Hare Krishna-beweging
Heilige hoeken
Heiligen der Laatste Dagen,
Kerk van Jezus Christus van de
Mormonen
Henotheïsme
Hernhutters,
Hersteld Apostolische Zendinggemeente in de eenheid der apostelen,
Hersteld Apostolische Zendingkerk,
Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk,
Hervormde Kerk, Nederlandse,
Hervormde Kerk van België
High Church Party,
Hinayana,
Hindoeïsme
Holiness Churches Holy Spirit Association for the Unification of World Christianity
Humanisme
Humanist and Ethical Union, International,
Humanistisch Verbond in Nederland
Het Humanistisch Verbond in België




Hare Krishna-beweging
(offcieel: Internationale Gemeenschap voor Krishna Bewustzijn)* religieuze beweging die in 1966 te New York werd gesticht door A. C. Bhaktivedanta Swami Prabhupada (Calcutta l896 New Delhi 1917). In 1959 besloot deze. na een succesvolle carriere in het zakenleven, om zich te gaan wijden aan de verbreiding van het 'Krishna-bewustzijn` in het Westen, daartoe aangespoord door zijn geestelijk leidsman Bhakti Siddhanta Sarasvati.

Nadat hij in l968 begonnen was met de verkondiging van de Krishna-leer in New York, verspreidde de beweging zich snel over NoordAmerika en West-Europa. Centraal staat de verering van Krishna de allerhoogste goddelijke persoonlijkheid van wie alle oorspronkelijke kennis (veda) komt, die zonder twijfel en interpretatie aanvaard kan worden. Krishna is één van de belangrijkste nederdalingen (avatara) van de hindoe-god Vishnu. zoals die geopenbaard wordt in het beroemde hindoe leergedicht Bhagavud-gita ( = het lied van de Verhevene). Om bevrijding van de materiële wereld te bewerkstelligen is het dienen van Krishna essentieel. Dit dienen is een zaak van volledige overgave, het Indiase motief van de bhakti: de vertrouwensvolle overgave die de genade van de God garandeert. Het dienen van Krishna komt tot uiting in de godsdienstoefeningen, waarin naast het bidden, dansen en het branden van wierook, vooral het 'chanten' (zingend aanroepen van God) een belangrijke rol speelt. Lit.: S. JUDAH, Hare Krishna and the counter culture (1975); F.-W. ISAAC}C, Die neuen Jugendreligionen {31976).



Heilige hoeken
komen in bijna alle godsdiensten der aarde voor. Alleen de zogenaamde schriftloze volken hebben uit de aard der zaak geen heilige geschriften. Hun vaak rijke mythologie wordt mondeling overgeleverd. Dit is ook het geval bij andere gezaghebbende godsdienstige teksten die eeuwenlang in een nauwkeurige mondelinge traditie voortleefden, voordat zij op schrift werden gesteld. Een beroemd voorbeeld vormen de Voorindische veda's. Vele zogenaamde heilige boeken zijn gewijde teksten die een zeker gezag bezittent doch geen canon vormen die als richtsnoer voor het geloof kan gelden. Voorbeelden vormen de Oudegyptische dodenteksten: het vermaarde 'doden boek' is geen boek met een reeks hoofd stukken, maar een serie spreuken waarvan het aantal kon wisselen.

Daarentegen gelden de veda's Rig-, Yajur-, Sama- en Atharvaveda - als vruchten van goddelijke inspiratie. Een reeks heilige boeken~ die als canon fungeert, vindt men in het boeddhisme, het jainisme, de godsdienst van Zarathusera, het manicheïsme, het jodendom, het christendom en de islam; in zekere zm ook in het confucianisme. Bekend zijn vooral de *tipitaka (de drie-korf, dwz. drie geschriften, van het boeddhisme, de *avesta van de godsdienst van Zarathustra, het Oude en het Nieuwe Testament ( Bijbel) en de *koran, het heilige boek van de moslems. De canon is meestal ontstaan uit een proces van mondelinge overlevering en als toetssteen van de ware orthodoxie. De stichter van het in de 14de eeuw verdwenen manicheïsme, Mani (3de eeuw n.C.), heeft zelf een serie heilige boeken geschreven teneinde strijd over de geopenhaarde waarheid en ketterij te voorkomen. Lit.: G. LANCZ}COWSICI, Heilige Schriften. Inhalt, Textgestaltung und Uberlieferung (1956; met lit.).



