deelnemers eerst de ellende van de hellestraffen voorgesteld, daarna voor de wanhopigen om vrede en verlossing van hun zonden gebeden, waarop een dringende oproep tot bekering volgde, waaraan velen gehoor gaven. John Wesley h eld zich ook veel met maatschappelijke arbeid bezig (volksopvoeding en -onderwijs, steun aan de actie tot afschaffing der slavernij).

Deze sociale bewogenheid heeft het methodisme altijd gekenmerkt. Ten gevolge van de afwijzende houding van de officiële Anglicaanse Kerk ten opzichte van deze volksbeweging werden de societies meer autonoom. Zij hadden nu hun eigen tabernakels, later chapels geheten, en eigen (leken)predikers. Full-time predikanten bleven rondreizen in een district of circuit (circuitriders) In 1784 riep John Wesley een conferentie van ca. 100 predikanten samen voor de algemene leiding (de 'legal hundred'). Ook wijdde hij, hoewel slechts priester en geen bisschop, de Amerikaan Thomas Coke tot superintendent. Coke nam in de Verenigde Staten de titel van bisschop aan. Mede door deze maatregelen ging de scheiding van de Kerk van Engeland steeds verder, hoewel de methodisten pas in 1891 de naam kerk voor hun organisatie aannamen.



SPLITSINGEN EN HERENIGING.
De beweging had veel met afsplitsingen te kampen, die vooral voortkwamen uit verzet tegen het gezag van de Conferentie van 100, maar ook tegen een optredende verburgerlijking van de societies. Zo ontstonden in Engeland de New Connection (1797}, de Society of Primitive Methodists (l812), de Bible Christian Society (1815), de Profestant Melhodist Church (1827), de Wesleyan Reformers (1849).
De overgebleven Wesleyans waren in het algemeen wat meer hoogkerkelijk ingesteld dan de afgescheiden gemeenschappen. In 1932 zijn bijna alle groepen herenigd als de Methodist Church (729 000 leden in 1961). - Ook in de Verenigde Staten ontstond verdeeldheid. Van de bisschoppelijke kerk scheidde zich m 1830 de Protesrant Methodist Church af, terwijl men door onenigheid over de afschaffing der slavernij in 1845 in een noordelijke en een zuidelijke conferentie uiteenging. Voorts ontstonden er grote negerkerken: de African Methodist Episcopal Church, de African Methodist Episcopal Church Zion en de Colonred (nu Christian) Methodist Episcopal Church. Deze drie zijn onafhankelijk gebleven toen de eerstgenoemde kerken zich in 1939 herenigden tot de Merhodist Church (13 miljoen leden in 1956, de splinterkerken 1,5 miljoen).



VERBREIDING.
Methodistische kerken bestaan ook in Australië, NieuwZeeland, Zuid-Afrika en andere vroegere koloniën van Engeland voor immigranten. Het methodisme is van huis uit sterk missionair ingesteld. Grootscheepse zending werd vanuit Engeland en de Verenigde Staten bedreven in Latijns Amerika, Azië, Afrika, op kleinere schaal in Europa (Zwitserland. Duitsland, Zweden7 België, Frankrijk).
In België telde de Verenigde Methodistische Kerk (Belgische Conferentie), ontstaan na de Eerste Wereldoorlog als Methodistische Zending, twaalf Nederlandstalige en elf Franstalige kerken en posten. In 1969 vond een fusie plaats met de Bond van Protestantse Evangelische Kerken tot *Protestantse Kerk van België. In Nederland had een evangelisatietocht van de Amerikanen Moody en Sankey weinig succes. In 1881 werd voor het eerst de Ecumenical Methodist Conference gehouden; op een latere samenkomst op internationaal niveau te Oxford werd de World Methodist Council opgericht (1969). Er zijn thans ca. 25 miljoen methodisten. Uit het methodisme zijn voortgekomen het *Leger des Heils, de *Evangelische Gemeinschaft, in de Verenigde Staten de *Broederenkerk en vele *Holiness Churches.



