Faith and Order,
Fetisiisme
Foresters, Ancient Order of
Free Church

Ge-lug-pa-sekte,
Genootschap der Vrienden,
Georgische Kerk,
Gereformeerde Bond,
Gereformeerde Gemeen ten in Nederland en Noord-Amerika
Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis,
Gereformeerde Kerken in België.
Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband
Gereformeerde Kerken in Nederland
Gereformeerde Kerken in Nederland" vrijgemaakten"
Gereformeerde Kerk in Suid-Afrika
Gereformeerd protestantisme,
Geunïeerde Kerken
Gnostiek
Grieks Orthodoxe Kerk,




Faith and Order,
benaming voor de beweging voor geloof en kerkorde, in de jaren twintig van deze eeuw ontstaan naast die voor *Life and Work, welke de praktische samenwerking der kerken vooral op sociaal en internationaal gebied beoogde. Vooral in anglicaanse kringen meende men de eenheid in Christus ook corporatief te moeten realiseren. Hierbij stuitte men op allerlei vraagstukken aangaande de waarheid, de eredienst en de kerkorde. In 1910 ontwikkelde de Amerikaanse bisschop Brent de visie dat het in het oecumenisch streven om waarheid én om organische hereniging moet gaan. Een voorlopig comité zond afgevaardigden naar alle kerken, waarna in 1927 de eerste conferentie voor geloof en kerkorde onder Brents leiding te 1ausanne werd gehouden. Uitgenodigd waren alle kerken die Jezus Christus als God en Heiland aanvaarden (basisformule). Een volgende conferentie werd gehouden te Edinburgh (1937; leider William Temple, aartsbisschop van Canterbury), waar men besloot samen te gaan met de Life and Work beweging in een te stichten *Wereldraad van Kerken.

Hoewel de beweging dus opging in de Wereldraad en organisatorisch werd voortgezet als zijn commissie voor geloof en kerkorde, werden daarna nog enige aparte conferenties gehouden. In 1952 kwam men samen te Lund (Zweden). De grote betekenis van Lund was een koerswijziging in deze zin dat men niet meer wilde denken vanuit de diverse confessionele tradities naar de eenheid toe, maar vanuit de in Jezus Christus gegeven eenheid naar het leven en werken der Kerken. De invloed van deze koerswijziging was duidelijk merkbaar op de assemblees te Evanston ( 1954) en New Delhi (1961), o.a. in de wijziging van de basisformule en in de verklaring over het karakter van de eenheid: niet een vrijblijvende samenwerking in een soort federatief verband, maar organische eenheid. De volgende conferentie werd gehouden te Montreal, in 1963, waar voor het eerst rooms-katholieke waarnemers aanwezig waren. Van belang was hier voorts de inbreng van de in 196l toegetreden orthodoxe kerken, vooral die van Rusland.

Van niet minder belang was de officiële toetreding van negen rooms-katholieke theologen tot de commissie voor geloof en kerkorde tijdens de assemblee van de Wereldraad van Kerken te Uppsala in juli 1968.

Op de vergadering van de Commissie voor Geloof en Kerkorde te Bristol (1967) werd o.a. besloten tot een studie over de mens in natuur en geschiedenis. Het thema van de vergadering te Heverlee-Leuven (1971) was de eenheid van de Kerk en van de mensheid. De vergadering te Accra (1974) hield zich bezig met doop, avondmaal en ambt

Lit.: W. F. GOLTERMAN, I{et karakter der eenheid (1960); IDEM, Eenheid in de chaos der Kerken (1962), H. L. ALTHALS. Ökumenische Dokumente (1962); N. EHRENSTROM en W. G. MIJELDER (red), Institutionalism and Church unity (1963); J E. SKOGLIIND en J. ROBERT NELSON, Fifty years of Faith and Order (1963); L. VISCHER, A documentary history of the Faith and Order-movement (1963): The Fourth World Conference on Faith and Order, uitg. d. P. C. RODGER en L. VISCHER (1964); New directions in Faith and Order (1968); N. A. NISSIOTIS e.a., What unity implies (1969); E. FLESSEMAN-VAN LEERsuitdagingenbemoediging(l975)