Heiligen der Laatste Dagen,
Kerk van Jezus Christus van de
, ook Mormonen
genoemd, is gesticht door Joseph Smith (1805 1844). Deze zou op de berg Cumorah bij New York in 1827 een aantal gouden platen gevonden hebben waarin een verslag gegeven werd over de vroegere bewoners van Amerika en van Christus' arbeid onder hen. De platen werden uitgegeven als het Boek van Mormon. In 1830 stichtte Smith een kleine gemeente, die sedert 1832 bovenvermelde naam draagt. Andere visioenen en openbaringen van Smith zijn neergelegd in De parel van grote waarde en in De leer en de verbondene welke boeken naast de bijbel de geloofsgrondslag voor de gemeente vormen. Smith werd in 1844 gelyncht; zijn inmiddels sterk gegroeide gemeente werd vervolgd, maar vestigde zich bij het Great Salt Lake (Utah), waar de stad Salt Lake City is gesticht.

De kerk verricht veel zendingsarbeid en heeft een krachtige gemeenschap op religieus en sociaal gebied opgebouwd. Een tijdlang (1843-1862) was de veelwijverij (het 'meervoudig huwelijkt) officieel toegestaan. Deze puriteinse kerk verwerpt de zuigelingendoop, predestinatie en erfzondeleer, kent de plaatsvervangende doop voor gestorvenen en de handoplegging voor een onverbreekbaar 'hemels huwelijk'. Men is overtuigd van de spoedige wederkomst des Heren en leeft dus in de 'laatste dagen'. Er bestaan geen betaalde gemeentevoorgangers; ieder mannelijk lid kan het priesterschap bekleden, dat hiërarchisch is opgebouwd. Aan het hoofd staat de president, omgeven door een college van twaalf apostelen. Door de zending is de beweging over Amerika en Europa verspreid. De kerk telt ruim 1 600000 leden, grotendeels in de Verenigde Staten. Lit.: J. E. TALMAGE, De artikelen des geloofs (Ned. vert., 1913); De Leer en de Verbonde (Ned. vert., 1952); K HUTTEN, Seher, Cbrub]er, Enthusiasten ( l966).



Henotheïsme
(v. Gr.heis, genitivus /enos = één; theos = God) is een godsdienstwetenschappelijke term, ingevoerd door de linguist en godsdiensthistoricus Max Muller (1823-1900), voor die godsvoorstellingen waarbij één god als hoogste en ware god wordt erkend en aan beden. Het hen otheïsme onderscheidt zich van het *monotheïsme doordat het naast de éne god het bestaan van andere goden erkent. Een voorbeeld van henothelsme is de verering van de zonnegod in de Romeinse keizertijd.



Hernhutters,
z.- Broedergemeenten, Evangelische.



Hersteld Apostolische Zendinggemeente in de eenheid der apostelen,
z. Apostolischen.



Hersteld Apostolische Zendingkerk,
z Apostolischen.



Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk,
z.Lutherse Kerken.



Hervormde Kerk, Nederlandse,
z Nederlandse Hervormde Kerk.



Hervormde Kerk van België
(Fr.: tglise réformee de Belgique) is voortgekomen uit het in 1837 opgerichte Evangelisch Genootschap (Société Evangélique), dat sinds t849 de naam Belgische Christelijke Zendingskerk (Église Chrétienne Missionnaire Belge) droeg en in 1969 zijn huidige benaming aannam. De kerk is verdeeld in vijf regionale raden (Brussel en Vlaanderen, Namen, Streek van Charleroi, Borinage, Luik) en telt 48 kerken en 'posten', waarvan slechts twee Nederlandstalige (Antwerpen en Oostende). Er zijn 26 predikanten, waaronder twee hoogleraren aan de Protestantse Theologische Faculteit te Brussel. Tot 1975 verzette zij zich principieel tegen overheidssubsidiëring der predikantsplaatsen. Het bestuur van de Hervormde Kerk van België, die het weekblad Paix et LiDerté uitgeeft, is sterk gecentraliseerd. Er zijn banden met de Hervormde Kerken in Nederland en Zwitserland. In 1971 werden besprekingen begonnen die moeten resulteren in een fusie met de FGereformeerde Kerken in België en de *Protestantse Kerk van België.



High Church Party,
z.Anglicaanse Kerk.