G E L O O F S L E E R.
De methodistische kerken erkennen alleen de Heilige Schrift als norm voor het geloof; wel is het Apostolicum aanvaard. John Wesles heeft in 25 artikelen de 39 van de Kerk van Engeland samengevat Grote nadruk valt op subjectieve ervaringen, innerlijke belevingen, op bekering en heiliging en het streven naar volmaaktheid. De predestinatie wordt nlet geleerd; wel de vrijheid van de wil en de universaliteit der genade. De volmaaktheid is niet een volledige zondeloosheid, maar volkomenheid in de liefde. In de liturgie sluit men zich ten dele bij de anglicaanse gebruiken aan (bijv. holy communion); er wordt in de diensten veel gezongen, vooral opwekkingszangen (Charles Wesley dichtte er ca. 6000!). Van de hernhutters namen de methodisten de nachtwaken en de liefdemalen (agapen) over.



KERKORDE
Deze is in de Verenigde Staten episcopaals. In Engeland en elders is het 'circuit' (district) de eenheid; het bestaat uit een aantal societies en heeft een superintendent aan het hoofd, benoemd door de General Conference Deze heeft de algemene leiding, benoemt de predikanten, interpreteert de leer en kan in disciplinaire gevallen als rechter optreden. Leden zijn tegenwoordig zowel leken als predikanten; zij worden gekozen door de districtssynoden .



OECUMENISCHE VERHOUDINGEN
Bijna alle methodistische kerken zijn lid van de Wereldraad van Kerken en van landelijke oecumenische raden. Veel kerken zijn betrokken bij eenheidsonderhandelingen, vooral met presbyterianen, congregationalisten en soms anglicanen, bijv. in Australië, Nieuw-Zeeland, Ghana, Nigeria, Oost-Afrika. In Canada is de methodistische kerk in de United Church, in Zuid- en Noord-lndia en Pakistan in de Church of South resp. North India en Pakistan opgegaan. In Engeland zijn onderhandelingen gevoerd over eenwording met de Church of England; een besluit tot hereniging is door de Kerk van Engeland, althans voorlopig, afgewezen (1972). In de Verenigde Staten wordt met tal van kerken onderhandeld (Consultation on Church Union; - Kerkverenigingen). In 1968 verenigde de Methodistische Kerk aldaar zich met de United Brethren Church tot de United Methodist Church. De Wereldraad van Methodisten voert besprekingen met het Vaticaan.

Llt.: J. WESLEY, Works, uitg. d. TH. JACKSON (4 dln.~ 1829-1831 ) The journal of J. Wesley,uitg. d. N. TURNOOK (7 dln., 1909 1906); J. L. NIELSEN, Die Lehre und die kirchengeschichtliche Bedeutung des Methodismus {z.j.); TH. MANN en J. J. SOMMER, Geschichte des Methodismus (21929); R N FLEW, The idea of perfection (1934); W. E. SANGSTER, The path to perfection (1943); W. C. BARCLAY, History of methodist missions (7 dln., 1949}; J. W. E. SOMMER en P. HUBER, in: Viele Glieder Ein Leib, uitg. d. U. KUNZ (1953}; Doctrine and discipline of the Methodist Church (1957), R. DAVIES, Methodist (1963); F. BENSON PERKINS, SO appointed (1964); H. D. RACK, The future of John Wesley s Methodism (1965); Report Anglican-Methodist Unity (1971); F. A. NORWOOD, The story of American methodism (1974).



Mohammed
(Mekka 570 Medina 8 juni 632), de stichter van de *islam, naar hem door niet-islamieten ook wel de mohammedaanse godsdienst genoemd, werd geboren te Mekka, uit de verarmde tak Hasjim van de machtige stam der Koeraisjiten. Daar zijn vader, Abdoellah, voor zijn geboorte overleed, en zijn moeder, Amina, overleed toen hij zes jaar oud was, werd Mohammed als wees opgevoed door zijn grootvader, Abd al-Moetallib, en later door zijn oom van vaderskant, Aboe Talib. Op 25 jarige leeftijd trad hij in het huwelijk met zijn oorspronkelijke werkgeefster, de vijftien jaar ouderes rijke weduwe Shadidja, die, met haar grote persoonlijkheid, tot haar dood zijn enige vrouw bleef.
Zij was de eerste die in Mohammeds verheven zending geloofde. Uit de verbintenis werden verscheidene kinderen geboren, van wie echter alleen Fatimah, later gehuwd rnet Aboe Talibs zoon Ali, haar vader overleefde. Hun afstammelingen, de sjarifs en de sajjids, genieten tot op heden groot aanzien onder de moslems. Als inwoner van het handelscentrum Mekka kwam Mohammed reeds op jeugdige leeftijd in contact met joden en christenen, die later door hem als geestverwanten beschouwd werden en ten opzichte van de islam een speciale positie innamen. Dikwijls zonderde hij zich af in de heuvels buiten Mekka om zich aan meditatie over te geven. In 610, gedurende een van deze perioden, zou hij voor het eerst een stem (later geïdentificeerd als die van de engel Gabriël) gehoord hebben, die hem beval: 'Reciteer (ikra), in de naam van uw God die schiep .