Fetisiisme
(v. Fr. fétichisme; v. fétiche, via Portug. feitif o = toverkrachtig objects v. Lat. Jàcticiu.s = gemaakt) is een term die het eerst werd gebezigd door Charles de Brosses in zijn Le. culte des dieax fétiches (1760) en waannee het geloof in en het gebruik van magisch effectief geachte voorwerpen (fetisjen) wordt aangeduid. Er zijn in de natuur sterke dieren, planten, stoffen, die een bijzondere macht bezitten. De tovenaar of medicijnman weet uit dit materiaal een fetisj te vervaardigen die aan de bezitter een bijzondere kracht verleent. Dergelijke fetisjen zijn geen voorwerpen waarin een geest woont.
Ze worden niet vereerd, want ze zijn eenvoudig vakkundig vervaardigd. Elke fetisj heeft een bepaalde functie, een oorlogsfetisj dient niet om een genezing, een handelsfetisj niet om een huwelijk te bevorderen. Dit soort fetisjen heeft met geesten of zielen niets te maken; het zijn kunstmatige voorwerpen, nooit eenvoudige natuurprodukten. Heeft men een fetisj verscheidene malen zonder succes gebruikt, dan deugt hij blijkbaar niet, misschien door onkunde van de medicijnman. Ze moeten successen garanderen bij alle belangrijke dingen in het leven: het tanden krijgen, de trouw der vrouwen, het eieren leggen der kippen, het groeien der gewassen, de liefde, de gezondheid, de visvangst, de jacht, de oorlog. De man met groot zelfvertrouwen heeft weinig fetisjen nodig, de bange kan er niet genoeg hebben. De vorm der fetisjen is bijzaak, hoofdzaak is de door de medicijnman vervaard19de toverstof, die eraan toegevoegd wordt. Verwant met de fetisjen zijn de talismans en amuletten. Van deze drie hebben de fetisjen de grootste macht en moeten ook met de meeste vakkenis vervaardigd worden.
Fetisjen kunnen dienen voor het welzijn van een persoon, een familie, een clan, een dorp. Wie het voor de wind gaat, dankt dat volgens de negers van Afrika`s westkust, waar het fetisjisme sterk is ontwikkeld, minder aan zijn persoonlijke kwaliteiten dan aan de fetisjen en talismans die hij bezit. In de GrieksRomeinse wereld hadden de palladia (beeldjes van de godin Pallas Athene), in het bijzonder dat van Troje, een soort fetisj-functie. Soortgelijke gedachten liggen ten grondslag aan de hoge waardering van de poesaka in Indonesië en misschien zelfs aan het gebruik van mascottes bij automobilisten. De wijsgeren A. Comte en H. Spencer hebben het begrip fetisj uitgebreid tot alle voorwerpen die op een of andere wijze heilig (machtig) worden geacht. Beter is het onder fetisjisme alleen te verstaan het gebruik van door medicijnmannen vervaardigde voorwerpen uit met macht geladen stoffen, die de bezitter in zijn streven of handelen succes moeten brengen.

Lit.: MILIGAN, The fetish folk of W. Africa (1912); H LÉVY BRUHL, L'ame primitive (1927); C. GARNIER en J. FRALON, Le fétichisme en Afrique ISoire i tgS0); SIEDLER, Fetlschismus in W. Afrika (1952).



Foresters, Ancient Order of
(afk.: AOF), humanitaire vereniging, in 1834 in Engeland officieel opgericht met hoofdzetel te Leeds. De naam is ontleend aan het feit, dat men in de aanvang in het geheim in een bos samenkwam (forester = houtvester of bosbewoner ). Enige gebruiken binnen de vereniging herinneren nog aan deze periode. De beweging verspreidde zich over verscheidene landen, o.a. Nederland en België, Suriname en de Nederlandse Antillen, Australië, Zuid-Afrika enz. De leden zijn verenigd in afdelingen (courts), die in hoge mate autonoom zijn. De eerste afdeling in Nederland werd in 1880 gesticht, in België (Antwerpen) in 1905. Te Londen zetelt de High Court, in Amsterdam sedert 1930 een Subsidiary High Court voor Nederland en België. De oogmerken van de Foresters zijn van humanitaire aard: hulp en bijstand zowel onderling als aan derden, bevordering van alles wat broederschap onder de mensen dient. Iedereen, ongeacht geloof, ras, politieke overtuiging of maatschappeliike positie, kan lid worden.



Free Church
is de benaming van een kerk in Schotland, die onder invloed van een opwekkingsbeweging in 1843 is ontstaan door afsplitsing van de (calvinistische) staatskerk, de Church of Scotland. De leider was Thomas Chalmers. Een der belangrijke redenen tot afscheiding was het recht van een 'patroon' ener gemeente om haar predikant te benoemen; Chalmers c.s. kenden dit recht aan de gemeente zelf toe. De Free Church voorzag in eigen geldmiddelen; ook werd veel aan evangelisatie en zending gedaan. In I8g3 splitste zich de Free Presbyterian Church van de Free Church af; het grootste gedeelte der laatste kerk veren19de zich in Igoo met de United Presbyterian Church tot de United Free Church. Het grootste deel dezer kerk ging in 1929 samen met de Church of Scotland. Met de term Free Churches worden ook de zgn. *Vrije Kerken aangeduid.



Ge-lug-pa-sekte,
z Lamaïsme.



Genootschap der Vrienden,
sedert 1931 officiële benaming voor de in Nederland gevest19de *Quakers.



Georgische Kerk,
een der * oosterse kerken, ontstaan in de 4de eeuw in Oost-Georgië, waar ca. 325 het christendom werd gepredikt door een vrouwelijke Romeinse gevangene, de heilige Nino. In 333 bekeerde zich de koningin, een jaar later koning Mrian III en in 337 werd het christendom de officiële godsdienst van het land. In westelijk Georgië was het christendom reeds eerder gepredikt door missionarissen in de Griekse kolonies langs de Zwarte Zee. Voor geheel Georgië betekende deze religieuze keuze een duidelijke breuk met het Zoroastrische Perzië en het is vooral door de aanvaarding van het christendom geweest, dat de Georgiërs tot een eigen cultuurontwikkeling zijn gekomen .