Hinayana,
z.- Boeddhisme.



Hindoeïsme
is een term die pas ca. 1830 in de Engelse literatuur haar intrede deed, en globaal de Indische cultuur van ongeveer de laatste 2000 jaar aanduidt, als voortzetting van de oudere vedisch-brahmanistische beschaving. De hoofdstroom van deze cultuur vormt een continuïteit die zich voortdurend door assimilatie en integratie heeft verrijkt. Het hindoeïsme is een bijzonder complex, uit zeer heterogene elementen samengevoegd geheel.
Het heefe godsdienstige, sociologische, economische, literair-historische en andere aspecten. Uit godsdienst-historisch gezichtspunt is het een conglomeraat van religies die op de meest uiteenlopende wijzen machten, goden of hogere wezens vereren (magie en fetisjisme, ascetisme en mysticisme, demonengeloof en dierenverering naast zeer verheven, diepzinnig-theologisch gefundeerde monotheïstische stelseis en abstract-tilosofische systemen lokale dorpsculten naast alom verbreide vereringsvormen van een Hoogste Wezen, enz.). Het hindoeïsme incorporeert principieel alle vormen van religiositeit en streeft geen eliminerende selectie na Het is 'tolerant' in die zin, dat het aan ieder individu zelf overlaat hoe en onder welke naam het het goddelijke vereren wil en dat ieder dat geloof moet bezitten en die cultus aanhangen die het beste bij zijn geestelijk niveau, aanleg enz. past. Het is eerder geneigd een afwijkende leer of cultus als minder doelmatig dan als onjuist te beschouwen. Het door westerse geleerden gemaakte en in de praktijk in grote trekken opgaande onderscheid: 'de massa is polytheïstisch en geneigd in de godenbeelden goden in concrete gestalte te zien, de ontwikkelden huldigen een filosofisch verdiept pantheïsmee wordt door vele Indiërs verworpen, omdat huns inziens geen onderscheid tussen monotheïsme en pantheïsme bestaat.

Immers de eeuwige oergrond, de laatste oorzaak van alle existentie, de laatste realiteit, het zich zelf emanerende, op zich zelf zonder attributen en kwaliteiten zijnde brahman (laatste wereldgrond, fundament der schepping), dat ook met verheven eigenschappen als God verschijnt, is alles en in alles; welke godheid men ook vereert, ten slotte vereert men het (of de) Ene. De hindoes (ca. 500 miljoen) zijn dan ook niet tot een bepaalde cultus, dogma's of een bindende belijdenis verplicht; de meningsvrijheid gaat zo ver, dat men zelfs niet ophoudt een hindoe te zijn als men in belangrijke opzichten van andere hindoes afwijkt of een niet-Indische godsdienst aanneemt. Herhaaldelijk zijn zelfs vreemde gemeenschappen als kasten in het hindoeïsme opgenomen. Er zijn tal van overgangsvormen, bijv. 'primitieve' stammen die (bijv. door hindoegebruiken als vegetarisme reinheidsvoorschriften en bepaalde cultusvormen aan te nemen of door hun goden met hindoegoden te identificeren, gedeeltelijk gehindoeïseerd zijn. Als geheel kent het hindoeïsme noch een begin, noch een stichter, noch enige autoriteit in religieuze vragen, noch een organisatie, noch zending.

Toch laten zich enige meer of minder bruikbare criteria - zij het zonder absolute geldigheid en zonder noodzakelijkerwijze cumulatief op te treden onderscheiden. Zulk een criterium is in de eerste plaats het geloof aan een ongeschapen, transcendent en tegelijk alomvattend principe, dat de enige ware werkelijkheid is, het brahman, dat zich in de wereld scheppend, hehoudend en veranderend laat gelden en in deze drie aspecten fenomenale gestalte aanneemt in de grote goden Brahma, Vishnu en Shiva. De eerste geniet reeds vele eeuwen praktisch geen verering. Shiva represerlteert de kosmische kracht van reproduktie en vernietiging of re-absorptie en is tevens de god van de ascese, de extatische verrukking (Tandava-dans) en dee vruchtbaarheid (de stier Nandi is zijn rijdier).