De profeet had zijn roeping. Dit was de eerste van een lange, tot 632 voortdurende reeks van revelaties, die na zijn dood werden verzameld en als soeras (hoofdstukken) gerangschikt in de *koran. De invloed van de oude Semitische profeten doet zich bij Mohammed duidelijk gelden: God is één. Hij is almachtig. Hij is de schepper van het universum. Er is een dag des oordeels. Schitterende beloningen wachten de gelovigen in het paradijsa vreselijke straffen in de hel zullen de ongelovigen ten deel vallen. In zijn geboortestad had Mohammed als profeet aanvankelijk weinig succes, vooral omdat de rijke Mekkanen vreesden dat het afschaffen der oude heidense tempels nadelige invloed zou hebben op hun stad als commercieel centrum. Bescherming door vooraanstaande familieleden en vrienden maakte het Mohammed echter voorlopig nog mogelijk zijn profetische activiteit voort te zetten.

Tot zijn eerste en ijverigste volgelingen behoorden Chadidja, zijn dochter Fatimah Ali, en zijn vrienden Aboe Bekr en Omar ibn al-Chattab, na zijn dood resp. de eerste en de tweede kalief (plaatsvervanger). Verder vond Mohammed vnl. gehoor bij de lagere bevolkingsgroepen van Mekka. Gedurende deze periode had Mohammed zo nu en dan contact met bewoners van het ten noorden van Mekka gelegen Jathrib, bij wie zijn boodschap meer weerklank vond dan bij zijn stadgenoten en die hem bovendien een arbitrale functie in de reeds jaren durende veten tussen de Jathribijnse stammen der Aws en Chazradj hadden toebedacht. Toen Mohammed, na het overlijden van enkele beschermers, zijn hopeloze positie in Mekka inzag, liet hij zich al spoedig overhalen naar Jathrib te emigreren, welke verhuizing in het Arabisch hidjre, wordt genoemd.

In sept. 622 kwam Mohammed te Jathrib aan; de stad werd nadien Madinat al-Nabi (stad des profeten) of kortweg al-Madina (Medina) genoemd. Niet lang na zijn komst wist Mohammed de te Medina heersende stamveten op te lossen, waarna hij de islam, na een periode van godsdienstig-theoretische opbouw te Mekka, aan de praktijk begon aan te passen. Deze ommezwaai wordt duidelijk in de inhoud der openbaringen weerspiegeld: terwijl in de Mekkaanse soeras het profetisch vuur vrijwel voortdurend aanwezig is, worden in de te Medina geopenbaarde soeras steeds meer de sociale en economische problemen van de nieuwe moslemgemeenschap (oemma) behandeld. Mohammed bleef echter bij al zijn openbaringen wijzen op het bovennatuurlijk karakter ervan. In Medina had Mohammed vnl. te maken met drie groepen: allereerst de groep gelovige Mekkanen, die met hem de reis naar Medina hadden gemaakt (moehad)troen), verder de Jathribijnse gelovigen van het eerste uur, de helpers (ansar), en ten slotte met een groep weifelaars (moenaftoerr).

Mohammed wist hen met groot politiek inzicht in een geordende samenleving bijeen te brengen. De drie joodse stammen te Medina werden door Mohammed aanvankelijk ook tot de oemma gerekend, omdat hij zelf zijn boodschap zag als een voortzetting van de vroeger aan joden en christenen geopenbaarde godsdiensten. Toen de joden evenwel weigerden hem als profeet te erkennen en hij zelfs door hen werd bespot, werden zij door Mohammed onverzoenlijk vervolgd. Als gevolg van dit conflict met de joden veranderde Mohammed de gebedsrichting (kibla) van Jeruzalem naar de Katba te Mekka, rnet welke maatregel hij tegelijkertijd aan de tegenstand der Mekkanen tegemoet kwam. Toen Mohammed niet de bijval van joden en christenen kreeg die hij aanvankelijk verwachtte, begon zich de islam steeds meer als een nieuwe, afzonderlijke godsdienst af te tekenen. Joden en christenen zouden 'de hun geopenbaarde teksten hebben vervalst', die nu, in een nieuwe vorm, door Mohammed opnieuw aan de mensheid werden voorgelegd.