De ligging van het land maakte Georgië tot een bufferstaat tussen de Romeinse, later Byzantijnse, en de Perzische machthebbers. Koning Vakhtang Gorgaslan (469 522) sloot een verbond met keizer Zeno van Byzantium en aanvaardde ook het Henoticon (484), een monofysitisch gekleurde geloofsbelijdenis. Zeno erkende het hoofd van de christelijke Georgiërs als autocefaal patriarch (catholicos). In de 6e eeuw volgden de Georgische christenen de Byzantijnse Kerk, toen deze in verzoening met Rome het concilie van Chalcedon weer aanvaardde en het monofysitisme verwierp. Van deze tijd af is er een duidelijke scheiding tussen Georgië en Armenië. dat het concilie van Chalcedon bleef verwerpen.

Voor de Georgische Kerk betekende de annexatie door Rusland van 1801. dat in 1811 het eigen patriarchaat werd opgeheven en de Georgische christenen een deel gingen vormen van de Russische Kerk, waarbij zij zelfs werden gedwongen de Slavische liturgie te accepteren. In de jaren 1917- 1921 werd het eigen catholicaat echter hersteld ( Autocefale Kerken) en in 1943 ontstonden opnieuw goede betrekkingen met de Russische Kerk.



Gereformeerde Bond,
een organisatie in de Nederlandse Hervormde Kerk opgericht in 1906, sedert 1909 met de nadere aanduiding: tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Nederlandse Hervormde Kerk. De bond heeft na de Tweede Wereldoorlog heftig verzet gevoerd tegen de invoering van de nieuwe Kerkorde, omdat men hierin de binding aan de belijdenisgeschriften uit de 16de en 17de eeuw niet voldoende gewaarborgd achtte. Verder heeft hij een afkeer van centraliserende tendensen in de leiding van de Kerk. Orgaan is:
De Waarheidsvriend. Ruim 300 gemeenten worden geacht met de beginselen van de Bond in te stemmen; zij beroepen alleen predikanten van deze richting. Het aantal leden in de Nederlandse Hervormde Kerk die zich achter deze richting scharen, wordt op 400000 geschat. Gewoonlijk heeft men in deze kring bezwaar tegen het zingen van gezangen naast de psalmen. In de prediking wordt sterke nadruk gelegd op de noodzaak van persoonlijke bekering en heiligmaking. Grote aandacht wordt gegeven aan de bevinding, de ervaring van een leven met God. Vanouds waren wereldmijding en zoeken naar zekerheid van een persoonlijke uitverkiezing karakteristiek. Er bestaat een nauwe band met de Gereformeerde Zendingskerk, die o.a. zending bedrijft onder de Toradja's op Celebes. De Gereformeerde Bond distantieerde zich van deelneming aan de in 1970 gehouden algemene kerkvergadering van de Nederlandse Hervormde Kerk. Ook is men in deze kring sterk gekant tegen het streven naar nauwe samenwerking en eventuele fusie van de Nederlandse Hervormde Kerk met de Gereformeerde Kerken. Lit.: Gewoon Hervormd. Het streven van de Geref. Bond in de Ned. Herv. Kerk ( 1972).



Gereformeerde Gemeenten in Nederland en Noord-Amerika
zijn voortgekomen uit de Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis, waarvan enige zich in 1907 hebben verenigd met de Ledeboerianen. Bepaald werd o.a. dat gebruikt zouden worden de psalmen van Dathenus. Sedert 1927 is er een theologische school te Rotterdam, waaraan ds. G. H. Kersten vele jaren leiding heeft gegeven.
Nederland telt bij na 160 gemeenten, verdeeld over twaalf classes, met in totaal ruim 80000 doop-en belijdende leden en een vijftigtal predikanten in actieve dienst. In Noord-Amerika zijn er vijftien gemeenten, verdeeld over twee classes. Kenmerkend voor deze gemeenten zijn de aandacht voor persoonlijke kennis van zonde en schuld, nadruk op de leer van de uitverkiezing en de noodzaak van een persoonlijke omgang met God, zoeken naar zekerheid van een door Hem verkoren zijn, wereldmijding, strenge viering van de zondag. In I953 voltrok er zich in Nederland als gevolg van geschil over de prediking van het aanbod der genade en over de verkiezing een scheiding die leidde tot het ontstaan van een nieuw kerkverband onder de naam: Gereformeerde Gemeenten in Nederland, met ruim 50gemeenten en vijf actieve predikanten, waartoe ruim 16000 leden behoren; zij hebben te Gouda een eigen theologische school. Verder zijn er nog *OudGereformeerde Gemeenten van onderscheiden structuur. - In politiek opzicht staan de leden van de Gereformeerde Gemeenten veelal achter de Staatkundig Gereformeerde Partij. Hun orgaan is het weekblad De Saambinder.