Ook de linga (gestileerd mannelijk geslachtsorgaan, symbool der vruchtbaarheid) speelt in de eredienst van Shiva een zeer voorname rol. Met hem is nauw verbonden zijn gemalin Durga (Uma of Parvati). Vishnu, in wie verscheidene godheden en legendarische figuren zijn versmolten, grijpt in in deze wereld telkens als de natuurlijke orde verstoord is, door middel van zijn avatara's (of nederdalingen) waarvan Krishna en Rama veruit de voornaamste zijn. Typisch voor de eredienst van Vishnu-Krishna is de bhakti (het deel hebben in heit wezen Gods}: de aanhankelijke liefde die uitmondt in een absoluut streven van heel de menselijke persoonlijkheid naar mystieke eenwording met de godheid. Dit emotionele element, dat in sommige sekten zeer zuiver gehouden werd, is in vele andere gevallen met erotische elementen vermengd Met Durga, Surya (de Zon) en Ganesja zijn Shiva en Vishnu de hoofdgoden van de dagelijkse eredienst van althans de meerderheid der hindoes.

Een tweede criterium is de- evenmin algemene- erkenning van de absolute en onaantastbare autoriteit van de (in feite niet gekende en sociaal en ritueel zeer sterk afwijkende) *Veda. - Een derde criterium is het in de laatste halve eeuw in de praktijk afnemende gewicht van de volgens traditionele normen als sacrosanct beschouwde stand der brahmanen, een geboorteadel met geestelijke suprematie. Verwerping van de autoriteit van Veda en brahmanen was intussen eeuwenlang de voornaamste grond waarop Boeddhisten en Jainas als 'heterodox' werden beschouwd, beter: als lieden die zich buiten de hindoeïstische traditie stelden. - Ten vierde is daar het (evenmin algemene en naar kaste, streek enz. in verschillende mate gehuldigde) vegetarisme (speciaal ten aanzien van rundvlees), gezien in verband met ahimsa {het verbod om te doden) en het geloof aan de tegenwoordigheid Gods in al wat leeft. -

Zeer belangrijk is, ten slotte, het ook door de ' heterodoxen' gedeelde geloof in karman (de som van alle goede en slechte daden en gedachten tijdens het aardse bestaan), wedergeboorte in een door het karman bepaalde staat en situatie, en de mogelijkheid tot verlossing, dwz definitieve bevrijding van deze noodzaak. Dit complex van overtuigingen, dat ook belangrijk ingrijpt in de traditioneel hindoeïstische denkbeelden omtrent de maatschappelijke ordening (men wordt geboren in de kaste die men zich door karman, dat men in een vorige existentie heeft verworven, verdient) en de sociale ongelijkheid (persoonlijke voor- en tegenspoed worden op dezelfde wijze bepaald, zodat ongeluk als boete beschouwd wordt), is in kringen van intellectuelen in de loop der eeuwen zeer uitvoerig evn diepzinnig gefundeerd en vaak casuïstisch uitgewerkt; in niet-gebrahmaniseerde milieus heersen er vaak slechts vage denkbeelden over.

Dit geloof is onverbrekelijk verbonden met de leer van dharma (de universele stabiliteit),dwz met de overtuiging dat er een wetmatige, causaal bepaalde en tegelijk morele wereldorde bestaat, die zich door de werking van het karman in het gehele wereldgebeuren uit (de wereldgeschiedenis is eigenlijk niets anders dan de vereffening van het collectieve karrnen van de mensheid). Daarom verlangen traditiebewuste hindoes eigenlijk slechts van elkaar, dat zij zich aan de sociaal rituele gedragsnormen , de dharrna, houden en traditionele gewoonten, praktijken enz. in ere houden. Zo is in de praktijk hindoeïsme het zich aansluiten bij en aanpassen aan de gebruiken, levenswijze enz. van hen die naar het oordeel der gemeenschap hindoes zijn en zich als zodanig gedragen. Deze algemene dharma-idee kan als de centrale band beschouwd worden die het hindoeïsme bijeenhoudt ondanks de zeer uiteenlopende cultusvormen, sociale instellingen, enz. van de afzonderlijke gemeenschappen, waarvan de tradities als hun speciale dharma gelden. De instandhouding van dit sociaal-religieuze systeem waarborgt de traditiegetrouwe hindoe lichameliik, materieel en geestelijk welzijn en een goede toestand in het hiernamaals. Hij die het uiteindelijke bereiken van de verlossing als ideaal met het handhaven van de dharrna, de zorgen voor zijn materiële behoeften en het bevredigen van geoorloofde genoegens op harmonische wijze verbindt, zal gelukkig worden.