Nadat Mohammed zijn positie in Medina had zeker gesteld, bleven conflicten met de oude vaderstad Mekka niet lang uit. Na wat kleine schermutselingen volgden de veldslagen van Badr en Oehoed en de zgn. 'greppeloorlog'. In het 6de jaar na de hidjra, die als uitgangspunt van de mohammedaanse jaartelling wordt genomen, werd met de Mekkanen het verdrag van Hoedaibija gesloten. Het jaar daarop bezocht Mohammed de Katba te Mekka, waar hij vele nieuwe aanhangers verwierf.

Na verbreking van het verdrag door enkele Mekkanen kon hij dan ook zonder slag of stoot zijn oude vaderstad binnentrekken. Mede door zijn buitengewone lankmoedigheid als overwinnaar werd hij spoedig door alle Mekkanen als profeet en leider der oemma aanvaard. Het was voor Mohammeds doeleinden essentieel dat de Mekkanen zich eigener beweging bij hem zouden aansluiten, zodat hij een gedegen basis had voor verdere uitbreiding der moslemgemeenschap. Bij zijn dood in 632 was vrijwel het gehele Arabisch schiereiland, althans in naam, bekeerd. Later, toen in verband met Mohammeds dood de islam zijn eerste grote crisis kreeg te doorstaan, gingen de Mekkanen voorop in het herstellen van de islamitische suprematie in Arabië. Ook echter in period en van strijd was Mohammeds aandacht in de eerste plaats gericht op het opvoeden en onderrichten der oemma, waarbij hij zich een sociaal hervormer van grote betekenis toonde.

Bij het bezien van Mohammeds persoonlijkheid en zijn morele en sociale invloed valt het moeilijk onderscheid te maken tussen authentieke overlevering en latere verzinselen en toevoegingen. Vast staat wel dat hij uiterst eenvoudig leefde en altijd bereikbaar was voor zijn volgelingen; het enige privilege waarop hij aanspraak scheen te maken was zijn uitgebreid huwelijksleven. Hoewel hij aan anderen ten hoogste vier echtgenotes toestond, trouwde Mohammed na de dood van Chadidja nog een dozijn andere vrouwen, waarvan sommige om politieke redenen. Zijn lievelingsvrouw, Aisja, speelde ook na zijn dood nog een belangrijke rol. Voor hij stierf volbracht Mohammed de later zo genoemde afscheidsbedevaart naar de Ka'ba te Mekka. De verschillende handelingen die hij hierbij verrichtte, werden later door de islamieten als rituele voorschriften voor de hadj (bedevaart) genomen.

In het islamitisch geloof staat de figuur van Mohammed centraal; de geloofsbelijdenis (sjahuda) getuigt: 'Er is geen God dan Allah (= dé God), en Mohammed is zijn afgezant'. Mohammeds vermoedelijke graf te Medina, waarboven een grote moskee is gebouwd, is een belangrijk pelgrimsoord.

Lit.: E. DERMENGHEMS La vie de Mahomet (1950); R. BLACHERE, Le probleme de Mahomet (1952); W. M. WATT, Muhammad at Mecca (1953}; IDEM, Muhammad at Medina (1956); M. GAUDEFROY-DEMOMBYREs, Mahomet (1957); F. BUHL, Das Leben Muhammeds (1961); M. ROBINSON, Mahomet (1961); W. M. WATT, Muhammad: prophet and statesman (1964); F. GABRIELI, Mahomet (1965); A. HUSAIN, Prophet Muhammad and his mission (1967).



Mohammedanisme,
z. Islam.