Lit.: G. H. KERSTEN en J. VAN ZWEDEN, Kort historisch overzicht van de Geref Gemeenten in Ned. en N.-Amerika (1947); A. VAN DER MEIDEN, De zwarte kousen-kerken. Portret van een onbekende bevolkingsgroep (l968).



Gereformeerde Gemeenten onder het Kruis,
een groep van kerken die zich hebben losgemaakt van de overige kerken der Afscheiding, o.m. omdat zij weigerden de erkenning aan te vragen bij de regering, zoals in 1839 door de kerk van Utrecht gebeurde. Ook bestond er verschil over bepaalde punten van de leer. In 1869 kwam het tot een hereniging onder de naam van Christelijke Gereformeerde Kerk (- Christelijke Gereformeerde Kerken). Maar drie kerken handhaafden hun bezwaren. Uit deze groep, die zich allengs uitbreidde, zijn in 1907 door samenvoeging met de Ledeboerianen de *Gereformeerde Gemeenten ontstaan, vooral door invloed van ds. G. H. Kersten.

Lit.: J. C. VAN DER DOES, Kruisgezinden en separatisten (1940; 219661; G. H. KERSTEN enJ VAN ZWEDENE Kort historisch overzicht van de Geref. Gemeenten in Ned. en N.Anerika j 1947); C. SMITS, De Afscheiding van 1834. Tweede deel: Classis Dordrecht c.a. ( l 774)



Gereformeerde Kerken in België.
De eerste Gereformeerde Kerk in België is ontstaan in 1894 te Brussel. Daarna kwamen er gemeenten te Antwerpen (1899) met bijpost te Hoboken1955), Gent (1926), Mechelen (1933), Denderleeuw (1953) en Boechout (1955). Zij tellen samen ca. 2000 doop- en belijdende leden en worden bediend door zeven predikanten. De kerken in België behoren nog steeds tot het kerkverband van de Gereformeerde Kerken in Nederland, sinds 1974 als classis België. Sinds Ig71 zijn besprekingen aan de gang die moeten leiden tot een fusie van de Gereformeerde Kerken in België met de *Protestantse Kerk van België en de *Hervormde Kerk van België.



Gereformeerde Kerken in Hersteld Verband
ontstonden als gevolg van een conflict in de Gereformeerde Kerken in Nederland naar aanleiding van uitspraken van haar synode in 1926 over het paradijsverhaal in Gen. 2 en 3. In 1946 kwam er een fusie tot stand met de Nederlandse Hervormde Kerk. De bedoelde uitspraken zijn in 1967 door de synode van de Gereformeerde Kerken herroepen.



Gereformeerde Kerken in Nederland
zijn ontstaan in 1892 uit de vereniging van het grootste deel van de uit de Afscheiding voortgekomen *Christelijke Gereformeerde Kerk en de uit de Doleantie voortgekomen Nederduits Gereformeerde Kerken, die in 1886 waren ontstaan uit een beweging onder leiding van Abraham Kuyper tegen de belijdenisvrijheid en de synodale organisatie van de Nederlandse Hervormde Kerk. Zij hebben als belijdenis de drie formulieren van enigheid en als kerkorde de Dordtse kerkorde van 1619, waarvan evenwel in 1959 een grondige herziening tot stand kwam en ingevoerd werd. Zij zijn over veertien particuliere synodes verdeeld, waarbij nog komen enige kerken in Oostfriesland en Bentheim onder de naam Evangelisch-Gereformierte Kirche in Niedersachsen, met de rechten van een particuliere synode. Enige in België gevestigde kerken zijn als een afzonderlijke classis opgenomen in de particuliere synode van Noordbrabant en Limburg (* Gereformeerde Kerken in België). Hun generale synode wordt eens in de twee jaar uit en door de particuliere synodes samengesteld.