Wat de praktijk van de godsdienstige aspecten van het hindoeïsme betreft, deze is o.a. gekenmerkt door een (in de vedische godsdienst niet aanwezige ) cultus met tempels, beelden en symbolen; huiscultus rnet offeranden van bloemen, vruchten, spijzen enz.; rneditatie ter realisering van de eenheid met het goddelijke; het deelnemen aan bedevaarten, processies en godsdienstige feesten. Zeer verdienstelijk is het oprichten van heiligdommen, graven van vijvers en putten en dergelijke. Neiging tot mystieke contemplatie en ascetisme is frequent. Voor het sociale leven zijn tot in de moderne tijd kenmerkend het kastewezen, de afhankelijke positie van de vrouw en de veelal jeugdige huwelijksleeftijd der meisjes.

Ook het filosofische aspect van het hindoeïsme is geen theoretische wetenschap, maar een hulpmiddel met een praktisch doel, nl. het vermijden van ongeluk, het verwerven van innerlijke rust en van harmonie met de goddelijke macht, de realisering van de grote idealen der zelfverhefflng en (zo mogelijk) der verlossing van de wedergeboorte. Al is dit verlossingsstreven steeds het ideaal van een kleine minderheid geweest, het heeft door de eeuwen heen een ideale norrn betekend, waarnaar het hindoeïsme als geheel zich heeft gericht en het heeft er kleur en perspectief aan gegeven. Het heeft bijvoorbeeld al het ondermaanse met inbegrip van het hiernamaals gerelativeerd en ieder werelds streven en gebeuren tot iets vergankelijks en voorlopigs gemaakt. Het geeft de hindoe een toppunt van een hiërarchie van sociale, religieuze, historische en andere waarden. Zo is het hindoeïsme ondanks de enorme uiterlijke bontheid toch een eindeloos gevarieerde synthese en eenheid. Steeds weer hebben dezelfde fundamentele elementen, hoezeer ook door absorptie en assimilatie verrijkt, India ondanlcs alle wisseling in politieke en economische lotgevallen voor desintegratie behoed.

Lit.: H. VON GLASENAPP, Der Hinduismus (1922} IDEM. Die Religionen Indiens (1943); The cultural heritage of Indias uitg. d. The Ramakrishna A4ission (1953 e.v.); L. RENOU, Religions of ancient India (1953); CH. ELIOT, Hinduism and Buddhism (S dln., 195418 W. KlRFEL, Symbolik des Flinduismus unddes Jainismus (1959); J. GONDA, Die Religionen Indiens (2 dln., 1960- 1963); R. C. ZAEHNER, Hinduism (1962); M. N. SRINIVAS, Caste in modern India (1962) J. GONDA, Change and continuity in Indian religion (1965); J. N. FARQUHAR, Modern reiigious movements in India (1967); J. GONDA, Visnuism and Sivaism (1970).



Holiness Churches
heten enkele kerken die terug gaan op John Wesley (1703-1791), de stichter van het methodisme, die grote nadruk gelegd heeft op de eis der volkomen heiliging. De economische vooruitgang in de Verenigde Staten in de vorige eeuw veroorzaakte een vergroting van de welvaart in de Methodistische Kerken. De armere bevolking voelde zich onwennig in de door meer welgestelden geleide kerken, hetgeen in de gemeenten leidde tot de vorming van 'heiligheidsgroepen' die zich aan Wesleys heiligingsleer wilden houden; daarnaast waren er bezwaren tegen het groeiende modernisrne.

Door afsplitsing ontstonden aparte groepen van gemeenten, in de Verenigde Staten 36 met ca. 550000 leden. De grootste groep is de Church of the Nazarene met ruim 4000 gemeenten en meer dan 280000 leden. Deze congregationalistisch geordende- kerk werd in 1895 door P. E. Bresee in Los Angeles gesticht. Er sloten zich verschillende afgescheiden groepen, ook uit de *Pinksterbeweging, bij aan, zodat deze Kerk een tijdlang Pentecostal Church of the Nawarene werd genoemd. De Church of the Nazarene doet veel aan evangelisatie door revivals en aan zending, o.a. door uitzending via meer dan ,40 radiostations. De kerk richtte ook verscheidene colleges op. praktizeert genezing door gebed en is zeer moralistisch ingesteld. Verboden zijn het gebruik van alcohol en tabak, schouwburgbezoek, dans~ luxueuze kleding enz.
Holiness Churches hebben veel contacten met conservatieve baptisten en vooral met Pinkstergroepen.