Molukse Evangelische Kerk
ontstond kort na de komst van de Zuidmolukkers in Nederland (1951) als zusterkerk van de Molukse Protestantse Kerk in Ambon, waartoe de uitgeweken Zuidmolukkers tot dan toe hadden behoord. De kerk heeft de Apostolische Belijdenis als belijdenis aanvaard. De diensten worden doorgaans in het Maleis geleid; de psalmen en gezangen uit de oude Hervormde Kerk worden eveneens in het Maleis gezongen. De kerk telt ca. 14000 leden en staat onder leiding van een synode. In de loop der jaren hebben zich enkele kleinere groepen afgescheiden, waaronder de Zuid-Oost-Molukse Protestantse Kerk te Ommen



Monofysitische Kerk
is de samenvattende benaming voor een drietal grote nationale kerken, nl. de *Armeense Kerk, de *Koptische Kerk en de Jakobitische Kerk (- Jakobieten). In deze kerken consolideerde zich het monofysitisme: de vroeg-christelijke en vooral Byzantijnse theologische verklaring voor de eenheid in Christus, die met de formule één phusis (Gr., = natuur. gedaante) wordt gekarakteriseerd. Het oecumenisch concilie van Chalcedon (45 1 ) aanvaardde als orthodoxe formule dat er twee phuseis in Christus waren, de goddelijke en de menselijke. Het monofysitisme organiseerde zich vooral als een verzet tegen deze uitspraak, aanvankelijk theologisch, later ook kerkelijk.



Monotheïsme
(v. Gr. monos = alleen, enkel, theos = god) is de vorm van godsdienst waarin slechts één God wordt erkend, vereerd en gediend. Daarmee onderscheidt het zich van het polytheïsme, dat men bij natuurvolken, in de antieke godsdiensten en in vele Oosterse godsdiensten aantreft. Een vorm van monotheïsme kan ontstaan uit de wijsgerig-godsdienstige overweging dat alle goden figuraties zijn van één opperste godheid, een conceptie die men in de hellenistische tijd kan aantreffen. Daarbij is de overgang vloeiend naar het zgn. *henotheïsme, waarbij één godheid als de hoogste wordt erkend zonder dat het bestaan van vele goden wordt ontkend, en naar de monolatrie, waarbij men één bepaalde god dient als de enige op wie men vertrouwt.

Het echte monotheïsme is echter niet geboren uit wijsgerige overtuiging, maar uit profetische openbaring, die een oproep bevat tot het dienen van de éne God als de Heilige Macht die volledig beslag wil leggen op het leven van enkeling en gemeenschap. Het is beperkt tot het jodendom, het christendom, de islam, de godsdienst van Zarathoestra en enkele hindoeïstische sekten. Het oude Egypte kende een kortstondige monotheïstische beweging gedurende de Amarnaperiode. Het monotheïsme vindt zijn klassieke uitdrukking in de belijdenis van het volk Israël: 'Hoor Israël: de Heer is onze God; de Heer is enig' en in het woord van Jezus: 'Gij kunt niet God dienen en de Mammon'. - De door sommigen aangehangen theorie dat de oudste mensheid slechts één God heeft gekend en aanbeden en later is vervallen tot het geloof in vele goden en demonen, is dubieus (- Oermonotheïsme).

Lit.: N. SÖDERBLOM, Das Werden des Gottesglaubens (21926); W. F. ALBRIGHT, From the stone age to Christianity (1940; lOuitse vert 1949); R. PETTAZZONI, The formation of monotheism, in: Essays on the history of religions (1954).



Moravische Broeders,
z. Broedergemeenten, Evangelische.



Morele Herbewapening
(Eng.: Moral Re-Armament; afk.. MRA), beweging, in Ig38 gelanceerd door de Amerikaanse protestantse theoloog Frank Buchman als voortzetting van de door hem in het leven geroepen revival-beweging, die bekendheid kreeg als de zgn. Oxford Groep. Zij stelt zich ten doel, op basis van de christelijke inspiratie een verandering ('change') in zedelijkreligieus opzicht van mensen, vooral van leidinggevende personen op sociaal, politiek en economisch gehied, te bewerkstelligen en zo te komen tot een vernieuwde wereld. Als haar uitgangspunten presenteert de beweging de vier 'absolute morele maatstaven': eerlijkheid, reinheid, onzelfzuchtigheld en liefde, alsmede een bewust zoeken van de enkeling naar Gods leiding Morele Herbewapening beschouwt zich niet als een organisatie, maar als een ideologie, met name een alternatieve ideologie tegenover de door haar aanhangers fel bestreden leer van het communisme. Men maakt veel gebruik van moderne communicatiemedia zoals film, toneel, advertenties, soms ook radio en televisie.