Sinds eind 1975 zijn de diverse bureaus verenigd in het Dienstencentrum te Leusden, t.w. het Algemeen Kerkelijk en het Algemeen Diaconaal Bureau, het Evangelisatiecentrum, het Zendingscentrum, het Toerustingscentrum, alsook het Actuariaat van de generale synode. Opleiding van zendings- en diaconale werkers voor het buitenland vindt plaats aan het in 1971 geopende Hendrik Kraemer-instituut te Oegstgeest, in samenwerking met de Nederlandse Hervormde Kerk. Te Kampen bestaat een theologische hogeschool met de zelfstandige Calvijn-Academie, die een doctorale opleiding in de theologie geeft. De kerken hebben voorts een overeenkomst gesloten met de Vrije Universiteit te Amsterdam ter zake van de opleiding van hun predikanten aan de theologische faculteit van deze universiteit, op grond waarvan de benoeming van docenten voor deze opleiding alleen kan geschieden met goedkeuring van deputaten van deze kerken.
De kerken hebben een werkzaam aandeel in de Gereformeerde Oecumenische Synode, waartoe verwante kerken in onderscheiden gebieden der wereld behoren; de Wereldbond van Gereformeerde (Hervormde) Kerken; de Raad van Kerken in Nederland en de Wereldraad van Kerken (sinds 197l). Van hen gaat een uitgebreide zendingsarbeid uit, die voor een deel in samenwerking met andere kerken wordt verricht, in Indonesië, Pakistan, Rwanda, Argentinië en Brazilië. Zij tellen ruim 830 kerken met ca. 880000 doop- en belijdende leden. De laatste jaren is er een teruggang in ledental, o.m. veroorzaakt door een overgaan naar andere kerken. Dit verschijnsel hangt samen met een toenemende tegenstelling in opvattingen onder de leden. Het jaarboek, dat verzorgd wordt door het Dienstencentrum, verschaft officiële gegevens en verdere bijzonderheden over deze kerken. Lit.: D. NAUTA, Verklaring van de kerkorde van de Gereformeerde Kerken in Nederland (1971)+ Honderd plus tien. De Gereformeerde Kerken in Nederland en haar Hogeschool teKampen (1975); H. ALGRA, Het wondervan de 19e eeuw(4l976).



Gereformeerde Kerken in Nederland (Vrijgemaakt)
zijn in 1944 ontstaan als gevolg van een conflict in de Gereformeerde Kerken over de opvatting van doop en genadeverbond. Het ging daarbij om de vraag of en in hoeverre het bij de beloften Gods in de doop gaat over een innerlijke heiliging van de dopeling. De bezwaarden beriepen zich op art. 31 van de kerkorde om de besluiten der generale synode niet voor vast en bondig te doen verklaren. Onder leiding van de hoogleraren der Theologische Hogeschool, K. Schilder en S. Greydanus, verklaarden zij zich vrij te maken van de verbastering der leer en het misbruik der tucht in de Gereformeerde Kerken. Pogingen om de eenheid te herstellen zijn ook in latere jaren mislukt. De Gereformeerde Kerken (Vrijgemaakt} hebben een eigen theologische hogeschool te Kampen. Het weekblad De Reformatie kan men beschouwen als het orgaan van de leiding in deze kerken. Een groot aantal van hun leden (ca. 88000) volgt een eigen politieke richting, belichaamd in het Gereformeerd Politiek Verbond.

In 1966 en daarna ontstond er een conflict naar aanleiding van de belijdenis van de ene ware kerk in art. 28 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. De weigering van de generale synode te Hoogeveen in 1969 een aantal kerken te erkennen, leidde tot de vorming van bijna l00 gemeenten buiten het verband van de vrijgemaakte kerken, met ca. 70 dienstdoende predikanten, terwijl sommige predikanten toetraden tot de Gereformeerde Kerken. Deze kerken buiten het verband (met in totaal ca. 12 000 lidmaten) leven samen in enige classes en hebben in 197I een landelijke vergadering gehouden, maar tot een volledige organisatie is het daarna nog niet gekomen. Ook werd nog niet een eigen naam gekozen. Er bestaat een tendens om toenadering te zoeken tot de Christelijke Gereformeerde Kerken. Hun orgaan is het blad Opbouw .

Lit.: R. VAN REEST, De Braambos. De Geref. Kerken Vrijgemaakt 1944-1969 (2 dln . 1969, 1970); N. SCHEPS, Interviews over 25 jaar Vrijmaking (1970).



Gereformeerde Kerk in Suid-Afrika
is in 1859 ontstaan door uittreding van een aantal personen uit de Nederduits Hervormde Kerk in Transvaal, waarbij de gezangenkwestie een voorname rol speelde. De leiding berustte bij ds. D. Postma, die kort tevoren door de afgescheidenen in Nederland was uitgezonden naar Zuid-Afrika. Deze kerk heeft zich krachtig ontwikkeld. Haar theologische school, eerst te Burgersdorp en in 1905 naar Potchefstroom verplaatst, is uitgegroeid tot een Universiteitskollege vir Christelike Hoër Onderwijs. Tot haar leden heeft de dichter Totius (J. D. du Toit, gest. 1953) behoord; hij heeft de bijhel in de taal van zijn land vertaald en eveneens gezorgd voor een nieuwe bewerking van de psalmberijming, die ook buiten zijn kerk algemeen ingang heeft gevonden . Deze kerk telt bijna 1 00 000 doop en belijdende leden en ruim 170 predikanten; niet-blanken kunnen geen lid zijn; voor hen is een zgn. dochterkerk ingesteld (ca. 20000 leden}.

Lit.: J. P. JOOSTE, Die geskiedenls van die Geref. Kerk in Suid-Afrika 1859--1959 (1959).