Lit.: M . E. REDFORD, The rise of the Church of the Nazarerle (1948).



Holy Spirit Association for the Unification of World Christianity
z. Unified Family.



Humanisme
(v. Lat. humanus = menselijk, beschaafd). Het moderne humanisme is een voortzetting van een eeuwenoude humanistische traditie, een traditie die ouder is dan het christendom, waarmee zij in het Westen overigens op een eigenaardige wijze verstrengeld is in een voortdurend proces van aantrekking en afstoting. Zeker is, dat in het verleden de humanisten veelal christenen waren, en nu nog is het humanistisch christendom een belangrijke stroming in katholicisme en vrijzinnig protestantisme. Maar met de moderne verwereldlijking is er weer een niet-christelijk humanisme ontstaan, dat men wel aanduidt met de terrn modern humanisme. Ook dit moderne humanisme wortelt in de geschieden is van het oude humanisme, waarvan de hoogtepunten, zowel in de 'heidense' als in de `christelijke' perioden, steeds vallen op de kentering der tijden. Het heeft daarbij een eigenaardige tussenpositie ingenomen: niet als verdediger van het oude, maar ook niet alleen als afbreker; wel ingebed in de vernieuwing, maar tegelijk gericht op handhaving van echte menselijke waarden.

Ook het moderne humanisme staat in deze positie. De vraag die het stelt, is hoe de moderne mens kan klaarkomen met het moderne leven. Voor moderne humanisten kan het antwoord niet bestaan in het aanwijzen van een doel buiten dit leven. Zij betwisten niet dat een mens het zijn op allerlei manieren beleven kan. Voor vele humanisten is die beleving zelfs een religieuze ondervinding. Maar deze ondervinding verschaft geen nieuwe kennis van de werkelijkheid. Moderne humanisten ontkennen ook niet de mogelijkheid van een zijn van 'God', maar zij hebben daarvan geen ervaring. En meestal achten zij het verwarrend om het zijn of het onkenbare 'God' te noemen. Daarom baseren zij hun overtuiging op de menselijke werkelijkheid in haar toevalligheid en mogelijkheid. Daarin moeten de mensen hun leven vorm geven, in het besef dat zij te zamen opduiken in het bestaan. Zij zijn op elkaar aangewezen en kunnen met elkaar in verstandhouding treden op grond van een overeenkomstige lichamelijke organisatie en bewustzijnsstructuur. In dat opzicht zijn zij gelijk en deze menselijke samenhang kan het leven de moeite waard maken.

Overigens bestaat er binnen de humanistische denkwereld een grote verscheidenheid, die aanknoopt bij de geschakeerde humanistische traditie. Het evolutionair humanisme knoopt aan bij de biologische uitzonderlijkheid van de mens met zijn begripsmatig denken (Julian Huxley). Het psychologisch humanisme beklemtoont de menselijke creativiteit in samenhang met medemensen als een voorwaarde voor geestelijke gezondheid (Erich Fromm}. Het sociaal humanisme ziet mens, gemeenschap en natuur in een samenhangend geheel en beoogt de integratie van alle drie {Mahabendra Nath Roy). Marxistisch humanisme vindt zijn uitgangspunt in de vervreemding van de mens van zich zelf en anderen en stelt een praxis aan de orde waarin persoonlijke gevoelens en maatschappelijke werkelijkheid samenvloeien (Adam Schaff). Het wetenschappelijk humanisme vertrouwt op de menselijke ontplooiingsmogelijkheden door gebruik te maken van de resultaten en methoden van de wetenschap (John Dewey). Ook het rationalisme en het logisch-positivisme geven aanleiding tot een empirisch georiënteerd humanisme (H. J. Blackham). Andere humanisten oriënteren zich op de kantiaanse ethiek (Felix Adler) of op het moderne existentialisme (Jean-Paul Sartre, Karl Jaspers).