Centra waar regelmatig internationale conferenties worden gehouden, zijn gevestigd te Caux (Zwitserland} en Panchgani (India); daarnaast bestaan tal van kleinere centra (in Nederland bijv. in Den Haag). De beweging heeft o.m. in bepaalde kringen van werkgevers, met name in de grootindustrie, invloed gewonnen. Zij ontmoet echter ook weerstand en wantrouwen, o.a. wegens haar soms agressieve propagandamethoden, voorts omdat men in haar streven bepaalde eenzijdigheden meent te bespeuren en er geen oplossing maar een verdoezelen van de werkelijke sociale noden in ziet. Aan officieel-kerkelijke zijde ontmoet Morele Herbewapening veel reserve wegens haar ondogmatisch Icarakter en de beperking van de christeliJke boodschap tot sociaal-ethische waarden.

Lit.: P. HOWARD, The world rebuilt {Igsi DEM, Frank Buchmans geheim (1962); J P THORNTON-DUESBERY, Open kaart over Morele Herbewapening (1964); P. HINTZEN Een idee waarvoor de tijd gekomen is ( 1967).



Mormonen,
z. Heiligen der Laatste Dagen, Kerk van Jezus Christus van de.



Moslem
of moslim (Arab., = die zich [aan God] overgeeft), belijder van de *islam.



Mozes
(Hehr.: Mosie; de naam is waarschijnlijk van Egyptische herkomst ) was de leider der Israëlieten bij de uittocht uit Egypte, de stichter van de *joodse godsdienst, de wetgever en de aanvoerder tijdens de doortocht door de woestijn tot aan de grenzen van Kanaan. 0p grond van Ex. X :1 I dateert men hem gewoonlijk ten tijde van Ramses n, die in de 13de eeuw v.C. als farao regeerde, maar de gegevens zijn te schaars om tot chronologische zekerheid te komen. Volgens Ex. 2:1 vv. stamde hij uit Levitische ouders, Amram en Jokébed, en werd hij opgevoed aan het hof van een farao, wiens naam niet vermeld wordt. Na zijn vlucht uit Egypte vertoefde Mozes lange tijd in het huisgezin van de Keniet Jetro (die ook met andere namen genoemd wordt) en huwde hij diens dochter Sippora.

Dat Mozes hier zijn godsdienstige voorstellingen zou hebben overgenomen, is een bekende hypothese die echter nauwelijks bewezen kan worden, daar over de Kenieten zo goed als niets bekend is. Volgens Ex. 3: X w. werd hij bij de godsberg Horeb geroepen om zijn volk te verlossen en in de mare daaromtrent wordt gezinspeeld op de wortelen van Mozes' godsdienst. de roepende God is de God van Abraham, Isaak en Jakob. In het vervolg van de geschiedenis, die geheel geworden is tot het paasverhaal van Israël, wordt gewaagd van de steun die Mozes' broer Aaron als spreker bood tegenover de farao, van de tien plagen van Egypte en van de doortocht door de Rode Zee. Kort daarop valt het oponthoud bij de Sinaï of Horeb, die door de traditie gelokaliseerd is op het Sinaï schiereiland.
Een belangrijk deel van de veertig jaar tussen de uittocht en de intocht werd doorgebracht in de steppe van Kades-Barnea. Ten slotte nam het zwervende volk Kanaan in bezit via het Overjordaanse bij Jericho. Dan is echter de leiding overgenomen door Mozes' dienaar Jozua, want Mozes zou op de Nebo het beloofde land wel zien, maar niet daarin binnen treden. Volgens Deut. 34:1-I2 stierf Mozes hier in de ouderdom van 120 jaar. Zijn graf werd nimmer aangewezen. De traditie beschouwt hem als de auteur van de Pentateuch (de eerste vijf boeken van het Oude Testament; bij de joden tora = wet geheten), zodat de gehele joodse wetgeving door zijn autoriteit gedragen werd.

Lit.: P. VOLZ, Moses und sein Werk (21932); A. BENTZEN, Messias, Moses Redivivus, Menschensohn (1949); M. BUBER, Moses (1945, 21952); E AUERBACH, Moses (1953), E. OSWALD, Das Bild des Moses in der kritischen alttestarnentlichen Wissenschaft seit J. Wellhausen, in: Theologische Arbeiten, XVIII (1962).