Gereformeerd protestantisme,
benaming voor dat type van kerk en theologie in het protestantisme dat onderscheiden is van het lutheranisme en van de dopersen. Het moet niet worden vereenzelvigd met het calvinisme, omdat naast Calvijn ook anderen, zoals Zwingli, Bullinger en Bucer, als vaders van het gereformeerd protestantisme zijn te beschouwen en omdat *calvinisme meer omvat dan uitsluitend een kerkelijk en een theologisch aspect. De bakermat moet worden gezocht in Zwitserland, maar reeds spoedig heeft dit protestantisme ook in andere landen ingang gevonden en het heeft zich in de loop der volgende eeuwen over een groot deel van de wereld verspreid, mede als gevolg van emigratie en zendingswerk. Niet alleen kerken met de naam 'gereformeerd' behoren ertoe, maar ook die welke zich als presbyteriaans betitelen. Deze benaming, die in Schotland is aangenomen, is ontleend aan de kerkinrichting welke gewoonlijk in kerken van het gereformeerde type werd gevolgd.
Op grond van deze presbyteriaal-synodale kerkinrichting heeft men in de 19de eeuw de bedoelde kerken trachten te verenigen in de Presbyteriaanse Alliantie. Tegenwoordig heeft daarvoor de benaming Gereformeerde of Hervormde Wereldbond meer ingang gevonden. Bij deze bond zijn verreweg de meeste kerken van het gereforrneerd protestantisme aangesloten , met uitzondering van enige kleinere kerken , die van oordeel zijn dat niet voldoende aandacht wordt geschonken aan het handhaven van de gereformeerde belijdenis, en die ten dele verenigd zijn in de Gereformeerde Oecumenische Synode. Verder kunnen tot het gereformeerd protestantisme worden gerekend de congregationalistische en methodistische kerken, die in het Engelse taalgebied zijn ontstaan. In een bepaald opzicht behoort eveneens de Anglicaanse Kerk ertoe, omdat haar belijdenis een gereformeerd karakter vertoont. Vermelding verdient verder het verschijnsel van de *Vrije Kerken, die in de 19de eeuw zijn ontstaan als gevolg van de strijd tegen de overwegende invloed van de staat of tegen de heterodoxie in de kerk, zoals in Zwitserland, Schotland en Nederland.

In verschillende landen waar het ingang vond, heeft het gereformeerd protestantisme de invloed van de volksaard ondergaan en vertoont het dientengevolge telkens een eigen type. Maar ook andere factoren hebben bijgedragen tot het ontstaan van zulk een eigen type, zoals de verhouding van de overheid tot de kerk, de politieke omstandigheden in het algemeen en de weerstanden waarop de kerk stuitte en die overwonnen moesten worden. Het sterkst is zulks wellicht in Engeland het geval geweest. De Anglicaanse Kerk bewaarde er in inrichting en liturgie bepaalde elementen uit haar roomse verleden, waardoor innerlijke spanningen te voorschijn werden geroepen, die zich vertoonden in het puritanisme, en sommigen genoopt werden tot uittreden uit haar gemeenschap en tot vorming van een afzonderlijke kerk (Brownisten en in het algemeen de dissenters}.

Het eigen karakter van de diverse gereformeerde kerken komt ook tot uiting in het grote aantal eigen belijdenisgeschriften.
Slechts enkele hebben een meer algemene kerkelijke geldigheid verkregen, zoals de Catechismus van Geneve (1545), de Heidelbergse Catechismus (1563) en de tweede Helvetische confessie (1566). Daarnaast moeten worden genoemd de Franse confessie (1559), de Nederlandse geloofsbelijdenis (1561), de 42 artikelen van de Anglicaanse Kerk (1552), naderhand teruggebracht tot 39 (1562), de Schotse geloofsbelijdenis (1560), de Hongaarse confessie (1562), de vijf artikelen tegen de remonstranten (1619) en de Westminsterse confessie (1647). In kerkordeningen vindt men de organisatie en de regering der kerk geregeld; een voornaam bestanddeel vormen daarbij de omschrijving van de taak der ambten en de wijze der tuchtoefening. Richtinggevend zijn geweest de Ordonnances ecclésiastiqijes van Geneve (154I, gedr. 1561) en de Discipline ecclésiastique (1559) van de synode van Parijs. Voorts zijn belangrijk het Boolc of discipline ( 1 56 1 ) Vall John Knox, het Second book of discipline (1581) van Andrew Melvilie en de kerkorde van Dordrecht (1619), welke laatste staat aan het eind van een ontwikkeling die was begonnen met de kerkorde van Joh. a Lasco voor de vluchtelingenkerk te Londen.

De vermelde verscheidenheid heeft niet in de weg gestaan aan een diepere eenheid van geloofsovertuiging, die kenmerkend geacht kan worden voor het gereformeerd protestantisme. Zij toont zich in een leven bij de bijbel als het geopenbaarde Woord van God, in een gelovig aanvaarden van de waarheden, in de Schrift klaar en duidelijk bekendgemaakt, en in een gehoorzaam betrachten van de geboden Gods. Kenmerkend daarbij is de belijdenis van de volstrekte soevereiniteit Gods, van de vrijmacht van Zijn genade en de volstrekte verdorvenheid van de zondaar, van Christus' algenoegzaamheid in het werk der verlossing en van de overwinnende kracht van Zijn Woord en Geest.