Al deze onderscheidingen zijn uiteraard schematisch. Zij vloeien in elkaar over. En bij alle verschil in uitgangspunt duikt steeds de vraag op naar de betekenis van het menselijk leven.
Het moderne humanisme zoekt die betekenis in de menselijke samenhang. De moderne wereld wordt gekenmerkt door de verbrokkeling van de sociale verbanden, de verarming van de menselijke contacten, de eenzaamheid van de enkeling. Daartegenover stelt het moderne humanisme de visie van zelfbestemming in verbondenheid, die de mens in staat stelt zich zelf en zijn omgeving te veranderen. De formulering knoopt aan bij oude tradities, maar beantwoordt aan de moderne uitdaging. Humanisten zullen trachten hun eigen bijdrage te leveren aan de oplossing van situaties die de mens bedreigen in zijn ontplooiing. De maatschappelijke structuren zijn daarbij belangrijk. Humanisme vraagt aan ieder mens steeds opnieuw een persoonlijke beslissing. Daarin ligt geen enkele waarborg besloten. Moderne humanisten zijn niet noodzakelijk optimisten. Maar zij aanvaarden de uitdaging van een geseculariseerde wereld.

Lit.: J DEWEY, A common faith (1934); J. P. SARTRE, L'existentialisme est un humanisme (1946, 1966); F. ADLER, An ethical philosophy of e (1947); J. S. HUXLEY, Man in the modern world (Londen Ig47, New York Ig48, 51953); E. FROMM, Man for himself (1949); H. J. BLACKHAM, The human tradition (Londen 1953, Boston 1954); M. N. RoY, New humanism (1953); W. ENGELEN e.a., Modern niet-godsdienstig humanislne (1961); K. JASPERS, Ueber Bedingungen und Möglichkeiten eines neuen Humanismus. Drei Vortrage (1962); J. P. VAN PRAAG e.a., Rede en religie in het humanisnne (1962); N. ROTENSTREICH, Humanism in the contemporary era (1963}; H. J. BLACKHAM e.a., Objections to humanism (1963); A. SCHAFF, Marxismus und das menschliche Individuum (1965); E. FROMM e.a., Socialist humanism (1965); M. 1. SPETTER, Man the reluctant brother (1967); A. L CONSTANDSE, Geschiedenis van het humanisme in IKederland (1967); H. J. BLACKHAM, Humanism (1968); J. S. HUXIEY, Religion without revelation (1968); P. KURTZ e.a.. Moral problems in contemporary society. Essays in humanistic ethics (1969); W. VAN |)OOREN en A. L. CONSTANDSE, Atheïsme, humanisme, socialisme (1975)



Humanist and Ethical Union, International,
z.International Humanist and Ethical Union.



Humanistisch Verbond in Nederland
(opgericht 1946; gevestigd te Amsterdam) stelt zich ten doel: a. op te komen voor de rechten van buitenkerkelijke humanisten en uitdrukking te geven aan hun opvattingent b. bij te dragen tot doordenking van het moderne humanisme (* Humanisme) en het dienstbaar te maken aan de ontplooiing van enkeling en samenleving.
Het aantal leden bedraagt ruim 15000; er zijn 81 plaatselijke gemeenschappen; orgaan: Humanist. Activiteiten zijn o.a.: humanistische vorming, geestelijke volksgezondheid en geestelijke verzorging, samenlevingsopbouw. Het verbond is aangesloten bij de *International Humanist and Ethical Union en hij het Humanistisch Centrum Mens en Wereld , een overlegorgaan van humanistische organisaties in Nederland.



Het Humanistisch Verbond in België
(opgericht 1952; gevestigd te Antwerpen) stelt zich ten doel, onafllankelijk van elke politieke organisatie, een band te vormen tussen de buitenkerkelijken, hun leiding te geven in ethisch, cultureel en sociaal opzicht en, waar nodig, op te komen voor hun rechten. Ledental: ca. 27000; aantal plaatselijke afdelingen en werkgemeenschappen: 157; tijdschrift: Het Vrije Woord. Andere publikaties: Diogenes Cahiers en Humanistische Perspectieven. Activiteiten: wekelijkse radiouitzendingen en veertiendaagse tv-uitzendingen. In de plaatselijke afdelingen: voordrachten, debatten en forums . Het verbond is aangesloten bij de International Humanist and Ethical Union en bij de Unie van Vrijzinnige Verenigingen; bij de oprichting van deze laatste was het Humanistisch Verbond de initiatiefnemer.

Lit.: H J. J LIPS e.a., Het humanistisch verbond ( 1968).