Mythe
(v. Gr. mutflos = gesproken woord, verhaal) is in de oorspronkelijke, godsdiensthistorische zin een verhaal over daden van goden, halfgoden of goddelijke voorouders, in de 'mythische' oertijd verricht, waardoor de wereld geschapen of meestal geordend werd en de cultuur ontstond. De mythe vertolkt de zin van de wereld en de cultuur, geldt als een soort geloofs belijdenis. Er zijn vele soorten mythen:.over de schepping van de wereld en van de mens, over het ontstaan van de goden, over het instellen van de cultuurgoederen en van de cultus, over het heil van de mens en over de toekomst van de kosmos en van de enkeling. In de mythe grijpt de mens terug op een oergebeuren, dat hem het model is van zijn dagelijks handelen, de autoriteit waarop hij zich beroept.
Zo geldt bij de volken der oudheid de dagelijkse opgang van de zon dikwijls als herhaling van het scheppingsgebeuren, de overwinning op vijanden als herhaling van de overwinning van de god op zijn vijanden, bijv. van het licht op de duisternis. In de eredienst neemt deze herhaling vaste vormen aan. Vandaar dat elke cultus zijn eigen mythen heeft, die niet zelden gedurig worden gereciteerd of zoals vermoedelijk in de Griekse mysteriën - uitgebeeld, opgevoerd. Het gebeuren van de oertijd wordt zodoende als het ware uitgebreid tot alle tijden.

In de antropologie heeft altijd veel belangstelling bestaan voor mythen. Voor de 19de-eeuwse antropoloog E. B. Tylor waren mythen voorwetenschappelijke pogingen om het ontstaan van mensen, dieren, hemellichamen e.d. te verklaren. Deze zienswijze liet echter geen ruimte voor het sterk sacrale. emotionele karakter van vele mythen. Voor andere onderzoekers waren mythen dan ook veeleer beschrijvingen van een bepaalde maatschappij in symbolisches metafysische termen. Malinowski zag in mythen een rationalisatie in de zin van een charter dat rechten legitimeerde. In navolging van Lévi-Strauss ten slotte zien verschillende onderzoekers in mythen een dramatische worsteling in verhaalvorm om te trachten fundamentele en onoplosbare tegenstellingen in een maatschappij te overbruggen. De analytische psychologie (de school van C. G. Jung) legt verband tussen de mythen en het zgn. collectief onbewuste, waarbij de mythen worden gezien als uitgewerkte vormgevingen van bepaalde zgn. archetypen.

Onder mythisck wereldheeld verstaat men het geheel van de wijze waarop door de primitieve mens en ook veelszins in de verschillende religies het wereldgebeuren wordt uitgelegd. Deze mythische uitleg is bij de Grieken geleidelijk verdrongen en vervangen door een redelijk verantwoorde uitleg. Dit heeft een zekere spanningsverhouding tussen mythe en rede (logos) te voorschijn geroepen, die evenwel niet noodzakelijk tot een conflict behoeft te leiden (reeds voor Aristoteles was de ware philosophos ook philomuthos). Het conflict ontstaat eerst wanneer enerzijds aan elke mythische uitleg elke waarde en betekenis wordt ontzegd en men anderzijds aanneemt dat de grondslag van alle religie slechts op mythen berust. De moderne methode van de ontmythologisering (een term die stamt uit de bijbelwetenschap, doch tegenwoordig ook in andere kennisgebieden wordt toegepast) is in het algemeen een poging de eigenlijke inhoud van een boodschap of uitspraak te onderscheiden van zijn mythische vorrngeving en inkleding.

Lit. E. B. TYLOR, Primitive culture (1871); A. LANG, Myth, ritual and religion (2 dln.. 1901 1: S. REINACH, Cultes, mythes et religions (5 dln., IgoS 1 g2X); B. MALINOWSKI, Myth in primitive psychology (1926); M. ELIADE, Le mythe de l'éternel retour (I949), G. VAN DER LEEUW Die Bedeutungder Mythen, in: Festschrift A. Bertholet (1950); A. E. JENSENS Mythen und Kult bei den Naturvölkern (1951); L. SEIFERT, Sinndeutung des Mythos (1954); K. KERÉNYI, Umgang mit Göttlichem (1955), M. ELIADE, Myths, dreams and mysteries (1959); IDEM, Myth and reality (1963); C. LÉVI-STRAUSS, Mythologiques (F dln., rg64-1g68); IC. KERENY1, Zugang zum Mythos (1967); G. S. KIRK, Myth ( 19705.