In diverse kerken wint de overtuiging veld, dat men geen genoegen mag nemen met het aanvaarden van de oude belijdenisgeschriften en openbaart zich een streven naar grotere concentratie en naar vernieuwing, mede in verband met allerlei vraagstukken waarvoor de ontwikkeling op politiek en maatschappelijk gebied en in de wetenschap de leden der kerk plaatst.

Wat de eredienst betreft zijn voor bijna alle kerken soberheid en strenge eenvoud kenmerkend, al wordt er tegenwoordig meer aandacht geschonken aan liturgische vragen en vormgeving in de eredienst dan voorheen.

Lit.: E. F. KARL MULLER, Symbolik (1896); IDEM, Die BekenntnisschriSten der ref. Kirche (l903); O. RITSCHL, Dogmengeschichte des Protestantismus (4 dln., 1908 1927}% F1. LEUBE, Kalvinismus und Luthertum im Zeitalter der Orthodoxie (1928); P. MEINHOLD, Ökomenische Kirchenkunde (1962); E. (:i. LÉONARD, Histoire générale du protestantisme (3 dln., 1961 1964); M. PRADERVAND, A century of service A history of the World Alliance of Reformed Churches 18T5 1975 (rg7~); Wegen en gestalten in het geref. protestantisme. Een bundel studies aangeb. aan prof. dr. S. van der Linde (1976).



Geunïeerde Kerken
noemt men die *oosterse kerken die in gemeenschap met de kerk van Rome leven. De term wordt voornamelijk gebruikt voor de geunïeerde kerk en van de Byzantijnse ritus ( Byzantijnse kerken).



Gnostiek
of gnosticisme (v. Gr. gnoosis = inzicht, kennis) is een gedachtenstelsel uit de 2de eeuw n.C., dat zich door het Romeinse Rijk verbreidde. Het ontstond als een uitvloeisel van het hellenisme uit de ontmoeting tussen de Griekse cultuur en de wereld van het Nabije Oosten. Wat Griekenland betreft is er invloed van de filosofie, met name het platonisme, en van het orfisme. Ook liggen oorsprongen van het gnosticisme in het oude Perzië. Er waren verscheidene gnostische sekten. Sommige gnostische stromingen stonden vrij dicht bij het christendom en werden als ketterij door de kerk bestreden, bijv. door de kerkvader Irenaeus . Andere richtingen had den weinig met het christendom te maken. Het hermetisme bijv. is een vorm van gnostiek die samenhangt met de godsdienst van het oude Egypte, inzonderheid met de god van de wijsheid, Thot, bij de Grieken Hermes. Een van de bekendste scholen van christelijke gnostiek was die van Valentinus. Een belangrijke gnostische godsdienst van syncretische aard (met o.m. christelijke en boeddhistische elementen) was het in de 3de eeuw n.C. door Mani gestichte manicheïsme, dat lange tijd een grote verbreiding heeft gekend.

Volgens het gnosticisme komt de mens tot het heil door gnosis, esoterische kennis. Deze kennis heeft betrekking op de wereld van het goddelijke en van bovenaardse machten, maar is ook inzicht in het wezen van de mens. Er is een dualisme van geest en stof. De stof is het minderwaardige en samenvatting van al het boze. Door de geestelijke vonk in zich is de mens verwant met God, door de gnostici meestal 'Vader' genoemd. Godsbewustzijn is identiek met zelfbewustzijn, in de zin van kennis van het hogere Zelf. Door beoefening van de gnostiek kan het latente inzicht uit de slaap ontwaken. Het gnosticisme is wereldontkennend. Al het waarneembare ligt onder de ban van het noodlot, de heimarmené. De geest moet zich van de gebondenheid aan het lichaam bevrijden. Het ontvangen van de gnosis is iemands geestelijke opstanding uit de doden. Christus is leraar van de gnosis. Het gnosticisme is antinomistisch, dwz. keert zich tegen alle wetten, zowel tegen de natuur- als tegen de zedenwet.

De geestelijke mens doet het goede vanzelf. Er zijn ook mensen die niets van het geestelijk beginsel in zich hebben. Dat zijn de hylici (v. Gr. kule = stof), de stof-mensen, die nooit verlost kunnen worden. Een tussengroep vormen de psychici (v. Gr. psuche = ziel) of ziele-mensen, die weliswaar de gnosis niet krijgen, maar die toch door het doen van goede werken rechtvaardigheid betrachten en daardoor een zekere mate van zaligheid kunnen beërven. Wat betreft het ontstaan van geestelijke machten, engelen, mensen en de rest.van het bestaande, aanvaardt het gnosticisme geen scheppingsleer, maar denkt het aan emanatie. Geestelijke wezens zijn uitstralingen van de 'Vader'. De zichtbare wereld is 'geschapen', niet door de hoogste God, die voor zulk een onvolmaakt werk nooit verantwoordelijk kan worden gesteld, maar door een lagere 'god', de demiurg. Wat uit de 'Vader' is te voorschijn gekomen, zal na het proces van bewustwording weer tot hem terugkeren. Over het hoogste wezen drukt het gnosticisme zich graag uit in termen van negatieve theologie: De Vader is de 'onbekende god', die alle begrip te boven gaat. Het gnosticisme kent ook een leer van de eigenschappen Gods, zoals zijn Denken, zijn Voorzienigheid enz. Deze eigenschappen worden tot min of meer zelfstandige grootheden, hypostasen. Zij vormen samen het pleroma, de goddelijke volheid. Hierbij zijn ook Kerk en Mens. Naar zijn geestelijke kern behoort een mens immers in de godheid thuis.

Er zijn ook meer populaire stromingen onder de gnostici geweest. Zij hebben soms een ingewikkelde leer omtrent talloze engelen en demonen. Bepaalde gnostici werkten ook met magische spreuken en met zonderlinge tovernamen.
Het gnosticisme zette zich voort in de joodse kabbala, de mystiek van Jacob Böhme, de filosofie van Hegel, de theosofie, de antroposofie en het Rozekruis. De kennis van de oude gnostiek is de laatste jaren belangrijk verdiept door een vondst van gnostische geschriften in de Koptische taal, die gedaan werd ca. 1945 bij Nag Hammadi in Egypte. Vroeger waren de bronnen voor de kennis van de gnostiek hoofdzakelijk citaten uit de werken der gnostici bij de kerkvaders, die hen bestreden.

Lit.: G. QUISPEL. Gnosis als Weltreligion (1951); H LEISEGANG, Die Gnosis (195S): H. C0RNÉLIS en A. LÉONARD, Le gnose éternelle (Ig5g); B. Mol RAVIER, GnBsis (1961): J. ZANDEE, Het Evangelie der Waarheidb een gnostisch geschrift (1965); R. M. GRAGT. Cinosticism and early christianity (Z1966); G. VAN GRONINGEN, First century gnosticism. Its origin and motifs (1967); R. HAARDTS Die Gnosis. Wesen und Zeugnisse (1967} A. BÖHLIG, Mysterion und Wahrheit. Gesammelte Beitrage zur spatantiken Religinnsgeschichte(1968); R. McL. WILSON, Gnosis and the NewTestament (l968); W. FOERSTER Die &nosis 1, Zeugnisse der Kirchenvater (1969); H. JONAS, Het Gnosticisme (1969); M. KRAUSE en K. Rl.DOLPH, Die Gnosis 1l, Koptische und Mandaische Quellen (1971): W. FOERSTER, Gnosis, a selection of gnostic texts, 1, Patristic evidence (1972), M. FRIEDLANDER, Der vorchristliche judische Gnosticismus (1898; heruitg. 1972), K. RUDOLPH Gnosis und Gnostizismus, in: Wege der Forschung, CCLXII (1975); IDEM, Gnosis, Bibei und Religionswissenschaft (1975).



Grieks Orthodoxe Kerk,
een der *oosterse kerken, sinds 1850 volledig zelfstandig. De apostel Paulus en zijn medewerkers brachten het christendom in Griekenland, waar het zich verbreidde en in de 5de eeuw een twintigtal bisdommen telde. Alhoewel de prefectuur Illyrië, waartoe Griekenland behoorde, politiek al vroeg deel uitmaakte van het Oostromeinse Rijk, bleef Griekenland (behalve Kreta en Rhodos) kerkelijk ingedeeld bij het westers patriarchaat van Rome, dat hier vertegenwoordigd was door de metropoliet van Saloniki, die als apostolisch vicaris optrad. Na vele moeilijkheden werd Griekenland in 732 ook kerkeiijk met Byzantium verbonden. Na 1504 verbrak de Griekse Kerk alle banden met Rome. Gedurende de Turkse overheersing (vanaf 1453} ondervond het kerkelijk leven in Griekenland veel moeilijkheden. In 1833, toen Griekenland zijn onafhankelijkheid heroverde, verklaarde de Orthodoxe Kerk zich hier autocefaal (onafhankelijk; Autocefale Kerken) ten opzichte van Constantinopel. Dit werd in 1850 officieel erkend. De Orthodoxe Kerk van Griekenland wordt bestuurd door de H. Synode, bestaande uit alle bisschoppen; het dagelijks bestuur berust bij de Permanente Synode (twaalf bisschoppen, benoemd voor één jaar). De aartsbisschop van Athene is rechtens het hoofd van beide instellingen. Ongeveer 97%van de Griekse bevolking (ca. 9000000 personen) behoort tot de Grieks-Orthodoxe Kerk. Zij telt 77 bisdommen, 8100 parochiepriesters in functie en 255 mannen- en vrouwenkloosters met 3000 religieuzen. Officiële kerkelijke organen: Theologia, Ekklesia, Ephemerios.

Lit.: P. HAMMOND! The water of Marah. The present state of the &reek Church (1956)* A. BRUlNELLO, Le chiese orientali e l'unione (1966). Hemerologion tes Ekklesias tes Ellados (1977) .